Verslag van de vergadering van 27 juni 2023 (2022/2023 nr. 39)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.50 uur
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Een halfjaar geleden diende ik een motie in waarin ik de regering verzocht om zich in te zetten voor de strafrechtelijke vervolging van het Iraanse regime en/of personen die verantwoordelijkheid zijn voor misdaden tegen de menselijkheid, en daarbij een beroep te doen op het Internationaal Strafhof. Op verzoek van de minister heb ik deze motie aangehouden terwijl hij de mogelijkheden verkende.
In een brief van 31 januari liet de minister weten dat er voorlopig geen juridische basis bestaat voor een dergelijke vervolging en berechting door het ICC of een internationaal tribunaal. Ook in zijn antwoord, in een brief van 9 mei, op vervolgvragen wilde de minister niet verder gaan dan de toezegging dat hij het werk van de Fact-Finding Mission (FFM) van de VN over mensenrechten in Iran actief zal ondersteunen. Hij wilde de update van de FFM in de VN-Mensenrechtenraad, die momenteel in Genève plaatsvindt, afwachten voordat hij over vervolgacties of mogelijke sancties zou spreken.
VN-ondersecretaris-generaal voor de Mensenrechten Nada al-Nashif verklaarde al vorige week, op 21 juni, in de VN-Mensenrechtenraad dat de mensenrechtensituatie in Iran ernstig en zorgwekkend is verslechterd sinds de dood van Jhina Mahsa Amini in september 2022 en de hevige protesten die daarop volgden. Al-Nashif noemde een reeks zorgwekkende feiten: excessief geweld tegen demonstranten met honderden doden en executies, meer dan 20.000 arrestaties, wijdverspreide en systematische martelingen in gevangenissen, verkrachtingen en seksueel geweld en dodelijk geweld tegen kinderen. Al-Nashif noemde 44 kinderen die sindsdien door het geweld van het regime om het leven zijn gekomen. Zij benadrukte ook dat er geen onafhankelijke rechtsgang is en dat er geen mogelijkheden voor mensen bestaan om de daders ter verantwoording te roepen.
Voorzitter. Ik begrijp de complexiteit en de beperkte mogelijkheden die er zijn voor internationale stafrechtelijke vervolging. Ik begrijp ook dat een dergelijke actie een lange adem vergt, zoals de minister in zijn antwoord op onze vragen schrijft. Het voorbeeld van Syrië laat dit heel goed zien. Nederland is in de zaak van Syrië op basis van het antifolterverdrag al sinds een paar jaar bezig en pas recent samen met Canada naar het Internationaal Gerechtshof gestapt. Dat is een actie die volledig onze steun heeft.
In de zaak van Iran geldt ook: hoe beperkt de mogelijkheden ook zijn, ze moeten maximaal worden benut. Uit de antwoorden van de minister blijkt dat het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, hoewel complex en langdurig, wel degelijk mogelijkheden biedt. Daarom is mijn verzoek aan de minister om proactief, waar mogelijk steunend op de bevindingen van de FFM, aan de slag te gaan om een internationale aansprakelijkheid volgens dit verdrag tegen het regime in Iran mogelijk te maken.
Voorzitter. Daarom dien ik de volgende herziene motie in.
De voorzitter:
De motie-Karimi c.s. (36200-V, letter E) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat artikel 90 van de Nederlandse Grondwet de Nederlandse regering verplicht om de internationale rechtsorde te bevorderen;
van mening dat ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten door staten en misdaden tegen de menselijkheid aanzienlijke schendingen van de internationale rechtsorde zijn;
constaterende dat het regime van de Islamitische Republiek Iran sinds haar oprichting in 1979 voortdurend, systematisch, grootschalig en ernstig de mensenrechten schendt, met inbegrip van de rechten van kinderen, vrouwen en etnische en religieuze minderheden;
van mening dat een proactief beleid van de Nederlandse regering nodig is om internationaal strafrechtelijke vervolging mogelijk te maken;
verzoekt de regering:
-
-de mogelijkheden die het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, ICERD, biedt te benutten;
-
-het Iraanse regime, dat verantwoordelijk is voor ernstige, systematische en voortdurende schendingen van de rechten van etnische en religieuze minderheden, vrouwen, meisjes en misdaden tegen de menselijkheid, aansprakelijk te stellen;
-
-de Kamer hieromtrent in te lichten;
verzoekt voorts de minister de Kamer regelmatig te informeren over de voortgang en bevindingen van de VN Fact-Finding Mission on Iran en over de acties die de Nederlandse regering naar aanleiding van die bevindingen onderneemt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze gewijzigde motie is ondertekend door de leden Karimi, Nanninga, Koffeman, Van Apeldoorn, Perin-Gopie, Huizinga-Heringa, Van der Goot, Dittrich en Van Dijk.
Zij krijgt letter J, was letter E (36200-V).
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik kom bij mijn tweede aangehouden motie, eerder ingediend tijdens de Algemene Europese Beschouwingen. Deze motie, geworteld in de verplichting van Nederland om mensenrechten te respecteren, wordt nu nog urgenter gezien het recent gekapseisde schip in de Middellandse Zee, waarbij meer dan 500 mensen, waaronder meer dan 100 kinderen, hun leven verloren. Het is overduidelijk geworden dat de Libische autoriteiten en de kustwacht dubbele spelletjes spelen. Zij laten zich betalen door de EU voor hun misdaden, terwijl ze tegelijkertijd betalingen ontvangen van mensensmokkelaars die mensen, inclusief vrouwen en kinderen, met overvolle, onveilige bootjes de open zee opsturen, de dood tegemoet. Er moet een einde komen aan deze praktijk. De motie is zodanig herzien, dat deze nog altijd ruimte laat voor een publieke dialoog met Libië.
De voorzitter:
De motie-Karimi c.s. (36259, letter F) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de VN Fact-Finding Mission on Libya heeft vastgesteld dat misdaden tegen de menselijkheid, zoals slavernij, gedwongen arbeid, seksueel geweld en verkrachting, zijn gepleegd tegen migranten en vluchtelingen in detentiecentra onder de directe of indirecte controle van de directie voor de bestrijding van illegale migratie van Libië, de Libische kustwacht en andere Libische autoriteiten;
overwegende dat het rapport van deze VN-missie heeft aangetoond dat de EU-financiering aan Libische autoriteiten is toegenomen ondanks de aantoonbare misdrijven tegen de migranten en vluchtelingen in Libië;
verzoekt de regering zich ondubbelzinnig uit te spreken tegen verdere financiële samenwerking met Libië en voor de beëindiging van de financiering door de EU van Libische autoriteiten die zich schuldig maken aan deze misdaden tegen de menselijkheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze gewijzigde motie is ondertekend door de leden Karimi, Huizinga-Heringa, Van Apeldoorn, Perin-Gopie, Koffeman en Van der Goot.
Zij krijgt letter N, was letter F (36259).
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik hoop echt op een serieuze, uitgebreide en positieve reactie van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Wenst een van de leden in de derde termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren? Ja? Dan geef ik het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.