Verslag van de vergadering van 11 juli 2022 (2021/2022 nr. 37)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.24 uur
De heer Van Dijk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Godfried Bomans wist het al: "Er wordt nooit iets nieuws gezegd. Er wordt altijd iets nieuw gezegd." Waar waren we ook alweer gebleven? Alweer vijf jaar geleden traden delen van het CETA-verdrag voorlopig in werking. De SGP kon dit destijds niet haar steun geven wegens zorgen over de gevolgen voor de soevereiniteit en, ook toen, de toekomst van onze boeren. Ook tweeëneenhalf jaar geleden zat de SGP, in dit geval in de Tweede Kamer, om deze redenen kritisch in het CETA-dossier. Zoals wij toen aangaven, zagen wij zeker argumenten voor het CETA-verdrag. Canada is een belangrijke bondgenoot, die we moeten koesteren, en het verdrag biedt zekere handelsvoordelen.
Maar wij stelden ook indringende vragen. Hoe beschermen we sectoren die bijzonder kwetsbaar zijn voor de extra import? Blijft een gelijk speelveld bewaard in het licht van ongelijke productnormen? En was het geschillenbeslechtingsmechanisme eerlijk, dat wil zeggen: met gelijke toegang voor bedrijven en maatschappelijke organisaties en zonder de mogelijkheid om nationaal beleid zomaar te overtroeven en zo de democratie en de nationale soevereiniteit aan te tasten? Het antwoord op deze vragen stelde ons destijds helaas onvoldoende gerust. Daarom stonden nut en noodzaak van CETA niet buiten alle kijf en bepleitten wij een nieuw en gebalanceerd model voor handelsverdragen. Tot zover de blik in de achteruitkijkspiegel!
Voorzitter. Nu de vooruitblik, want vandaag mogen we opnieuw stellingen innemen. Naar onze democratische plicht willen we dat naar eer en geweten proberen te doen door de relevante aspecten opnieuw in ogenschouw te nemen. Is Canada nog steeds die bondgenoot en handelspartner? Jawel. Biedt het verdrag aanzienlijke handelsvoordelen? Jawel. Maar hoe zit het met de risico's en potentiële nadelen? Wat dat betreft gloort er niet alleen maar licht aan de horizon. Ik begin bij het laatstgenoemde kritiekpunt, het geschillenbeslechtingsmechanisme. Het is weliswaar goed dat zowel afspraken over markttoegang als over handel en duurzame ontwikkeling worden gehandhaafd en dat bedrijven, vakbonden en ngo's hun zorgen onder de aandacht kunnen brengen. Toch is de opmerking dat de werking overeenkomt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur die onder het Nederlandse recht gelden, voor ons te mager.
Mijn vragen: hoe is of wordt de Tweede Kamermotie over meer democratische controle en transparantie inzake de verdragscomités uitgevoerd? Dat is de motie-Alkaya. Hoe staat het met de evaluatie van het functioneren van het ICS in het CETA-verdrag uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding? Dat is iets waar de Tweede Kamer eveneens om vroeg. Erkent de minister dat sprake is en blijft van processen en beslissingen die zich aan het democratisch proces en de nationale rechtsorde onttrekken? En tot slot op dit punt: hoe beoordeelt de minister de claim van diverse juristen en een fors aantal hoogleraren dat CETA in strijd zou zijn met de Grondwet en dat daarom op grond van diezelfde Grondwet een tweederdemeerderheid vereist is voor goedkeuring ervan?
Dan de gevolgen voor de handel en de export. Een van de sectoren die potentieel erg kwetsbaar is voor concurrentie en import, iets waar wij in het verleden ook op gewezen hebben, is de landbouw. Zeker in het licht van de actuele stikstofcrisis weegt dit voor de SGP bijzonder zwaar. De timing voor goedkeuring van dit verdrag is, gelet op alle onzekerheden hieromtrent, knap ongelukkig — en dat is nog zacht gezegd. Enerzijds kunnen we constateren dat CETA bepaalde sectoren van de landbouw meer heeft opgeleverd dan gekost. Mijn vragen aan de minister zijn echter: zal dit voor beschermingsmaatregelen aan Canadese zijde kunnen zorgen, wat zijn de prognoses voor dit jaar en komende jaren en welke sectoren hebben juist aanzienlijk te lijden gehad onder CETA? Enkele landbouwsectoren, zoals de zuivelsector, hebben de afgelopen jaren geprofiteerd van het verdrag, maar gelet op het voorgenomen beleid van het kabinet, met name het stikstofbeleid, zal de komende tijd eerder sprake zijn van minder dan van meer export. Hoe ziet het kabinet in dit licht, namelijk een toenemend concurrentienadeel van Nederland, het toekomstige profijt van de landbouw bij CETA?
Dan ons laatste, belangrijke zorgpunt: het gelijke speelveld. We zien dat Nederland hogere eisen stelt aan bijvoorbeeld dierenwelzijn. Beaamt de minister dat Canadese concurrenten daardoor goedkoper kunnen produceren? Het kabinet geeft aan dat de EU volledig bevoegd is om te beslissen over de eigen standaarden, maar dat geldt ook voor Canada. Is het tot op heden niet gelukt om onze hogere kwaliteitsnormen ook in Canada geaccepteerd te krijgen? Zal Canada in elk geval niet toch standaarden verlagen, om investeringen in Canada of export naar de EU te vereenvoudigen?
Alles overziende blijven er voor de SGP veel vragen en onzekerheden over en is onze aarzeling tot nu toe niet omgeslagen in het voordeel van de twijfel, maar ik zie uit naar de reactie van de minister. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. Ik schors de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.