Verslag van de vergadering van 4 april 2023 (2022/2023 nr. 25)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.23 uur
De heer Raven i (OSF):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil even stilstaan bij hetgeen vanmorgen gebeurd is, dat grote treinongeluk. Mijn deelneming aan de slachtoffers en de gewonden vanuit hier. Wij wensen iedereen sterkte.
Voorzitter. Ik had vijftien minuten spreektijd kunnen vullen. Helaas had ik maar vijf minuten aangevraagd. Op het laatste moment had ik gevraagd of dat nog gewijzigd kon worden, maar dat zat er niet in. Ik moet het dus met een kortere bijdrage doen. Dus een korte bijdrage, een hogere inhoudelijke waarde. In der Beschränkung zeigt sich der Meister, zal ik maar zeggen. Welkom aan minister Kaag en welkom terug aan minister Adriaansens hier in deze Kamer. Het moet goed voelen, denk ik, om weer hier tussen uw oud-collega's te zijn.
Geachte voorzitter, beste collega's. Ik ben, net als de voorgaande sprekers, ernstig geschrokken van de voorlichting die we vorige week hebben gehad van de Algemene Rekenkamer over de fondsen. Ik kan niet te veel uitweiden, maar ik denk dat de collega's daar al heel nadrukkelijk de vinger op de juiste plek hebben gelegd. Ik denk dat dat een zeer belangrijk aandachtspunt is, ook voor het kabinet. Als leden van het parlement hebben wij de belangrijke taak om het grondwettelijke budgetrecht uit te oefenen. Dit betekent dat wij verantwoordelijk zijn voor het controleren van de inkomsten en de uitgaven van de overheid en het vaststellen van de begroting. Het is van groot belang dat wij als Kamer voldoende grip hebben op de fondsen, onder meer het fonds voor de transitie naar duurzame energie, het Klimaatfonds, het stikstoffonds en het Nationaal Groeifonds. Er zijn er al een aantal langsgekomen.
Grip is datgene wat hier vandaag eigenlijk aan de orde zou moeten zijn, met de centrale vraag: hebben wij als Kamer voldoende grip op die fondsen? En het gaat niet over klein geld. Het gaat over 100 miljard euro of misschien nog wel meer. De Algemene Rekenkamer zei: we hebben het eigenlijk niet helemaal in beeld en er is eigenlijk niemand die echt precies weet hoe het zit. Helaas hebben wij die grip waarschijnlijk niet. Helaas is het ook zo dat de doelen van deze fondsen onvoldoende duidelijk meetbaar en controleerbaar zijn beschreven, waardoor de Kamer weinig grip heeft op de uitgaven van deze fondsen. Dit is een probleem dat dringend moet worden aangepakt. De minister zou de Kamer meer grip moeten geven en meer sturingsmogelijkheden moeten verstrekken om ons budgetrecht adequaat te kunnen uitoefenen.
Om de Kamers van het parlement meer grip te geven op deze fondsen wil ik een tiental mogelijkheden introduceren. Die zou ik in ieder geval, als ik ooit een keer minister van Financiën zou zijn, binnen een jaar introduceren in het rijksbeleid. Ik geef de volgende voorbeelden. Ontwikkel kengetallen om de voortgang van de doelen van deze fondsen te meten en te monitoren. Die zijn er op dit moment onvoldoende. Stel een duidelijk tijdpad voor om de doelen van deze fondsen te behalen. Communiceer hier helder met de Kamer over. Evalueer regelmatig of de doelen van de fondsen nog steeds actueel en relevant zijn. Geef de Kamer inzicht in de hoogte en beschikbaarheid van de middelen uit deze fondsen. Zorg voor een goede afstemming tussen de verschillende fondsen om dubbel werk te voorkomen. Houd de Kamer op de hoogte van de besluiten die genomen worden met betrekking tot deze fondsen. Zoals gezegd: het gaat om een fors bedrag van om en nabij de 100 miljard.
Stel een duidelijk verantwoordingsmechanisme op, zodat de Kamer kan controleren of het geld op de juiste manier wordt besteed. Ik wil een voorbeeld geven naar aanleiding van de eerste ronde van het Nationaal Groeifonds. Daar zat een bedrag in van 2,5 miljard — dat zeg ik even uit mijn hoofd — dat in eerste instantie was goedgekeurd door de commissie die daarmee aan het werk ging. De commissie had dus 2,5 miljard euro toegekend voor werkzaamheden die eigenlijk vallen onder het normale budget van het ministerie voor het vernieuwen van baanvakken van treinen. Dat is dus ten onrechte gedaan. Daar is het Nationaal Groeifonds niet voor bedoeld. Uiteindelijk is dat gelukkig ook niet doorgegaan. Wij hebben daar destijds wel vragen over gesteld. Dit is geen klein voorbeeld. Het gaat namelijk over 2,5 miljard. Dat heb ik niet dagelijks in mijn beurs zitten. Ik denk dat we daar veel kritischer mee moeten omgaan.
Betrek de Kamer bij de besluitvorming over de inzet van deze fondsen. Dat gebeurt op zichzelf wel. Bij de eerste ronde zag je echter dat het in de Tweede Kamer een hamerstuk was. Toen ging het echt over miljarden. Dat gaat te makkelijk. Daar is het niet voor bedoeld. Het is niet bedoeld om snel geld beschikbaar te stellen. Het is bedoeld om zaken, de doelen die we wensen, te versnellen. Daardoor heb je geld beschikbaar. Daardoor heb je de financiële mogelijkheden om versnelling aan te brengen.
Maak de doelen van de fondsen meetbaar en controleerbaar, zodat de Kamer haar budgetrecht adequaat kan uitoefenen. Met deze mogelijkheden kunnen wij als Kamer beter sturen en meer grip krijgen op de fondsen, onder meer op de genoemde fondsen. Ik roep daarom de minister op om de Kamer de benodigde besturingsmogelijkheden te geven, zodat wij als Kamer ons budgetrecht adequaat kunnen uitoefenen en ervoor kunnen zorgen dat de doelen van deze fondsen daadwerkelijk worden gehaald. Zo kunnen we er ook voor zorgen dat geld op de juiste manier wordt besteed.
Op zichzelf heeft de OSF-fractie geen problemen met fondsen. We zien echter liever, zeker gezien de rapportage van de Algemene Rekenkamer, dat de investeringen meer terug te vinden zijn in de investeringsraming. Daarbij moet netjes afgeschreven worden op jaarbasis. Dan heb je niet in één keer de totale bedragen op je begroting hangen. Dat is kennelijk nu gemeengoed bij financiering. Ik vind dat vreemd. We kunnen dat beter op een investeringsprogramma wegzetten, zeker in tijden dat er helemaal geen rente berekend wordt. Dan heb je de jaarlijkse lasten werkelijk verlaagd. Dan heb je ook meer grip.
Voorzitter. Tot slot zou ik ten aanzien van één fonds, het Klimaatfonds, nog een tip willen geven aan minister Jetten. Wij praten over het versnellen van het thema. Dat zou zeker op het gebied van zonnepanelen heel efficiënt kunnen en moeten. Wij constateren dat Nederland een inhaalslag heeft gemaakt. Dat is prima. We zijn het afgelopen jaar zelfs nog meer gestegen dan andere landen in Europa bij elkaar, zo'n beetje. Dat is een goede zaak, maar we hadden ook een forse achterstand op dat gebied. Over zonnepanelen gaat het sprookje dat je ze maar aan één kant van het dak op een efficiënte manier kunt leggen. Dat is ook zo, aan de zuidkant heb je ongeveer 95% opbrengst, terwijl de panelen aan de noordkant zo'n 60% tot 65% energie opleveren.
De voorzitter:
Meneer Raven, wilt u alstublieft afronden?
De heer Raven (OSF):
Ja, ik ga afronden, ik was met de laatste zin bezig. Als de opbrengst aan de noordzijde 60% tot 65% is, dan is dat meer dan 0%. Ik heb zelf aan de noordkant van mijn huis zonnepanelen gelegd. Daar heb je wat minder opbrengst, maar tien zonnepanelen leveren toch 1.600 kilowatt op. Als je in heel Nederland ook de minder efficiënte dakdelen vol zou leggen — dat zou kunnen door bijvoorbeeld een subsidie te verstrekken uit het Klimaatfonds, zodat je de onrendabele top er even af haalt — kun je in één slag de opbrengst van zonnepanelen in een of twee jaar verdubbelen. Ik denk dat we daarnaar zouden moeten streven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Raven. Dan is het woord aan meneer Schalk.