Plenair Van Hattem bij voortzetting behandeling Samenvoegingen van gemeenten



Verslag van de vergadering van 6 juli 2021 (2020/2021 nr. 44)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.52 uur


De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. Het is een vreemde gewaarwording om over deze zaak te spreken, terwijl er elders in het land iets vreselijks is gebeurd. Heel veel sterkte voor iedereen die daarbij betrokken is.

Allereerst wil ik nog even een paar punten aan de orde stellen. Ik had in mijn eerste termijn nog een paar vragen gesteld waar ik nog geen antwoord op heb gehad van de minister. Allereerst ging dat over het kwalitatieve en het kwantitatieve oordeel dat gegeven wordt. Kan de minister nog een keer ingaan op wat zij precies verstaat onder het kwalitatieve oordeel en wat daarbij als acceptabel wordt gezien? Ze gaf in de schriftelijke ronde aan dat het kwalitatieve beter was dan het kwantitatieve qua uitkomst rond het maatschappelijk draagvlak.

Het tweede punt. In de schriftelijke ronde werd gerefereerd aan de splitsing van de gemeente Haaren. Dat werd als voorbeeld gezien van hoe een kern zich kan aansluiten bij een buurgemeente. Nu zien we dat bij Schaijk die kans niet wordt geboden. Nogmaals de vraag: waarom geeft de minister dit als lichtend voorbeeld en wordt dat lichtende voorbeeld vervolgens niet opgevolgd?

De minister had nog een aantal punten aangegeven in de schriftelijke ronde over de toekomstbestendigheid en de bestuurskracht van de gemeente Maashorst, die zonder de kern Schaijk niet beoordeeld kon worden. Kan de minister aangeven hoe die toekomstbestendigheid en bestuurskracht wel beoordeeld kan worden als de kern Schaijk na een evaluatie alsnog geen deel gaat uitmaken van de gemeente Maashorst?

Ik heb nog een paar andere puntjes, zoals de evaluatie zelf. Er zijn een heleboel zaken naar voren gekomen die al iets concreter invullen wat de richting en het kader van de evaluatie moet gaan worden. Ik zou toch graag iets meer gestructureerd willen zien hoe dat vorm krijgt. Ik zou de minister willen vragen of zij kan toezeggen om een stappenplan te verstrekken aan de Kamer, zodat we goed een vinger aan de pols kunnen houden.

We hadden net een kleine discussie over opschaling en wat de juiste maat en schaal is. Ik ben zelf geboren en getogen in de gemeente Westerhoven. Dat was destijds met 1.700 inwoners de kleinste gemeente van Brabant. Dat ging ook prima. We deelden een burgemeester met het nabijgelegen Riethoven. Het bestuur stond heel dicht bij de burgers. Er was in de negentiger jaren veel verzet tegen toen de gemeente heringedeeld moest worden. Daarmee kom ik bij mijn vraag. De minister zegt dat kleinschaligheid behouden blijft. Zelfs door opschaling kan kleinschaligheid en identiteit van de kernen behouden blijven. Maar ze mist daarin één essentieel ding en dat is het zelfbestuur, het zelfbeschikkingsrecht over de eigen kern in dezen. Kan de minister aangeven hoe zich dat verhoudt? Er werd net onder andere door de heer Rombouts verwezen naar België. De kleinste gemeente in België is op dit moment de gemeente Herstappe bij Tongeren. Dat heeft 80 inwoners en is nog steeds een zelfstandige gemeente. Het kan in theorie dus wel. Wat gaan we hier in de toekomst krijgen? Ik vond de vraag van de heer Rombouts op zich terecht: wat gaat er de komende jaren in de regio Noordoost-Brabant gebeuren? Is alles afgerond of krijgen we misschien over tien jaar weer een herindeling van Maashorst en Meierijstad, zodat de combinatie Uden en Veghel alsnog gestand doet? Wij zouden het niet wenselijk vinden, maar het kan best zijn dat het de ambitie wordt van een volgend kabinet, of wie dan ook.

Dan de opgaven vanuit de gemeenten. Er zijn nu heel veel opgaven vanuit het Rijk neergelegd bij de gemeenten, onder andere de energietransitie. Ik refereerde er net ook al aan in een interruptiedebatje met de heer Koole. Kan de minister aangeven of het niet wenselijker zou zijn om minder ambities bij de gemeenten neer te leggen? Die zitten er zelf vaak totaal niet op te wachten. Bijvoorbeeld die RES is bij heel veel gemeenten een molensteen om de hals. Kan de minister dus aangeven of het niet beter is om minder taken en ambities bij gemeenten neer te leggen en daardoor de kleinschaligheid beter te borgen?

Tot slot, voorzitter. Ik heb nog eens nagedacht over de suggestie van de heer Van der Linden in eerste termijn. Hij gaf aan dat er misschien nog een motie zou moeten komen om de stemmingen over de huidige wetsvoorstellen aan te houden totdat er referenda zijn gehouden in de betreffende gemeenten. Het lijkt me niet nodig om daar een motie over in te dienen, want in een motie wordt de regering tot iets opgeroepen en over het aanhouden van stemmingen gaan wij als Kamer zelf. Daarom zou ik een voorstel van orde willen doen om niet tot stemming over deze wetsvoorstellen over te gaan zolang er geen referenda zijn gehouden in de desbetreffende gemeenten. Mijn verzoek aan de voorzitter is om dit ordevoorstel in behandeling te nemen.

Tot zover overigens in de tweede termijn, voorzitter.

De voorzitter:

Wilt u nog een keer uw ordevoorstel formuleren?

De heer Van Hattem (PVV):

Om niet tot stemming over deze wetsvoorstellen over te gaan zolang er geen referenda zijn gehouden in alle desbetreffende gemeenten.

De voorzitter:

Niet tot stemming overgaan zolang er geen referenda zijn gehouden. Dat is een ordevoorstel waarover we dan direct gaan stemmen. Ik kijk even rond. Er zijn een aantal mensen die willen reageren, waaronder de heer Rombouts.

De heer Rombouts i (CDA):

Dit gaat wel heel erg vlug, ook wat u doet, voorzitter. We moeten altijd even nadenken. Volgens mij heb je ordevoorstellen om nu iets wel of niet te doen. Maar nu gaat het over een ordevoorstel om volgende week niet te stemmen. Laten we er gewoon even een paar nachtjes slapen voordat we over dat ordevoorstel stemmen.

De heer Dittrich i (D66):

In vervolg op wat de heer Rombouts zei, ben ik tegen het ordevoorstel van de heer Van Hattem. Ik vind dat de wetsvoorstellen rijp zijn om over te stemmen. Daarom wijs ik het ordevoorstel af voor nu en ook voor volgende week.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik heb een vraag. Betekent dit ordevoorstel dat de moties worden ingetrokken?

De heer Van Hattem (PVV):

Nee, dat is niet aan de orde. Kijk, stel dat dit ordevoorstel wordt verworpen, dan zijn die moties nog steeds heel erg hard nodig.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

In dat geval is het een onzinnig ordevoorstel. Het voorstel zou namelijk betekenen dat we die referenda alsnog mogelijk willen maken en dat we de wet dus willen uitstellen. Dat zou ik een zuivere route vinden. Maar het is of-of: of een ordevoorstel of die moties.

De heer Van Hattem (PVV):

Als het dan toch zuiver moet, dan zou dat betekenen dat ik de moties alsnog kan intrekken op het moment dat het ordevoorstel verworpen zou worden. Maar dat is nu nog niet aan de orde. Zolang dat nog niet aan de orde is, laat ik de moties staan.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Het lijkt me niet zo handig om nog meer instrumenten aan de heer Van Hattem te geven om de zaak te frustreren, dus we steunen het ordevoorstel niet.

De heer Koole i (PvdA):

In navolging van de heer Rombouts zeg ik: het zou mijn idee zijn om nu niet te stemmen over het ordevoorstel, maar om dat volgende week te doen. Maar tegen de inhoud van het ordevoorstel zou ik me zeer verzetten. Er zit iets in van: het mag pas doorgaan als er een referendum is gehouden. Dit is ook gelijk een vraag aan de heer Van Hattem. Dit betekent in feite dat je vanuit de Eerste Kamer, dus vanaf op z'n minst het rijksniveau, dwingend referenda gaat opleggen aan de gemeenten. Ik ben zelf voorstander van referenda, maar er moet op het niveau waarop de democratie wordt georganiseerd zelf besloten worden of er tot een referendum wordt overgegaan. Nu zegt u — dat is mijn vraag — dat u dit dwingend vanuit rijksniveau wil opleggen aan de lokale gemeentes.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik wil het anders formuleren. Ik wil de inwoners van die lokale gemeenten de kans geven om zich in een referendum uit te spreken over die herindelingen. Nu wordt er eigenlijk aan hen opgelegd: gij zult straks tot de volgende gemeente behoren. Dat beslissen wij nu ook met een wetsvoorstel vanaf rijksniveau, zonder dat ze daar iets over te zeggen hebben. Dit is dus juist een hele constructieve kans om de burgers erbij te betrekken.

De heer Koole (PvdA):

Ik concludeer toch dat u vanaf het rijksniveau dwingend een instrument wil opleggen aan een gemeente. Ik zou er tegen zijn. Ik zou dus ook inhoudelijk tegen dit ordevoorstel zijn. Ik sluit me aan bij wat de heer Rombouts in het begin zei. We stemmen daar pas volgende week over.

De heer Van der Burg i (VVD):

Op proces eens met het voorstel van de heer Rombouts — niet nu stemmen, maar volgende week — en op inhoud eens met wat zojuist is gezegd. Het is niet verstandig om dit te doen, want we leggen van bovenaf iets op. In beide gevallen dus: niet nu, maar volgende week.

De voorzitter:

Wil een van de heren die daar staan te debatteren nog de interruptiemicrofoon gebruiken? Hij is vrij.

De heer Rombouts (CDA):

Ik wist niet of dat in tweede instantie überhaupt nog mocht, dus ik wilde eigenlijk iets met de heer Koole delen. Maar nu ik de kans krijg, wil ik de volgende vraag stellen. De heer Koole trekt heel scherp uit de heer Van Hattem dat deze wil dwingen bij elk wetsontwerp. Ik snap dat in zijn lijn: altijd een referendum voor het tot wetgeving kan komen. Dan moet hij de Wet ARHI wijzigen. Dat gaan we hier niet in een ordevoorstel behandelen.

De voorzitter:

Dan kijk ik even rond om te zien of er een meerderheid is om volgende week over dit ordevoorstel te stemmen.

De heer Van Hattem (PVV):

Voorzitter. Wat mij betreft mag het volgende week. Het mag zelfs langer worden uitgesteld als de Kamer dat goed vindt.

De voorzitter:

Het gaat me even om een meerderheid. De heer Kox.

De heer Kox i (SP):

Ik vind alles goed, maar mij staat bij dat over een ordevoorstel direct gestemd wordt. Als dat niet zo is, dan is het goed en ben ik het ermee eens.

De voorzitter:

Er staat: "wordt direct over gestemd, tenzij de Kamer anders besluit". U had dus gelijk dat dat er staat, maar er staat nog meer. Als er nu dus een meerderheid is om volgende week over dit ordevoorstel te stemmen — ik zou voorstellen om dat te doen voorafgaande aan de overige stemmingen — dan is aldus besloten.

De heer Van Hattem (PVV):

Prima. Dan stemmen we volgende week.

De voorzitter:

Dan geef ik graag het woord aan de heer Kox.