Verslag van de vergadering van 18 juni 2024 (2023/2024 nr. 36)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.48 uur
De heer Talsma i (ChristenUnie):
Dank, voorzitter, bijna grenzeloze dank. Dank ook aan de minister voor de beantwoording. Dat zeg ik ook via de minister en via de voorzitter tegen alle ambtenaren die achter de grijze wand die beantwoording mede mogelijk hebben gemaakt.
Voorzitter. In eerste termijn heb ik namens mijn fractie ingezet op de balans tussen betaalbare huur en een redelijk rendement, en dan sla ik het een klein beetje plat. Vooralsnog is de afdronk van mijn fractie dat dit wetsvoorstel beide mogelijk maakt, waarbij de 6% tot 7% die de minister noemde, ook bij mij de wenkbrauwen deed rijzen, vanuit de gedachte: is dat nou wel realistisch? Collega Kemperman vroeg daar net naar. Ik denk dat het terecht is om die vraag nadrukkelijk op het bordje van de minister te leggen voor de tweede termijn, omdat ook onze fractie van verschillende kanten wel met lagere percentages is bestookt.
De minister heeft geantwoord dat er financiële compensatie of tegemoetkoming is voor gemeenten om de capaciteit op orde te brengen als het gaat om de handhaving. Dat is geweldig. Tegelijkertijd is de vraag of het reëel is om te verwachten dat die capaciteit gevonden wordt. Ik ben wel nieuwsgierig of de minister daarover iets meer kan zeggen, want financiën zijn één ding, en daar zullen die gemeenten ongetwijfeld blij mee zijn, maar uiteindelijk moeten die financiën omgezet worden in menskracht, want financiën gaan niet handhaven. Is die capaciteit ook daadwerkelijk op orde te krijgen?
Voorzitter. Mijn fractie is blij met de kwartaallijkse monitoring van onder andere de huurvoorraad en met de handhaving die gemonitord wordt in de invoeringstoets. Wij kijken daar nu al met belangstelling naar uit.
Voordat ik afrond, kom ik nog terug op het punt van het DAEB-vrijstellingsbesluit 2012. Daar wil ik graag de volgende motie over indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Wet betaalbare huur de huurprijzen verder reguleert, maar niet zorgt voor een uitbreiding van het aantal huurwoningen, terwijl de bouw van woningen in het middensegment noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de grote vraag naar huurwoningen;
overwegende dat garanties en subsidies de investeringsbereidheid van woningcorporaties en private partijen kunnen verhogen, maar dat het onder het DAEB-vrijstellingsbesluit 2012 op dit moment niet mogelijk is om die in de middenhuur te verlenen;
verzoekt de regering zich in Europees verband blijvend te beijveren voor een wijziging van het DAEB-vrijstellingsbesluit 2012, zodat subsidies en garanties bij de bouw van woningen in het middensegment in de toekomst zullen zijn toegestaan, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Talsma, Janssen-van Helvoort, Van Rooijen, Perin-Gopie, Van Meenen, Schalk, Janssen en Dessing.
Zij krijgt letter N (36496).
De heer Rietkerk i (CDA):
De eerste overweging kreeg ik niet helemaal mee. Zou de heer Talsma die namens de ChristenUnie en de andere ondertekenaars nog even kunnen herhalen en ook kunnen duiden?
De heer Talsma (ChristenUnie):
Ik heb de motie weer teruggekregen van de griffier, dus ik kan die weer lezen. Er staat: constaterende dat de Wet betaalbare huur de huurprijzen verder reguleert maar niet zorgt voor een uitbreiding van het aantal huurwoningen.
De heer Rietkerk (CDA):
Ja. In deze overweging wordt namelijk gesteld dat de Wet betaalbare huur niet zorgt voor een stimulans voor nieuwbouw terwijl de 10%-opslag in de wet juist is bedoeld voor nieuwbouw. Dus als de heer Talsma die overweging zou kunnen heroverwegen — met het dictum kan de CDA-fractie namelijk ook leven — dan is die denk ik correcter.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Ik vind het sowieso fijn om te horen dat collega Rietkerk met het dictum kan leven. Als ik in een motie die al door zeven collega's is meeondertekend nu nog een overweging zou moeten wijzigen, wordt het wel een circus van herondertekenen, maar ik denk eerlijk gezegd dat het in de kern ook niet hoeft. Collega Rietkerk zegt terecht dat het gaat over "stimuleren van", terwijl de tekst, hoewel ik niet te veel wil exegetiseren, het heeft over "niet zorgt voor". Dus ik denk dat de werelden, de parallelle universa van collega Rietkerk en mij echt ook in deze tekst voldoende bij elkaar komen. Dus daar wilde ik het eigenlijk bij laten. Ik hoop dan uiteraard van harte op de steun van de CDA-fractie die gerust in die motie mag lezen "niet direct zorgt voor".
Als u mij toestaat, voorzitter, wil ik tot slot nog iets zeggen, want op de een of andere manier zijn mijn laatste twee minuten …
De voorzitter:
Het waren er nog anderhalf, maar goed, die geef ik u dan alsnog.
De heer Talsma (ChristenUnie):
Ik dank u nogmaals, voorzitter. Ik wil nog een laatste woord spreken tot de minister. Dank voor de wijze waarop hij hier in de Kamer heeft geacteerd, overigens ook daarbuiten maar in het bijzonder hier in de Kamer. Ik hoorde hem zojuist nog over het demissionair zijn zeggen: hoe langer je het bent, het minder je het wordt. Hij is daar denk ik de verpersoonlijking van en ik bedoel dat als een compliment. Ik zat zelf in dat verband te denken aan — en dat zal de minister aanspreken — een gevleugelde uitspraak van Maarten Luther. Die zei: Als ik zou weten dat morgen de wereld vergaat, dan zou ik vandaag nog een boom planten. Dat zit een beetje in diezelfde sfeer. Ik kan niet bewijzen dat Luther bij dat vergaan van de wereld gedacht heeft aan het aanstaande kabinet-Schoof, dus dat zal ik hem alsnog niet in de mond leggen, maar dat planten van een boom is hier wel gelukt. Dat beschouw ik als een compliment in de richting van de minister en ik hoop dat die boom van harte heel veel vrucht mag dragen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Talsma. Dan is het woord aan de heer Van Meenen namens D66.