Verslag van de vergadering van 2 november 2021 (2021/2022 nr. 4)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 13.59 uur
De heer Doornhof i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik zou nu een betoog kunnen houden over de beroerde situatie waarin ons land verkeert. Dan heb ik het over de veiligheid en de eisen waar een democratische rechtsstaat aan moet voldoen. Laat ik volstaan met een verwijzing naar een recent artikel in het Duitse weekblad Der Spiegel. De Volkskrant citeerde daaruit in het Nederlands: "Vrolijk, klein Holland — het beeld dat de Duitsers van hun buren hebben heeft met de werkelijkheid niet veel meer te maken. (...) Cocaïnebendes hebben de burgerlijke samenleving in een wurggreep genomen".
Voorzitter. Het voorstel dat nu voorligt, zien wij als onderdeel van het hele pakket aan maatregelen dat bestaat om de georganiseerde criminaliteit te bestrijden. De bedoeling van het beoogde wetsvoorstel is dat je een verklaring omtrent gedrag kunt weigeren op grond van uitsluitend politiegegevens. Dan zijn er dus geen justitiële gegevens die problematisch zijn voor de betreffende sollicitant. Het gaat om een bijzondere vog, die wordt voorgeschreven voor een aantal functies. Dat zijn functies waarbij je min of meer extra integer moet zijn, je geweld mag gebruiken of je toegang hebt tot gevoelige informatie op het terrein van de openbare orde en veiligheid. Met de nieuwe vog kan beter worden voorkomen dat de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit voet aan de grond krijgt binnen overheidsorganisaties.
Voorzitter. De doelstelling is goed. De vraag is of je het vertrouwen hebt dat er geen ongewenste effecten optreden, als je in acht neemt hoe die wet eruitziet en wat er tot op heden is gewisseld met de beide Kamers. Denk in het bijzonder aan een geval waarin een sollicitant te maken krijgt met de beoordeling dat zijn veiligheidsrisico, ten onrechte, te hoog is. Natuurlijk snapt mijn fractie dat als je naar de politiegegevens kijkt, het zou kunnen zijn dat je in verband wordt gebracht met een mogelijk strafbaar feit, maar je schuld niet vaststaat. Het gaat uiteindelijk om die risico-inschatting. Juist met het oog op de belangen van zo'n sollicitant moet wel vaststaan dat die informatie geschikt en betrouwbaar is.
Dat zijn precies de redenen waarom mijn fractie vragen heeft gesteld aan de regering tijdens de schriftelijke ronde. In het bijzonder ging het daarbij om het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens. Bij dat advies gaat het er allereerst om dat onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende categorieën betrokkenen. Kom jij nou in die bestanden van de politie voor, omdat je verdachte, veroordeelde, slachtoffer of derde was?
En er geldt een tweede onderscheid, namelijk persoonsgegevens die te maken hebben met feiten en persoonsgegevens die te maken hebben met oordelen van de politie. In elk geval — dat is dan wat overkoepelend — moet de politie zelf al eerst checken hoe betrouwbaar informatie is voordat die wordt doorgestuurd naar de screeningsautoriteit Justis. Wat dat laatste aangaat, heeft de minister bevestigd dat uitsluitend gegevens aan Justis zullen worden gegeven als de politie die zelf betrouwbaar vindt. Maar hoe wordt dat dan vastgelegd, zo vraag ik aan de minister. Hij heeft gesproken over beleidsregels. Ik vraag dan even aan hem hoe hij aankijkt tegen een advies van de Autoriteit Persoonsgegevens waarin is gezegd: zorg er nou voor dat je dat algemene beoordelingskader in de formele wet zelf neerlegt.
Je hebt dus die twee situaties waarin je dat noodzakelijke onderscheid maakt. Mijn fractie vertrouwt daarbij op het antwoord van de regering, wanneer je het hebt over die verschillende soorten betrokkenen. Als je een slachtoffer, aangever of getuige bent, dan leidt dat dus nooit tot een hit en die gegevens komen ook nooit bij Justis terecht. Maar neem dan het andere door de AP noodzakelijk geachte onderscheid: gaat het nou om feiten of om oordelen? Dan is het de vraag hoe dat nou in de praktijk gaat. De politie zou natuurlijk best kunnen zeggen: wij vinden dat hier politiegegevens zijn waaruit blijkt dat van die strafbare feiten sprake is. Er staat voor de politie dan niks in de weg om die gegevens ook door te sturen naar Justis.
De heer Dittrich i (D66):
Behartigenswaardige woorden, maar ik vroeg me toch iets af toen ik u hoorde zeggen: wij vertrouwen het antwoord van de regering dat als het om een slachtoffer gaat bij die eerste toets, dit dan uitgezeefd wordt. Maar u weet net zo goed als ik dat uit politiegegevens vaak helemaal niet helder blijkt of iemand gezien wordt als een dader, een verdachte of een slachtoffer. Het kan ook een mengvorm zijn. Hoe moet dat hitsysteem dit eruit halen? Dat is immers wat de regering zegt. Dat is de eerste ronde als het ware.
De heer Doornhof (CDA):
Ik heb de beantwoording van de minister zo gelezen, maar misschien moet de heer Dittrich anders de vraag straks ook direct aan de minister zelf stellen. Ik heb het zo begrepen dat er een systeem bestaat waarin dat onderscheid in die politiegegevens heel duidelijk wordt gemaakt. Als je dan die hit niet hebt, dan is het vrij logisch dat die informatie ook niet bij Justis terechtkomt. Maar als u aan dat antwoord meer twijfelt dan wij doen, dan zou ik tegen de heer Dittrich zeggen: stel die vraag aan de minister.
Anders dan de heer Dittrich misschien verlangt, wil ik nog even doorvragen op dat onderscheid tussen die feiten en die oordelen. Zoals ik al zei staat er voor de politie niets in de weg om eigen oordelen, die dan persoonsgegevens zijn, aan Justis te geven. De vraag aan de minister is: hoe gaat Justis daar dan mee om? Je hebt natuurlijk in strafrechtelijke of bestuursrechtelijke kwesties best vaak dat de politie denkt: waar rook is, is vuur. Voor de duidelijkheid, vaak zit de politie er dan niet naast. Maar als je het hebt over een weigering van zo'n vog-politiegegevens, net als trouwens geldt voor die andere zaken, dan zou je toch willen dat er meer op tafel ligt dan alleen die oordelen, namelijk in zekere zin objectieve feiten. Zo'n weigering is hartstikke verstrekkend. Mijn vraag is of op dat punt het advies van de AP ook is gevolgd.
Voorzitter, tot slot. Ik bedank de minister met mijn hele hart ... Nee, dat klinkt een beetje raar, maar hij heeft in ieder geval heel concreet de vragen naar de rechtsbescherming beantwoord als het gaat om de bestuursrechter die zo nu en dan corrigerend optreedt, daar waar in het verleden een vog werd geweigerd. Op dat punt heb ik dan ook geen vragen. Uiteindelijk hangt alles af van de kwaliteit van de wetgeving. Daarbij is de positie van de individuele sollicitant in het geding. Daarover gaat mijn betoog in eerste termijn.
Dank u wel.
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Ik ga even helemaal terug naar het begin van het betoog van de heer Doornhof. Daarin had hij het over de doelstelling van de wet, namelijk het voorkomen dat georganiseerde criminaliteit een voet tussen de deur krijgt bij de uitoefening van belangrijke functies waarbij integriteit belangrijk is. Hij zei dat die doelstelling van de wet de noodzakelijkheid ervan goed onderbouwt. Het doel delen wij, maar ik heb nog wel een vraag over de effectiviteit van een wet als deze. Misschien dat de heer Doornhof daar ook over heeft nagedacht. Laten we ons eens verplaatsen in de mensen in de georganiseerde criminaliteit waar men iemand op zo'n functie wil krijgen. Dat is de gedachte die ik daarbij heb. Daarbij hebben we het wellicht niet eens over die boa's, maar meer over mensen die echt toegang hebben tot gekwalificeerde informatie. Gaat die georganiseerde criminaliteit dan niet iemand naar voren schuiven die echt van onbesproken gedrag is en die dus ook niet op een andere manier in die registraties voorkomt? Dus gaan we op deze manier niet ook schijnzekerheid organiseren? Doen we dat niet als we zeggen: als we maar alle zaken voor het voetlicht brengen waarin ze nog maar verdachte zijn, dan zijn we er wel?
De heer Doornhof (CDA):
Dat is misschien een risico waar mevrouw De Boer terecht op wijst. Ik kan me best voorstellen dat je veel te snel gaat denken van bepaalde functionarissen: die zijn door die vog-trajecten heen gekomen, dus dat zal wel snor zitten. Maar je moet je natuurlijk geen zand in de ogen laten strooien. De vraag waar u mee begon, was: kan dit voorstel helpen om het te optimaliseren? Mijn antwoord op die vraag is: ja. Dit staat los van het feit dat de observaties die u nu naar voren brengt, terecht zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Talsma. Hij zal spreken namens de fractie van de ChristenUnie.