Verslag van de vergadering van 22 juni 2021 (2020/2021 nr. 42)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.38 uur
De heer Beukering i (Fractie-Nanninga):
Voorzitter. Vandaag bespreken we de Machtigingswet oprichting Invest International. Het betreft de oprichting van een nieuwe instelling voor de uitvoering van activiteiten op het gebied van exportfinanciering en buitenlandse investeringen. De fractie van JA21 wil een aantal elementen van deze wet eruit lichten. Ten eerste de intentie van het fonds om het Klimaatakkoord te ondersteunen, bijvoorbeeld via de energietransitie, die in ons eigen land maar geen echt succes wil worden. Met dit fonds willen we deze gedachte exporteren naar het buitenland. Kennelijk denkt de minister dat het realiseren van de doelen van het Klimaatakkoord in den vreemde wel een succes wordt. Vandaar ook de vraag aan de minister: waar is dit optimisme op gebaseerd?
Gaan we bijvoorbeeld ook biomassa naar het buitenland exporteren en het gebruik ervan daar stimuleren? Bij de intentie om alle activiteiten van Invest International te koppelen aan het Klimaatakkoord begint voor mijn fractie dan ook de schoen te wringen. De ondemocratische, dogmatische en starre benadering door bijvoorbeeld de klimaattafels en de Regionale Energiestrategieën in onze provincies en het drama rondom biomassa doen vrezen voor dit fonds. Er wordt met miljarden subsidies gesmeten en nog steeds zijn die middelen ontoereikend voor stokpaardjes zoals aardgasvrij. Als dat enorme subsidiëren niet genoeg is, worden er bij beoordelingen van projecten heel discutabele uitzonderingen of regels bepaald, vergelijkbaar met het niet meerekenen van de CO2-uitstoot van biomassacentrales, om het sommetje of de businesscase toch maar kloppend te maken. Het heeft meer met creatief boekhouden en miljardenverkwisting te maken dan met het daadwerkelijk realiseren van klimaatdoelen of het echt aanbrengen van verbeteringen. Onze vraag aan de minister is dan ook: hoe gaat zij voorkomen dat dit met deze 833 miljoen euro gaat gebeuren? Wordt wederom de ideologie leidend in plaats van de rationele en wetenschappelijke benadering?
Ten tweede maakt mijn fractie zich zorgen over de organisatie van het fonds. Ook daar wringt de schoen. Hoe houden de belastingbetaler en de Kamer zicht op wat er gebeurt in deze zware holdingstructuur, naast de verplichte jaarlijkse rapportage? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de in Nederland geleerde lessen op het gebied van de energietransitie permanent worden verwerkt in de projecten en financieringen van Invest International?
De eerste rapportage van Invest-NL, zeg maar de grote broer, of zo u wilt het kleine broertje van Invest International, is weinig bemoedigend, zoals we onlangs hebben kunnen lezen. Je zou kunnen zeggen dat een goed begin het halve werk is, maar helaas is dit niet van toepassing op Invest-NL volgens Het Financieele Dagblad. Bijna 60 man in dienst, 7,4 miljoen euro aan personeelskosten en in één jaar slechts vier investeringen. De wil, de loyaliteit en de ambities bij deze ambtenaren ontbreken niet, maar zelfs dan is het blijkbaar nog lastig om Invest-NL te zien als een eclatant en zeer efficiënt succes. We horen van een CEO van Invest-NL dat hij hoopt een wezenlijke rol te gaan spelen bij de echt grote, belangrijke projecten, zoals CO2-opslag, de bouw van warmtenetten et cetera. Ik citeer: wij willen niet gezien worden als een club ambtenaren. Terwijl ze dat natuurlijk wel zijn! Ze gaan ondernemertje spelen met belastinggeld, maar zonder afrekening door bijvoorbeeld aandeelhouders. Graag horen wij van de minister hoe zij hiertegen aankijkt, ook in relatie tot de salarissen die aan de bestuurders worden uitgekeerd, want die vallen niet binnen de Wet normering topinkomens, ook bekend als de balkenendenorm. Zo wil iedereen wel ondernemertje spelen. In de context van de royale vergoedingen en de niet-efficiënte operatie vraag ik de minister: Invest International wordt toch geen financiële safe haven voor oud-politici die twee of drie keer een premiersalaris uitgekeerd krijgen? We horen het graag.
In de machtigingswet oprichting staat dat bij iedere aanvraag bij Invest International ten minste een positieve businesscase moet worden aangetoond. Dat klinkt geruststellend, maar je vraagt je gelijk af waarom de private sector het dan niet helemaal zelf doet, of gewoon met steun van de lokale ambassade. Of, in het geval waar we het hier over hebben, steun van een financieringsmaatschappij ontwikkelingslanden. Geld is tegenwoordig niet duur, dus waarom zouden wij daar de belastingbetaler mee opzadelen? Kan de minister daar duidelijkheid over verschaffen en mijn fractie geruststellen? Mogelijk nog belangrijker: wat als het resultaat in de praktijk negatief uitvalt en de belastingbetaler moet bijspringen? Springt de minister dan bij vanuit de OS-gelden? Graag een reactie.
Het laatste punt van de wringende schoen van JA21 is de besturing, oftewel zoals we dat tegenwoordig noemen, de governance. Waarom is er gekozen voor deze zware en complexe structuur van een holding met de drie dochter bv's, en niet voor een simpele delegatie aan bijvoorbeeld FMO met een helder mandaat waarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn aangegeven en overeengekomen? Dat zou veel minder kosten opleveren en veel minder bureaucratie. Een lichte structuur die meer aansluit bij de markt, die de lijnen tussen alle partijen overzichtelijk en kort houdt, en daarbij invulling geeft aan het onestopshop-principe, ligt veel meer in de rede van JA21. Het bedrijfsleven, maar ook de buitenlandse partner, moet niet geconfronteerd worden met zware bureaucratische en langdurige procedures en structuren. Het streven naar één loket voor de buitenlandse activiteiten zien wij niet echt terug in de structuur van Invest International. Waarom heeft de minister gekozen voor deze nodeloos complexe en zware opzet?
Tot slot, voorzitter. We zien bij Invest International een focus op Afrika. Zou de minister een verschuiving naar de Caribische eilanden van ons Koninkrijk niet een goed idee vinden? Zo zou het mes wellicht aan twee kanten snijden door enerzijds een grotere economische zelfstandigheid van de eilanden te bevorderen, en anderzijds minder kosten voor de Nederlandse belastingbetaler. Bovendien biedt het kansen voor ondernemers daar. Of spelen mogelijk toch de beruchte ODA-criteria hierbij een rol? Tot zo ver, we zien uit naar de antwoorden van de minister.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Beukering. Mevrouw Moonen van D66 heeft een interruptie.
Mevrouw Moonen i (D66):
Ik heb een aantal vragen aan de heer Beukering. Ik heb even het hele betoog afgeluisterd en mij vielen een aantal zaken op. Zo sprak de heer Beukering over twee of drie keer een premierssalaris. Ik vroeg mij af hoe de heer Beukering hieraan komt. Heeft hij de stukken wel goed gelezen?
De heer Beukering (Fractie-Nanninga):
Ja hoor, die heb ik wel goed gelezen. Het is algemeen bekend dat er al meer dan 5 ton wordt uitgekeerd aan individuen. Er wordt gezegd dat we marktconform moeten zijn, en dat zijn salarissen die bankiers krijgen. De Wet normering topinkomens wordt in dit geval niet gehanteerd.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik wil de heer Beukering wijzen op de brief waarin de salarissen gewoon op te zoeken zijn. Die brief is op 11 september 2020 door de minister van Financiën gestuurd met de salarissen. Ik kan u verzekeren: er is zeker geen sprake van twee of drie keer een premiersalaris.
De heer Beukering (Fractie-Nanninga):
Maar zegt mevrouw Moonen nu dat de Wet normering topinkomens wel van toepassing is?
Mevrouw Moonen (D66):
Ik geef aan dat het salaris openbaar is. Dat is gewoon te vinden en ligt rond de €211.000. Dat is niet twee tot drie keer toe een premiersalaris. Daar is interventie voor. Een andere vraag aan de heer Beukering. In zijn betoog gaat hij in op de doelstellingen dat alles naar klimaat en milieu zou gaan. Mijn vraag is: is de heer Beukering zich ervan bewust dat het juist gaat om projecten voor landbouw, voor water, voor sectoren waar we heel erg sterk in zijn en waar we ook een enorme exportpositie in hebben? Ik hoor u daar wat minder over zeggen, dus vandaar deze vraag.
De heer Beukering (Fractie-Nanninga):
Ik ben mij er zeer van bewust hoe belangrijk de landbouwsector en de waterenergiesector in ons land zijn. Maar die hebben geen externe financiering van de belastingbetaler nodig. Hier doet de markt z'n werk en dat is meer dan voldoende. De groeicijfers zijn positief — dat werd net ook aangehaald — dus dit is eigenlijk helemaal niet nodig. De belastingbetaler is al voldoende belast. Wij vinden het niet nodig dat zaken gesubsidieerd worden die onnodig zijn. Iedereen is voor een schoon milieu, schone lucht en schoon water, maar er mag ook geld verdiend worden door het bedrijfsleven.
Mevrouw Moonen (D66):
Het gaat niet alleen om subsidiëring. Als we kijken naar de investeringsregeling gaat het veel meer over krediet- en garantieverstrekking en dat is iets anders dan subsidiëring.
De heer Beukering (Fractie-Nanninga):
Daar zijn we het over eens.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Beukering. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Ballekom, die zal spreken namens de fractie van de VVD.