Plenair Otten bij behandeling Verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen



Verslag van de vergadering van 15 juni 2021 (2020/2021 nr. 41)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.56 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Voorzitter. "Onbeperkte tolerantie zal leiden tot het verdwijnen van tolerantie. Als we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die zelf intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens ten gronde gaan, en met hem de tolerantie." Dat stelde de bekende filosoof Karl Popper in zijn boek The Open Society and Its Enemies uit 1945. Dit is sindsdien bekend geworden als de tolerantieparadox van Popper. Voorzitter. Dit citaat van Popper was het eerste waaraan ik moest denken bij de behandeling van dit wetsvoorstel Verruiming mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen. De Nederlandse maatschappij is in de laatste decennia enorm verhard. De risico's van radicalisering bij religies, maar ook in de politiek, zijn aanzienlijk toegenomen en ondermijnen onze geroemde Nederlandse tolerantie.

Het huidige artikel 2:20 BW vormde lange tijd een min of meer dode letter die in de praktijk weinig werd toegepast, mede door het nogal vage en multi-interpretabele begrip "strijd met de openbare orde". Het huidige wetsvoorstel is dan ook een noodzakelijke aanvulling op artikel 20 in Boek 2 BW. Het vormt een aanzienlijke verbetering in de strijd tegen radicale antidemocratische organisaties. Het geeft ook uitvoering aan de in de tijd breed gedragen motie-Heerma, die overweegt dat er in een weerbare democratie geen ruimte is voor groeperingen die de democratische rechtsorde willen gebruiken om diezelfde orde omver te werpen of af te schaffen.

Er heeft zich inmiddels een veelheid aan verenigingen gevormd die aangepakt zouden moeten worden, variërend van criminele motorbendes tot neveninstellingen van bepaalde politieke partijen. Het juridisch instrumentarium om dat te doen, is nu niet adequaat en ook volstrekt niet toereikend. Daarom komt dit wetsvoorstel dan ook geen dag te vroeg. Tegelijkertijd is het uiteraard van cruciaal belang dat dit alleen kan gebeuren met inachtneming van artikel 8 van de Grondwet, de vrijheid van vereniging, en niet op andere wijze dan na tussenkomst van de rechter. Situaties waarin bestuurders even op eigen houtje een vereniging gaan verbieden, acht onze fractie dan ook onwenselijk en in strijd met de Grondwet.

In bestuurlijke verboden voor specifieke groepen, zoals de initiatiefwet van het lid Kuiken voorstelt, ziet onze fractie dan ook geen heil. Dat is juridisch uiterst kwestieus. Dat is micromanagement voor een specifieke doelgroep, namelijk motorclubs waar wetteloosheid heerst. Met de beoogde aanpassing van artikel 20, Boek 2, is het initiatiefvoorstel-Kuiken c.s. wat ons betreft dan ook overbodig geworden. Dit probleem kan ook prima worden aangepakt via artikel 20 en in samenhang met de aanpassingen in het Wetboek van Strafrecht die we vandaag bespreken. Dat is wél met rechterlijke waarborgen omkleed en voorziet dan ook in betere rechtsbescherming. Dat zeg ik tegen deze minister voor Rechtsbescherming.

De Raad van State komt min of meer tot hetzelfde oordeel en roept de regering op zich niet te verschuilen achter het prerogatief van de initiatiefnemers maar vindt dat de regering een duidelijk standpunt moet innemen over de samenhang tussen deze wetsvoorstellen. Graag horen we dan ook een duidelijk antwoord van de minister over deze kwestie.

We roepen de initiatiefnemers van de Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties, onder leiding van mevrouw Kuiken van de PvdA, dan ook op om hun overbodige initiatiefwet in te trekken. De wijziging in artikel 20 van Boek 2 BW, in combinatie met de aanpassing in het strafrecht is ruim voldoende om dat effect te bewerkstelligen. Dit biedt tevens zorgvuldige rechtsbescherming via de rechter. Het initiatiefvoorstel-Kuiken kan die toets niet doorstaan en is daarnaast dus overbodig. Wij zullen het initiatiefvoorstel van mevrouw Kuiken, mocht dat hier aan de orde komen, in ieder geval dan ook niet steunen, om bovengenoemde redenen.

Voorzitter. De aanscherping van artikel 20, Boek 2 is wat onze fractie betreft hoogstnoodzakelijk. Wereldwijd, maar zeker ook in Nederland, zien we in de laatste jaren de verontrustende opkomst van steeds radicaler wordende groeperingen. Het radicale geweld dat de democratische rechtsstaat ondermijnt, kwam in het verleden in Nederland vooral uit links-extremistische hoek, met aanslagen op staatssecretaris voor Vluchtelingenzaken Kosto door RaRa-activisten, de moord op Pim Fortuyn door een geradicaliseerde dierenactivist, gewelddadige krakersacties, en het in brand steken van Makro-vestigingen en Shell-pompen, om er maar een paar te noemen. Maar het gevaar voor de rechtsorde komt nu ook vooral van intolerante, geradicaliseerde extreemrechtse groeperingen, en dan met name jongeren. Er heeft zich online een enorme radicalisering voorgedaan in de afgelopen jaren, met name bij jonge mannen die het zogenaamde alt-right-gedachtegoed aanhangen, een sektarisch-racistisch gedachtegoed dat ook aanzienlijk minder onschuldig is geworden de laatste jaren en al op diverse plaatsen in de wereld heeft geleid tot aanslagen van geradicaliseerde eenlingen met vele doden, bijvoorbeeld in Canada, de VS, Duitsland en Nieuw-Zeeland. Ook de AIVD onderkent dit toenemende gevaar in haar laatste jaarverslag.

In ons buurland Duitsland kent men de zogenaamde Bundesverfassungsschutz, een dienst die in 1950 is ingesteld door de geallieerden nadat het fascisme was verslagen, om een herhaling van de opkomst van de nazi's zoals in de jaren dertig te voorkomen en in de kiem te kunnen smoren. Maar de Bundesverfassungsschutz ziet ook toe op links-extremisme, islamitisch extremisme en ook op cults en sektes. Onlangs werd nog bekend dat de Bundesverfassungsschutz geheime infiltraties mag gaan uitvoeren bij radicale elementen van de AfD, een aanvankelijk eurokritische partij die steeds meer gekaapt is geraakt door extreemrechtse elementen.

Dit patroon zien wij helaas ook in Nederland bij een bepaalde politieke partij, waarbij intimidaties en het op allerlei manieren zwart maken van politieke tegenstanders soms wel bijna het hoofddoel lijkt te zijn geworden, mede met behulp van een gecoördineerd leger van anonieme twittertrollen. Onze vraag aan de minister is dan ook of de Nederlandse veiligheidsdiensten momenteel wel voldoende mogelijkheden hebben om te infiltreren in Nederlandse rechts-radicale groeperingen en politieke bewegingen.

Het wetsvoorstel vormt voor politieke partijen nu in feite een vacuüm, in afwachting van de wet op de politieke partijen en hun neveninstellingen, dat wil zeggen jeugdorganisaties en wetenschappelijke instituten van politieke partijen. De minister doet over dit punt in de schriftelijke beantwoording ietwat vaag en schermt met de nieuwe wet op de politieke partijen. Onze fractie begrijpt in het licht van het voorgaande niet helemaal waarom politieke partijen hier nu buiten zouden moeten vallen, in afwachting van die wet op de politieke partijen. Wanneer komt die wet op de politieke partijen er dan en hoe pakt de minister dan via die wet dit snel radicaliserende dreigingsbeeld aan?

Onze fractie is positief over de gekozen aanpak in het wetsvoorstel. Er is namelijk gekozen voor een persoonsgerichte aanpak, waarbij degenen die bij de verboden verklaarde rechtspersoon betrokken zijn, statutair of als feitelijk beleidsbepalende bestuurder, een civielrechtelijk bestuursverbod van minimaal drie jaar kan worden opgelegd. Tegelijkertijd wordt een wijziging in het Wetboek van Strafboek aangebracht, waarbij de overtreding van dit verbod strafbaar wordt gesteld, via een aanvulling in artikel 184a van het Wetboek van Strafrecht.

Wij hebben vorig jaar gezien dat er bij de jeugdorganisatie van Forum voor Democratie vele uitwassen hebben plaatsgevonden met antisemitisme en racisme. Het leidde uiteindelijk mede tot de vorming van de Fractie-Nanninga in deze Eerste Kamer, nadat het zelfs de leden van de Fractie-Nanninga, meer dan anderhalf jaar na mijn luid en duidelijke publieke waarschuwing over deze radicalisering, te bont werd en zij zich afsplitsten van Forum voor Democratie.

De JA21-Europarlementariër Rob Rooken, onderdeel van dezelfde partij als de Fractie-Nanninga, gaf zelfs in november 2020, toen nog als bestuurder van FvD, in een interview in De Telegraaf aan dat er criminele zaken zijn gebeurd en dat hij aangifte deed tegen bestuursleden van de JFvD.

De voorzitter:

Mag ik even ... We betrachten hier een bepaalde hoffelijkheid. Wij vallen hier geen mensen aan die niet aanwezig zijn, want die kunnen zich niet verdedigen. Het elkaar als politieke partijen becommentariëren staat ook niet op de agenda, zeker niet in de mate waarin u dat doet. Ik verzoek u zich daarvan te onthouden, te focussen op het wetsvoorstel dat voorligt en geen mensen aan te vallen die er niet zijn. Dank u wel.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dit is wel degelijk heel erg relevant voor dit wetsvoorstel. Het gaat om een inbreuk op de democratische rechtsorde. Het wordt nu geschetst alsof het over motorbendes gaat, maar het gaat meer over het strafrechtelijke aspect. Het gaat hier wel degelijk over zaken die op onze democratische rechtsorde kunnen inbreken. Wat onze fractie betreft komt er dan ook een uitzondering voor neveninstellingen van politieke partijen en start het OM het onderzoek naar de kwestie die ik net aankaartte, omdat dit een ernstige bedreiging vormt voor onze democratische rechtsorde. Wat onze fractie betreft kan deze wet dan ook worden aangepast en moet er een oplossing worden gezocht voor het vacuüm van de politieke partijen en de neveninstellingen, zodat deze niet buiten schot blijven. Dat is nou juist ook het voornaamste doel van deze wet. Wij zouden het OM dan ook willen aanraden om daar snel gebruik van te maken en de niet nader te noemen jeugdorganisatie onder de loep te nemen. Het OM kan zich desgewenst bij onze fractie vervoegen voor nadere informatie over de aard van de dreiging voor onze democratische rechtsorde.

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat onze fractie in principe positief staat ten opzichte van dit wetsvoorstel. We zien de discussie met de minister in tweede termijn dan ook met veel belangstelling tegemoet.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Otten. Dan is het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie.