Verslag van de vergadering van 21 mei 2024 (2023/2024 nr. 32)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.11 uur
Mevrouw Aerdts i (D66):
Voorzitter. Mede namens de ChristenUnie feliciteren wij de heer Jaspers met zijn maidenspeech.
D66 en de ChristenUnie willen toe naar een dierwaardige veehouderij. Dat houdt in dat dieren aan hun natuurlijke behoeftes kunnen voldoen, zoals buiten bewegen en omgang met soortgenoten, en dat er geen fysieke ingrepen meer worden gedaan. In 2021 is, mede dankzij D66, het amendement-Vestering aangenomen. Tot nu toe is daar geen concrete invulling aan gegeven. Wij waren dan ook blij toen duidelijk was geworden dat het convenant dierwaardige veehouderij er niet zou komen, dat het amendement van Tjeerd de Groot en Thom van Campen in de Tweede Kamer werd aangenomen, zodat er toch, zij het nog in beperkte mate, uitvoering aan wordt gegeven. Hoewel we wat onze fractie betreft veel verder hadden mogen gaan, zijn we blij dat er toch een werkbaar en haalbaar amendement door de Tweede Kamer is aangenomen, waardoor de wet concrete leidraden bevat voor de invulling van dierwaardigheid in de veehouderij, met een duidelijke stip op de horizon. Dat is 2040.
Onze fracties hebben wel nog een aantal kritische kanttekeningen. Enerzijds is dat bij de effectiviteit van de wet. In welke mate en op welke termijn draagt de wet bij aan een daadwerkelijke verbetering van het dierenwelzijn? Anderzijds is dat bij de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de wet. Kunnen veehouders met de maatregelen uit de voeten en worden zij voldoende ondersteund bij de implementatie? Tot slot zal ik kort stilstaan bij het bredere perspectief. Het thema dierenwelzijn staat namelijk niet op zichzelf. Het hangt, zoals mevrouw Prins ook aangaf, samen met tal van opgaven die te maken hebben met ons voedselsysteem en de toekomst van de landbouw en de veeteelt in Nederland.
Hoewel Nederland enerzijds door sommigen gezien wordt als koploper in de dierwaardige veeteelt, mogen we anderzijds de ogen niet sluiten voor de 3,5 miljoen koeien, 700.000 schapen, bijna 500.000 melkgeiten, 11 miljoen varkens en 100 miljoen kippen die in ons land gehouden worden voor consumptie. Het zijn abstracte aantallen die concreet worden wanneer je een kijkje gaat nemen in een van de vele megastallen van de intensieve veehouderij. Wanneer de minister noemt dat vandaag bij slechts 10% van de kippen de snavel wordt ingekort, gaat dit dus, rekening houdend met een levensduur van ongeveer 60 dagen, nog steeds over 60 miljoen kippen die per jaar een snavelbehandeling krijgen. Dat zijn ontzettend grote aantallen.
Economische belangen en dierenwelzijn concurreren in veel gevallen met elkaar. Onze fracties begrijpen de wens van veehouders om te kunnen voortbestaan en een goede boterham te verdienen aan hun werk. Die gerechtvaardigde wens en het kunnen voldoen aan de marktvraag kan samenvallen met optimalisatie en het verhogen van de efficiëntie. Voor dieren betekent dit minder ruimte om te leven, wat leidt tot stress, ziekte en andere welzijnsproblemen. Daarom is het noodzakelijk dat we kringlooplandbouw, binnen de kaders van dierwaardigheid, in de praktijk brengen. Wanneer de fracties van D66 en de ChristenUnie kijken naar de wet, valt op dat de maatregelen die meer ingrijpend zijn, en daardoor mogelijk effectiever op de lange termijn, nog nader moeten worden uitgewerkt. Kan de minister voor ons daarop reflecteren?
Voorzitter. Laten we kijken naar de uitvoerbaarheid. Het aanscherpen van diergezondheidsregels is een belangrijke stap in het waarborgen van de gezondheid en het welzijn van dieren in de landbouwsector. Veehouders zijn vaak bereid om stappen te zetten, maar de marges zijn klein en er komt veel op hen af. Kleine stappen zijn te maken, maar ingrijpende maatregelen op het gebied van dierenwelzijn gaan gepaard met hoge kosten. Maatregelen vergen arbeid en hoge investeringen. Daarnaast is het proces van vergunningverlening voor grote ingrepen vaak lang en complex. We weten allemaal dat boeren momenteel veel te verduren hebben en kampen met tal van onzekerheden. Dierenwelzijn is niet iets voor achter de staldeuren, maar een verantwoordelijkheid van ons allemaal, van ketenpartner tot consument. Hoe zorgt de minister ervoor dat de kosten van het dierenwelzijn niet uitsluitend bij de veehouders komen te liggen, maar dat deze tevens worden doorgerekend naar ketenpartners en consumenten? De VVD stipte het ook al aan: hoe kan de overheid het proces van vergunningverlening voor grotere ingrepen in de agrarische sector stroomlijnen en versnellen, zodat veehouders sneller kunnen inspelen op de maatschappelijke behoeften op het gebied van dierenwelzijn?
Is het verandertraject dat is opgenomen in deze wet doenlijk in de beoogde invoeringstermijn, ook met het oog op de veranderde politieke verhoudingen? De tussendoelen zijn natuurlijk juist van belang, zodat we niet opeens in 2038 beseffen dat er binnen twee jaar een deadline is. Zou de minister kunnen aangeven wat er nodig is om de boeren de transitie te kunnen laten doormaken? Welke tussendoelen gaat de minister schetsen in de AMvB's, zodat de boeren weten waar ze aan toe zijn?
Het streven in de wet is gericht op een dierwaardige veehouderij in 2040. Dit vergt niet alleen inspanningen van veehouders, maar ook van ketenpartners, financiers en de overheid. Daarmee gepaard gaan significante transitiekosten, voorziene knelpunten in wet- en regelgeving, hogere structurele kosten en vraagstukken rondom de bredere verduurzamingsopgave. De minister geeft aan dat er op verschillende onderdelen eerst onderzoek en pilots nodig zijn om de doelstellingen voor een dierwaardige en emissiearme veehouderij in de praktijk te kunnen realiseren. Tot 2030 hebben we het dan volgens de minister over een bedrag van 45 miljoen euro. Zou de minister aan kunnen geven welke rol deze acties spelen in de langetermijnaanpak, of dit gezien de houdbaarheidsdatum van het zittende demissionaire kabinet nog realistisch is en wat hij wat dit betreft wil meegeven aan zijn opvolger?
Verder vragen de fracties van D66 en de ChristenUnie zich af wat er gaat gebeuren met het tweede amendement dat door de Tweede Kamer is aangenomen, namelijk het amendement-Grinwis op stuk nr. 17 (35764), dat aan de te financieren doelen voor landbouw- en natuurmaatregelen van het transitiefonds, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur, een mogelijkheid heeft toegevoegd om juist maatregelen te financieren om een dierwaardige wijze van het houden van dieren te bewerkstelligen, nu er in het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe coalitie staat dat het transitiefonds juist wordt ingetrokken. Dat betekent feitelijk natuurlijk dat er 12,5 miljard euro minder beschikbaar is voor de sector, geld dat in samenhang met andere uitdagingen gebruikt kon worden om bijvoorbeeld stalmaatregelen te subsidiëren. Ligt dat prijskaartje dan nu bij de boer? Wat zal de minister meegeven aan zijn opvolger en op welke wijze kan er mogelijk dan toch nog uitvoering worden gegeven aan dit amendement?
Voorzitter. Wat betreft handhaving werd al er eerder gesproken over de NVWA. Het succes van deze wet wordt ook bepaald door de handhaafbaarheid ervan. Daarbij speelt de capaciteit van de Nederlandse voetbal- en warenautoriteit — nee, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit — een centrale rol, zeker als maatregelen in de toekomst verder worden geconcretiseerd en geïmplementeerd. Echter, de NVWA kampt met capaciteitsproblemen en financiële tekorten. Deze problemen baren ons zorgen met het oog op de toekomstige handhaving en controle op het gebied van dierenwelzijn. Hoe kijkt de minister hiernaar?
Voorzitter. Ik wil graag eindigen met een breder perspectief. We weten al langer dat ons huidige voedselsysteem niet houdbaar is, niet voor de boer, niet voor de samenleving en niet voor de planeet. De transitie naar duurzaamheid is broodnodig. We hebben de randen te vaak opgezocht. Daarbij is een duidelijke koers vanuit de overheid onontbeerlijk. We moeten anders boeren, maar ook anders consumeren en het systeem anders organiseren. Nederland heeft de hoogste veedichtheid ter wereld en is de grootste vleesexporteur van de Europese Unie. Ongeveer 60% van het Nederlandse vlees wordt geëxporteerd. De industrie die sinds de jaren zestig is opgetuigd, overschrijdt de draagkracht van Nederland. Dat heeft tal van negatieve externe gevolgen. Problemen op het gebied van luchtkwaliteit, waterkwaliteit en biodiversiteit zijn veelal gerelateerd aan de hoge veedichtheid in ons land. Ook de klimaatimpact van vleesproductie is groot. Voor de productie van 1 kilo vlees is gemiddeld zo'n 5 kilo plantaardig voer nodig, gewassen die vaak ook door mensen gegeten zouden kunnen worden.
We kunnen de gecreëerde problemen niet langer voor ons uitschuiven. In het kader van dierenwelzijn, maar ook van volksgezondheid, milieu en klimaat is er een noodzaak tot een heldere visie op landbouw, veeteelt en voeding, een visie waarin een nieuwe afweging wordt gemaakt tussen de belangen en waarin de eiwittransitie een plaats krijgt. Om echt een duurzaam en bestendig perspectief te creëren, is eerlijkheid geboden, eerlijkheid over grenzen, productie en consumptie, en een verdere internalisering van de externe effecten, zodat niet alleen boeren, maar ook ketenpartners en consumenten een aandeel van de werkelijke kostprijs betalen. In de transitie naar een duurzaam voedselsysteem moeten er integrale stappen worden gezet. Wat is er volgens deze minister nodig om samen met de agrarische sector te komen tot een gezonde sector waarin dierenwelzijn wordt gewaarborgd?
Wij zien uit naar de beantwoording van de vragen door de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Aerdts. Ik denk dat de heer Jaspers nog een verhelderende vraag aan u heeft.
De heer Jaspers i (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Mijn vraag aan de woordvoerder van de D66-fractie is of zij het begrip "megastal" kan uitleggen en wat, omdat we binnen de EU eigenlijk de afspraak hebben dat wat we binnen de EU uitvoeren geen exporteren is, 60% export is?
Mevrouw Aerdts (D66):
Sorry, ik begrijp de vraag niet helemaal. Moet ik uitleggen wat het begrip "megastal" is? Dat heeft volgens mij niet veel te maken met deze wet.
De heer Jaspers (BBB):
Nou, u noemde …
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Jaspers.
De heer Jaspers (BBB):
Dank u wel, voorzitter. U noemde in uw betoog het begrip "megastallen".
Mevrouw Aerdts (D66):
Nee.
De heer Jaspers (BBB):
Ja. Daarom is mijn vraag aan u wat een megastal is.
Mevrouw Aerdts (D66):
Als ik in deze context kijk naar de transitie die wij graag zouden willen zien, dan geven wij aan dat wij graag toe gaan naar een dierwaardige veeteelt, ook in Nederland, waarin we dus rekening houden met de behoeften van de dieren. Wij geven ook heel expliciet aan dat wij een transitie voor ons zien waarin we veel meer rekening gaan houden met de balans, zowel als het gaat om de productie als om de ruimte die we gebruiken, en waarin de impact van de eiwittransitie een plek zal krijgen.
De voorzitter:
De heer Jaspers, tot slot.
De heer Jaspers (BBB):
Een mooi verhaal, maar dat is geen antwoord op mijn vraag. Mijn tweede vraag ging over de export. Vindt u dat export binnen 800 kilometer export is, zoals we in Amerika gewoonweg normaal vinden? Vinden we dat binnen Europa ook normaal? Want het vlees dat we afvoeren naar Duitsland, Italië en noem maar op, zit allemaal binnen die grenzen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Aerdts.
Mevrouw Aerdts (D66):
Ik spreek hier over "export" om juist aan te geven in wat voor een verhouding we met elkaar hierover spreken en hoe de transitie naar een kringlooplandbouw er voor ons uit zou moeten zien. Dan zou je dus terug moeten gaan naar het beperken van die afstand. Dan zouden we nog eens met elkaar moeten kijken naar hoe je dat in balans kunt houden. Laat ik het daarbij houden.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Aerdts. Ik hoorde u spreken over een "voetbal- en warenautoriteit". Ik denk dat dat op groot enthousiasme kan rekenen in de samenleving en misschien zelfs in deze Kamer. We gaan het horen. Ik zag dat mevrouw Kluit al naar de microfoon lopen. Ik waardeer haar enthousiasme, maar ik ga toch eerst het woord geven aan mevrouw Van Aelst-den Uijl namens de SP.