Verslag van de vergadering van 16 november 2021 (2021/2022 nr. 6)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.24 uur
De heer Backer i (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vorig jaar sprak ik over de vierjaarlijkse aktes van een begrotingscyclus in een kabinetsperiode, maar daar is nu een vijfde aan toegevoegd: de Rijksbegroting 2022; waarschijnlijk de laatste van deze minister. Ik wil hem nog wel feliciteren met zijn huwelijk, want dat had ik nog niet kunnen doen; bij dezen. Het is gelukkig zonder veel commotie gegaan. Bij collega's van hem is dat weleens anders geweest.
Voorzitter. Hoeveel en hoe ingrijpend mag een demissionair kabinet uiteindelijk regeren en politieke keuzes maken? Dat is uiteindelijk een politieke interpretatie van een constitutionele kwestie, maar ik denk dat we het er wel over eens zijn dat naarmate een formatie langer duurt, er toch meer strategische besluiten moeten worden genomen, en dit is de langste formatie ooit. Dat lees je ook wel terug in de Miljoenennota onder de titel Veerkracht en verder bouwen. Voor de fractie van D66 staat vast dat een demissionair kabinet zich in deze rol primair moet richten op wat ik dan "geen spijt"-keuzes noem, no-regretkeuzes die strategisch eigenlijk in elk toekomstscenario verstandig zijn. Daar is politiek natuurlijk altijd verschil van mening over en soms zijn er ook inhaalkeuzes bij, zoals collega Vendrik dat noemde. Maar goed, het zijn keuzes waarvan ik denk dat we daar op de lange duur blij mee zullen zijn.
Zijn er bij een demissionair kabinet ook werken van verbeelding? Dat is uiteindelijk, demissionair of niet, waar de burger behoefte aan heeft. Zien wij als resultante van beleid of als voorgenomen beleid in deze rijksbegroting een aantal van die werken? Zeker wel. Er is op de departementen van Financiën en van Sociale Zaken in de afgelopen jaren, met alle kritiek die er kan zijn, ook een huzarenstukje geleverd om de coronacrisis te bestrijden. Ik sluit me aan bij de positieve woorden van de heer Van Kesteren op dat punt. De heer Crone en de heer Otten namen enige auteursrecht voor die ingreep. Het zij ze gegund. Door deze minister, zijn staatssecretarissen en minister Koolmees is er een vangnet geknoopt in de coronacrisis dat wij na de Tweede Wereldoorlog niet eerder hebben gekend, zelfs niet bij de financiële crisis in 2009. Er is maar liefst 71,7 miljard euro aan inkomens- en bedrijfsondersteuning verschaft en 50 miljard aan garanties. Dat zijn enorme bedragen. Mijn fractie wil markeren dat de bewindslieden, om het modern te zeggen, 24/7 in touw zijn geweest, niet alleen aan de volksgezondheidskant, maar ook aan de economische kant, om de gevolgen van de pandemie voor burgers en bedrijven te mitigeren. En toch is de staatsschuld niet onevenredig opgelopen. Dat is kennelijk geluk dat je afdwingt, want de lage rente heeft ons geholpen. De begroting heeft dus geen rafelranden, maar er zijn toch een paar dingen over te zeggen. Ik wou beginnen met het uitspreken van mijn waardering.
De andere kant van het verhaal is dat buiten het normale begrotingskader er een soort incidenteel "departement COVID-19", om het zo te noemen, is ontstaan. De lof over de interventie gaat wel gepaard met vragen. Er zijn ook voor 2022 uitgaven geraamd; het kwam eerder vandaag al ter sprake. Maar die uitgaven zullen helaas doorlopen, want de pandemie is niet verdwenen. We weten twee maanden na Prinsjesdag dat we ook volgend jaar, wie weet misschien ook rond deze tijd, met maatregelen zitten die ook economisch effect hebben. Zijn de uitgaven, zo is mijn vraag aan de minister van Financiën, niet te optimistisch geschat? Hoeveel van dit "COVID-19-departement" wordt uiteindelijk structureel? Over de bestaande structurele uitgaven staat er het nodige in de Miljoenennota; behartigenswaardige woorden, met name in de zorg. Je ziet in het staatje in figuur 2.3.2 dat er zich een significante groei ontwikkelt boven de bbp-groei. De zorg krijgt aandacht, zoals net in het debat naar voren kwam. Maar wat geen aandacht krijgt, is de achterblijvende structurele groei, bijvoorbeeld de departementale begroting van Onderwijs. Infrastructuur en Defensie werden wel genoemd, maar voor mij is de departementale begroting van Onderwijs belangrijker. Die begroting blijft structureel achter. Er is nu bij de corona-interventies extra geld voor onderwijs, maar dat is incidenteel geld. Iedereen die iets met onderwijs te maken heeft, weet dat je op scholen docenten geen vast contract kan bieden met incidentele financiering. Kortom, hier geldt toch nog steeds het oude adagium van mijn ex-collega Rinnooy Kan die placht te zeggen: wie onderwijs te duur vindt, weet niet wat domheid kost.
Voorzitter. Ik kom bij de ramingen van 1,3 miljard voor de coronacrisis. Ik heb daar net al even over gesproken. Mogelijk te laat. Bij de NOW gaat het toch nog om 3,4 miljard aan inkomsten en bij de Tozo om 1,1 miljard aan inkomsten. Hoe hard zijn die ramingen? Er is belastinguitstel gegeven tot eind oktober van het volgend jaar. Heel veel van die terugbetalingen zijn voor sommige ondernemers moeilijk en liggen ook heel gecompliceerd. Dus wat betekent dit uiteindelijk voor het saldo als blijkt dat daar veel meer van oninbaar is? Kan de minister die een tekort van 2,4% van het bbp schatte dat nu actualiseren? Zijn we er nog steeds zo van overtuigd dat dat ongeveer de prognose is? Het CPB raamde het houdbaarheidstekort op -1,5. Is de appreciatie van het kabinet dat dit nog steeds een correct getal is, met alle aannames, want het is een raming?
Voorzitter. De covidpandemie heeft sectoren met een kwetsbaar businessmodel zeer prominent in beeld gebracht. Daarvan is natuurlijk de cultuursector er een. De heer Vendrik noemde die ook. Het leed is daar nog lang niet voorbij. De fractie van D66 betreurt het dat voor sommigen het doek zelfs geheel gevallen is. Wij hopen dat daar in de nieuwe ronde maatregelen — en het ziet ernaar uit dat dat zo is — rekening mee gehouden wordt, want dat is — ik nam net het woord "verbeelding" in de mond — ook van belang voor de samenleving.
Voorzitter. Het gaat heel langzaam met het overgaan op de brede welvaart in het kader van de rijksbegroting, want daarin is de Miljoenennota nog heel dun. Kan de minister laten zien welke bouwstenen hij daarin achterlaat voor zijn opvolger om de noodzakelijke volgende stap te zetten? Het wordt steeds belangrijker voor het toetsingskader van het kabinet.
Voorzitter. Ik wil toekomen aan suggesties van de Raad van State voor een aantal verbeteringen van dat toetsingskader, maar ik zie de heer Vendrik dreigend bij de microfoon staan.
De voorzitter:
Wel vriendelijk.
De heer Vendrik i (GroenLinks):
De heer Backer en ik delen de grote zorgen over de klap die corona heeft uitgedeeld aan de culturele en creatieve sector. Zouden we daar vandaag niet even werk van moeten maken? Dat daar meer moet gebeuren, hoor ik eigenlijk met enige verbeeldingskracht in de woorden van de heer Backer. Klopt dat?
De heer Backer (D66):
Ja, klopt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Zullen we daar samen even een plan voor maken vandaag met een duidelijke opdracht aan het kabinet?
De heer Backer (D66):
Ik denk zeker mee met de heer Vendrik. We moeten altijd even kijken of we op hetzelfde uitkomen natuurlijk, maar ik denk daar graag over mee, in de mate dat deze Kamer beleid stuurt. Ik ben zeker bereid om mee te denken, want het is natuurlijk evident geweest bij de steunmaatregelen dat er sectoren zijn die vooraan op de radar van het kabinet staan. Natuurlijk, fabrieken met productielijnen, gewassen; allerlei sectoren, maar niet de cultuur. De cultuur heeft een buitengewoon kwetsbaar businessmodel, voor zover je dat een businessmodel kunt noemen, maar in elk geval een verdienmodel en deze sector is van zeer groot belang voor de samenleving. Het is uiteindelijk best wel op gang gekomen, maar traag. Dus het zou beter kunnen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Backer (D66):
Ik hoop dat ik u de hoop of de verbeelding heb kunnen geven dat we daar iets aan kunnen doen. Wij spreken elkaar nog denk ik.
Voorzitter. De Raad van State had een uitvoerige passage gewijd aan het budgetrecht van de Kamer. Ik heb dat vanochtend nog niet gehoord. De raad zegt eigenlijk drie dingen: onderzoek hoe het parlement meer grip kan krijgen op de door premies gefinancierde sociale zekerheid en zorg, moderniseer het begrotingswetgevingsstelsel door de niet-financiële ESG en brede welvaart te incorporeren en — daar hebben we het net wel over gehad — verplaats de Miljoenennota naar het voorjaar.
Het eerste advies laat ik even rusten, maar de andere twee hebben met elkaar te maken. Al in 2013 heeft de Raad van State op verzoek van deze Kamer voorlichting gegeven over de kwestie van democratische legitimatie van Europese besluitvorming. Ook toen al overwoog de raad of het niet verstandig was om bij het Europese semester aan te sluiten in de begrotingscyclus. Ik verwijs naar de Kamerstukken van 2012. De klacht van de Rekenkamer is dat in het voorjaar eigenlijk te weinig gedaan wordt — ik denk dat de heer Vendrik dat wel herkent — met de evaluatie van de lopende rekening. Beleid maken is natuurlijk altijd veel aantrekkelijker dan terugkijken naar gevoerd beleid. Maar wat de Raad van State hier bepleit, is om in het voorjaar de samenhang tussen de uitgavenontwikkeling in het verleden en de toekomstplannen, gecombineerd met andere informatie van bijvoorbeeld het CPB en het Planbureau voor de Leefomgeving gezamenlijk in een besluitmoment te doen. En dan dient daarna het kabinet het stabiliteits- en hervormingsprogramma in bij de Europese Commissie. Ik citeer de Raad van State: "Daarmee loopt dit proces in de pas van het Europese begrotingssemester." Zo komen de Kamers tijdiger aan de bal. Het biedt ook een kans om de brede welvaart beter te gaan beoordelen. Dan kunnen we in het najaar, zoals we dat nu ook doen, de formele toetsing doen van het pakket van uitgaven.
Voorzitter, dan kan Prinsjesdag ook gewoon in stand blijven, want ik zie u over mijn linkerschouder al fronsen. Het gaat gewoon om een cyclus waarin de discussie in het voorjaar plaatsvindt, ook de Algemene Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen. Daarna volgt de ouderwetse cyclus. Dat is toekomstmuziek, maar ik ben wel heel benieuwd wat de minister van deze gedachte vindt.
Dan kom ik bij het Europees Herstelfonds. Er ligt 5,96 miljard op de plank uit het Europees Herstelfonds. In zijn brief van 1 november aan de Kamer merkt de minister op dat er geen directe noodzaak is voor meer investeringen. De Nederlandse economie herstelt zich onverwachts snel.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik begreep uit het debat in de Tweede Kamer dat de minister van Financiën nog met een uitgebreide reflectie komt op die aanbeveling om de Miljoenennota naar het voorjaar te halen. Ik zie daar persoonlijk ook veel voordelen in. Mijn vraag gaat over brede welvaart. Ik zei niet voor niks dat in het rapport van de studiegroep staat: je moet het eigenlijk regelen in de formatie. Mijn vraag aan de heer Backer is: gaat dat gebeuren?
De heer Backer (D66):
Een belangrijke steunpilaar die had kunnen zorgen voor een stevige verankering van het regeerakkoord, de fractie van GroenLinks, is ons ontvallen in die besprekingen, helaas. Wij zullen dat alleen moeten doen. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat gaat lukken.
De voorzitter:
Is dat een antwoord op uw vraag? Goed zo.
De heer Backer (D66):
Voorzitter. Ik ben bij het Europees Herstelfonds. De minister zegt: maar het gaat heel goed; de economie herstelt zich. Dan is het natuurlijk de vraag hoe prudent dat is. Als je kijkt naar de onzekere ontwikkelingen in de wereldmarkt, de inflatie, de krapte op de arbeidsmarkt, de energieprijzen, de bitcoin-bubbel en de negatieve effecten van brexit, dan is er maar een ding zeker, namelijk dat het hoogst onzeker is, behalve voor de heer Van der Linden, want die weet dat de rente hoog blijft, maar dat is zijn interpretatie. Pardon, ik hoor de heer Van der Linden zeggen dat de inflatie hoog is en niet de rente. Ja, hij weet meer dan ik, maar ik denk dat over de hele linie gezegd kan worden dat het onzeker is. Dan zou ik zeggen: laat de invulling van het Herstelfonds op de formatietafel zo snel mogelijk concretiseren en zorg dat er plannen zijn waarmee het kabinet spijkers met koppen kan slaan. De heer Vendrik noemde het tamelijk bijzonder dat het er nog niet is. Nou, ik vind het uitzonderlijk dat wij als Nederland als allerlaatste geen plan hebben ingediend. Dat is nou echt geen spijt of no-regret. Het Herstelfonds heeft een geschiedenis. Ik weet het. De minister van Financiën en de minister-president, met collega Van Ballekom op de achterbank, hebben altijd enigszins terughoudend gereageerd op dit hele fonds en het als een soort koekoeksei gezien in de Europese ontwikkelingen. Maar het fonds is er. Maak er gebruik van. Ik zou zeggen: kijk vooruit. Ik heb er wel een vraag bij, want uit de stukken begrijp ik dat er niet een begintermijn is maar wel een eindtermijn. De investeringen moeten wel voor 2026 zijn gedaan. Wat betekent dat? Kan de minister ons voorlichten over de betekenis van die termijn?
Voorzitter. Er is nog wat gedoe geweest over een brief van de minister over eisen van Brussel, maar ik denk dat dat echt jammer is. We moeten niet de kwesties van hervormingen bij Brussel leggen; wij moeten onze eigen besluiten daarover nemen.
Voorzitter. Er zijn nog een aantal extra investeringen nodig en wij weten allemaal waarin: in de besluiten na Glasgow, in de aantrekkelijkheid om docent te worden, in de personeelstekorten, in de woningbouw en — het is al genoemd — in de stikstofkwestie. Hier heeft het kabinet onvoldoende doorgepakt, om de terminologie van deze minister nou eens te gebruiken, en schiet de Miljoenennota op een aantal keuzes tekort. Maar goed, wij hebben hoop dat dat in een nieuw regeerakkoord en bij een missionair kabinet zo spoedig mogelijk kan worden aangepast.
Gelukkig is er geld gereserveerd. Budgettair is er voorzien in een oplossing van de toeslagenaffaire. Ik zie de staatssecretaris hier aanwezig en ik vraag haar of we uitkomen met dat wat volgens haar beste inschatting nodig is.
Voorzitter. Ik zag dat er in de begroting een verhoging is van de uitgaven voor de sociale advocatuur, maar ik maak mij wel zorgen over de jaren erna, want ze dalen weer. Als we het over toeslagen hebben, er is ook een samenhang tussen deze twee kwesties: bezuiniging op de sociale advocatuur en de gevolgen van toeslagen.
Ik zou nog een laatste vraag willen stellen aan de staatssecretaris die ook verantwoordelijk is voor de douane en opheldering willen over de vragen die de Europese Rekenkamer heeft gesteld over de invordering en de korting die ons land krijgt als collectioneur van de gelden onder de regels van het MFK. Wat speelt hier? Zou zij dat kunnen uitleggen?
Voorzitter. Ten slotte kijkt de fractie van D66 uiteraard uit naar de antwoorden van de bewindslieden.
De heer Ester i (ChristenUnie):
Ik heb met veel plezier naar uw bijdrage geluisterd, als altijd. U maakte in het begin een punt, en kwam daar net nog even op terug, over meer investeren in het onderwijs. Dat hoort natuurlijk ook helemaal bij uw partij. U noemde ook al het bedrag van 8 miljard incidenteel — dat is niet niks — wat wordt geïnvesteerd in het onderwijs. Maar het gaat u kennelijk vooral om een structurele investering. Waar moet ik dan aan denken? "Investeren in onderwijs" klinkt heel mooi, maar het gaat natuurlijk uiteindelijk om waar dan in het onderwijs. Is dat het primair onderwijs, het secundair onderwijs, het hoger onderwijs? Waar gaan de gedachten van uw partij heel concreet naar uit?
De heer Backer (D66):
Ik waardeer de vragen en ook de complimenten, maar ik vind het niet helemaal op mijn weg liggen om nu voor het departement van Onderwijs te gaan identificeren waar het naartoe moet. Ik ben zelf betrokken bij het voortgezet onderwijs, dus de neiging zou zijn om het daarnaartoe te sturen, maar dat is niet mijn gedachte. Ik denk dat over de hele linie een paar discussies nooit worden opgelost. Elk onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat de salarisontwikkeling in het onderwijs, zowel p.o. als vo — vooral daar — cruciaal is voor verbetering, en ook voor het bestrijden van kansenachterstanden in het primair en voortgezet onderwijs, achterstanden die slechts met heel veel moeite en met extra maatregelen kunnen worden ingelopen. Daar kunnen die 8 miljard incidenteel wel wát voor doen, maar uiteindelijk zal de salarisontwikkeling ongelofelijk belangrijk blijken te zijn voor een herstel van onze onderwijskwaliteit en het inlopen van achterstanden. Ik denk dat dat een belangrijk deel zal gaan uitmaken van de inhaalinvesteringen.
De heer Ester (ChristenUnie):
Er is in de afgelopen tijd heel veel geïnvesteerd in de salarissen in het onderwijs. Laten we dat vooral niet vergeten. Maar ik was eigenlijk benieuwd of u ook ideeën had over het inhoudelijke verhaal. Waarin moet nou inhoudelijk worden geïnvesteerd? Als we zomaar zeggen dat er meer geld naar het onderwijs moet, dan kunnen u en ik nog wel tien onderwerpen noemen, maar het gaat natuurlijk om gerichte investeringen. Dat is een beetje een boodschap geweest van het hele debat, als ik het reconstrueer, tot nu toe. Kunt u daar toch nog een of twee zinnen extra aan wijden?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Backer.
De heer Backer (D66):
Nu maakt collega Ester het een beetje eenvoudig door te zeggen dat ik alleen voor meer geld pleit. Dat is niet zo. En het gaat ook niet alleen om meer geld, maar het omgekeerde is wel waar. Er is structurele achterstand in de financiering van ons onderwijs. Kijk naar het staatje waar ik naar verwees. Dan zie je dat alleen de zorg en sociale zaken groeien. Dat is de boodschap die ik wil brengen. Die structureel achterblijvende investeringen moet je gaan omkeren. Nu vraagt u mij: in welke sectoren moet dat? Moet dat in het mbo? Moet het in kennisontwikkeling? Ik vind het niet aan mij om dat hier te gaan detailleren. Er liggen aan de overkant bij mijn collega's gedetailleerde plannen. Die worden ook in de kabinetsformatie ingebracht. Er liggen zeer gedetailleerde berekeningen daarover, ook in het verkiezingsprogramma van D66.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Backer (D66):
Maar ik vind het eerlijk gezegd niet mijn taak vandaag, ondanks dat ik de vraag waardeer en begrijp waarom die wordt gesteld, om dat hier te gaan detailleren. Dat zou ik ook niet goed genoeg kunnen.
De voorzitter:
Meneer Ester, tot slot.
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik snap dat heel goed. Maar ik stel voor dat we het hier even bij laten.
De voorzitter:
Dank meneer Ester. Uiteraard sprak u namens de ChristenUnie. Dank u wel, meneer Backer. Dan is nu het woord aan de heer Van Strien, die zal spreken namens de fractie van de PVV.