Verslag van de vergadering van 11 december 2023 (2023/2024 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.24 uur
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Natuurlijk begin ik ook met de felicitaties voor de heer Heijnen. Ik zie uit naar de gedachtewisselingen die we ongetwijfeld regelmatig zullen hebben. Ik dank natuurlijk ook de staatssecretaris en de ministers, die morgen aanschuiven, en ook de ambtelijke ondersteuning. In de voorbereiding was ik erg gerustgesteld om te zien dat het bij het algemene btw-tarief op agrarische goederen en diensten duidelijk werd dat het onderscheid tussen konijnen- en caviavoer vervalt. "Eindelijk!", zou je kunnen zeggen, voorzitter. En ook wil ik graag beginnen met respect uit te spreken voor mevrouw Geerdink, die hier weer stond na een paar maanden afwezig geweest te zijn. En natuurlijk naar mijn buurvrouw, mevrouw Moonen, die aangaf dat zij zelf de aangifte van de belastingen deed. Ik heb dat ook ooit een keer geprobeerd, en na vele uren werk kwam ik erachter dat ik acht guldens terugkreeg. Toen heb ik besloten om dat voortaan maar aan andere mensen over te laten.
Voorzitter. We zijn vandaag ook weer geconfronteerd met paus Franciscus, die zei dat in een rechtvaardig land belasting een dienst van algemeen belang is. Ik moest natuurlijk meteen denken aan Paulus, die in Romeinen 13 spreekt over de overheid als dienaresse van God, en zegt: daarom moeten we ook belasting betalen. Dus het is ook gewoon een plicht. "Zo geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt."
Welnu, voorzitter, tijd om aan te geven wat de SGP van dit Belastingplan vindt. Allereerst natuurlijk een constatering. In weerwil van alle verzoeken om het aantal wetsvoorstellen te reduceren, is het gelukt om niet te luisteren. Ik denk dat er een record aan wetsvoorstellen ligt. Dat leidt natuurlijk tot de volgende vraag, die al vele anderen ook hebben gesteld: is de staatssecretaris bereid om bij de overdracht naar zijn opvolger, mocht die binnen een jaar aantreden, een dringende aanbeveling te doen om het belastingplan tot de juiste proporties terug te brengen, met name door wetten meer verspreid over het jaar in te dienen?
Voorzitter. Het zou te ver voeren om elk wetsvoorstel hier te becommentariëren. Ik ga iets zeggen over enkele voorstellen, en zal afsluiten met een voor de SGP zeer aangelegen punt. En u raadt het al: dat gaat over de oneerlijke, of in ieder geval onevenredige, belastingdruk bij eenverdieners met een modaal inkomen. Maar eerst een paar andere wetsvoorstellen.
Ik begin met de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 (36421). Mijn fractie heeft in de schriftelijke ronde gevraagd naar de consequenties van deze wet voor familiebedrijven. De reactie van de regering op deze vraag klinkt geruststellend, maar ook wel wat zuinig. Die is namelijk, en ik citeer: "Het kabinet verwacht dat de maatregelen mensen niet raken in hun mogelijkheden een reële bedrijfsoverdracht te realiseren zonder dat de continuïteit van de onderneming (klein, middelgroot of groot) in gevaar komt." Maar hoe wordt nu gemonitord, zo vraag ik aan de staatssecretaris, of de verwachtingen van het kabinet op dit punt ook uitkomen? Wat als nu blijkt dat dit tot knelpunten leidt? Worden de maatregelen dan teruggedraaid?
Vervolgens wil ik ingaan op de Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw (36426). In de schriftelijke ronde heeft de fractie van de SGP gevraagd waarom kleine tuinders zwaarder worden belast dan grootschalige tuinders. Bij de beantwoording van die vraag is uitgegaan van de eerste aanzet voor deze wet en is vervolgens ingegaan op de uitwerking, nadat het afbouwpad op basis van het amendement-Grinwis c.s. is verlengd van vijf naar tien jaar. Ik begrijp dat de concurrentiepositie van de kleine verbruiker door die lastenschuif wel wordt verbeterd. Maar die verbetering is dus relatief: het amendement verbetert de concurrentiepositie ten opzichte van het eerste voorstel. Mijn vraag was echter hoe het staat met de concurrentiepositie van de kleine tuinders ten opzichte van de grote tuinders in het kader van dit wetsvoorstel. Kan de staatssecretaris daar een duidelijk antwoord op geven?
Voorzitter. Ik was enigszins geschokt toen ik de antwoorden las op de vraag hoe het zou gaan met de consumentenprijzen. De regering verwacht niet dat de consument er veel van zal merken dat de energiekosten in 2030 stijgen met 45,1%, wat zich vertaalt in een stijging van de bedrijfskosten van 9%. De redenering is dat de sector zich zal moeten handhaven op de internationale markt. Maar dat betekent toch gewoon dat het verdienmodel van de glastuinbouw helemaal onderuit gaat, als de consument er niets van merkt, maar de ondernemer wel zo'n fikse kostenstijging meemaakt? Wat is de reactie van de staatssecretaris op deze constatering?
Nu we het over de glastuinbouw hebben, maak ik ook even een uitstapje naar de fruittelers, en dan specifiek diegenen die het fruit verwerken tot puur sap. Door de wijziging van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, zoals opgenomen in het Belastingplan 2023, ontstaat er in feite een onmogelijke situatie voor de sappersers. In puur sap zitten nu eenmaal suikers; dat kan niet anders. Die zouden ze eruit kunnen halen, maar dan is het geen puur sap meer; dat mag dus niet. De belastingmaatregel was gericht op toegevoegde suikers, maar nu wordt deze sector door die suikertaks gepakt. In deze Kamer is de motie-Koffeman aangenomen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is natuurlijk wat de stand van zaken is op dit terrein. Komt hij met een oplossing om deze weeffout te herstellen?
Voorzitter. Ik wil ook ingaan op de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm (36427). De verlaging van de proceskostenvergoeding is massief, namelijk van factor 1,0 naar 0,25. Dat is vooral zo omdat het rechtssysteem overbelast dreigt te worden. De redenering is dat niemand het recht wordt ontzegd om te procederen. Maar je maakt het eigenlijk zo duur dat burgers ervan afzien en professioneel gemachtigden geen ondersteuning meer kunnen of willen bieden, omdat het tarief te laag wordt. Sterker nog, bij de beantwoording van vragen over proportionaliteit wordt duidelijk gemaakt dat dit wetsvoorstel het beroepsmatig procederen wil ontmoedigen. Dat gaat toch, hoe je het ook wendt of keert, ten koste van de rechtsbescherming, zeker voor mensen met een smalle beurs? Hoe kan de regering die mensen nu nog tegemoetkomen?
Voorzitter. Dan kom ik bij de Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit (36432). Het afschaffen van de vrijstellingen van energiebelasting is rigoureus te noemen. Naar de mening van de SGP-fractie gaat dit allemaal veel te snel, met name omdat er onvoldoende capaciteit bij alternatieven te vinden is. Het energienet is bij lange na niet op orde. Als de minister hier morgen is, wil hij ons vast en zeker vertellen op welke termijn te verwachten is dat dit energienet op orde zou kunnen zijn. Ook groene waterstof is op dit moment niet beschikbaar. Kan de minister morgen een reële inschatting geven van het moment waarop die in voldoende mate beschikbaar kan zijn?
Hoe dan ook, in de beantwoording van vragen over internationale concurrentie of de weglek van bedrijven naar het buitenland blijkt dat Nederland het beste jongetje van de klas wil zijn ten koste van de concurrentiepositie. Waarom niet enige rust in het afschaffen van die vrijstellingen, zo vraag ik aan de minister van EZK.
Voorzitter. Ik kom bij mijn favoriete thema, te omschrijven met drie kernwoorden: marginale druk, eenverdieners, gezinsbeleid. Omdat een groot deel van deze Kamer is vernieuwd in juni, geef ik een kort resumé om aan de nieuwe collega's inzicht te geven in de onbalans op dit gebied. Een aantal kabinetsperiodes geleden is ingezet op participatie op de arbeidsmarkt. Alles en iedereen moest en zou aan het werk. Als een van de partners de zorg voor het gezin of mantelzorg op zich nam, werd dit aangeduid als "onbenut arbeidspotentieel". De algemene heffingskorting die aan iedereen was toebedeeld, kreeg een spotnaam, namelijk "de aanrechtsubsidie". Die moest verdwijnen, trapsgewijs.
Gevolg daarvan was dat eenverdieners langzamerhand steeds harder gestraft werden. Sinds 2015 heeft mijn fractie daarop gewezen, of sterker nog: gehamerd. Dat hebben we gedaan met een consistente lijn, namelijk uitgaande van een modaal inkomen van €40.000. Als tweeverdieners allebei €20.000 verdienen, dus samen €40.000, betalen ze weinig belasting. Als eenverdieners hetzelfde bedrag inbrengen in hun gezin, betalen ze veel meer. In 2015 begon dat met vijf keer zo veel belasting. Helaas is dat verschil langzamerhand steeds groter geworden. Het kroop naar zes, zeven keer zoveel. De berekeningen op dit moment, nog steeds met hetzelfde inkomen, laten zien dat het verschil nu is opgelopen naar 9,9 keer zoveel belasting. Concreet: tweeverdieners betalen voor dat bedrag €693 belasting, terwijl eenverdieners €6.872 betalen. De gevolgen voor hun koopkracht zijn dus gigantisch. Ook in het kader van armoedebestrijding vind ik dit een verontrustende situatie. Het gaat volgens de regering, zo werd ook weer duidelijk tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen, om 4% van de huishoudens. Dat lijkt weinig, maar is veel. En hoe zit dat nu eigenlijk? Is dat 4% van alle huishoudens of 4% van de werkende huishoudens? Om hoeveel huishoudens zou dat gaan in reële cijfers, is mijn vraag aan de staatssecretaris.
Voorzitter. Het is inmiddels toch bekend dat iedereen die wil werken ook gewoon kan werken. Die prikkel om iedereen de arbeidsmarkt op te jagen, is toch allang niet meer van deze tijd. Het is allang bekend dat het hier gaat om een scala aan redenen die heel vaak juist van belang zijn voor het geheel van onze samenleving. Ik noem ouders van grotere gezinnen. Is de zorg voor kinderen echt onbenut arbeidspotentieel? Ik noem mensen die ervoor kiezen om mantelzorg te verlenen aan ouder wordende ouders, aan broers en zussen met beperkingen. Vindt de staatssecretaris het normaal om hun inzet te waarderen met een strafmaatregel via de belastingen? Ik noem gezinnen waarvan een van de partners kampt met chronische ziekte of psychische noden of waarvan iemand arbeidsongeschikt is. Is het beschaafd om deze mensen te straffen? Ik noem militairen en andere beroepsgroepen die zo in elkaar zitten dat de zorg voor hun kinderen bij een van de partners terechtkomt. Willen we hen straffen voor hun inzet voor ons land of voor missies voor noden wereldwijd? En zo kan ik nog wel even doorgaan, voorzitter.
Zojuist had ik het over die 4% van de huishoudens. Maar is het bekend welk percentage daarvan niet anders kán dan de keuze voor eenverdienerschap, bijvoorbeeld door ziekte, mantelzorg, werkzaamheden in het buitenland door militairen en dergelijken? Het steekt mij dat wij niet in staat blijken te zijn in weerwil van allerlei toezeggingen om hier daadwerkelijk stappen in te zetten. Ik zie ernaar uit om vandaag en morgen te bezien op welke wijze we hier samen in zouden kunnen optrekken. Het gaat om een breed scala. Natuurlijk, eenverdienerschap, maar ook armoedebeleid en marginale druk. En ik heb goede hoop. Vorig jaar had ik bij de behandeling van het Belastingplan 2023 een motie die het kabinet verzocht om in aanloop naar het Belastingplan 2024 te komen met een alternatief afbouwtraject voor de IACK in plaats van het overgangsrecht zoals nu vormgegeven. De staatssecretaris kwam met een brief met scenario's waarvan dankzij een amendement in de Tweede Kamer gekozen is voor een fatsoenlijk afbouwtraject van de IACK. Kijk, dat geeft de strijder moed. En daarom zie ik ook vandaag weer uit naar de antwoorden van de regering.
Voorzitter, ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan geef ik het woord aan de heer Van den Oetelaar namens Forum voor Democratie. Terwijl de heer Van den Oetelaar zich naar het spreekgestoelte spoedt, deel ik de Kamer mee dat motie 36418, letter H, van het lid Van Rooijen is gewijzigd.
De motie-Van Rooijen/Heijnen (36418, letter H) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Rooijen, Heijnen en Bakker-Klein.
Zij krijgt letter I, was letter H (36418).
Motie 36418, letter H, is daarmee ingetrokken en maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. Een en ander conform het Reglement van Orde, artikel 66, lid 6 en lid 7.
De heer Van den Oetelaar.