Verslag van de vergadering van 11 december 2023 (2023/2024 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.07 uur
Mevrouw Moonen i (D66):
Dank, voorzitter. Allereerst wil ik graag de heer Heijnen feliciteren met zijn degelijke maidenspeech. Ik denk dat u kunt begrijpen dat ik vooral zijn liefde voor Limburg heel erg herken. Het is heel goed dat we die verscheidenheid uit de regio's hier in deze Kamer terugzien. Dat steun ik dus ook helemaal.
Voorzitter. Het is voor mij de eerste keer dat ik het woord voer over een belastingplan. Belastingen hebben wel altijd mijn affiniteit gehad. Ik heb ooit staathuishoudkunde gestudeerd aan de Wageningen Universiteit. Daarbij ging het om het huishoudboekje van de Staat. Daar spelen belastingen een belangrijke rol in. Ook doe ik altijd met veel plezier zelf mijn belastingaangifte. Ik help ook familieleden, waaronder mijn schoonmoeder van 92 jaar, met het invullen van hun aangifte. Het is misschien een beetje ouderwets, maar ik ben nog zo iemand die dan alles invult en zelf ook met behulp van een kladblok uitrekent of ik terugkrijg of moet bijbetalen alvorens de Belastingdienst dat automatisch voor mij uitrekent. Misschien doet de staatssecretaris dat ook nog wel. Dat check ik nu dus even. Immers, als alles automatisch gaat, dan vergeet je het handwerk. Dat is hetzelfde als met autorijden en navigeren. Het is voor mij dus ieder jaar een soort test: kom ik op hetzelfde bedrag uit als het bedrag dat de Belastingdienst vervolgens uitrekent?
Voorzitter. In de Eerste Kamer geldt dat wij bijzondere aandacht hebben voor rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. In de fiscale vakliteratuur komt daarbij: eerlijk, effectief, efficiënt en eenvoudig. De fundamenten van een goed fiscaal kabinetsbeleid zijn: de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking, een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor de ondernemers en vergroening. D66 is dan ook voorstander van verlaging van belasting op werk en van verhoging van belasting op vermogen, overwinsten en vervuiling. Naar ons idee versterkt dat de economie, maakt dat Nederland schoner en verkleint dat de ongelijkheid. De D66-fractie is daarom verheugd over een groot aantal onderdelen van dit belastingpakket, waaronder de koopkrachtmaatregelen en de maatregelen die bijdragen aan structurele verduurzaming.
Voorzitter. Ik start met het onderwerp ondersteuning koopkracht en bestrijding armoede. De regering kiest ervoor om de arbeidskorting te verhogen. Hierdoor houden werkenden met een inkomen tussen het minimumloon en een modaal inkomen netto meer geld over. Ik heb hier al eerder aangegeven dat ik vrijwilliger ben bij een project in Breda om vrouwen die in de bijstand zitten, weer aan het werk te helpen. In het contact met deze vrouwen is onze conclusie dat werken, betaald werk, de weg is uit armoede. Dat is ook heel gunstig voor de kinderen. Als deze moeders kinderen hebben, komen die kinderen uit de armoede als moeder in staat is om betaald werk te vinden. Maar dan moet het werken wel lonend zijn. Het verhogen van de arbeidskorting is een effectief instrument, omdat het alleen aan de werkenden wordt toegekend. Dat is nodig, want wat blijkt nu? Juist in de inkomensgroep rondom modaal is de marginale belastingdruk bijzonder hoog. Dat zijn vaak groepen aan de onderkant van de samenleving. Als zij een baan krijgen, willen zij natuurlijk netto zo veel mogelijk overhouden. D66 steunt dan ook dit beleid van de regering.
Wij steunen ook dat het minimumloon al eerder is verhoogd met 10,5% en dat zorg-, huur- en kinderopvangtoeslagen en het kindgebonden budget zijn verhoogd. Dat draagt allemaal bij aan verlaging van de armoede voor gezinnen en voor de kinderen in die gezinnen. In 2024 worden het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag en huurtoeslag nog verder verhoogd. Wij willen de regering complimenteren met het feit dat zij gericht maatregelen inzet om armoede te voorkomen. Ik heb nog wel een vraag aan de staatssecretaris. Kan hij aangeven wat de te verwachten cumulatieve effecten zijn van deze drie maatregelen om armoede te bestrijden en te voorkomen? Het zijn afzonderlijke maatregelen, maar het gaat om het cumulatieve effect van het verhogen van de arbeidskorting, het verhogen van het kindgebonden budget en het verhogen van de huurtoeslag. Wat betekent het als je dat allemaal gelijktijdig doet?
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Mevrouw Moonen noemt een aantal maatregelen die dit kabinet neemt om de koopkracht te ondersteunen en om de armoede naar beneden te brengen. Maar volgens berekeningen van het CPB zal het aantal armen volgend jaar niet naar beneden gaan.
Mevrouw Moonen (D66):
Wat is uw vraag?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Mevrouw Moonen zegt: deze maatregelen helpen om de armoede naar beneden te brengen. Volgens mij gaat de armoede helemaal niet naar beneden. Het aantal armen in Nederland gaat volgend jaar met 5.000 stijgen. Procentueel blijft het gelijk. Even voor het correcte beeld.
Mevrouw Moonen (D66):
Nou, het punt is … Daar gaat mijn laatste vraag over. Ik stel de vraag aan de staatssecretaris wat het cumulatieve effect is van de maatregelen. Ik zie — en dat zie je ook in het maatschappelijk debat — dat bepaalde groepen, bijvoorbeeld mensen met een eigen woning, niets hebben aan het verhogen van de huurtoeslag. Ik begrijp wel wat de heer Van Apeldoorn zegt. Ik heb contact met een aantal groepen die niet direct veel baat hebben bij deze maatregelen omdat ze een andere uitgangssituatie hebben. Dan is het maar de vraag of dit pakket voor hen goed genoeg uitpakt. Ik zou het willen laten overlaten aan de staatssecretaris om met cijfers te komen over de cumulatieve effecten op de armoede in Nederland. Daar ging mijn vraag over. Ik blijf bij mijn betoog dat ik het goed vind dat er gerichte maatregelen worden ingezet en dat die juist ook op werkenden gericht zijn. Zij hebben immers ontzettend veel last van de enorme wig tussen bruto en netto in Nederland. Je wilt dat juist die categorie meer overhoudt van dat loon. Dat is mijn betoog.
De voorzitter:
Een vervolginterruptie van de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De SP-fractie steunt de maatregelen overigens ook, maar volgens het CPB zal volgend jaar met die maatregelen — waarbij het cumulatieve effect ook is berekend, maar ik hoor het graag van de staatssecretaris als het anders is — het aantal kinderen dat in armoede opgroeit procentueel dalen. Daar zijn wij heel blij mee, en ik neem aan de D66-fractie ook, maar het totaal aantal armen zal niet afnemen. Met andere woorden: er ligt misschien een goed pakket …
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Van Apeldoorn (SP):
… maar als het gaat om het terugdringen van de armoede in het geheel, dan zal toch meer nodig zijn, ook structureel. Is de D66-fractie dat met de SP eens?
Mevrouw Moonen (D66):
Ik ben er eigenlijk wel trots op dat wij als Eerste Kamer, op initiatief van de heer Kox, steeds hebben gepleit voor duidelijke doelstellingen voor het terugdringen van armoede van volwassenen en kinderen. D66 heeft het initiatief van de heer Kox altijd gesteund, want je wilt dat er geen één kind in armoede opgroeit. Dat is het ultieme doel. Ik begrijp wel wat u zegt. Uiteindelijk wil je dat er geen armoede is. Maar feit is dat die er is. Ik maak een compliment over het feit dat de regering gerichte maatregelen inzet en op de juiste manier probeert de armoede terug te dringen. Daarmee zijn we er nog niet helemaal, maar ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris op de cumulatieve effecten, alsook op de vraag wat we nog meer kunnen doen.
De voorzitter:
De laatste maal voor de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot. Die trots delen we. Als Eerste Kamer hebben wij meerdere malen vrijwel Kamerbreed moties aangenomen die ook zijn overgenomen en uitgevoerd door de regering als het gaat om het terugdringen van kinderarmoede. Ik kom daar later in mijn eigen betoog ook nog op terug. Maar is mevrouw Moonen tevreden over de mate waarin de armoede structureel naar beneden wordt gebracht, dus niet alleen onder kinderen, maar in het algemeen? Of is er veel meer nodig? Dat was mijn vraag, maar ik begrijp dat mevrouw Moonen eerst de staatssecretaris daarover aan het woord wil laten.
Mevrouw Moonen (D66):
Klopt, correct.
De voorzitter:
Mevrouw Moonen. Nee, ik zie nog een interruptie van de heer Schalk van de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb inderdaad een vraag aan mevrouw Moonen. Ik ben het er zeer mee eens dat we kinderarmoede zo veel mogelijk moeten terugdringen. In het licht van haar betoog heb ik twee vragen. Een. Mevrouw Moonen betoogde dat het goed is als moeders kunnen werken en hun werk lonend is. Maar is ze het met de SGP-fractie eens dat moeders, of vaders, ook moeten kunnen kiezen om de zorg voor de kinderen op zich te nemen? Of zou dat bestraft moeten worden? Twee. Als het gaat over de koopkracht, constateren we dat de marginale druk oploopt tot 92% bij een modaal inkomen. Dat betekent dat iemand die €1.000 per jaar meer gaat verdienen, daarvan €80 overhoudt. Zou mevrouw Moonen daarop ook willen reflecteren?
Mevrouw Moonen (D66):
Om met het laatste te beginnen. Mijn betoog ging daar precies over. Het is tragisch dat die marginale druk met name zo hoog is rond het modaal inkomen. Deze mensen — vaders of moeders, mannen of vrouwen — gaan werken. Ze werken hard en hebben vaak ploegendiensten en nachtdiensten. Juist deze groep houdt relatief weinig over van dat brutoloon. Daar is de wig het grootst tussen bruto en netto. Mijn pleidooi is dan ook dat de arbeidskorting omhoog moet. De regering neemt daartoe ook een eerste stap. Dat werkt relatief het meest door bij deze groep. Hierdoor wordt die wig kleiner, relatief meer kleiner dan bij de andere groepen. Het is dus een effectieve maatregel, maar ik denk niet dat het voldoende is, want die wig is ontzettend groot. Ik ben het dan ook met de heer Schalk eens dat er meer maatregelen nodig zijn, zodat deze groep meer netto-inkomen overhoudt.
De voorzitter:
Dan was er nog een tweede vraag van de heer Schalk.
Mevrouw Moonen (D66):
De situatie die ik veel meemaak, betreft alleenstaande moeders met kind. Als zij gaan werken, halen zij zichzelf, maar ook hun kinderen, uit de armoede. Ze halen daar vaak heel veel vreugde uit, want het is natuurlijk ontzettend fijn als je door je eigen inspanningen de situatie thuis kunt doen verbeteren. Bovendien, als je kijkt naar wat vooral D66 wil met de kinderopvangtoeslagen ... Je mag die dan ontvangen. Maar als vervolgens de kinderopvang gratis wordt, dan is het ook zeker voor deze categorie vrouwen heel wel mogelijk om het praktisch ingeregeld te krijgen. Ik zie bij de vrouwen die ik al een jaar of zeven, acht begeleid als vrijwilliger, dat ze daar zelf vaak in de loop van de tijd zeer content over zijn. De kwaliteit van hun leven is toegenomen en ze zien met vreugde dat ze zichzelf en hun kinderen uit de armoede hebben gehaald. Ik denk dat dat heel betekenisvol is.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Schalk van de SGP.
De heer Schalk (SGP):
Mevrouw Moonen antwoordde als eerste op mijn tweede vraag en voor dat antwoord ben ik haar heel dankbaar. We komen daar vandaag vast en zeker verder over te spreken. Het tweede onderdeel vind ik ook heel bijzonder. Ze benoemt namelijk dat mensen er vreugde aan beleven als ze uit de problemen komen. Maar mijn vraag was heel specifiek: stel dat een gezin eenverdiener is, omdat bijvoorbeeld een van de twee partners op missie is als militair of omdat men kiest voor de zorg voor het gezin, dan betaalt dat gezin wel tot tien keer zo veel belasting als tweeverdieners. Is dat niet een maatregel die langzamerhand echt ouderwets aan het worden is?
Mevrouw Moonen (D66):
Ik denk dat het juist het idee van de regering is dat werken voor iedereen aantrekkelijk moet zijn en dat je juist ontplooiing, ontwikkeling en het betreden van de arbeidsmarkt voor iedereen aantrekkelijk moet maken. Dat is de achterliggende gedachte van de regering en daarom nemen we deze maatregelen. Nou, dat is eigenlijk mijn reactie hierop.
De voorzitter:
Een korte laatste interruptie, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Heel kort, voorzitter. Dat begrijp ik en ik misgun niemand de aantrekkelijkheid daarvan. Maar stel je nou voor dat je een kind hebt met beperkingen, een kind dat echt zorg nodig heeft. Als een van de ouders dan besluit om ook echt voor dat kind te gaan zorgen, dan is de reactie van de regering daarop: dan mag je alleen wel tien keer zo veel belasting gaan betalen.
Mevrouw Moonen (D66):
Het is een soort dilemma. Ik begrijp het dilemma bij een kind met een beperking dat extra zorg nodig heeft, wel. Ik denk dat het goed zou zijn dat u hier zelf in uw betoog straks een vraag over stelt aan de staatssecretaris, want u legt nu wel uitzonderlijke casuïstiek voor. Ik heb daar overigens wel een bepaald gevoel bij, want het is dan vaak ook noodgedwongen nodig dat een van de ouders meer bij dat kind thuis is. Het is dus wel een belangrijke casus die nu wordt aangedragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Moonen (D66):
Voorzitter. Mijn tweede onderwerp is duurzaamheid. D66 vindt het heel belangrijk dat de klimaatdoelen worden gehaald en dit belastingstelsel draagt daaraan bij door de belasting op vervuiling extra te verhogen. In eerdere belastingpakketten zijn al belangrijke stappen gezet op weg naar de implementatie van de klimaatdoelen. Dat was ook nodig om de verhouding tussen belasting op arbeid en de belasting op vervuiling te veranderen. Er was namelijk een mismatch ontstaan. We zien nu in het Belastingplan 2024 dat er weer diverse maatregelen worden genomen om de klimaatdoelen te halen.
Net als de heer Heijnen, die hier zojuist ook over sprak, heb ik mij verdiept in de maatregelen voor de glastuinbouw. We hebben eerder ook een klimaattafel gehad over landbouw. De glastuinders hebben zelf een convenant gesloten. De sector geeft verder inderdaad aan dat het een uitdaging is, maar dat ze die ook willen aangaan. Ik steun daarom het pakket en de maatregelen die daarin genomen zijn. Aanvullend daarop sluit ik me aan bij de vragen die de heer Heijnen net heeft gesteld over het mineralogische procedé. Ik hoef dat niet te herhalen, maar wij hadden daar dus ook een aantal vragen over.
Met het invoeren van een minimum-CO2-prijs voor de elektriciteitssector en de industrie wordt het verduurzamen van productieprocessen gestimuleerd. Ook negatieve externe effecten als CO2 worden geïntegreerd in het belastingstelsel en daar is D66 een voorstander van.
Wij steunen ook de verlenging van de Energie-investeringsaftrek, de Milieu-investeringsaftrek en de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk, omdat met deze wetten innovatie door Nederlandse ondernemers wordt gestimuleerd.
Tot slot nog één vraag over de 100% nieuwe elektrische voertuigen. Het is een doelstelling om dat te bereiken in 2030. Nu komt uit het verslag naar voren dat die doelstelling buiten bereik raakt. De vraag aan de staatssecretaris is of het ministerie heeft nagedacht over hoe we die verkoopdoelen voor 100% nieuwe elektrische auto's voor 2030 toch kunnen gaan halen.
Dan kom ik op het onderwerp uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en in het bijzonder de amendementen en moties. Daar sprak de heer Heijnen ook al over. Het kabinet streeft naar een stabiel … Ik zie …
De voorzitter:
Ik zie inderdaad een interruptie van de heer Van Strien. Ik had mevrouw Moonen haar zin willen laten afmaken, maar ga uw gang, meneer Van Strien.
De heer Van Strien i (PVV):
Ik hoorde mevrouw Moonen zeggen dat we de doelstelling wat betreft aantallen nieuwe elektrische voertuigen vooral moeten halen. Maar er is gewoon een elektriciteitsinfrastructuur die daar helemaal niet op gebouwd is en die daar ook in 2030 nog niet op gebouwd is. Je kunt de hele wereld wel elektrificeren met warmtepompen en elektrische voertuigen, maar als onze infrastructuur er niet op gebouwd is, dan gaat dit alleen maar geld kosten en levert het ook geen enkele CO2-besparing op.
Mevrouw Moonen (D66):
De heer Van Strien duidt op een probleem, namelijk het net dat overvol raakt. Nu is het ook wel weer zo dat de elektriciteitssector, met name de netbeheerders, hele ambitieuze en ook praktisch uitvoerbare plannen hebben bedacht. Die gaan 7, 8 miljard per jaar investeren om dat net efficiënter te maken en uit te breiden. Er wordt dus wel degelijk ook aan die kant aan gewerkt. Tegelijkertijd is het ook zo dat er heel veel innovatie is zonder dat net. Er komen allerlei extra mogelijkheden om, als je elektrisch rijdt, de auto makkelijk thuis op te laden met decentrale voorzieningen en maatregelen die je zelf kunt nemen in en rondom je eigen woning en autogarage. Ik ben daar dus iets minder somber over. Ik vind daarom wel belangrijk wat ik net noemde, namelijk dat regelingen die innovatie stimuleren blijven bestaan, want je moet er natuurlijk wel voor zorgen dat we in Nederland een innovatief ondernemerschap, een innovatief klimaat houden, zodat er maximaal innovatie plaatsvindt om deze doelstellingen te kunnen gaan halen.
De voorzitter:
Ik zie nog een vervolgvraag van de heer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
Het stimuleren van innovatie, daar zijn we allemaal voor. Het gaat erom de juiste volgorde te kiezen. Volgens mij kiest D66 met het eerst produceren van zo veel mogelijk elektrische auto's en warmtepompen niet de juiste volgorde. Als je kijkt naar het elektriciteitsnet dat nodig is of de infrastructuur die nodig is om al die wind van zee te halen: daar kun je de komende jaren alleen al drie kerncentrales van bouwen. Waarom kiest D66 niet de weg vooruit en voor het beginnen met eerst eens een keer drie kerncentrales te bouwen? Daarna kun je zeggen: nu kunnen we elektrisch gaan rijden.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik denk dat de heer Van Strien ook wel begrijpt dat er bij het bouwen van een kerncentrale ontzettend veel tijd overheen gaat, dus dat we dat eerst moeten afwachten, lijkt mij geen uitdagende strategie. Nogmaals, waar D66 voor kiest, is een langetermijnbeleid en ook langetermijnzekerheid bieden over je doelen. Dat is ook wat ondernemers heel belangrijk vinden. Ze willen weten waar ze aan toe zijn. Ook burgers willen weten waar ze aan toe zijn. Ik ben dus positiever over de innovatiekracht van Nederland dan de heer Van Strien.
De voorzitter:
Voor de laatste maal de heer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
Nog één opmerking, voorzitter, want ik kom er in mijn eigen termijn ook nog op terug. Tien jaar geleden zeiden we ook al dat die kerncentrales nu gebouwd moeten worden. Als toen geluisterd was, hadden ze er nu gestaan. Dan hadden we nu enorme hoeveelheden CO2 bespaard.
Mevrouw Moonen (D66):
Ik vervolg mijn betoog. Ik was aangekomen kom bij de amendementen en moties. De staatssecretaris geeft in zijn brief terecht aan dat het een goed gebruik is om fiscale wetgeving eerst te analyseren en te toetsen op doelmatigheid en doeltreffendheid alvorens deze in wetgeving om te zetten. Nu zijn bij de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer een aantal amendementen en moties aangenomen zonder die zorgvuldige analyse vooraf van de effecten. Er is ook geen impacttoets gedaan door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat op de effecten van deze amendementen en moties. Dat gaat ten koste van de degelijkheid en de voorspelbaarheid die je mag verwachten van een regering. Hier heeft de fractie van D66, net als vele andere partijen in deze Kamer, veel vragen over gesteld. Ik pak even de versobering van de 30%-regeling op innovatie en ondernemerschap erbij als voorbeeld. Uit de beantwoording blijkt dat de effecten van deze versobering nadelig uitpakken. Dat weten we al uit een evaluatie uit het jaar 2017. Toen bleek namelijk dat dit een doelmatige en doeltreffende regeling is. Ik begrijp uit de beantwoording van de staatssecretaris dat het kabinet er de voorkeur aan geeft om eerst de evaluatie van 2024 af te wachten alvorens deze regeling aan te passen. Dat sluit ook aan op het advies van de Algemene Rekenkamer. Die schrijft: "Fiscale regelingen missen in veel gevallen een goede onderbouwing en ze worden niet altijd goed geëvalueerd. Het is daarom raadzaam om zowel bij de invoering als bij de evaluatie van fiscale regelingen het Toetsingskader fiscale regelingen tot uitgangspunt te nemen." D66 is daar een voorstander van.
Nog even een toevoeging bij de 30%-regeling. We moeten goed beseffen dat het hier gaat om ontwikkeling van nieuwe technologie, kennis en creativiteit voor ondernemers en bedrijven. Wij gaan Nederlandse ondernemers op achterstand zetten ten opzichte van andere om ons heen liggende landen, als wij zo'n faciliteit afschaffen en die in andere landen blijft bestaan. Daar komt nog bij — ik maak dat punt bewust — dat veel van die technologische bedrijven en start-ups in verder afgelegen regio's in Nederland liggen. Ik denk bijvoorbeeld aan clusters in Groningen. Ik denk ook aan Enschede, de ondernemende Universiteit Twente in Overijssel. Ik denk aan Wageningen, Wageningen University. Ik denk aan Eindhoven en aan Maastricht, waar een hele faculteit Engineering zit. We kennen allemaal het rapport Elke regio telt! Als ik kijk naar waar die sterke technologische clusters zitten, waarvan ik er veel zelf heb bezocht, dan zien we dat deze maatregel mogelijk extra negatief gaat uitpakken in veel regio's in Noord-, Oost- en Zuid-Nederland.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Van Apeldoorn van de SP.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik hoorde de heer Heijnen van de BBB-fractie er eerder ook al over, maar ik kon hem, uiteraard, helaas niet interrumperen. Dat was niet mogelijk vanwege de maidenspeech. Nu gaat het weer over al die amendementen en moties waar kennelijk ook de D66-fractie moeite mee heeft. Ik denk wel dat het belangrijk is voor de Handelingen om onderscheid te maken tussen amendementen en moties. Die hebben toch een verschillende betekenis. Moties roepen de regering op om iets te doen en dat kan dan al dan niet gebeuren. In principe moet een motie worden uitgevoerd, maar dat is dan voor later. Amendementen, eenmaal aangenomen in de Tweede Kamer, maken gewoon deel uit van het wetsvoorstel zoals het hier voorligt. Wij kunnen niet terug amenderen. Wij hebben alleen de mogelijkheid om voor of tegen te stemmen. Mevrouw Moonen is daar uiteraard van op de hoogte. Ik ben benieuwd waar dit naartoe gaat, als mevrouw Moonen zegt dat zij moeite heeft met een aantal van die amendementen. Wat stelt mevrouw Moonen dan voor?
Mevrouw Moonen (D66):
Ik vind dat het bij onze Eerste Kamer hoort dat wij wat meer beschouwend en niet in de waan van de dag met zorgvuldige analyses en voorstudies kijken naar zo'n pakket. Dat vind ik de Eerste Kamer waardig. Daarom vind ik het goed dat, ondanks wat er die nacht allemaal is aangenomen in de Tweede Kamer, wij meer beschouwend kijken wat er eigenlijk precies is gebeurd en wat dat betekent voor ons land. Ik heb dit als voorbeeld genomen, omdat ik me hier echt zorgen over maak. Vervolgens is het natuurlijk straks aan de staatssecretaris om in de beantwoording te kijken wat er nu nog mogelijk is. Ik begrijp heel goed wat u betoogt. Wij hebben namelijk niet het recht van amendement. We kunnen dus niet een andere tekst neerleggen, maar mogelijk kan een motie nog wel verschil maken. Ik wil in ieder geval graag een reactie daarop van de staatssecretaris. Het zou toch jammer zijn als wij uiteindelijk een pakket overhouden dat structureel schade aanricht aan het innovatieve en ondernemende klimaat in dit land.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, het zou jammer zijn als dat zo was. Mijn fractie heeft daar een andere visie op. U licht het voorbeeld eruit van de 30%-regeling. Dat is een hele riante regeling voor expats, voor goed verdienende hoogopgeleide buitenlandse werknemers die hiernaartoe komen en die dan een belastingvermindering van 30% krijgen. Dat is nu versoberd; het is niet afgeschaft, maar versoberd. De D66-fractie in de Tweede Kamer heeft daarvoor gestemd. Begrijp ik nu goed dat de D66-fractie in de Eerste Kamer daarover een andere positie wenst in te nemen?
Mevrouw Moonen (D66):
De D66-fractie in de Eerste Kamer zegt: bekijk nu eens goed wat de effecten van deze versobering zijn. Daar is in die nacht simpelweg geen tijd voor geweest. In eerdere evaluaties zijn wij positief over de regeling, maar wat we eigenlijk tegen de staatssecretaris zeggen en wat we ook "Eerste Kamerwaardig" vinden: kijk nou eens goed of u de evaluatie die toch al was gepland in 2024, bijvoorbeeld zou kunnen doen in de maanden januari, februari en maart en kijk nou eens wat dat betekent. Vervolgens moeten we natuurlijk ook eerlijk zijn over die uitkomst. Ik zeg dus niet of we voor of tegen zijn. Ik heb het over de volgorde, zoals ik net aangaf: zo maak je geen fiscaal beleid. Het gaat mij om de volgorde der dingen. Je wil eigenlijk eerst een goede evaluatie. Als daaruit komt dat een bepaalde versobering niet zo schadelijk is, moeten we ook dat onder ogen zien. Dat is dus eigenlijk mijn vraag aan de staatssecretaris: kan de evaluatie naar voren worden gehaald, zodat we de uitkomsten daarvan kunnen betrekken bij bijvoorbeeld het Belastingplan 2025? Is dat mogelijk? Dat is eigenlijk mijn vraag aan de staatssecretaris.
De voorzitter:
Ik zie nog een laatste vervolgvraag van de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Evalueren kan natuurlijk altijd. Dat kan mevrouw Moonen aan de staatssecretaris vragen. We zullen zien, maar dan is het wetsvoorstel mogelijk al aangenomen. Of overweegt de D66-fractie om vanwege deze reden tegen te stemmen?
Mevrouw Moonen (D66):
Ik wil daar niet op vooruitlopen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris hierop.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Moonen (D66):
Prima. De fractie van D66 wil de staatssecretaris een compliment geven omdat in het Belastingplan 2024 per maatregel een inschatting is gemaakt van doenlijkheid. In gewonemensentaal: doenlijkheid geeft aan of mensen en burgers begrijpen wat er staat. Dat is natuurlijk heel belangrijk, want je kan wel allemaal zaken wijzigen en aanpassen, maar begrijpen mensen het? Ik heb die toets bekeken. Die ziet er eigenlijk best goed uit. De maatregelen zijn doenlijk, behalve twee maatregelen waar ik aandacht voor vraag. Die maatregelen vallen in categorie 3, want zij betreffen de nieuwe schijvensystematiek voor burgers en bedrijven als verbruikers van gas en elektriciteit. Ook de hardheidsclausule en de Invorderingswet 1990 worden gezien als ingewikkeld. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij zich daarvan bewust is, of hij zich er ook van bewust is dat dit tot meer vragen en een groter gebruik van de Belastingtelefoon kan leiden en of hij hier maatregelen voor heeft getroffen.
Verder wil ik de staatssecretaris vragen of de Belastingdienst op de arbeidsmarkt aantrekkelijk genoeg blijft om nieuw talent aan te trekken. Kunnen de Belastingdienst en ook de ICT-sector concurreren met andere bedrijven om kundige mensen aan te trekken en maken ze mogelijk zelf gebruik van de 30%-regeling? Dat weet ik niet, maar ik dacht: laat ik die vragen ook maar eens stellen.
De Algemene Rekenkamer heeft een onderzoek gedaan. Dat staat in het rapport van 28 september 2022. Daarin is ook naar voren gekomen dat in het verleden niet altijd een zichtbare afweging is gemaakt tussen de gerealiseerde doelmatigheidswinst en de kosten die daartegenover staan. Ik vind het jammer dat ook uit het rapport van de Kamer van Andersson Elffers Felix naar voren is gekomen dat het proces van uitvoeringstoetsen binnen het ministerie van Financiën weinig tijd krijgt voor feitelijk onderzoek. Dat vind ik eigenlijk teleurstellend. Financiën is een zeer goed georganiseerd ministerie, maar uit het rapport komt naar voren dat andere departementen beter die balans vinden en meer kwaliteitstoetsen doen. Dat verraste mij enigszins. Daarom mijn vraag aan de staatssecretaris hoe hij dit plaatst, want je zou juist van Financiën een hele goede uitkomst verwachten als het gaat om het doen van feitelijke kwaliteitstoetsen.
Dan belastingparadijzen, bestrijding van belastingontwijking en constructies. Er wordt nog steeds veel geld doorgesluisd via Nederland, via allerlei postbusfirma's. De totale in- en uitgaande inkomensstromen die door Nederland lopen, blijken in de periode van 2019 tot 2022 niet te zijn gestegen, maar ook niet te zijn gedaald. We zijn dus gelijk gebleven. D66 is van mening dat dit type belastingconcurrentie via onduidelijke geldstromen, waarbij je niet goed weet wat voor reële economie daaronder zit en wat er eigenlijk wordt doorgeschoven, ten koste kan gaan van de eigen economische positie en ook van de welvaart van onze burgers in Nederland. Het is daarom goed dat de staatssecretaris heeft gewerkt aan een aanpak belastingconstructies en fiscale regelingen. Het wordt dus wel degelijk opgepakt. Er is ook een tax governance code opgericht en er is een bronbelasting gekomen op rentes en royalty's. We hebben ook een minimumbelastingtarief ingevoerd. Ook in Europa komt dat eraan.
De vraag aan de staatssecretaris blijft wel wat hij nog meer gaat doen aan dit type constructies, waarbij je er gewoon geen zicht op hebt waar het over gaat, welke reële economie eronder zit, wat er allemaal wordt doorgesluisd door Nederland en wat daarvan het effect is. Wat gaat hij daar nog meer aan doen?
Tot slot, voorzitter, want ik ga richting het einde, ga ik in op de bouwstenen van het toekomstige belastingstelsel. We weten dat het kabinet demissionair is, maar we weten ook dat de staatssecretaris werkt aan het rapport Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel 2024. Dat is ook hard nodig, want er is een grote noodzaak om tot een grondige verandering te komen van het belastingstelsel. Dat wordt breed gedeeld, ook in deze Kamer, denk ik. Voor D66 zijn een aantal zaken belangrijk. Ik wil er kort een paar meegeven voor het werk dat de staatssecretaris nog aan het doen is. Ik noem er vier.
Allereerst is dat een verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op vermogen. Ook noem ik een verschuiving van belasting op arbeid naar een belasting op grondstoffen, vermogen en vervuiling. Verder wil ik wijzen op de goede rapporten van Ex'tax Project, de EU Fiscal Strategy. Zij hebben ook gekeken naar hoe je de economie inclusiever kunt maken en meer circulair. Daarvoor worden bruikbare handvatten gegeven. Ik denk dat die heel bruikbaar zijn voor uw bouwstenennotitie. Ook wil ik wijzen op de inbreng van onze minister Kuipers bij de jaarlijkse Els Borst Lezing. Hij gaf aan dat bedrijven die vervuilen en slecht zijn voor de gezondheid gewoon meer belasting zouden moeten betalen. Ik denk dat dat een heel belangrijk uitgangspunt is, ook voor uw bouwstenennotitie. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij zich herkent in deze uitgangspunten en of die worden meegenomen als bouwstenen voor zijn grondige herziening, waaraan hij in deze periode ook nog werkt.
Voorzitter. Ik ben hiermee gekomen aan het einde van mijn betoog. We kijken met grote belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Moonen. Dan zou ik nu graag het woord willen geven aan de heer Holterhues van de ChristenUnie. Ga uw gang.