Verslag van de vergadering van 11 oktober 2022 (2022/2023 nr. 3)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.56 uur
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. De minister had geen beter moment kunnen kiezen om 11 oktober als een soort laatste datum aan te reiken voor een debat over deze wet, juist nu we twee weken achter elkaar hebben gedebatteerd over het belang van zorgvuldige wetgeving. We hebben gedebatteerd over wetgeving die onder plotselinge druk even snel moest worden afgehandeld. We hebben gedebatteerd over wetgeving die geen recht doet aan de drie elementen waar de Eerste Kamer op zou moeten letten: rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
Allereerst rechtmatigheid. Het blijft wringen dat niet-ingezetenen van Nederland invloed krijgen op de verkiezing van de Eerste Kamer, en wel omdat zij geen ingezetenen zijn van een provincie, terwijl het de provincies zijn die de Eerste Kamer moeten kiezen. De gekunstelde constructie die in feite een buitenlandse provincie creëert van de hele wereld minus Nederland, is naar de smaak van de SGP onjuist en onrechtmatig. Helaas heeft de Eerste Kamer als medewetgever ingestemd met de grondwetswijziging die dit mogelijk maakt.
Voorzitter. Dan de uitvoerbaarheid. Tijdens de behandeling van de grondwetswijziging op 28 juni heeft de minister klip-en-klaar gezegd dat invoering van de mogelijkheid van een kiescollege niet meer haalbaar zou zijn voor de komende verkiezingen van 15 maart 2023. Dat zou de zorgvuldigheid in de weg staan. Ik citeer uit de beantwoording van de minister: "Voorzitter. Ik heb aan de mensen die straks betrokken zijn bij de oprichting van het kiescollege echt indringend gevraagd of het niet later kan, bijvoorbeeld 1 oktober, en of er per se halverwege september duidelijkheid moet zijn. Er wordt heel nadrukkelijk aangegeven dat het noodzakelijk is dat er halverwege september duidelijkheid is of de onderliggende wetgeving voor het kiescollege wel of niet is aangenomen. Ze hebben die tijd echt nodig. Ik wil dan ook niet in deze zaal zeggen dat ik 1 oktober goedvind, want als ik er nadrukkelijk een paar keer naar heb gevraagd en ambtelijk gezegd wordt dat voor de uitvoerbaarheid die tijd echt nodig is, dan vind ik dat ik dat ook aan deze Kamer moet zeggen. We hebben eerder op andere vlakken gezien dat we de uitvoerbaarheid niet moeten onderschatten." Een glashelder betoog, zou ik zeggen. Dat betekent dat alle politieke partijen ervan uit konden gaan dat er ongeveer vier jaar de tijd zou zijn voordat er een invoeringswet zou komen en zij de nodige stappen zouden moeten zetten om de verantwoordelijkheid van hun partij te nemen om kandidaten te benaderen en kieslijsten op te stellen voor verkiezingen. De regering heeft natuurlijk een inspanningsverplichting om kiezers te informeren over het nieuwe kiescollege niet-ingezetenen en hen ook te wijzen op de mogelijkheid zich te kandideren.
Uiteraard zou de minister kunnen tegenwerpen dat zij meteen hadden kunnen beginnen nadat wij op 5 juli gestemd hadden. Maar daar zijn twee tegenwerpingen op te maken. Eén. Die invoeringswet was er niet, dus waarom zouden ze het nu al moeten gaan uitvoeren? Twee. Net na de behandeling in deze Kamer begon het zomerreces, en logischerwijs hebben veel politieke partijen dat uitvoerende werk toen niet direct opgepakt. Nu heb ik begrepen dat de gemeente Den Haag met voortvarendheid voorbereidende werkzaamheden heeft uitgevoerd, maar dat kan toch geen reden zijn om de toezegging van de minister om te zetten in juist het tegenovergestelde beleid, namelijk om dit er nog even snel doorheen te brengen?
Voorzitter. Dáár maakt mijn fractie ernstig bezwaar tegen. Nogmaals, juist de afgelopen weken hebben we hele dagen aan zelfreflectie gedaan op ons functioneren in de toeslagenaffaire. Daarbij is duidelijk geworden dat deze Kamer in ieder geval assertiever zou moeten zijn als de uitvoerbaarheid in het geding is.
De heer Dittrich i (D66):
Ik heb het gevoel dat de heer Schalk toch iets overslaat. Dat is de brief die de minister ons heeft gestuurd op ik meen 31 augustus, waarin staat dat nadere beoordeling met zich meebrengt dat behandeling van het wetsvoorstel op 11 oktober — dat is vandaag — nog tijdig genoeg is. Ik vind dat u dat eigenlijk ook zou moeten melden in uw afweging of het allemaal te snel gaat of niet.
De heer Schalk (SGP):
Dat is natuurlijk een terecht punt van de heer Dittrich. Ik heb die brief natuurlijk ook met belangstelling ontvangen. De eerste de beste mogelijkheid dat ik iets met die brief kon doen, was bij de behandeling in de commissie. Anderen hadden misschien niet meegedaan, maar ik wél. Ik heb ook deze vraag op dat moment voorgelegd aan de minister, maar ik heb daar niet een heel afdoende antwoord op gekregen. Vandaar dat ik die vraag hiér, in deze Kamer, nog maar een keer plenair stel. Bovendien heb ik er in de afgelopen weken, toen we dat afhandelden in de commissie — ik weet niet meer precies wanneer het was — ook op gewezen dat ik dit een belangrijk punt vind. Vandaar dat ik er nu echt belang aan hecht om het hier te noemen.
Voorzitter. Ik ga verder met mijn betoog. Ik had het erover dat we assertiever zouden moeten zijn als de uitvoerbaarheid in het geding is. Bij het tweede beste wetsvoorstel dat we tegenkomen, is het raak. Onder stoom en kokend water gaan we dit wetsvoorstel behandelen. We moeten nog vlug even gaan stemmen vanavond. Daarna gaat het over de schutting naar de politieke partijen. Die moeten dan dus aan de gang. Dat proeft een beetje als — ik vind het een heel hard woord en ben dat niet zo gewend — onbehoorlijk bestuur, zeker als we gezien hebben wat tot nu toe de praktijk is in de Caraïben. Daar heeft een enkele partij blijkbaar voordeel van het Caribisch gebied als extra kieskring. Nu mag straks de hele wereld, behalve onze drie landen in het Caribisch gebied — dat heb ik zojuist geleerd van collega Ganzevoort — mee gaan stemmen in een systeem dat niet past. Dat heb ik bij de behandeling van de grondwetswijziging betoogd. Ik besef dat dat debat is geweest. De grondwetswijziging is een feit. Maar dat debat doet er wel toe.
De heer Ganzevoort i (GroenLinks):
De heer Schalk verwijst een paar keer naar die uitvoerbaarheidstoets en dat we daar zo veel over hebben nagedacht de afgelopen weken. Maar in die zelfevaluatie van de afgelopen weken ging het ook steeds om het punt hoe we de uitvoerbaarheidstoets kunnen depolitiseren. Ik bedoel dat we zeggen dat het niet een instrument is om te zeggen "ik wil deze wet niet en daarom noem ik hem onuitvoerbaar", maar dat het over andere zaken gaat. Daarom is de brief van augustus belangrijk, omdat die iets anders zegt over de uitvoerbaarheid. Maar als het gaat over de pragmatiek, over de moeite die partijen kunnen hebben om op zo'n korte termijn dingen voor elkaar te krijgen, dan zou ik de heer Schalk heel pragmatisch en met een beetje een kwinkslag de suggestie willen doen om zijn zeer grote jongerenorganisatie te betrekken bij de hand- en spandiensten.
De heer Schalk (SGP):
Ja, dat zou goed uit kunnen komen. Misschien ook de gewone leden. Ik meen dat we ongeveer 30.000 leden hebben bij de SGP, en 23.000 jongeren. Dat moet dus goedkomen. Maar die wonen heel vaak in Nederland. Als ze verspreid waren over de hele wereld, was dat misschien wat gemakkelijker. Ik ben het met de heer Ganzevoort eens: ook in mijn achterban zijn er natuurlijk een heleboel mogelijkheden om mensen in beweging te brengen, om bijvoorbeeld zendingswerkers die overal in de wereld aan het werk zijn te bewegen om zich te gaan organiseren. Maar ik denk dat de heer Ganzevoort, die nogal eens in het Caribisch gebied is geweest, heel goed weet hoe ingewikkeld het soms ligt met hele simpele dingen die wij normaal vinden, zoals post en dergelijke, om maar zo'n zendingswerker te noemen. Ik was onlangs in Ecuador; daar werkt de post helemaal niet.
De voorzitter:
Ik ga nu wel de klok weer aanzetten, meneer Schalk. We zijn inmiddels drie straten verder terug.
De heer Schalk (SGP):
Sorry, voorzitter. Dit was mijn antwoord. We waren in Ecuador en ik kom weer thuis. Ik zei zojuist dat het debat dat we hebben gevoerd er wel toe doet. Daar is klip-en-klaar gesproken over het invoeringstraject. Niemand in deze Kamer heeft toen druk op de minister gezet om alsnog aan te geven dat het toch wel zou moeten gaan lukken. De minister was zelf ook heel glashelder: dat is niet meer mogelijk. De regering heeft ook de inspanningsverplichting om toe te zien op eerlijke, transparante en evenredige verkiezingen, waarbij sprake is van politieke gelijkheid — kijk eventjes naar het debat van vanmorgen — voor iedereen, voor alle politieke partijen. Hoe wil de regering artikel 4 van de Grondwet waarborgen als er een niet-denkbeeldig risico bestaat dat de inrichting van het kiescollege niet-ingezetenen een onevenredig voordeel oplevert voor bepaalde partijen die dat soort zaken al veel eerder op orde hebben gemaakt? Ik verwijs even naar het grondwetsdebat, waarin ik duidelijk heb gemaakt wat dat betekende in de drie gemeenten in het Caribisch gebied.
Voorzitter. Het zal duidelijk zijn: deze handelswijze past niet zo bij de wijze waarop de SGP met onze burgers wil omgaan. Mijn fractie roept de minister op om de invoeringsdatum aan te passen, zodat de niet-ingezetenen bij de komende verkiezingen van de Provinciale Staten nog niet kunnen meedoen. Dan krijgen partijen tijd om zich goed voor te bereiden en een zorgvuldige uitvoering te waarborgen.
Voorzitter. Ik zie uit naar de reactie van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Van Hattem namens de PVV.