Verslag van de vergadering van 18 januari 2022 (2021/2022 nr. 13)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.46 uur
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Welkom aan de staatssecretaris, die de hele dag al zit te kijken naar dit prachtige kunstwerk achter mij. Kunst is niet altijd wat het lijkt, dat weet u. Neem dit kunstwerk. Sommige mensen denken dat het de twaalf provincies voorstelt, maar naar mijn bescheiden mening staat dat bovenste rechtervlak in de oranje kleur garant voor de SGP. Oftewel, het is maar hoe we kijken naar de kunst.
Voorzitter. Ooit mocht ik mijn hand leggen op het vaandel van het toenmalige regiment aan- en afvoertroepen. Als jonge reserveofficier moest je uittreden en voor de commandant komen staan. Dan legde je de linkerhand op de vaandelstok, de rechterhand was geheven, en mocht je de eed uitspreken: zo waarlijk helpe mij God almachtig. Aan dit moment moest ik terugdenken toen ik dit debat voorbereidde.
De vaandeldrager was trouwens een heel belangrijke persoon in een stadswacht of een schutterij, en ook in de krijgsmacht. Het was geen benijdenswaardige positie, want zo'n vaandeldrager kon zich nauwelijks verdedigen, terwijl het de vijand er uiteraard om te doen was om dat vaandel naar beneden te halen. Zijn dat de dingen die door het hoofd spookten van de 30-jarige Rembrandt, terwijl hij de eerste schetsen opzette voor De Vaandeldrager, dit fenomenale schilderij? Heeft hij iets van de onverschrokkenheid willen tonen die een vaandeldrager moet hebben om vrijwel ongewapend in het strijdgewoel staande te blijven?
Of nog een heel andere vraag. Vanuit het oeuvre van Rembrandt zien we dat hij een gelovig man was. Zou de bekende uitspraak dat christenen onder de banier van Christus strijden door zijn hoofd gespeeld hebben? Of moest hij misschien denken aan die psalm: wij zullen juichen over uw heil en de vaandelen opsteken in de naam van onze God? We weten het allemaal niet. Door erover na te denken krijgt het kunstwerk meer waarde.
Maar 175 miljoen is wel heel veel. Is bekend wat de laatste eigenaar voor het schilderij heeft betaald? En wat betekent dat bedrag, dat ongetwijfeld veel lager was, voor de prijs die het nu zou moeten opbrengen? Nogmaals, het is een fenomenaal bedrag. In de stukken kwam ik hierover de vraag tegen of de Staat der Nederlanden nu zou verdienen of verliezen door de aankoop. Het antwoord vond ik wel aardig gevonden. Als de aankoop doorgaat, verruilt de Staat der Nederlanden een geldbedrag van 150 miljoen voor een schilderij met een aankoopwaarde van 175 miljoen. Verruilt: een soort ruilhandel dus.
Vervolgens meldt het ministerie dat de waarde van het schilderij niet zichtbaar wordt in de begrotingsadministratie, omdat het Rijk een kas-verplichtingenstelsel hanteert, en geen baten-lastenstelsel, waarin de waarde van het schilderij onderdeel zou uitmaken van het eigen vermogen.
Dat is natuurlijk een gegeven, maar het roept wel een paar vragen op. Wat is de verwachting wat betreft de waarde van dit schilderij in de toekomst? Klopt het dat we ervan mogen uitgaan dat het schilderij weer te gelde gemaakt zou kunnen worden? Is het eigenlijk wel een optie om in geval van nood zo'n schilderij weer als ruilobject in te zetten?
Nog even over de financiering. Er komen zogezegd van derden gelden binnen, namelijk de bijdrage van de Vereniging Rembrandt van 15 miljoen, 10 miljoen van het Rijksmuseum, en 19 miljoen van het Museaal Aankoopfonds. In totaal is dat 44 miljoen. Bij de zojuist genoemde "ruilhandel" ging het erover dat er 150 miljoen ingezet zou worden. Doelt de staatssecretaris daarbij op de mindering van het aankoopbedrag door de bijdragen van twee van de drie derden, namelijk de Vereniging Rembrandt voor 15 miljoen en het Rijksmuseum voor 10 miljoen? De bijdrage van het Museaal Aankoopfonds wordt hier buiten beschouwing gelaten. Is de reden daarvoor dat dat publieke gelden zijn? Moeten we het geld van het Rijksmuseum dan niet ook als publiek geld aanmerken?
Voorzitter. Geld is belangrijk, maar we hebben het hier uiteindelijk over kunst en cultuur. Bij de aankoop van Marten en Oopjen, twee schilderijen van de toenmalige leerlingschilder, voor 160 miljoen, heb ik het volgende gezegd. "De SGP is positief over kunst die binnen bepaalde grenzen blijft en over kunstenaars die met hun door God geschonken gaven en talenten ware kunst maken. Die kunstenaars zijn er door de eeuwen heen geweest, waarbij sommige wel onze bijzondere aandacht verdienen. Daar hoort ook Rembrandt bij. Zijn schilderijen hebben een ongekende schoonheid. Vaak zijn het Bijbelse taferelen of motieven met een sterk symbolische waarde. Daar komt nog bij dat zijn kunstwerken iets hebben nagelaten wat de tijd verduurt. Het gaat hier om tijdloze, universele schoonheid."
Zo kijkt mijn fractie ook nu — enige consistentie is de SGP niet vreemd — naar dit eerste schilderij van de meesterschilder Rembrandt van Rijn. Ik begrijp dat het heel erg lastig is om zo'n schilderij aan uw neus voorbij te laten gaan. Als het door een rijke familie zou worden opgekocht, is het in ieder geval weer heel erg lang niet beschikbaar en bereikbaar voor het Nederlandse publiek. Maar als het wel beschikbaar wordt, is het van belang om ook echt mogelijk te maken er kennis van te nemen. Hoe gaat de staatssecretaris zorg dragen voor een brede publieke beschikbaarheid, anders dan bij de Eregalerij van het Rijksmuseum, waar een bezoeker €20 voor een ticket betaalt?
Voorzitter. Ik zie uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan geef ik voor een interruptie het woord aan de heer Janssen van de SP.
De heer Janssen i (SP):
Ik heb even een korte vraag aan de heer Schalk. De heer Schalk vroeg naar de aankoopprijs die betaald is door de huidige eigenaar. Dat was 840 pond op een veiling in 1840, betaald door een van de voorvaderen.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel voor de informatie.
De heer Janssen (SP):
Dat was ook geen parate kennis van mij, hoor. Dat kwam ik tegen in de voorbereiding. Nu is mijn vraag of die stijging van 840 pond naar 175 miljoen euro iets uitmaakt voor de beoordeling om dit schilderij al dan niet aan te kopen.
De heer Schalk (SGP):
De heer Janssen vraagt precies datgene wat ik aan de staatssecretaris vroeg. Ik zal nog even citeren wat ik hier heb staan. Is er bekend wat de laatste eigenaar heeft betaald? En wat betekent dat bedrag dan voor de prijs van nu? Ik ben dus heel benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris. Als het schilderij zo'n enorme waardestijging heeft doorgemaakt, wat betekent dat dan nu voor ons?
De heer Janssen (SP):
Nu gaat de heer Schalk van de staatssecretaris weer naar ons. Maar mijn vraag is of het voor de SGP verschil maakt in de waardering van de voorgestelde aankoop als we weten dat de prijs van 840 pond naar 175 miljoen euro is gegaan.
De heer Schalk (SGP):
Ik denk niet dat dat precies het verschil zou maken. Iedereen wist van tevoren dat ... Ik ben overigens benieuwd waarvoor Rembrandt het zelf verkocht heeft. Misschien weet de staatssecretaris dat ook wel, of meneer Janssen, die blijkbaar meer van kunst weet dan ik. Ik heb dit punt gebruikt om duidelijk te maken dat er blijkbaar iets enorms aan de hand is in die hele cultuursector, in dit geval wat betreft zo'n stuk erfgoed. De vraag is of dat iets te betekenen heeft voor de regering, maar uiteindelijk zal dat niet de doorslaggevende reden zijn voor de SGP om te zeggen: oké, bij die stijging zouden we het wel doen en bij die zouden we het niet doen.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Schalk (SGP):
Graag gedaan.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Klip-Martin namens de fractie van de VVD.