Plenair De Boer bij voortzetting behandeling Verlengen werkingsduur Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding



Verslag van de vergadering van 22 februari 2022 (2021/2022 nr. 19)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.28 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Ik moet zeggen dat ik deze tweede termijn een beetje lastig vind. De minister heeft heel veel gezegd, maar eigenlijk ook heel weinig, omdat alles wat er gezegd is in mijn ogen een soort herhaling was van wat er al in de schriftelijke antwoorden stond, en ook met dezelfde algemeenheden. Het lukte niet om de precisie te krijgen die ik zocht. Dus ik beperk me tot een paar opmerkingen.

De eerste maakte ik ook al bij mijn interruptie. Bij een tijdelijke wet die vrijheden inperkt, moeten we echt de noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit van de wet beoordelen, en niet die van de toepassing van de maatregel in het individuele geval. Dat moet daarna gebeuren, maar wat wij hier in dit huis doen is de proportionaliteit, noodzakelijkheid en subsidiariteit van de wet beoordelen. Die heb ik niet overtuigend onderbouwd zien worden, ook als ik kijk naar de onderzoeken die er zijn geweest, de Raad van State en de adviezen van onder anderen advocaten. In de voorbeelden die de minister noemt, heeft ze het heel vaak gehad over "gegronde zorgen". Ik vind gegronde zorgen iets heel anders dan gedragingen waaruit geconcludeerd moet worden dat een bestuursrechtelijke maatregel de enig mogelijke oplossing is om tot die bescherming van de nationale veiligheid te komen. Er zal wellicht een uitzondering zijn, maar ik zie dat gat tussen het strafrecht en het inzetten van het volgen van antiradicaliseringsmaatregelen of een dwangsom niet in die mate dat dat bestuursrechtelijke dwangmiddelen rechtvaardigt.

Ik heb één laatste opmerking. Het voorbeeld dat de minister noemde over het digitaal gebiedsverbod in de gemeente Utrecht zette mij aan het denken. Ik dacht: als een dergelijk verbod, dat eigenlijk een bovenlokaal effect heeft, door een burgemeester opgelegd kan worden, waarom kan dat dan niet met een gewoon gebiedsverbod of een meldplicht terwijl er een voetbalwedstrijd aan de gang is? Dus waarom kunnen de bestuursrechtelijke maatregelen die nu in deze wet zitten niet simpelweg door de burgemeester worden opgelegd in het kader van zijn al bestaande bevoegdheden, met de toetsen die daarvoor gelden? Is dat dan niet een veel simpelere oplossing, met die waarborgen, en met veel minder "uitvoeringsdruk", om het maar zo te noemen? Dat was een gedachte die bij mij opkwam naar aanleiding van het voorbeeld dat de minister noemde, dus daar hoor ik ook graag nog een antwoord op. Verder heeft u mij niet overtuigd.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan is nu het woord aan de heer Recourt namens de Partij van de Arbeid.