Verslag van de vergadering van 21 februari 2023 (2022/2023 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.48 uur
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Zoals gezegd voer ik mede het woord namens de fractie van de Partij van de Arbeid.
Vandaag bespreken we het wetsvoorstel Tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen. Voordat ik zal ingaan op de huwelijkse gevangenschap een paar woorden over die andere onderwerpen. In de schriftelijke ronde, die in 2021 plaatsvond, merkten wij al op dat het zeer onwenselijk is dat diverse voorgestelde wetgeving die inhoudelijk niets met elkaar te maken heeft, in één wetsvoorstel wordt samengebracht. De minister heeft dat destijds beaamd en beterschap beloofd. We zijn inmiddels ruim een jaar verder en ik ben benieuwd of de verwerking van de motie-Hoekstra in de aanwijzingen voor de regelgeving inmiddels enig effect sorteert. Is dat al zichtbaar? Wordt dit gemonitord? Wellicht kan de minister hier iets over zeggen.
Een van de andere onderwerpen in dit wetsvoorstel was het wijzigen van de wetgeving rondom de mondelinge behandeling in jeugdzaken. Wij hebben er kennis van genomen dat de regering op eigen initiatief ook op dit punt een novelle door de Tweede Kamer heeft geloodst, die inhoudt dat een artikel dat regelt dat een oproep voor een mondelinge behandeling in bepaalde gevallen achterwege kan blijven, vervalt, omdat de wetgeving waarop de minister vooruit wilde lopen er waarschijnlijk niet gaat komen. Kan de minister hierop nog een korte nadere toelichting geven? Waarom leek het voorgestelde artikel eerst een goed idee en is het dat nu niet meer? Het komt op ons een beetje over als een toch wat rommelig wetgevingsproces. Wat is er nou precies veranderd in de tijd tussen de beantwoording van onze vragen hierover in 2021 — die vragen waren al heel kritisch — en het besluit om een novelle in te dienen? Want de beantwoording ging er nog van uit dat het een heel goed idee was.
Voorzitter. Ik kom nu bij het tegengaan van huwelijkse gevangenschap. Op dit punt wil ik beginnen met het complimenteren van de regering met het indienen van dit wetsvoorstel. Voor de vrouwen, want het zijn doorgaans vrouwen, die gevangen worden gehouden in een religieus huwelijk, omdat ze voor de beëindiging daarvan de medewerking van hun echtgenoot nodig hebben, biedt het voorliggende wetsvoorstel handvatten om op een eenvoudige manier die medewerking af te dwingen. Ik wil ook de vrouwen van Femmes for Freedom — een aantal daarvan zit op de publieke tribune zag ik — complimenteren met hun jarenlange inzet op dit onderwerp.
Door middel van een amendement is in de Tweede Kamer aan het wetsvoorstel een strafbaarstelling toegevoegd van partijen die een religieus huwelijk aangaan zonder voorafgaand burgerlijk huwelijk. Dit is wat ons betreft een heel slecht idee. Niet elk maatschappelijk probleem is met een strafbaarstelling op te lossen. We moeten ook niet elk probleem via het strafrecht willen oplossen. En we moeten ons altijd bewust zijn van mogelijke schadelijke neveneffecten van een strafbaarstelling op degenen die we eigenlijk willen beschermen. We zijn dan ook blij dat de regering de kritiek van ons en andere partijen op die strafbaarstelling serieus heeft genomen en, na consultatie van diverse partijen die onze kritiek deelden, de novelle heeft ingediend die vandaag voorligt. Middels die novelle is die strafbaarstelling weer uit het wetsvoorstel gehaald.
De unanieme afwijzing van de strafbaarstelling door iedereen met verstand van zaken, om het zo maar te zeggen, roept bij ons wel de vraag op hoe het kan gebeuren dat het betreffende amendement, dat toch verstrekkend was, door de Tweede Kamer is gekomen. Dat is eigenlijk een vraag die verdergaat dan dit wetsvoorstel. We zien hier vaker wetgeving voorbijkomen die sterk geamendeerd is zonder dat die amendementen zijn voorgelegd aan de Raad van State, andere deskundigen of uitvoeringsorganisaties. We kunnen proberen dat gemis in de Eerste Kamer te repareren door alsnog voorlichting van de Raad van State te vragen of om de regering in overweging te geven alsnog een advies te vragen, zoals bij dit wetsvoorstel is gebeurd. Maar zou het met het oog op de kwaliteit van de wetgeving niet veel beter zijn om deskundige adviezen op een ingrijpend amendement al voor de stemming in de Tweede Kamer te ontvangen? Ik begrijp dat dit niet het debat is om daar ten principale een eindoordeel over te geven, maar wellicht kan de minister, vooruitlopend op een wat diepgaander debat, hier alvast op reflecteren. Ziet hij het probleem en zijn er ideeën voor oplossingen? Ik kan me ook voorstellen dat de minister hier schriftelijk op wil terugkomen.
Voorzitter. Zoals gezegd zijn wij blij met de ingediende novelle. Wel hebben we nog een vraag naar aanleiding van het antwoord van de regering uit december 2021. In deze beantwoording geeft de regering aan dat er niets tegen is wanneer partijen ervoor kiezen een religieus huwelijk te laten bestaan wanneer een burgerlijk huwelijk wordt ontbonden. Kan de minister uitleggen waarom, als daar niks tegen is, er wel iets tegen is wanneer partijen een religieus huwelijk sluiten zonder dat of voordat er een burgerlijk huwelijk wordt gesloten? Wat is nou eigenlijk precies het verschil of er eerst wel of geen burgerlijk huwelijk geweest is, als het blijkbaar acceptabel is dat er alleen een religieus huwelijk bestaat? Het is niet dat ik het een of het ander zou willen, maar ik begrijp het gemaakte onderscheid niet.
Voorzitter. Huwelijkse gevangenschap omvat veel meer dan de onmogelijkheid een religieus huwelijk te beëindigen. Het ziet ook op de situatie waarin iemand gedwongen wordt tegen zijn of haar zin burgerlijk getrouwd te blijven, dat het iemand juridisch of de facto onmogelijk wordt gemaakt om uit een huwelijk te stappen dat hij of zij niet langer wil. Noem het de spiegelzijde van een gedwongen huwelijk. De dwang om getrouwd te blijven kan komen van de echtgenoot, in de vorm van geweld, coercive control, zeg maar controlerende dwang, ernstig psychisch geweld, bedreigingen of de inzet van kinderen. Het kan ook komen van de familie, de gemeenschap of van omstandigheden waar de betrokkene zelf weinig of geen invloed op heeft, zoals een gebrek aan huisvesting of de mogelijkheid om economisch zelfstandig te zijn.
De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa heeft in januari een resolutie over huwelijkse gevangenschap aangenomen op basis van een rapport waarvan ik de eer had rapporteur te mogen zijn. In deze resolutie worden de lidstaten van de Raad van Europa opgeroepen maatregelen te nemen om huwelijkse gevangenschap tegen te gaan. In internationaal perspectief is Nederland een van de voorlopers in het tegengaan van huwelijkse gevangenschap, zeker als de wet wordt aangenomen waarover we vandaag spreken. Maar dat betekent niet dat er hier niets meer te doen is. Zowel op het gebied van het kunnen beëindigen van een religieus huwelijk als bij het daadwerkelijk kunnen beëindigen van een niet langer gewenst burgerlijk huwelijk kan hier ook nog wel wat gebeuren. Ik ga de minister nu niet vragen om op alle aanbevelingen in te gaan, maar ik wil een paar punten noemen.
Ik heb gelezen dat de minister bij vragen over de diplomatieke inzet op het gebied van huwelijkse gevangenschap vooral refereert aan situaties van gedwongen achterlating. Daarbij gaat hij naar mijn idee voorbij aan een probleem dat veel vaker voorkomt: het niet erkennen van Nederlandse echtscheidingen in landen van herkomst, met alle gevolgen van dien. Ik noem het risico beschuldigd te worden van overspel. Kan de minister aangeven wat Nederland op dit vlak doet, zowel op individueel niveau, dus als een vrouw — meestal zijn het vrouwen — te maken krijgt met het niet erkennen van een echtscheiding en de problemen daardoor, als op structureel niveau? Wat doet Nederland om te zorgen dat andere landen Nederlandse scheidingen erkennen?
In de tweede plaats ben ik benieuwd hoe het staat met het wetsvoorstel tot strafbaarstelling van coercive control en of er in dit wetsvoorstel of de toelichting erop expliciet aandacht wordt besteed aan de dwang om in een huwelijk te blijven.
Tot slot een vraag over de toegang tot het recht. In familiezaken geldt een hogere eigen bijdrage dan in andere zaken. De laagste eigen bijdrage is €315 en daar komt dan nog griffierecht bovenop. Is ooit onderzocht of deze hoge eigen bijdrage een belemmering vormt voor de toegang tot het recht in familiezaken? Is de minister bereid om een dergelijk onderzoek te laten uitvoeren? Nu we het er toch over hebben: wat is eigenlijk de ratio achter die hogere eigen bijdrage in familierechtelijke zaken? Is het niet eens tijd om daar afstand van te doen?
Voorzitter. De resolutie van de Parlementaire Assemblee kent nog veel meer aanbevelingen. Ik zou de minister willen uitnodigen om namens het kabinet een reactie op al deze aanbevelingen te geven en die schriftelijk aan ons te doen toekomen om hier verdere uitvoering aan te geven.
Voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording van de vragen. Ik kan alvast verklappen dat de fracties van GroenLinks en de Partij van de Arbeid voor het wetsvoorstel en voor de novelle zullen stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan is het woord aan de heer Dittrich namens D66.