Verslag van de vergadering van 22 februari 2022 (2021/2022 nr. 19)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 9.35 uur
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Vroeger werd afromen vooral gebruikt om goede boter te karnen, maar tegenwoordig heeft het woord "afromen" een negatieve klank, want bij dat afromen raak je gewoon een deel van je veestapel kwijt.
Voorzitter. In de wet die we vandaag bespreken worden een aantal zaken geregeld die verduidelijking geven over voor welk jongvee fosfaatrechten nodig zijn. Het is duidelijk dat dit gaat om het melkvee. Om te voorkomen dat het jongvee voor de melkveehouderij buiten het fosfaatrechtenstelsel wordt gehouden via de vleesveehouderij, is er nu voor gekozen om alleen het deel van het jongvee in de vleesveehouderij dat bestemd is om een kalf te krijgen, wel onder het fosfaatrechtenstelsel te laten vallen. Het is voor mij wel een beetje schimmig hoe zich dit verhoudt tot de staatssteunbeschikking. In de staatssteunbeschikking wordt gesproken over fosfaatrechten voor 17.000 melkveebedrijven, en het aantal bedrijven dat nu rechten heeft gekregen, ligt boven de 20.000. Verder zijn er rechten toegekend aan bedrijven voor jongvee van vleesvee, die deze rechten nu niet meer nodig hebben en ze kunnen verkopen. Heeft de Europese Commissie hier expliciet toestemming voor gegeven? Verder wordt de bestaande uitzondering voor het jongvee voor de zoogkoeienhouderij wettelijk vastgelegd.
Het belangrijkste onderdeel van deze wet is het voorkomen van het onnodig afromen van de veestapel. Dat afromen steekt de SGP als een graat in de keel. Bij elke transactie tussen boeren waarbij vee verhandeld wordt, lopen deze boeren tegen de problematiek van de afroming op. De controle fosfaatrechtenstelsel wordt immers gedaan aan de hand van de melkproductie. Die is niet precies te voorspellen en dat betekent dat het regelmatig gebeurt dat aan het einde van het jaar fosfaatrechten bijgeleased moeten worden om goed uit te komen, of dat men rechten over heeft om te verleasen. Dat zijn transacties die gepaard gaan met afroming. Door dit wetsvoorstel wordt een poging gedaan om dat probleem enigszins in te dammen, maar mijn fractie heeft daar nog wel wat vragen over. De maatregel is immers generiek gemaakt, alsof alle boeren in dezelfde situatie zitten. Is het nu echt niet mogelijk om een betere regeling te treffen, zodat er meer ruimte is voor boeren met een grote veestapel en voor het leasen van fosfaatrechten meer passend bij de bedrijfsgrootte?
Mevrouw Kluit i (GroenLinks):
Ik heb twee vragen aan de heer Schalk. De eerste gaat over het fosfaatplafond. Dat is ingesteld omdat we te veel uitstoten. Het innemen van fosfaatrechten is bedoeld om onder het fosfaatplafond te komen, en dat is ondertussen gestopt omdat dat doel behaald is. Waar heeft de heer Schalk het dus over als hij spreekt over het innemen van rechten? Want volgens mij is dat in deze wet niet aan de orde. Ten tweede geeft hij aan dat afromen ertoe leidt dat de veestapel van boeren verkleind wordt. Volgens mij is dat feitelijk ook niet zo, want er wordt pas afgeroomd als een boer zelf vrijwillig rechten verkoopt. Op dat moment vindt afroming plaats. Het is niet zo dat de overheid fosfaatrechten komt halen bij boeren. Deelt de heer Schalk mijn mening?
De heer Schalk (SGP):
Ik ben een beetje verbaasd, want mevrouw Kluit geeft aan dat we onder het fosfaatrechtenplafond zitten. Ze heeft mede namens de Partij van de Arbeid gesproken, en de heer Kara… Karakus. Excuus; ik ken hem als Hamit en dat spreekt nog veel gemakkelijker.
De voorzitter:
Hij heet de heer Karakus.
De heer Schalk (SGP):
Hij heeft juist aangegeven dat hij meent dat we er nog boven zitten. We gaan dat zo meteen van de minister horen, maar volgens mij zitten we er dus gewoon onder. Dan het tweede, het afromen. Het is gewoon feitelijk zo dat op het moment dat een boer vee verkoopt, door de afroming in feite een deel van dat vee wordt ingenomen. Dat kan dan niet meer gebruikt worden voor de gewone bedrijfsvoering.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Om de beantwoording door de minister te beperken: omdat we zo op de grens werken, zitten we er soms onder en soms boven. Het is dus allebei waar.
De heer Schalk (SGP):
Dat kan niet.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Ten tweede heeft de minister in zijn beantwoording aangegeven dat het innemen van rechten afgelopen is omdat we onder de norm zit. Wij geven aan dat we erboven zitten, omdat we dat gewoon uit de metingen halen. Maar u heeft mijn vraag niet beantwoord. Het is toch altijd nadat een boer er zelf al voor heeft gekozen om afstand te doen van zijn dieren dat de fosfaatrechten verkocht worden? Het is niet zo dat de overheid die komt halen. Dus het klopt volgens mij gewoon niet.
De heer Schalk (SGP):
Even ten aanzien van het eerste: het zou wel heel bijzonder zijn als de fractie van GroenLinks een eigen meetsysteem heeft. Volgens mij kun je niet eronder en erboven zitten. Of we zitten ergens onder of we zitten ergens boven. De minister zou ook twee meetsystemen kunnen hanteren, maar ik adviseer hem om dat niet te doen. Dus ik denk dat we zo meteen toch maar het antwoord van de minister moeten horen op de vraag of we boven of onder dat fosfaatplafond zitten.
Dan het tweede punt. Je kunt op alle mogelijke manieren verkopen. Ik denk dat mevrouw Kluit het in ieder geval met mij eens is dat boeren die vee verkopen weten dat de afroming plaatsvindt. Dat gebeurt omdat we daar een afspraak over gemaakt hebben. Dat staat in de wet. Natuurlijk is het een vrije keuze van een boer om zijn vee al dan niet te verkopen. Als je zo redeneert zal die boer, als hij zijn vrije keuze uitoefent en een koe verkoopt, accepteren dat er ook afgeroomd wordt.
De voorzitter:
Mevrouw Kluit, tot slot? U bent klaar. Vervolgt u uw betoog, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Op het terrein van fosfaat en stikstof worden de meest precieze maatregelen getroffen tot 0,001 mol per hectare, en hier moet het plotseling allemaal heel generiek. Ik begrijp dat we de huidige wet niet meer kunnen veranderen en wat mijn fractie betreft is dit beter dan niets. En we willen dat het nog snel wordt ingevoerd voor het afgelopen jaar. Ik dank daarvoor de collega's die meegeholpen hebben om dit wetsvoorstel in ieder geval met snelheid te behandelen. Mijn fractie heeft nog wel vragen over de toekomst.
Recente cijfers van het CBS laten zien dat zowel het fosfaat- als het stikstofplafond onderschreden wordt. Wil de minister kijken naar de verhoging van de afromingsvrije hoeveelheid naar bijvoorbeeld 200 kilogram? Mijn fractie pleit er tevens voor om het algemene afromingspercentage te verlagen van 20% naar 10%. In de wet staat dat het hoge afromingspercentage teruggebracht wordt als het totale aantal fosfaatrechten onder het melkveefosfaatplafond komt. Dat is nu nog niet het geval, maar afromingsvrije lease kon wel omdat een aantal fosfaatrechten voor de melkveehouderij wel onder het plafond zit. Het is mijn indruk dat Brussel meer lijkt te sturen op de daadwerkelijke productie van de melkveehouderij ten opzichte van het plafond dan op het totale aantal fosfaatrechten. Ook met 10% is nog steeds sprake van afroming. Mijn vraag is: wil de minister het verlagen van het afromingspercentage versnellen?
De heer Pijlman i (D66):
De verlaging van 20% naar 10% is een bekend en oud standpunt van de SGP. Tegelijkertijd weet u dat wij nog steeds een derogatievraagstuk hebben waarover we met de Europese Unie aan het onderhandelen zijn. U weet dat we ook nog een nitraatvraagstuk hebben. Waarom komt u dan met dit soort voorstellen, die de problemen voor de boeren alleen maar verhogen?
De heer Schalk (SGP):
Ik vraag dat omdat er op dit moment ruimte is. We vragen de minister om daarnaar te kijken en die ruimte te benutten. We vragen hem om bij het afromingspercentage niet tot die 20% te gaan. Een simpele rekensom laat zien dat als je vijf koeien verkoopt, je er één kwijt bent.
De heer Pijlman (D66):
U beantwoordt mijn vraag niet. U wilt verder naar de randen. Terwijl we er in totaal boven zitten en een derogatievraagstuk hebben dat nog moet worden beantwoord, vergroot u de problemen. Ik vind dat onverantwoord gedrag van de SGP.
De heer Schalk (SGP):
Dat kan, maar ik probeer in te gaan op de posities die we op dit moment hebben en waar dit wetsvoorstel over gaat. Ik gebruik dit meteen om de vraag te stellen of de minister mogelijkheden ziet om te verlagen. Als hij daar niet voor voelt, horen we dat straks wel, maar het lijkt me gewoon een goede en open vraag. Zoals bekend, heeft de SGP ook geprobeerd om mee te bewegen daar waar het nodig was bij vorige wetsvoorstellen, maar we willen ook graag de ruimte voor de boeren zo goed mogelijk benutten.
De heer Karakus (PvdA):
Meneer Schalk, hoe belangrijk vindt u …
De voorzitter:
Via de voorzitter, meneer Karakus.
De heer Karakus (PvdA):
Hoe belangrijk vindt u het dat we onder het plafond zitten? Hoe belangrijk vindt u het dat we ver onder het plafond zitten?
De voorzitter:
Wilt u via de voorzitter praten?
De heer Karakus (PvdA):
Mijnheer de voorzitter, hoe belangrijk …
De voorzitter:
Ja, dank u wel. Het is wel helder. De heer Schalk, gaat uw gang.
De heer Schalk (SGP):
Ik denk dat de voorzitter er niets van vindt.
Voorzitter. Natuurlijk vindt mijn fractie het ook van belang dat we onder dat plafond zitten. De heer Karakus gaf in zijn interruptie bij mevrouw Faber aan dat we er naar zijn mening nog boven zitten. Ik denk dat we eronder zitten, maar we gaan dat zo meteen van de minister horen. Ik vind dat natuurlijk van belang, zoals ook heel veel boeren dat van belang vinden. Want die hebben al enorm veel geïnvesteerd om ervoor te zorgen dat wij met elkaar onder het fosfaatrechtenplafond terecht zijn gekomen. Ik prijs hen daarvoor. Mijn vraag nu is gewoon: daar waar er ruimte is? We hebben niet voor niets een plafond en als daar nu ruimte komt, kun je wel zeggen dat we gauw het plafond gaan verlagen, maar dan zit je zo meteen wel heel krap.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot, meneer Karakus.
De heer Karakus (PvdA):
Voorzitter. Volgens mij heeft niemand hier een pleidooi gehouden om zomaar het plafond te verlagen. Alleen binnen het stelsel — tijdens de technische briefing hebben we dat ook meegekregen — is het risico dat we weer boven of ver boven het plafond gaan zitten. Dat is het risico. Dat is wat wij iedere keer aanstippen. Dus vandaar ook die vraag hoe belangrijk u het vindt. Met andere woorden, als je naar het stelsel kijkt en naar het voorstel dat nu op tafel ligt, bent u dan wel zeker dat we daardoor geen extra fosfaatuitstoot krijgen? Dat is mijn vraag.
De heer Schalk (SGP):
Voorzitter. Natuurlijk ben ik daar niet zeker van, want op het moment dat die afroming weer plaatsvindt, komt dat fosfaat er nog wel bij. Zodra er afgeroomd wordt, heb je minder dieren en dus minder fosfaat. Dat is wel duidelijk en logisch, maar we spreken nu over boeren die gewoon geprobeerd hebben om zo goed mogelijk hun werk te doen en die nu onder het fosfaatrechtenplafond zitten. En nu zijn er een paar partijen in deze Kamer die zeggen: we zitten er wel onder, maar het zou toch geweldig zijn als ze er nog veel verder onder zitten en room dus maar af. Dat vind ik gewoon niet passend richting die boeren.
De heer Koffeman i (PvdD):
We mogen in ieder geval vaststellen na alles wat nu gewisseld is, dat boeren tegen het plafond aan zitten. En tegen het plafond in de meest letterlijke zin, want die boeren weten niet meer wat ze moeten doen. Elke keer bedenkt de politiek nieuwe regels, nieuwe boekhoudkundige regels. Die boeren investeren in emissiearme stalvloeren, in het voerspoor, in luchtwassers en die boeren worden daar letterlijk gek van en verder dan dat zelfs. De vraag is of wij als politiek er goed aan doen om in die voortdurende toevoeging van extra maatregelen boeren in grotere problemen te brengen en dieren in grotere problemen te brengen.
De voorzitter:
De heer Schalk.
De heer Koffeman (PvdD):
Nog één ding, voorzitter. In 1988 zei de VVD: nog twee jaar en dan zal de uitstoot drastisch verminderd moeten worden, anders gaan we de veestapel fors inkrimpen. Daar is helemaal niets van gekomen. Dat mogen wij ons allemaal aantrekken.
De heer Schalk (SGP):
Ik ben geen lid van de VVD; dus die laatste opmerking laat ik dan toch maar even bij de heer Van Ballekom. Als hij daarop wil reageren, maar dat wil hij liever niet, denk ik. Ik ben het met de heer Koffeman eens dat de boeren gek worden van al die maatregelen. Dat worden ze ook van dat gereken en dat gedoe rondom dat ene meetmoment. Dit is juist een kleine oplossing voor hen, want hier hoeven ze dus even juist niet dol te worden van weer allerlei moeilijke ingewikkelde berekeningen, omdat ze een beetje ruimte krijgen om flexibel om te gaan op dat meetmoment met de fosfaatrechten.
De voorzitter:
Ik ga nu toch de heer Schalk de kans geven om zijn betoog af te maken. De heer Koffeman, nog een korte vraag?
De heer Koffeman (PvdD):
Over dat kleine beetje ruimte. We weten dat we te maken hebben — en dat is niet te verwijten aan de boeren, maar aan de regelgeving — met een grote mate van fraudegevoeligheid in die bedrijfstak. We weten van dat hele I&R-schandaal, waarbij honderden processen-verbaal zijn geweest …
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Koffeman (PvdD):
… dat dit was omdat boeren geen kant uit konden. Met een aanscherping van die regelgeving maken we het de boeren nog moeilijker. Dus de partijen die bepleiten dat we het de boeren makkelijker moeten maken, maken het de boeren moeilijker. Dat is mijn punt.
De voorzitter:
Dank u wel, en vervolgt u dan uw betoog, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Voorzitter. Ik denk dat de heer Koffeman en ik van mening verschillen over wat er makkelijker is voor boeren. Is het makkelijker voor ze om die afroming te hebben op het moment dat ze wel of niet moeten bijleasen of is het makkelijker voor hen om deze methode te gebruiken, waardoor ze hun bedrijfsvoering misschien meer in balans kunnen houden? Ik denk dat ik weet wat de boeren willen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Schalk (SGP):
Die zullen blij zijn met deze maatregelen.
Ik heb ook een technische vraag. Klopt het dat de fosfaatrechten die nu na afroming opzijgezet worden voor de fosfaatbank, wel ook afgetrokken mogen worden van het totaalaantal rechten? En nog een heel cruciale vraag, omdat met name voor grote bedrijven de 100 kilo onvoldoende kan zijn: is die 100 kilo echt het maximale, of ziet de minister ook ruimte om dat te verhogen als uit de cijfers blijkt dat problemen voor de grotere bedrijven niet worden opgelost?
Voorzitter. De minister heeft nadrukkelijk gevraagd om dit wetsvoorstel snel te behandelen zodat het over 2021 en 2022 nog met terugwerkende kracht kan worden gehanteerd. Is de minister bereid om in de loop van dit voorjaar deze Kamer te informeren of deze wet heeft gedaan wat hij moest doen?
Tot slot. In de sector is veel onzekerheid over de nieuwe derogatie. Daar komt misschien pas in de zomer duidelijkheid over, terwijl het bemestingsseizoen dan al volop aan de gang is. Op welke wijze gaat de minister voorkomen dat boeren afgerekend worden op trage besluitvorming?
Voorzitter, ik zie uit naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Pijlman namens D66.