Verslag van de vergadering van 5 juni 2023 (2022/2023 nr. 35)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.50 uur
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Terwijl Rutte en Kaag Nederland onder de voet laten lopen door een onophoudelijke asieltsunami, doet deze VVD-staatssecretaris er nog een schepje bovenop door met deze twee wetsvoorstellen vreemdelingen nog meer mogelijkheden te geven om in Nederland te zijn en te blijven. In plaats van onze grenzen te sluiten voor een onhoudbare massa-immigratie, in plaats van illegalen zo snel mogelijk het land uit te zetten en in plaats van de asielinvasie een halt toe te roepen, geeft deze staatssecretaris de asielindustrie en haar geraffineerde netwerk van asieladvocaten juist extra haakjes om vreemdelingen een Nederlands paspoort en al de daaraan verbonden voorrechten te laten verkrijgen. Want dát is waar deze wetgeving uiteindelijk de poort toe openzet: versnelde mogelijkheden tot naturalisatie, nadat staatloosheid is vastgesteld.
Minderjarige vreemdelingen krijgen ook nog een extra voorkeursbehandeling via het zogenaamde optierecht. Hier niet rechtmatig verblijvende kinderen, dus illegaal, komen via dat optierecht alsnog versneld in aanmerking voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Is het de bedoeling van deze staatssecretaris om illegale ouders te belonen, die hier een kind krijgen, doordat dit kind beloond wordt met het optierecht? Dus dat het kind als een soort koekoeksjong procedureel misbruikt kan worden om het aan de Nederlandse nationaliteit te kunnen helpen? De staatssecretaris stelt immers zelf: de reguliere procedures en voorwaarden voor familieleden van voormalig staatlozen die het Nederlanderschap hebben verkregen en die zich bij hen willen voegen, gelden onverkort.
Dat betekent dus dat de procedure voor gezinshereniging mogelijk is. Dat antwoord staat echter haaks op wat de staatssecretaris schreef in de memorie van toelichting door het uitgangspunt te onderstrepen dat het frustreren van vertrek of het zich onttrekken aan toezicht door de ouders niet mag leiden tot toekenning van rechten, noch in het vreemdelingenrecht noch in het nationaliteitsrecht. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe dit onverkort vasthouden aan de reguliere procedure voor gezinshereniging zich verhoudt tot dit uitgangspunt?
Ook stelt hij, ik citeer, in de memorie van toelichting: "Daarbij is specifiek gewezen op het belang van het voorkomen van Zambrano-situaties, waarbij het verlenen van de nationaliteit aan het kind ertoe leidt dat de ouders, die hun nationaliteit wel hadden kunnen doorgeven aan hun kind, maar die dit niet gedaan hebben, verblijf krijgen bij hun kind. Deze verlening op grond van artikel 8 EVRM en/of het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak-Zambrano tegen België zou dan een ongewenste beloning zijn op het niet werken aan vertrek." Kan de staatssecretaris specifiek aangeven hoe hij denkt zulke Zambrano-situaties te voorkomen? Kan de staatssecretaris tevens aangeven hoe groot hij het risico acht dat de rechter of het Europees Hof voor de Rechten van de Mens deze wet op dit punt kan overrulen op basis van internationaal recht of jurisprudentie en dat familie zo alsnog, bijvoorbeeld op basis van het recht op family life volgens artikel 8 EVRM, verblijfsrechten kan verwerven, zodat het kind niet gescheiden hoeft te leven van diens familie en asieladvocaten de rechten van het kind in het verweer zullen brengen? Loopt de staatssecretaris met deze wetten niet een enorm juridisch moeras in?
Voorzitter. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het zit met alleenstaande minderjarige vreemdelingen die zonder papieren naar Nederland worden gestuurd en waarvan niet formeel vast kan worden gesteld of dit kind of een volwassene tot 21 jaar, wel of niet in Nederland is geboren? Kan dit leiden tot een juridische procedure waarbij geboorte in Nederland als een aangenomen feit wordt beschouwd? Kan dat worden uitgesloten? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Volkomen naïef of tegen beter weten in stelt de staatssecretaris dat het per amendement terugbrengen van tien jaar stabiel hoofdverblijf naar vijf jaar de kans op oneigenlijk gebruik niet vergroot. Hoe komt de staatssecretaris tot dat inzicht? Waarom was in eerste instantie door de regering voor tien jaar gekozen? Dat was vast ook niet zonder reden. Hoe verhoudt het criterium van rechtmatig verblijf zich tot het gegeven dat Nederland een inwilligingspercentage van 85% op asielverzoeken kent en zo'n beetje iedere illegaal op den duur wel voor een pardonregeling in aanmerking komt? Hoe goed moet je je best doen om überhaupt onrechtmatig verblijf in Nederland te hebben? Graag een reactie.
In de schriftelijke beantwoording gaf de staatssecretaris aan dat voor het optierecht redelijkerwijs geen andere nationaliteit kan worden verkregen, maar wat is "redelijkerwijs" en hoe is dat objectief te bepalen? De staatssecretaris stelt dat hier geen algemene uitspraken over kunnen worden gedaan omdat het zou gaan om een individuele beoordeling met inachtneming van de omstandigheden van het geval. Maar kan de staatssecretaris wel aangeven welke criteria hierbij worden gehanteerd? Of wordt dit vrij spel voor de kongsi van asieladvocaten en activistische rechters? Graag een reactie.
Uit de beantwoording blijkt ook dat de procedures alleen voor Europees Nederland zullen worden toegepast maar niet voor Caribisch Nederland. Kan de staatssecretaris aangeven hoe voorkomen zal worden dat er via Caribisch Nederland een juridische achterdeur kan ontstaan om makkelijker of sneller aan de Nederlandse nationaliteit te geraken, nu binnen het Koninkrijk twee verschillende systemen gehanteerd zullen worden, terwijl stabiel hoofdverblijf binnen het Koninkrijk wel het uitgangspunt blijft voor de vaststellingsprocedure?
Ook stelt de staatssecretaris dat "een rechter nooit met 100% zekerheid zal kunnen vaststellen dat er sprake is van staatloosheid op grond van wetgeving in alle honderden staten van de wereld" en dat het daardoor aannemelijk is dat iemand zonder nationaliteit is. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij denkt te voorkomen dat een vreemdeling met 100% zekerheid, of in ieder geval met een grote kans, op deze grond de aannemelijkheid van staatloosheid verkrijgt via de rechter? Er zal immers in zeer veel gevallen sprake zijn van een bewijsgebrek.
Ook is er nog de mogelijkheid van de buitenschuldsituatie, waarbij de Dienst Terugkeer en Vertrek toetst of conform de Vreemdelingencirculaire 2000 de vreemdeling zonder resultaat alles heeft geprobeerd om uit Nederland te vertrekken. Kan de staatssecretaris aangeven wat hiervan het praktische gevolg is? Kan bijvoorbeeld een Marokkaan die zijn paspoort heeft weggesmeten en die niet door Marokko wordt teruggenomen, zo mogelijk toch via het buitenschuldcriterium staatloosheid verkrijgen en daarmee rechten effecturen zoals sneller de mogelijkheid krijgen tot het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Over de evidente staatloosheid zegt de staatssecretaris verder dat die mogelijk is via niet-judiciële vaststelling, maar "aan welke voorwaarden een dergelijke niet-judiciële vaststelling zal moeten voldoen, zal nader worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur". Daarbij stelt hij dat voor een AMvB gekozen is om de nodige flexibiliteit te kunnen behouden omdat buitenlandse vaststelling van nationaliteit net zo dynamisch is als staatloosheid zelf. Dat is een vreemde redenering, want een AMvB is als algemeen verbindend voorschrift ook niet flexibel van aard, laat staan op specifieke gevallen toepasbaar. Is het dan niet een stap om het democratisch wetgevingsproces te omzeilen? Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre hij hierbij parlementaire betrokkenheid voorzien heeft, zoals via een voorhangprocedure?
Voorzitter. Deze wetsvoorstellen zijn er gekomen na rapporten van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, ACVZ, en de UNHCR. In de memorie van toelichting maakt het kabinet de kritiek in deze rapporten ook leidend. De zogenaamde experts van de ACVZ die worden opgevoerd, dringen echter voortdurend aan op het alsnog verbinden van het verblijfsrecht aan de staatloosheidsprocedure. Het lijkt dus vooral een lobbyclub van asielactivisten in plaats van een deskundigenberaad. De UNHCR wordt door de staatssecretaris zelfs als amicus curiae opgevoerd, als vaste deskundige om gehoord te worden bij rechtszaken over staatloosheid, en dat terwijl de UNHCR al jarenlang activistisch bezig is over staatlozen, met petities en campagnes. Hoe komt de staatssecretaris er dan bij om zo'n asielactivistenbastion zo'n bevoorrechte positie in het vooruitzicht te stellen bij procedures? Is dat niet de kat op het spek binden en de asielindustrie nog meer grip laten krijgen op procedures? Wat is dit voor bananenrepubliek?
Van de 89 landen die partij zijn van het VN-Staatlozenverdrag van 1954 hebben slechts 23 landen dit verdrag geratificeerd. Slechts twaalf landen kennen een vaststellingsprocedure. Waarom moet Nederland dit weer zo nodig doordrammen? Terwijl de staatssecretaris spreekt over relatief kleine aantallen en beperkte effecten, draagt ook deze stap weer bij aan de beeldvorming in de wereld die de aanzuigende werking in de hand werkt. De asielmaffia zal nog harder zijn best doen om heel de wereld te laten weten dat het gemakkelijker is geworden om de Nederlandse nationaliteit te kunnen verkrijgen.
Wat de VVD-staatssecretaris hier nu doet, staat dan ook haaks op wat zijn partijleider Rutte afgelopen zaterdag nog riep op het VVD-congres, namelijk: "Nederland lijkt relatief aantrekkelijker te zijn dan de ons omringende landen, maar het gesprek hierover wordt nu in het kabinet gevoerd." Wat doet zijn staatssecretaris vandaag middels deze wetsvoorstellen? Nederland nog extra aantrekkelijk maken ten opzichte van de ons omliggende landen. Zo is bijvoorbeeld in Duitsland de termijn voor de vaststellingsprocedure acht jaar, maar hier wordt deze beperkt tot slechts vijf jaar. Gaaf land voor de gelukszoekers dus.
Verder blijkt uit de memorie van toelichting dat bij procedures het UNHCR Handbook on Protection of Stateless Persons als leidraad voor onder andere de bewijslast zal worden gehanteerd. De staatssecretaris stelt dat dit handboek weliswaar niet bindend is maar wel gezaghebbend. Hij noemt dit handboek van de UNHCR een vorm van soft law voor de vaststellingsprocedure. Nu het wel zo nadrukkelijk in de wetsgeschiedenis als gezaghebbend wordt opgevoerd, is het koren op de molen van de asieladvocatuur en dientengevolge de rechterlijke macht, die er via jurisprudentie een harde doorwerking aan kan geven. Als dit UNHCR-handbook de leidende rol krijgt bij vaststellingsprocedures, bestaat het risico dat het daarin benoemde verblijfsrecht ook gejuridiseerd kan worden. Dit UNHCR-handbook gaat immers uit van een interpretatie waarbij naarmate een staatloze langer op Nederlands grondgebied verblijft, hij steeds meer rechten heeft, ook al is dit verblijf illegaal. Het begrip "rechtmatig" in het VN-verdrag uit 1954 wordt hierbij uitgelegd als langdurig, feitelijk verblijf waarbij illegale staatlozen dus veel meer rechten hebben. Zo wordt dit ook in de memorie van toelichting aangegeven.
De staatssecretaris kiest er vervolgens voor om hier toch een andere uitleg aan te geven, waarbij hij ervan uitgaat dat van verblijfsrechten geen sprake zal zijn. Daarbij wordt juist het argument aangehaald dat deze beperkte uitleg nodig is om een aanzuigende werking en een stapeling van procedures voor verblijfsvergunningen te voorkomen. Maar hoe groot is het risico dat een D66-rechter of het EHRM hier toch een andere uitleg aan gaat geven dan het kabinet? In andere landen leidt de vaststellingsprocedure immers wél tot een verblijfstitel. Legt de staatssecretaris hiermee niet zelf een juridisch mijnenveld neer voor zichzelf? Kan de staatssecretaris aangeven waarom hij dit stuk van de activistische UNHCR als "gezaghebbend in het kader van interpretatie van verdragen" — een letterlijk citaat — in de wetsgeschiedenis opvoert? Is hij bereid om nadrukkelijk aan te geven dat dit stuk van een internationale organisatie nooit de Nederlandse wet kan en mag overrulen?
Voorzitter. De grootste groep staatlozen in Nederland is afkomstig uit Syrië. Blijkbaar is toch duidelijk waar ze eigenlijk vandaan komen. Kan de staatssecretaris aangeven of hij bereid is om deze groep alsnog te laten terugkeren naar Syrië en in voorkomende gevallen naar andere landen in plaats van ze hier van allerhande rechten te voorzien?
Ook is er sprake van staatloze Palestijnen. Kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre de status van vreemdelingen uit deze islamitische nepstaat een rol speelt in het toekennen van staatloosheid? Kan de staatssecretaris uitsluiten dat de positie van het Palestijnse terreurbewind een rol kan spelen in vaststellingsprocedures?
Mevrouw Stienen i (D66):
Even terug naar Syrië, waar zoals natuurlijk iedereen weet het al twaalf jaar lang afschuwelijk toeven is. Voordat de revolutie daar begon en helaas uitmondde in een oorlog, waren er daar meer dan 300.000 staatloze Koerden en meer dan 400.000 staatloze Palestijnen, zoals ik in mijn eigen inbreng al aangaf. Ik ben heel benieuwd hoe meneer Van Hattem het zich praktisch gezien voorstelt. Laten we Ahmed nemen, iemand uit Damascus die in Syrië geboren en getogen is, die Koerd is, die geen papieren heeft, die ook geen enkele rechten heeft. Hij is politiek actief geweest. Hij is hier. Hoe gaat de heer Van Hattem Ahmed terugbrengen? Hoe gaat hij dat doen, vraag ik mij af.
De heer Van Hattem (PVV):
Allereerst komt Achmed uit Syrië. Dat wil dus zeggen dat hij waarschijnlijk daar geboren en getogen is en niet in Nederland. Waarom zouden wij hem dan hier een bepaald voorrecht moeten geven in de vorm van een staatloosheidprocedure en daarmee de versnelde mogelijkheid tot de Nederlandse nationaliteit? Het is geen probleem van Nederland; wij hoeven niet heel Syrië hiernaartoe te halen als dat land veilig genoeg is. En het wordt steeds veiliger, want onder anderen de links-liberale presidentskandidaat in Turkije voor de CHP had ook al voorgesteld om de vele Syriërs in Turkije terug te laten keren naar Syrië omdat het er veilig genoeg was. Er zijn dus genoeg mogelijkheden om mensen weer in Syrië op te vangen. Dat probleem hoeven wij in Nederland niet op ons bord te halen.
Mevrouw Stienen (D66):
Ik geloof dat meneer Van Hattem bij een ander debat is dan waar ik ben. Het gaat hier namelijk over staatloosheid. Ik vraag me af of de heer Van Hattem überhaupt het probleem van staatloosheid voor 12 miljoen mensen wereldwijd erkent. Daar zijn er inderdaad een aantal duizenden van hier in Nederland, die nu dus de facto niet meer terug kunnen naar het land waar ze misschien ooit geboren zijn.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Stienen (D66):
Of meneer Van Hattem staatloosheid als een probleem erkent voor mensen.
De heer Van Hattem (PVV):
Het probleem is dat als je hier met deze procedure staatloosheid gaat toekennen aan die groep, ze sneller een Nederlands paspoort kunnen krijgen en hier allerlei voorrechten kunnen krijgen. Dat is een probleem waar we niet op zitten te wachten. Als er sprake is van staatloosheid, moeten we het niet tot een Nederlands probleem gaan maken en niet op deze manier indirect Nederlandse paspoorten gaan uitdelen. Dat is het probleem dat ik met dit voorstel heb.
Mevrouw Stienen (D66):
Het is voor mij heel duidelijk dat we inderdaad 180 graden tegenovergesteld zijn. Mijn fractie vindt staatloosheid wel een heel groot probleem. Dat ligt bij de heer Van Hattem duidelijk anders.
De heer Van Hattem (PVV):
Zoals ik al zei, staan we er spiegelbeeldig in. Die conclusie kan ik met mevrouw Stienen delen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Hattem (PVV):
In de wijziging van de rijkswet vervalt het voorbehoud op het VN-staatloosheidsverdrag uit 1954 dat Nederland in 1962 heeft gemaakt. Dit betreft het recht dat het Koninkrijk zich voorbehoudt deze bepaling niet toe te passen op staatlozen die voorheen een vijandige of daarmee voor het Koninkrijk der Nederlanden gelijk te stellen nationaliteit hebben bezeten. Volgens de staatssecretaris moet deze bepaling in haar historische context worden bezien en heeft deze thans alle praktische relevantie verloren. Destijds was dit met name gericht op de situatie in de Tweede Wereldoorlog, zoals rond Hollandse SS'ers. De vraag is of die praktische relevantie wel verloren is. In plaats van SS'ers kennen we nu islamofascistische IS'ers. Zo gaf de voor ons land vijandig zelfverklaarde Islamitische Staat zelf paspoorten en daarmee nationaliteiten uit, terwijl ze hun oude paspoorten verscheurden of verbrandden. Kan de staatssecretaris aangeven of deze bepaling niet relevant kan zijn ten aanzien van bijvoorbeeld uitreizigers naar Islamitische Staat die daar een paspoort hebben aangenomen? Zou dit voorbehoud bijvoorbeeld niet op deze groep toegepast kunnen worden? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter, tot slot. Terwijl de staatssecretaris illegalen verdere voorrechten wil verschaffen, hebben veel illegalen totaal lak aan onze wetten, regels, waarden en normen. De rechtsstaat telt alleen als het uitkomt in hun voordeel. Zo staat in het asielzoekerscentrum in Gilze een gebouw dat al tijden een vrijstaat is van criminele illegalen, wat door het COA als zodanig in stand wordt gehouden. Een beerput vol mensenhandel, messen, knuppels, drugs, dealers, ronselen voor illegale arbeid, prostitutie en gestolen telefoons. In de omgeving van dit azc Prinsenbos rennen die jongemannen achter meisjes op de fiets aan en maken foto's van ze. Personeel van het azc wordt geïntimideerd en omwonenden worden niet serieus genomen. Klachten worden afgezwakt en als omwonenden bestolen worden van mobiele telefoons en deze via de locatievinder in dit azc-gebouw blijken te liggen, doet de politie niets vanwege privacy. Sterker nog, de omwonenden werden door de politie en overheidsinstanties als opruiers weggezet. Dat is toch de wereld op z'n kop.
De heer Keunen i (VVD):
Een vraag aan de heer Van Hattem. We behandelen hier toch het wetsvoorstel over staatloosheid en de bijbehorende optieregeling?
De heer Van Hattem (PVV):
Zeker, en dat is een groot probleem. Want als die illegalen die daar worden opgevangen in een situatie komen waarin ze staatloosheid kunnen gaan claimen en straks Nederlandse paspoorten gaan claimen, dan bestaat het risico dat zulk soort tuig dat daar nou in dat azc zit mogelijk van die voorrechten gebruik kan maken. Dat moeten we zien te voorkomen.
De heer Keunen (VVD):
U combineert een aantal zaken waar mijn fractie zich in ieder geval van distantieert.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik merk wel dat de VVD wegkijkt van het probleem van criminele illegalen; criminele illegalen die mogelijk hier voorrechten kunnen krijgen als ze staatloos zijn. Dat vind ik een groot probleem en dat moet gewoon voorkomen worden. Als de VVD daar blind voor is, dan zou ik zeggen: open uw ogen en pak dit probleem aan. Maar ja, uw staatssecretaris maakt het probleem alleen maar erger met deze wet.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Hattem (PVV):
Geldt staatloosheid dus ook voor staatlozen uit die asielvrijstaat in azc Gilze? Of gaat de staatssecretaris — hij is met de situatie bekend — nu eindelijk eens deze asielstal grondig uitmesten, de criminele asielzoekers en illegalen het land uitzetten en onze eigen inwoners hun veiligheid weer teruggeven? Kan de staatssecretaris uitsluiten dat het tuig uit deze azc-vrijstaat in aanmerking komt voor een vaststellingsprocedure of optierecht? En wanneer gaat de grens dicht voor nog meer van zulke ellende? We moeten illegale vreemdelingen niet knuffelen met deze deugwetten, maar aanpakken en uitzetten. De PVV-fractie zal dan ook tegen deze wetsvoorstellen stemmen.
Tot zover in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Het woord is aan de heer Van Dijk namens de fractie van de … Nee, mevrouw Karimi heeft nog een vraag voor u.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks):
Voor de Handelingen. Wij hebben hier geluisterd naar een haatdragende speech van de heer Van Hattem namens de PVV. Rechters, advocaten, de UNHCR, azc's: iedereen werd hier op een haatdragend verhaal getrakteerd. Daar distantieer ik mij namens de PvdA- en GroenLinksfractie van.
De heer Van Hattem (PVV):
En ik distantieer mij van de haatdragendheid van PvdA/GroenLinks en …
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Het is geen vraag, voorzitter.
De heer Van Hattem (PVV):
Voorzitter, maar ik mag hier wel op reageren. Ik distantieer mij van de haatdragendheid van de PvdA en GroenLinks richting de burgers van dit land, die het slachtoffer zijn van deze asielinvasie, van deze illegalen, die ook nog beloond worden met staatloosheid en daarmee met goudomrande Nederlandse paspoorten. Dat is het echte probleem, dat is de echte haat richting de Nederlander en daar nemen we akte van.
De voorzitter:
Dan meneer Van Dijk van de SGP. U heeft het woord.