Verslag van de vergadering van 1 februari 2022 (2021/2022 nr. 15)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.06 uur
De heer Ton van Kesteren i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. In deze Kamer ging het debat over de uitvoerbaarheid van de voorliggende wetswijzigingen. Er was scepsis over de commerciële toetsen en scepsis over de uitvoerbaarheid, onder andere wat betreft het vervroegen van het schooladvies, al dan niet met een bevestigende toets.
Ik heb in dit debat de mening, of het standpunt, van het onderwijsveld hierover gemist. De Onderwijsraad werd genoemd, die mijns inziens aan wishful thinking doet. Die raad stelt dat er binnen de klas meer zal worden gedifferentieerd zodat leerlingen verschillende vakken kunnen volgen, terwijl dat in de praktijk toch moeilijk blijkt te zijn. Het later selecteren gaat ten koste van slimme leerlingen. Er is dan dus allesbehalve sprake van gelijke kansen. Ik zou aan deze minister dus willen meegeven: investeer in meer personeel, kleinere klassen, meer expertise op scholen, remedial teaching, dat soort zaken. En dat vinden die leraren voor de klas ook. Dat is belangrijk. De 8,5 miljard die geïnvesteerd wordt in het onderwijs, zou daar ook deels aan besteed kunnen worden. Daarmee doet u recht aan de leraar voor de klas.
Voorzitter. De minister deelt met ons dat hij zelf in een brede brugklas heeft gezeten. Deze minister heeft zich dus optimaal kunnen ontwikkelen door het stapelen in algemeen vormend onderwijs. Daar heeft hij wel een punt. Aan de andere kant hebben we ook gedebatteerd over kansen en gelijkheid in het onderwijs. Wij hebben het erover gehad dat kinderen in zogenaamde lagere sociaaleconomische situaties met name in die vorm van onderwijs op een hoger onderwijsniveau gebracht kunnen worden. Het stapelen is daarbij een mooi voorbeeld. Dat heeft de minister zelf ook genoemd.
Kan de minister zich voorstellen dat het zogenaamde stapelen voor kinderen ook een lijdensweg kan betekenen, bijvoorbeeld als een kind in een zogenaamde hogere sociaaleconomische situatie door prestatiedruk vanuit zijn omgeving continu op zijn tenen moet lopen om aan een zo hoog mogelijk niveau van algemeen vormend onderwijs te komen, terwijl de talenten van dat kind in het beroepsonderwijs liggen? Dat is een onderwijsvorm met helaas nog steeds een lagere status. Wordt met dat aspect ook rekening gehouden bij het uitrollen van deze wetswijzigingen? Ik heb voorts in eerste termijn gerefereerd aan de ondervoeding van bijvoorbeeld gymnasiasten in een brugklas.
Voorzitter. Tot slot zou ik deze minister ook nog willen meegeven om het goede en het bestaande te koesteren en vooral zijn oor te luisteren te leggen bij het onderwijsveld. En dan doel ik niet op de Onderwijsraad, maar bijvoorbeeld op Leraren In Actie, Beter Onderwijs Nederland en PO in actie. Dat zijn toch spontane acties en reacties vanuit het veld op onderwijsbeleid. Heel belangrijk!
Wat gaan we in deze ambtstermijn van de minister merken als het gaat om het upgraden van met name het beroepsonderwijs, als het gaat om het verhogen van de status van het beroepsonderwijs? Het beroepsonderwijs leidt op voor beroepen die tijdens de coronacrisis van cruciaal belang bleken te zijn. In het beroepsonderwijs worden technici opgeleid, een beroepsgroep waaraan in onze samenleving een enorm tekort is.
Voorzitter. Tot slot dank ik deze minister voor het constructieve debat, ondanks het feit dat we het niet op alle vlakken met elkaar eens zijn en ook niet eens zullen worden. Maar goed, toch heel veel dank!
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kesteren. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs.