Verslag van de vergadering van 27 september 2022 (2022/2023 nr. 1)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.53 uur
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ik ben geen jurist, maar ik zal toch proberen een aardige bijdrage te leveren aan het debat. Ik wil beginnen met mijn medeleven uit te spreken richting allen die door de toeslagenaffaire zijn geraakt. De verschrikkelijke verhalen hebben ons natuurlijk diep getroffen. Het is ongekend onrecht. Het is goed dat deze Kamer op initiatief van collega Recourt een werkgroep heeft ingesteld om tot een zelfevaluatie te komen. Ik dank deze werkgroep voor zijn werkzaamheden. Mijn complimenten. Ze zitten er nog zeer fris bij aan het einde van deze avond. Ik zeg tegen mijn collega's in deze Kamer: de zelfevaluatie moet nog beginnen. Het afgeleverde rapport is in feite een aanzet, een voorzet. Maar zelfevaluatie vraagt iets van ons hier vandaag, van ons allen die aan dit debat meedoen en die meeluisteren. Dit even vooraf.
Voorzitter. De voorzitter van de werkgroep, de heer Recourt, zal het mij niet euvel duiden dat ik mijn betoog opbouw op basis van een oud wijsheidsboek, waarover wij al eens van gedachten hebben gewisseld. Dat gaat over een boek dat geschreven is door de wijze koning Salomo. De meesten van u zullen weten dat hij twee wijsheidsboeken geschreven heeft. Toen hij jonger was, misschien wel op het toppunt van zijn roem, schreef hij De spreuken van Salomo. Het boek waar ik nu uit wil citeren, heeft als titel Prediker. Het is vermoedelijk geschreven toen hij al oud was, toen hij de teleurstellingen van het leven overzag, toen zijn wijsheid misschien nog wel verdiept was tot levenswijsheid, waarbij hij ook oog had voor de positie van het zwakke in de samenleving. Hoofdstuk 4 van het boek Prediker begint met de volgende woorden: "Daarna wende ik mij, en zag aan al de onderdrukkingen, die onder de zon geschieden; en ziet, er waren de tranen der verdrukten, en van degenen, die geen trooster hadden; en aan de zijde van hun verdrukkers was macht, zij daarentegen hadden geen vertrooster."
Voorzitter. Ik neem deze wijsheidsuitspraak als basis voor mijn bijdrage. Ik haal er drie woorden uit: onderdrukkingen, tranen en macht. Daarna zeg ik nog iets over de zelfevaluatie.
Voorzitter. Eerst de onderdrukkingen. Ik ga ervan uit dat er niemand in onze regering te vinden was die bewust geprobeerd heeft een wet in elkaar te zetten die leidt tot het ongekende onrecht dat is blootgelegd. Dat soort complottheorieën zijn aan mij niet besteed. En toch: hoe kan het dat een complete regering, 150 Tweede Kamerleden en 75 Eerste Kamerleden, het zover heeft laten komen dat een grote groep mensen onderdrukt wordt? Wat heeft ervoor gezorgd dat de ogen dichtgingen voor de gevolgen van wetgeving die zo ernstig zijn dat het kabinet moest aftreden — dat is nog het kleinste leed, overigens — en die zo dramatisch zijn dat tienduizenden ouders en kinderen diep in de problemen zijn gekomen? Hoe is het in de wereld mogelijk dat mensen die te goeder trouw hebben gehandeld, jarenlang zijn aangemerkt als fraudeurs?
Voorzitter. Daar zijn vele redenen voor te noemen. Ik loop er heel kort een paar langs. Je zou kunnen zeggen dat het te maken heeft met kortzichtigheid toen fraude koste wat het kost moest worden aangepakt, of misschien met zuinigheid toen bezuinigingen het leidmotief werden, met hardvochtigheid toen de Bulgarenfraude openbaar kwam, met gemakzuchtigheid toen zes jaar na dato besloten moest worden of aan een toezegging al dan niet was voldaan, of misschien zelfs met onwetendheid omdat het proces van uitvoerbaarheid onvoldoende werd gemonitord. Elk op zich hoeven deze dingen nog niet eens tot ernstige misstanden te leiden, maar bij elkaar opgeteld maken ze duidelijk: dit kan zomaar tot onderdrukking leiden. De wetsbehandelingen die door de werkgroep zijn nagegaan, laten het zien. Dat zijn harde feiten.
Overigens nog twee bemerkingen daarbij. Natuurlijk moet zoiets als de Bulgarenfraude stevig aangepakt worden. Fraude mag gewoon niet. Als de overheid daar niet op acteert, ondermijnt ze daarmee de solidariteit bij de burger. Dat acteren heeft blijkbaar geleid tot een grote ingewikkeldheid van een systeem. Daarin verdronken mensen, zeker ook als het hen onmogelijk werd gemaakt om hun recht te halen. Daartegenover staat de vraag: hoe voorkomen we nu dat we in de andere modus schieten nu er compensatiemaatregelen worden getroffen? Belangrijke vragen zijn dan ook: ziet de werkgroep mogelijkheden om de balans tussen stevige maatregelen en de menselijke maat te bewaren? Wat hebben we in feite nodig om de onderdrukkingen te voorkomen?
Voorzitter. Het tweede woord was "tranen". Het is eigenlijk dieptreurig dat de tranen van de onderdrukten niet tot in de Eerste Kamer vloeiden. De enkele brieven die deze Kamer bereikten, gingen over de complexiteit van wetgeving, maar niet over de schrijnende gevallen van mensen die in de knel raakten. De werkgroep trekt daaruit de voorzichtige conclusie dat het zou kunnen komen door de relatieve onbekendheid van de Eerste Kamer. Door het ontbreken van elementen die de hypes voor het voetlicht brengen, zoals het vragenuurtje of een dertigledendebat of zo, zou de Eerste Kamer minder in beeld zijn voor haar controlerende taak. Maar dat mag natuurlijk geen verontschuldiging zijn. Deze Kamer staat als het goed is met de ene voet in het parlement en met de andere voet in de modder van de samenleving. Aan beide kanten behoren senatoren aandacht te geven. Sterker nog, bij de behandeling van een wetsvoorstel behoort de senaat oog te hebben voor de uitvoering en de handhaafbaarheid.
Op welke wijze kunnen we dat aspect, dat oog hebben voor de positie van burgers bij de invoering van een wetgevingstraject, nog meer inhoud geven? Dat is mijn vraag. Ik kan dat vragen aan de werkgroepleden, maar we debatteren ook met elkaar. Daarom vond ik het volgende heel mooi. Ik heb inmiddels een heel lijstje met dingen die we zouden kunnen doen; ik heb geprobeerd om het af en toe op te schrijven. Dat is bijvoorbeeld nog een keer stevig vragen naar geconsolideerde wetgevingsteksten en het pakket belastingen loskoppelen. Er is gesproken over werken met rapporteurs — dat is een interessante gedachte — en het wegen van de toezeggingen.
Laten we eens twee dingen doen die ook genoemd zijn in het rapport. Hoe voorkomen we nu dat we tevreden zijn als we een mooie toezegging krijgen, of als we een evaluatie toegezegd krijgen tijdens een debat, zonder dat we een sluitend systeem hebben om die evaluatie of die toezegging goed te monitoren? Misschien is dat wel een van de dingen waarvoor we in ieder geval moeten proberen te komen tot een oplossing. Hoe zouden we dat nou kunnen doen? Natuurlijk moet je zelf dan ook nog voorstellen doen. Je kunt denken aan: kunnen we uitvoeringsdiensten vaker extra vragen stellen? Kunnen we bijvoorbeeld, als het gaat over sociale wetgeving, de Belastingdienst een keer iets laten uitwerken voor vijf doelgroepen of iets dergelijks? Of is het mogelijk om standaard, of in ieder geval gemakkelijker, extra voorlichting te vragen tussen de behandeling van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer in? Helpt dat misschien ook om een beetje los te komen van dat politieke denken, waarover mevrouw Oomen heel ruiterlijk zei dat het soms een drang is waar ze mee te maken heeft? Dat zijn zomaar wat mogelijkheden. Zijn er nog andere aanbevelingen te doen? Ik ben heel benieuwd of we zo meteen een mooi palet krijgen en of we misschien nog extra dingen aangereikt krijgen vanuit de werkgroep naar aanleiding van het debat van vandaag.
Dan nog een ander aspect. In de hele toeslagenaffaire hebben de tranen gevloeid in gezinnen waar kinderen uit huis werden geplaatst. In een aantal gevallen was die uithuisplaatsing gewoon onterecht. Dat heeft geleid tot onpeilbaar leed. In andere gevallen was het misschien wel terecht. Een vraag die we ons moeten stellen in het kader van dit debat is of dit is getoetst bij de uitvoering. Is getoetst dat een dergelijke maatregel misschien in gang gezet zou kunnen worden? Misschien heeft de werkgroep daar ook wel een idee over. Hoe weegt de werkgroep een zo zware maatregel als uithuisplaatsing op basis van alleen maar financiële redenen? Om het scherp te stellen: als er daadwerkelijke fraude gepleegd werd, is dat dan reden om kinderen uit huis te plaatsen? Hoe dan ook, blijkbaar was er geen oog voor de tranen der verdrukten en voor hen die geen trooster hadden. Zo gaat dat als er macht wordt uitgeoefend.
Dan kom ik op het derde woord: macht. Zeker, ik weet dat macht geen verkeerd woord is. In het apostolicum, de twaalf artikelen van het geloof, belijden we zelfs dat God almachtig is. Maar bij mensen gaat het heel snel mis als er macht in het spel komt. Wij oefenen graag macht uit om te heersen of te overheersen. Als ons gezag faalt, zetten we heel gemakkelijk macht in. Is dat hier ook gebeurd? Er worden regelingen bedacht en opgelegd. Op zich kunnen die regelingen nog wel goed bedoeld zijn, maar zodra ze gebruikt worden als correctiemiddel gaat het heel makkelijk fout. Dan gaan mensen frauderen of proberen eronderuit te komen. De reactie is dan: scherpere wetgeving, maatregelen en sancties invoeren. Dan wordt er in feite macht ingezet. Aan de zijde van de verdrukkers was macht, zegt Salomo. Hoe, zo vraag ik aan de werkgroepleden, kan voorkomen worden dat machtsuitoefening ontaardt in machtsmisbruik? Daar moeten we ook in dit debat achter zien te komen, anders blijft het zoals het slot van de tekst uit Prediker luidt: de verdrukten hadden geen vertrooster.
Als wij geen oplossingen weten te bedenken, dan blijven zij die door de toeslagenaffaire in de kou kwamen te staan, verloren achter, terwijl ze juist van de overheid die hen heeft onderdrukt oplossingen mogen verwachten. Laat ik duidelijk zijn: de verdrukten hebben er niet alleen iets aan als we met geld over de brug komen. Wie heeft er ooit bedacht dat de schade van het verlies van je goede naam met geld kan worden vergoed? Wat heb je aan €30.000 als je huwelijk kapot is? Wat moet je met geld als je kinderen uit huis zijn geplaatst? Er is meer nodig. Ik noem erkenning van geleden onrecht. Ik noem inzet van alle instanties om waar mogelijk recht te zetten wat krom is. Ik noem wetgevingsprocessen die recht doen aan de positie van burgers, want de burger is per definitie niet de vijand van de overheid. Nee, de overheid moet juist het schild voor de zwakken zijn. De overheid is er niet om kwaad aan te richten. De overheid is er ten goede van de burgers.
Wij als Eerste Kamerleden moeten ook onze positie innemen. Niet voor niets is bij de instelling van de Eerste Kamer gezegd dat ze er niet is voor het stichten van het goede, maar voor het weerhouden van het kwade. Bij de rolneming wordt gesuggereerd dat meer ondersteuning van fracties en griffies mogelijk is. Vandaag werd bijvoorbeeld gesuggereerd dat het aantal Kamerleden vergroot zou kunnen worden. Veel eenvoudiger en eerlijk gezegd ook veel meer passend bij de verantwoordelijkheid van Kamerleden is het om na te denken over de tijd die voor hen beschikbaar is voor dit bijzondere werk dat we te doen hebben.
Weerhouden van het kwade: laten we daar opnieuw mee beginnen. Vandaag, volgende week en de week daarop. Elke dinsdag dat we hier bijeenkomen om te dienen in afhankelijkheid van de zegen van God om wiens hulp we hebben gebeden bij de aanvaarding van dit hoge ambt dat ons is toevertrouwd.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Volgende week dinsdag zal dit debat worden voortgezet met de beantwoording door de werkgroep en de re- en dupliek.
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de vergadering. Ik dank alle leden en de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt. Ik sluit de vergadering en wens u allen wel thuis.