Verslag van de vergadering van 9 juli 2024 (2023/2024 nr. 38)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.17 uur
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Natuurlijk ook dank voor de momenten van rust die we even van u kregen.
Voorzitter. Het is een bijzondere ervaring om vandaag in debat te gaan met een oud-collega. Uiteraard feliciteer ik mevrouw Faber met haar recente benoeming tot minister. Een zware taak en een verantwoordelijke taak, waarvoor ze wat mij betreft terecht de hulp van God almachtig heeft ingeroepen bij het afleggen van de eed. Dat schept overigens nog wel een extra verplichting, want God heeft niet alleen zijn goede geboden gegeven, maar bijvoorbeeld ook de zwaardmacht. Oftewel, de overheid heeft de plicht om recht te doen en misdaad te bestraffen.
Voorzitter. Bij de voorliggende wet draait het om misdrijven, zware misdrijven. Het plegen van een misdrijf heeft consequenties. Dat geldt zowel voor iemand met een Nederlands paspoort als voor iemand die geen verblijfsvergunning heeft. Die consequenties zijn voor beide personen gelijk, althans voor zover het de strafmaat betreft. Maar vandaag gaat het niet over het feit dat er gestraft moet worden en ook niet over hoe zwaar die straffen moeten zijn, maar over hoe we omgaan met de verschillende vormen van criminaliteit in relatie tot de verschillen in verblijfsstatus van mensen in ons land. Dan is het eigenlijk heel vreemd dat er in de Vreemdelingenwet 2000 slechts één soort misdaad werd aangemerkt als grond om aanvragen voor een permanente verblijfsvergunning te kunnen afwijzen. Alleen drugscriminaliteit stond expliciet genoemd. Dat is raar. Niet dat drugscriminelen geweigerd worden, want dat is alleen maar toe te juichen, maar het is wel raar dat alleen drugscriminelen geweigerd worden, want er zijn helaas vele vormen van criminaliteit die van die aard zijn dat je de lieden die zich daarmee bezighouden natuurlijk geen permanente verblijfsvergunning wilt geven. Denk aan delicten als zedenzaken, roof, mensenhandel, moord, terrorisme of oorlogsmisdaden. Elk weldenkend mens begrijpt dat je dit soort delinquenten niet in je land opneemt. Het is dus heel logisch dat de inconsequentie in de Vreemdelingenwet wordt opgeheven door de voorliggende aanpassing.
Een afwijzing wordt voortaan mogelijk voor ernstige misdrijven. Ook de drempel van een veroordeling tot meer dan 60 maanden gevangenisstraf wordt geschrapt, in die zin dat de aanvraag in plaats daarvan voortaan beoordeeld wordt aan de hand van de glijdende schaal en getoetst wordt aan Europese en internationale regelgeving, waarbij in het bijzonder gedacht kan worden aan het recht op privéleven en het proportionaliteitsbeginsel. De wet wordt dus toegepast via een individuele belangenafweging, waarbij wordt gekeken naar zaken als de duur van het verblijf op het grondgebied, de leeftijd van de betrokkene, de gevolgen voor de betrokkene en de leden van zijn gezin, en het bestaan of juist het ontbreken van banden met het land van herkomst.
Wat mij betreft lijkt de rechtmatigheid van deze wet op orde, maar de fractie van de SGP heeft nog wel wat vragen over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van deze wet. Als een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is afgewezen, wordt een vreemdeling in beginsel geacht zelf het land te verlaten. De vraag is hoe dit in zijn werk gaat, zeker gezien het feit dat in de aanpak die staat beschreven in de "ketenprocesbeschrijving voor vreemdelingen in de strafrechtketen" is opgenomen dat de vreemdeling die vanwege een ernstig misdrijf is veroordeeld, in ieder geval niet vrij rondloopt. Hoe gaat dit in de praktijk zijn uitwerking krijgen als die vreemdeling in beginsel geacht wordt zelf het land te verlaten? Dat kan toch niet betekenen, mag ik hopen, dat die veroordeelde misdadiger vrij rondloopt?
Voorzitter. In het kader van deze wet heb ik nóg een vraag naar aanleiding van die ketenprocesbeschrijving voor vreemdelingen in de strafrechtketen. Daarin staat namelijk dat de strafdetentie of -maatregel voortijdig kan worden beëindigd als een vreemdeling wordt veroordeeld vanwege een ernstig misdrijf en zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kort daarop wordt afgewezen. Klopt het dat de straf van die vreemdeling vroegtijdig kan worden afgebroken? Hoe verhoudt dit zich tot een Nederlander die wel zijn straf moet uitzitten? Wat betekent dat voor het leed voor eventuele slachtoffers? Of is het zo dat die veroordeelde eerst zijn of haar straf uitzit en pas daarna het land moet verlaten? Natuurlijk is de vraag ook hoe zich dat verhoudt tot de plicht van de overheid om misdrijven te straffen. Hoe voorkom je dat het verzoek om een permanente verblijfsvergunning misschien wel misbruikt wordt om maar snel uit detentie te komen?
Voorzitter. Dan nog wat vragen die te maken hebben met handhaving. Een vreemdeling die om reden van ernstige misdrijven geen permanente verblijfsvergunning krijgt, wordt geacht het land te verlaten, maar de kans dat het op korte termijn gebeurt, lijkt mij vrij klein. Op welke wijze wordt er nu voor gezorgd dat criminelen hulp krijgen bij hun vertrek? Oftewel: hoe worden ze het land uitgezet? Er is ingeval van een aanvraag sprake van een individuele beoordeling op basis van de glijdende schaal. Als daarbij blijkt dat een misdaad is begaan die onvoldoende ernstig is om een verblijfsvergunning te weigeren, dan heeft dat wel consequenties voor de veiligheid in ons land. Welke alternatieven zijn er dan om te voorkomen dat de dader nogmaals een rechtschokkende misdaad begaat? Hoe garanderen we de veiligheid van onze burgers?
Op dit moment wordt het aantal afwijzingen door de IND niet bijgehouden, omdat dit systeemtechnisch niet mogelijk is. Een goede monitoring is echter wel van belang voor de informatiepositie van de overheid. Kan de minister toezeggen dat zij het systeemtechnisch mogelijk laat maken om het aantal aanvragen, toekenningen en afwijzingen bij te houden evenals andere belangrijke data zoals herkomst van de aanvragers, reden van afwijzing en dergelijke? Ik ben heel benieuwd of daar een toezegging op komt en anders overweeg ik op dat punt een motie.
Voorzitter. Een laatste punt. Mijn oud-collega Diederik van Dijk heeft in de Tweede Kamer bij de behandeling van dit wetsvoorstel een motie ingediend waarin de regering verzocht is om mogelijkheden te verkennen hoe antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder kan worden meegewogen, ook bij de aanvraag van een tijdelijke en permanente verblijfsvergunning en in de naturalisatieprocedure; mevrouw Van Bijsterveld wees er ook al op. Deze motie is aanvaard en staatssecretaris Van der Burg heeft op 29 februari per brief toegezegd dat een uitwerking van deze motie voor het zomerreces zou komen. Nou, we hebben nog een halve dag te gaan. Gaat het nog lukken om die motie uit te voeren? Oftewel: kan de minister de stand van zaken aangeven? Want de gruwel van het toenemend antisemitisme vraagt om snelle actie.
Voorzitter. Ik zie uit naar de beantwoording door de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan mevrouw Van Toorenburg namens het CDA.