Verslag van de vergadering van 27 juni 2023 (2022/2023 nr. 39)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.45 uur
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag is het voor een aantal collega's het eerste plenaire debat dat ze in deze Eerste Kamer mogen voeren. Ik mag ze niet interrumperen, maar ik mag ze wel feliciteren en dat doe ik van harte. Ik zie uit naar mooie debatten en naar een goede samenwerking. Laat ik eens beginnen een retorische vraag aan hen te stellen: wie van u die een toren wil bouwen, zit niet eerst neer en overrekent de kosten of hij ook hetgeen tot volmaking nodig heeft?
Die vraag stel ik natuurlijk ook aan de minister, alleen dan niet retorisch. De minister legt ons een wet voor die wordt aangekondigd als een technische aanpassing, maar evenals de Raad van State zeg ik: dit is niet alleen louter een technische aanpassing, want de gevolgen van deze wet zijn eigenlijk moeilijk te overzien. Daarom deze vraag. Waarom deze wet, doorbouwen aan een stelsel zonder dat we weten of dat wel haalbaar en betaalbaar is? Immers, we bouwen met deze wet aan twee belangrijke ijkpunten: 2030 en 2050. Nederland zou dan klimaatneutraal moeten zijn. Er worden standpunten ingenomen over reducties, emissies en verwijderingen van broeikasgassen tot op de laatste micromaat die te bedenken is. U hoort aan mij dat ik schat dat de kans gering is dat dit een haalbare doelstelling is.
Je zou zeggen: wie heeft dat nu toch bedacht? Dan is het antwoord eenvoudig: Europa. Door Europa is de reductienorm van klimaatneutraliteit onvoorwaardelijk geformuleerd en die biedt geen ruimte om het reductiedoel te wijzigen in netto nul bijdrage aan de opwarming in 2050, aldus de reactie van de regering op de internetconsulatie. Wat wordt daar nu eigenlijk precies mee bedoeld? De regering wil dan ook nog de reductienorm van 49% zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet ophogen naar 55% — sterker nog, naar ten minste 55% — ten opzichte van het niveau in 1990. Het streven is eigenlijk 60% om een beetje marge in te bouwen. Zo wordt beoogd de reductiedoelen voor emissies van broeikasgassen in de Nederlandse Klimaatwet in overeenstemming te brengen met die in de Europese klimaatwet. Echter, het percentage staat nu, na 33 jaar, sinds 1990, op ongeveer 25%. Dat betekent dat er dus nog 30% bereikt moet worden in de komende zeven jaar. Ik vraag het echt uit de grond van mijn hart: is dat nou echt realistisch?
Mijn fractie maakt zich niet alleen al grote zorgen over de formulering in de wet. Zo luidt het eerste lid uit artikel 2: "Deze wet biedt een kader voor de ontwikkeling van beleid gericht op het onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de emissies van broeikasgassen in Nederland teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (…)." Waarom in deze wet de tekst "onomkeerbaar terugdringen"? Dat komt eigenlijk voort uit een maakbaarheidsdenken dat ver afstaat van het gedachtengoed van de SGP, maar dat ook door de realiteit van elke dag gelogenstraft wordt. Er zijn nu eenmaal situaties die we van tevoren niet zouden kunnen bedenken. Denk aan de covidpandemie, de Oekraïneoorlog en de enorme problemen met de gastoevoer. Ik herinner de minister aan het, wat mij betreft ondoordachte, plan om onze moderne kolencentrales destijds stil te leggen. Door de problemen met de gastoevoer moesten ze weer voluit gaan draaien. Waarom woorden als "onomkeerbaar proces"?
Voorzitter. U weet, de SGP is ook van degelijkheid op financieel gebied. In de voorliggende wet is nog niet helemaal zeker, niet helemaal duidelijk of de doelen haalbaar zijn, maar zeker niet of ze wel betaalbaar zijn. Ik vroeg daar net al naar, of de kosten berekend zijn. Immers, als deze Kamer met voorstellen komt, bijvoorbeeld via een motie, klinkt het heel vaak: deze motie moet ik ontraden, want er is geen dekking. In dat licht zou ik zeggen: deze wet moeten we ontraden, want er is geen dekking bij geleverd. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat deze Kamer akkoord gaat met een onmogelijke opgave die gedekt wordt door een blanco cheque. De vraag is dus wat de visie van de minister hierop is. Kan hij inmiddels aangeven welke maatregelen hij in beeld heeft en wat de kosten daarvan uiteindelijk zullen zijn? Is dat alles haalbaar qua capaciteit, qua menskracht, qua stroomnet, en is het betaalbaar voor huishoudens? Hoe ziet de minister de haalbaarheid voor het bedrijfsleven door de beprijzing die eraan zal komen?
De heer Janssen i (SP):
Is de heer Schalk het met mij eens dat de bekostiging niet geheel voor kosten van de overheid behoort te komen, maar dat ook het bedrijfsleven primair aan zet is om via aan hen opgelegde vergunningsverplichtingen te zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en ook de best beschikbare technieken toe te passen om te zorgen dat zij ook zelf reducties bewerkstelligen waar dat nodig is zonder dat de overheid daarvoor aan de lat staat financieel?
De heer Schalk (SGP):
Terwijl de heer Janssen naar de microfoon liep, vroeg ik al aan de minister of hij het haalbaar acht dat het bedrijfsleven de beprijzing zal kunnen opbrengen. Daar zit dus impliciet in dat ik verwacht dat het bedrijfsleven inderdaad zal moeten meebetalen. Maar ik vind het ook wel een cruciale en reële vraag of het ook allemaal haalbaar en betaalbaar is voor het bedrijfsleven, dat ook behoorlijk onder druk staat op dit moment.
De heer Janssen (SP):
Als we naar de miljardenwinsten bij de grote multinationals kijken, industrieel, valt dat wel mee, want daar gaat dividend op dividend verhoogd de deur uit naar de aandeelhouders. Dat brengt mij even terug op de vraag. Het gaat niet zozeer om de beprijzing. Het gaat om de maatregelen die bedrijven zelf moeten nemen, zoals we dat van hen verwachten: dat zij zorgen dat hun bedrijfsvoering op orde blijft en ook aangepast wordt aan de stand der techniek, om ook te zorgen dat er een minimalisatie optreedt van emissies door het bedrijfsleven.
De heer Schalk (SGP):
Helemaal eens. Er zijn gigantische multinationals die enorme winsten maken, maar wij denken ook gewoon aan het midden- en kleinbedrijf. Daar wordt enorme vooruitgang geboekt, juist op het gebied van innovatie, maar daarbij is ook heel veel onzekerheid, omdat heel veel innovatieve maatregelen — ik denk nu met name even aan de landbouwsector — eigenlijk weer ondersteboven worden gehaald, doordat er weer nieuwe regelingen komen en dergelijke. Dus die multinationals, prima. Maar juist dat bedrijfsleven in Nederland moet het wel kunnen betalen en het moet wel realistisch zijn, want anders draaien we de economie de nek om. Dan bereik je ook dat bepaalde CO2 niet meer uitgestoten wordt, maar dat betekent ook dat heel veel mensen thuis komen te zitten.
De heer Janssen (SP):
Tot slot. Hier geldt de wet van de grote getallen natuurlijk. Het gaat mij om de grote industriële bedrijven die op dit moment de grote uitstoters zijn. Die kunnen weliswaar technische maatregelen nemen, maar die wachten daar eigenlijk mee — dat is mijn ervaring in de gesprekken die ik met ze gehad heb als bevoegd gezag — tot ze ertoe verplicht worden, omdat de directeuren hier in Nederland ook vaak maar de zetbazen zijn, met alle respect, voor de grote directies die in het buitenland zitten, en daar ook niet veel aan kunnen doen. Dan zou verplichten in de wet van de grote getallen voor dit soort grote uitstoters toch enorm helpen? Ik ben het overigens zeer eens met de zorgen over de kleine bedrijven die maar moeten zien of ze het allemaal rondkrijgen.
De heer Schalk (SGP):
Misschien raakt de heer Janssen hier wel een heel belangrijk punt. Vandaag zitten we hier een reductie te regelen voor 2030 en 2050, maar er is nog geen boter bij de vis. We weten nog helemaal niet wat voor maatregelen eraan ten grondslag zullen liggen. Misschien zijn die allemaal wel keurig afgedekt, maar ik maak me grote zorgen. Dat geldt temeer voor het tweede lid in artikel 2 van deze wet waarin het doel van 49% wordt gewijzigd in 55%. Voordat we als Kamer daarmee instemmen, is de volgende vraag heel relevant. Acht de minister zelf die 49% in de huidige wet haalbaar? Kan hij aangeven wat de huidige stand van zaken is? Volgens de gegevens die ik heb kunnen vinden, zitten we ongeveer op 25% reductie sinds 1990, maar misschien pak ik verkeerde cijfers. In ieder geval is het heel erg belangrijk om even te kijken of het realistisch is, haalbaar, dat wij inderdaad nu nog in zeven jaar tijd 30% moeten reduceren, terwijl we er meer dan 30 jaar over gedaan hebben om 25% te reduceren.
In het betreffende artikel 2 staat ook nog dat er passende maatregelen worden genomen "opdat Nederland voldoet aan de reductieverplichtingen op grond van artikel 4, eerste lid, van de Europese klimaatwet en de ter uitwerking daarvan vastgestelde bindende EU-rechtshandelingen." Kan de minister heel precies aangeven wat nu de juridische positie is van de Europese klimaatwet en die EU-rechtshandelingen? Klopt het dat Nederland dit soort elementen gewoon overneemt via een rekenmodel, zonder dat daar juridische grond voor is en nog voordat we weten of het haalbaar en betaalbaar is?
Voorzitter. Mijn fractie maakt zich ook zorgen over de staatsrechtelijke kant van deze wet. De regering zegt steeds dat het gaat om een technische wijziging en niet meer dan dat. Het lijkt net alsof we even een percentage moeten veranderen in de wet en dat daarmee de implementatie is geborgd. Maar deze technische aanpassingen hebben toch enorme inhoudelijke impact? Het gaat immers om een EU-verordening met rechtstreekse werking.
Voorzitter. Bij een wet als deze moeten we ook nog ingaan op de uitvoerbaarheid. Het is bekend dat er veel bedrijven zijn die heel graag willen verduurzamen, maar bijvoorbeeld geen aansluiting op het net kunnen krijgen. We weten dat elektrische auto's niet meer zo aantrekkelijk worden gevonden omdat ze te duur en uiteindelijk niet echt milieuvriendelijk zijn omdat we niet weten hoe we straks moeten handelen met die enorme berg aan accu's. In de gebouwde omgeving lopen we aan tegen het feit dat het gewoon fysiek niet mogelijk is op korte termijn te gaan beschikken over een warmtenet. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Hoe komen we weg van het optimisme dat het allemaal haalbaar is? Is de minister niet ernstig bezorgd over een nieuw Urgenda? Immers, elke willekeurige jurist kan straks heel Nederland stilleggen als de percentages die in de wet staan niet worden gehaald. Hoe zorgt de minister voor een juridische onderlegger om dit soort problemen te voorkomen?
Voorzitter. Tot slot nogmaals de vraag: wie van u die een toren wil bouwen, zit niet eerst neer en overrekent de kosten of hij ook heeft hetgeen tot volmaking nodig is? Ongetwijfeld had de minister al in de gaten dat dit een vraag is die in de Bijbel te vinden is, in Lukas 14. Die tekst loopt trouwens nog even door, met een waarschuwing: "Opdat niet misschien als hij het fundament gelegd heeft en niet kan voleindigen, allen die het zien hem bespotten, zeggende: deze mens is begonnen te bouwen en heeft niet kunnen voleindigen." Dat zou ik de minister heel graag willen besparen. Ik zie dan ook uit naar de antwoorden van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan geef ik het woord aan mevrouw Aerdts namens D66 voor haar maidenspeech.