Verslag van de vergadering van 5 juni 2023 (2022/2023 nr. 35)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.19 uur
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Voor sommige collega's is dit het laatste wetsvoorstel dat ze behandelen in deze Kamer van reflectie en we gaan hen node missen. Ik had het hun ook gegund dat ze een glashelder wetsvoorstel als sluitstuk van deze zittingsperiode hadden kunnen bespreken, maar naar mijn bescheiden mening is dat niet het geval. Vandaag bespreken we een wetsvoorstel dat zich heeft ontwikkeld tot een rasechte jojo. U kent dat speelgoed wel: twee schijfjes verbonden door een as, waaromheen een touwtje wordt gewonden. Door de jojo naar beneden te gooien, wikkelt het touwtje af en met een klein rukje op het juiste moment komt die weer naar boven. Inmiddels zijn er eindeloze variaties op dat concept en vandaag bespreken we zo'n variatie.
Want bij nadere beschouwing van dit wetsvoorstel zien we dat jojogedrag. Neem als voorbeeld het vermoeden van wanbeheer, waarop een spoedaanwijzing kan worden gegeven. In het conceptwetsvoorstel ging het om een redelijk vermoeden van wanbeheer. Na advies van de Raad van State werd het een ernstig vermoeden. Bij nota van wijziging werd het een redelijk vermoeden van wanbeheer. En nu is het uiteindelijk geworden een wezenlijk vermoeden van wanbeheer, een term die nogal wat vragen oproept. Een spoedaanwijzing is immers een zeer zwaar middel, zeker nu het hier gaat om wanbeheer in verband met overtredingen van de burgerschapsopdracht en de zorgplicht voor de veiligheid. Het is niet eenvoudig om dat objectief vast te stellen. Want wat is de norm die gehanteerd moet worden? Is die norm wel te objectiveren, zo vraag ik aan de minister. Hoe oordeelt de minister zelf over het verspringen van "redelijk" naar "ernstig" naar "redelijk" naar "wezenlijk"? Is "wezenlijk" nu sterker of zwakker? Waarom die wazige terminologie? Mijn fractie vindt dat problematisch want het kan in feite alle kanten op.
En dan het woord "flagrant" in combinatie met "structureel". Dat is aan de orde bij de nieuwe aanwijzingsgrond, namelijk de naleving van de burgerschapsopdracht. Ook hier is de jojo weer volop in bedrijf geweest. Ik noteer in wetsvoorstel 1: in ernstige mate of langdurige tekortschietende naleving. De Raad van State adviseert dit te schrappen wegens strijdigheid met de vrijheid van inrichting. Dus werd het wetsvoorstel 2: het structureel handelen in strijd met. Toen werd het in de nota van wijziging: het handelen in strijd met. En ten slotte werd het: het structureel of flagrant handelen in strijd met. Daar is geen touw aan vast te knopen. De Raad van State doet verwoede pogingen om duidelijk te maken wat de bedoeling zou kunnen zijn. Hoe zit dat nu met dat "structureel" of "flagrant"? Betekent dit dat het het een of het ander is of vullen ze elkaar aan?
En dan zijn we er nog niet. Bij overtreding van de burgerschapsopdracht gaat het over de democratische kernwaarden. Welke zijn dat dan precies en wie bepaalt welke waarden er in de samenleving van belang worden geacht? Neem milieu en klimaat. De ene school zal uitgaan van de evolutietheorie en dan past het huidige klimaatprobleem misschien wel in de gedachte van voortgaande ontwikkeling. Maar ja, er zomaar op los leven vanuit de evolutiegedachte is wel in strijd met de waarden van een christen; die ziet het geheel van deze aarde als een door God geschapen werkelijkheid waarover goed rentmeesterschap moet worden uitgeoefend. Welke waarden zijn nu leidend?
Een ander voorbeeld. Onlangs werden de scholen overspoeld met materialen vanuit de Rutgers Stichting; u weet wel, dat is die stichting die 26 miljoen euro subsidie heeft en die met dat geld allerlei materialen en lesmethodes rond seksualiteit over de scholen wil verspreiden. Zijn scholen die dat materiaal — ik druk mij gematigd uit — niet passend vinden voor kinderen van jonge leeftijd dan automatisch verdacht, of voldoe je niet meer aan de burgerschapsopdracht als je weigert om de hele woke indoctrinatie te omarmen?
Voorzitter. Die diffuse termen die gehanteerd worden, zijn met heel veel moeite op orde te brengen. Ik bewonder de Raad van State die het zo heeft omschreven dat de angel eruit wordt gehaald als je de termen gebruikt op de manier die zij adviseren, maar mijn stelling is dat de regering wegduikt onder die uitleg.
De voorzitter:
Meneer Pijlman, mag ik u vragen kort te zijn?
De heer Pijlman i (D66):
Ja, heel kort. Ik zou graag willen weten wat u verstaat onder "woke". Ik heb gisteren nog even dat kinderboekje bekeken waar toen zo veel ophef over was. Ik heb het gekocht voor mijn kleindochter. "Arm kind", hoor ik de heer Schalk nu zeggen. Nou, als je dat dan doorleest dan komen we inderdaad wel van een heel verschillende wereld en achtergrond. Een totaal onschuldig, enig verhaal. Niks mis mee. Daar plakt u dan de term "woke" op. Wat bedoelt u daarmee?
De heer Schalk (SGP):
Ik bedoel met "woke indoctrinatie" iets veel breders dan alleen dat boekje over dat varkentje dat niet precies weet wat het is. Maar daar zit een ideologie onder die we op dit moment op een heleboel manieren terugzien in het geheel van de samenleving. Dat kun je gewoon merken, ervaren enzovoorts. We proberen volgens mij allebei zorgvuldig te spreken en zorgvuldig voorbeelden te gebruiken. Dat is tot nu toe zo gegaan en dat gaan we vandaag ook doen. Maar ik kan er toch niet omheen om een voorbeeld te noemen dat mij best wel heeft geraakt. Ik hoorde van een meisje dat aangaf dat er in haar schoolklas van misschien 25 tot 30 leerlingen 15 tot 20 mensen zaten die niet wisten wat ze nou precies waren, een jongen of een meisje. Dat vind ik zo'n hoog aantal dat ik me afvraag: wat is er gebeurd in de samenleving waardoor we zo veel onzekerheid hebben teweeggebracht? Dan snap ik heus wel dat u kunt zeggen: moet je dat nu allemaal enten op dat boekje, dat ik onschuldig acht en voor mijn kleindochtertje heb gekocht? Maar ik ben van huis uit pedagoog of in ieder geval onderwijskundige, en daar zit ook een stukje pedagogiek bij, en op die opleiding heb ik in ieder geval geleerd dat in vrijwel elk prentenboek een enorm diepe boodschap zit.
De voorzitter:
De heer Pijlman, tot slot.
De heer Pijlman (D66):
Tot slot, voorzitter.
De heer Schalk lokt een enorm debat uit. Hij geeft ook een heel breedsprakig antwoord op de vraag wat hij onder "woke" verstaat, dat helemaal niet aansluit bij het voorbeeld over de Rutgers Stichting waar hij mee begon. Misschien komen de groepen waaraan u refereert gewoon op ... Misschien is woke niets meer dan mensenrechten. Dat zou ook weleens kunnen. Daar heeft uw partij nooit in vooropgelopen. En dan ziet u nu plotseling allemaal spoken die er mijns inziens helemaal niet zijn. Dat wil niet zeggen dat mensen niet ook heel erg kunnen overdrijven. Zeker, en dan zijn we er allemaal bij om dat weer een beetje terug te duwen.
De heer Schalk (SGP):
Zeker. Ik zag juist de afgelopen dagen artikelen over het gebruik van taal, ook onze Nederlandse taal, waarvan je de haren te berge rijzen. We raken simpelweg een heleboel gewone begrippen kwijt, omdat je die bijna niet meer zou kunnen gebruiken. Maar goed, dan dwalen we echt af van het onderwerp. Ik wilde hier alleen maar de vraag stellen: voldoe je aan de burgerschapsopdracht als je dat soort boekjes afwijst en als school zegt dat je er niets mee te maken wilt hebben? Dat is een reële vraag, denk ik, en die wil ik aan de minister stellen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we de heer Schalk nu zijn betoog laten afmaken en daarna ruimte geven voor de interrupties, omdat we anders echt te veel uit de tijd lopen. Meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Voorzitter. Ik gaf aan dat ik vond dat de regering wegduikt voor de uitleg. Bij het woord "wezenlijk" gaat de regering alleen in op de uitleg van "een substantiële mate van waarschijnlijkheid". Daar kan de regering wel mee instemmen, maar het resumé van de Raad van State stelt dat het gaat om een terughoudende toepassing van een vergaand instrument als die spoedaanwijzing in het onderwijs. Maar in de beantwoording aan de D66-fractie stelt de regering, waarbij ik citeer wat ik zojuist ook heb geciteerd: "Waar het dus niet de eigen levensbeschouwelijke of religieuze visie van de school betreft of de methode die de school voor het burgerschapsonderwijs hanteert, is derhalve geen sprake van terughoudend toezicht, anders dan de Afdeling lijkt te suggereren." Klopt het dat de regering dus een ruimere interpretatie voorstaat dan de Raad van State?
Ten aanzien van de term "flagrant" geeft de regering aan dat de uitleg van de Afdeling niet strookt met de toelichting bij het amendement en dat de regering de interpretatie van de Afdeling niet deelt. Ik citeer: "Hoewel de regering dus de interpretatie van de Afdeling, formeel beschouwd, niet onderschrijft, is er in materiële zin geen verschil van inzicht over de toepassing van de aanwijzing." Maar de SGP legt hier een indringende vraag voor over de kwaliteit van de wetgeving: kunnen we nu wel stemmen over een wetsvoorstel waarbij er zo veel verschillende teksten en toelichtingen bestaan en zo veel verwarring en onduidelijkheid, en waarbij in de laatste fase nog weer alternatieve lezingen worden geboden ten opzichte van het advies van het hoogste adviesorgaan? Fundamentele vrijheden en rechtszekerheid zijn immers in het geding.
Misschien moeten we het nog eens over een andere boeg gooien. Zou de minister klip-en-klaar kunnen benoemen, aan de hand van een drietal voorbeelden uit de praktijk, waarom hij deze wetgeving nu nodig acht? Voorbeeld één, gaat het om het indammen van haatzaaien? Gebruik dan gewoon het strafrecht, met gebruik van de woorden dat we behoudens onze verantwoordelijkheid voor de wet moeten handelen. Of voorbeeld twee, wil de minister het materiaal aanpakken van de Rutgers Stichting, zoals ik dat zojuist benoemde? Pak dan gewoon de subsidie af, zou ik zeggen. Of voorbeeld drie, wil de minister dat antisemitisme wordt tegengegaan? Daar helpt deze wet vermoedelijk niet echt tegen, en daar hebben we toch ook het strafrecht voor?
Dan nog een ander principieel punt. Het is vreemd hoe onordelijk en willekeurig omgesprongen wordt met zorgplichten voor scholen, in dit geval met burgerschap en sociale veiligheid. Lange tijd richtte de aandacht zich op burgerschap. Dit wetsvoorstel zou uitkomst gaan bieden voor handhavingsproblemen, maar nu wordt de bevoegdheid om in te grijpen juist makkelijker gemaakt bij de relatief nieuwe zorgplicht sociale veiligheid. Wat is de ratio daarachter en wat heeft dat voor gevolgen voor de bestuurlijke verhoudingen in het onderwijs? De minister gaat zich mengen in zaken die eigenlijk niet zwaar genoeg zijn vanuit het perspectief van zijn stelselverantwoordelijkheid. Hoe voorkomen we dat de incidentele problemen op scholen kunnen uitgroeien tot politieke willekeur, waartegen zelfs de beste procedures geen weerstand meer kunnen bieden?
Voorzitter. Ik ga weer even terug naar de opzet van deze wet. Er waren toch al mogelijkheden om van overheidswege concrete, bindende aanwijzingen te geven over de wijze waarop een eventuele overtreding moet worden beëindigd? Maar dat middel moest spaarzaam en terughoudend worden ingezet. De wet stelt dan ook nu al zware vereisten. Er moet sprake zijn van wanbeheer, dat in de wet limitatief is omschreven. En het betreft altijd ernstige situaties, zoals financieel wanbeheer, bestuurlijke intimidatie of ernstig tekortschieten met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. De minister vindt dat nu niet voldoende. Zijn handhavingsinstrumenten zouden tekortschieten. Maar bij wanbeheer wil de minister snel kunnen ingrijpen en een reguliere aanwijzing duurt dan te lang. Dan volgt een spoedaanwijzing, met alle risico's voor subsidiariteit en proportionaliteit.
Voorzitter. Mijn fractie is van mening dat de regering mag proberen, sterker nog, moet acteren om kwalijke praktijken die kunnen plaatsvinden, aan te pakken. Maar de uitbreiding van het instrumentarium op deze wijze is naar de mening van de fractie van de SGP buitensporig. Sterker nog, de SGP beschouwt dit wetsvoorstel als een zeer vergaande uitholling van de inhoud van artikel 23 van de Grondwet. Nog even wat preciezer: het wetsvoorstel betekent een miskenning van de zorgplicht van de regering, zie artikel 23 lid 1, van de bedoeling met het toezicht, lid 2, van de vrijheid van onderwijs, lid 2, en van de functie van deugdelijkheidseisen, lid 5 tot en met 7.
Ik licht dat kort toe. De zorgplicht van de regering is niet bedoeld als legitimatie voor de regering om met de beste bedoelingen alles te doen wat zij nodig vindt voor het onderwijs. De inhoud van artikel 23 bepaalt hoe die zorgplicht gelezen moet worden. Hoofdlijn daarin is dat misstanden en problemen in het onderwijs worden opgelost door het toezicht van de inspectie op de wettelijke deugdelijkheidseisen, mogelijk uitmondend in bekostigingssancties. Dat geldt dus ook voor de grote problemen met burgerschap en sociale veiligheid. De rol van de onafhankelijke inspectie is een bewuste schokdemper tegen de invloed vanuit de politiek. Waarom wordt deze schokdemper weggehaald?
We kunnen mooie verhalen houden over de procedurele waarborgen die het wetsvoorstel zou bieden, maar het moet te denken geven dat ambtenaren waarschuwen voor de druk die ontstaat als politiek en media bij de minister gaan aandringen. Ik heb de beslisnota ingezien en dan slaat de schrik je om het hart als je steeds opnieuw leest "dit raden wij af". Waarom legt de minister alle waarschuwingen naast zich neer? Is hij doof voor de signalen dat dit wetsvoorstel de randen van artikel 23 opzoekt of zelfs overschrijdt?
Voor zover de minister toch zelf direct bestuurlijk moet kunnen ingrijpen, moet dat gaan om uitzonderlijke situaties, die raken aan zijn stelselverantwoordelijkheid. In 2013 werd de aanwijzingsbevoegdheid op grond van artikel 23 nog bewust gebonden aan die stelselverantwoordelijkheid. Het is zorgelijk dat die principiële rechtsstatelijke lijn tien jaar later zomaar aan de kant wordt gezet. De minister creëert een steeds langere lijst met deugdelijkheidseisen, op grond waarvan hij zelf direct kan ingrijpen. Daarmee is het wetsvoorstel niet alleen strijdig met de Grondwet, maar kan het ook uitlopen op bestuurlijke problematisering. Daar moeten we geen ruimte aan geven, maar krachtig weerstand tegen bieden.
Voorzitter. Ik ben benieuwd naar de reactie van de regering.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan schors ik even voor een minuut. Dan beginnen we daarna met de interrupties voor meneer Schalk.