Verslag van de vergadering van 26 september 2023 (2023/2024 nr. 01)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.12 uur
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. Ondanks dat mijn fractie bezwaar heeft tegen deze wet, zou ik persoonlijk geen hoofdelijke stemming nodig geacht hebben en hadden we wat mij betreft vandaag wel kunnen stemmen.
Voorzitter. Aan het begin van mijn betoog in tweede termijn wil ik natuurlijk de minister hartelijk danken voor de manier waarop zij ons te woord heeft gestaan. De antwoorden waren niet altijd helemaal waar ik op had gehoopt, maar het was wel een goed en afgewogen debat.
Voorzitter. Ik zou heel graag willen proberen om te voorkomen dat er een tegenstelling gecreëerd wordt tussen het belang van kinderen en het belang van artikel 23 Grondwet in zijn breedte, in z'n algemeenheid. Ten bewijze daarvan meld ik hier nog maar even dat ik de motie van collega Van Meenen mede heb ondertekend en zal ondersteunen. Het belang van de kinderen gaat ons allemaal aan.
Mijn zorg betreft dus de uitleg van artikel 23, lid 4. Naar mijn bescheiden mening blijft lid 4 beperkt tot de sfeer van het openbaar onderwijs en de gemeente. Er is in het hele wetsvoorstel geen onderbouwing en geen literatuurverwijzing te vinden dat dit anders zou kunnen zijn. Alleen heeft de minister aangegeven dat zij kiest vanuit de positie van de kinderen. Dat kan. Maar even heel scherp misschien nog één vraag. Is de minister het wel met mij eens dat een aanwijzingsbevoegdheid zoals die in artikel 23, lid 4 staat of mogelijk wordt, alleen past richting het openbaar onderwijs? Dat was het eerste punt.
Voorzitter. Mijn tweede punt. We hebben het zojuist over het toezeggingenregister gehad en ik heb ook een prachtige toezegging van de minister gehad, namelijk over de Wet informeel onderwijs: een eventueel wetsvoorstel zal niet in strijd zijn met de Grondwet, waarvan akte.
Voorzitter. Het laatste punt dat ik wil maken. Ik vind het begrijpelijk dat de minister niet ingegaan is op één punt dat ik had opgebracht, namelijk de positie van het constitutionele hof. Ik heb betoogd dat een constitutioneel hof een wet die strijdig is of schuurt met de Grondwet, nog weleens zou kunnen afwijzen. Maar nu wij geen constitutioneel hof hebben, is het dus aan deze Kamer om positie te kiezen als het gaat over grondwettelijke toetsing.
Dit is geen vraag meer aan de minister, maar een constatering van mijzelf voor deze Kamer: ik heb in een vorige periode een keer aandacht gevraagd voor die constitutionele toetsing en de grondwettelijke toetsing binnen de Kamer en misschien wel binnen de griffie. Dat is door allerlei drukke werkzaamheden wat blijven liggen. Ik ben van plan om dat weer op te pakken en daar nader op terug te komen via de commissie BiZa, dan wel via het College van fractievoorzitters.
Voor dit moment, dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de SP.