Plenair Bovens bij behandeling Algemene Financiële Beschouwingen



Verslag van de vergadering van 19 november 2024 (2024/2025 nr. 08)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 10.21 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Bovens i (CDA):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Zoals u van mij gewend bent, kijk ik voor ik aan het schrijven van een bijdrage begin altijd even naar de heiligenkalender van de dag. Die bevat vandaag overigens geen spannende heilige. Maar ik kwam wel tegen dat op 19 november wordt herdacht dat er in de vijftiende eeuw drie Elisabethsvloeden Nederland — of beter: Holland en Zeeland — hebben geteisterd. De naamdag van de heilige Elisabeth van Hongarije is in latere eeuwen naar 17 november verplaatst, maar de Elisabethsvloeden hebben hun naam behouden. In woelige tijden van klimaatverandering en immense schade door wateroverlast en noodweer, is de metafoor met dijken, dijkbewaking en financiën snel te maken. Voldoen onze in Europa zelf opgeworpen dijken, zoals de Maastrichtcriteria van niet meer dan 60% staatsschuld, het begrotingstekort binnen 3% houden enzovoort, nog om ons land financieel-economisch droog te houden?

De woelige baren en stormachtige tijden zijn ook een metafoor voor de situatie waarin het landsbestuur zich lijkt te bevinden, met vertrekkende bestuurders en politici die de golven niet tot bedaren weten te brengen. Nederland heeft na de Elisabethsvloed geleerd dat je moet samenwerken om de strijd tegen het water te winnen. De oudste bestuurslaag van ons land, de waterschappen, is ontstaan om dijken te bouwen en land in te polderen. "Polderen" is een werkwoord geworden voor: samenwerken, compromissen sluiten, resultaat en rust brengen. Mijn fractie wil aan het begin van dit debat een lans breken voor een samenwerkend bestuur, voor constructief polderen, voor verdraagzaamheid en bruggen bouwen. Wij veroordelen intolerantie, geweld en het discrimineren of uitsluiten van bevolkingsgroepen. Alleen met respect bouwen wij aan een veilige Nederlandse samenleving. Doen wij dat niet, dan ligt een nieuwe, figuurlijke Elisabethsvloed in het verschiet.

Ik heet vandaag onze hoogste financiële dijkgraaf, staatssecretaris Van Oostenbruggen, van harte welkom en met hem uiteraard ook de financiële deltacommissaris van Nederland, minister Heinen, de man die een beetje boven de partijen staat en erop toeziet dat we zowel op korte termijn — lees: volgend jaar — droge voeten houden als op de langere termijn via een adaptatieplan wijziging van het belastingstelsel, investeren in het vestigingsklimaat en inspelen op de geopolitieke veranderingen, en die ons financieel huishoudboekje robuust moet maken of houden. Tot zover het spreken in metaforen.

De CDA-fractie is zich als vanouds terdege bewust van het belang van solide overheidsfinanciën. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen sprak ik al over de spanningen, over de dilemma's en de buikpijn die wij voelen bij diverse voornemens van dit nieuwe kabinet. Die ontstaan juist omdat wij niet van de gratisbiermoties zijn, omdat wij hechten aan betrouwbaar financieel beleid en omdat wij beseffen dat moeilijke keuzes soms noodzakelijk zijn. Want ook met een CDA in de regering zou er sprake zijn van forse bezuinigingstaakstellingen en pijnlijke maatregelen — niet altijd dezelfde keuzes als dit kabinet maakt, maar zeker ook maatregelen die burgers, bedrijven en vermogens zouden raken. De opmerkingen die de Raad van State maakt over de algemene lijn van het financieel beleid van dit kabinet, namelijk dat daarmee voldaan wordt aan de begrotingsregels, dat het kabinet zich bewust is van de risico's op middellange termijn en dat het dicht tegen de vangrail maar wel aan de veilige kant daarvan opereert, snijden allemaal hout.

De knoppen waar de regering aan kan draaien zijn grofweg: het verminderen van de uitgaven, het verhogen van de inkomsten of interen op je vermogen — lees: het vergroten van de schuld. Aan alle drie de knoppen wordt er inderdaad in 2025 gedraaid. Bijvoorbeeld de steun aan Oekraïne, die naar aard en bedoeling uiteindelijk van incidentele aard is, wordt een beetje buiten de haakjes van de financiële kaders geplaatst. Dat vindt het CDA logisch en te verantwoorden. Inkomstenverhogingen zijn verwerkt in belastingplannen en bezuinigingen zitten in vrijwel alle begrotingen, met uitzondering van die van Defensie. Wat mij nou lastig lijkt, is het beoordelen van de spanning tussen de kortetermijnbezuinigingen versus de langetermijnopbrengsten: de paradox van de preventiecirkel. De minister moet kijken of het huishoudboekje voor volgend jaar klopt. Daarvoor kan het nuttig zijn om subsidies te verminderen, bijvoorbeeld subsidies op het bevorderen van een gezonde leefstijl. Maar als daarmee programma's voor preventie moeten stoppen omdat niemand anders ze betaalt, kun je voorspellen dat de kosten voor de zorg de komende omhooggaan en dat daarmee het kloppend maken van de huishoudboekjes voor de volgende jaren telkens lastiger wordt. En voor die langere termijn draagt de minister toch ook verantwoordelijkheid.

Deze preventieparadox is ook toepasbaar op investeringen in de infrastructuur, in het asielbeleid, in het onderwijs, in de ontwikkelingssamenwerking en in het klimaat. Want verreweg de meeste discussies met de samenleving die we oproepen met bezuinigingen op een bepaalde post, gaan ook langs deze lijnen. Nu bezuinigen op onderwijs schaadt het verdienvermogen op langere termijn. Nu bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking leidt tot een grotere asieldruk over enkele jaren. De organisaties die nu getroffen worden door bezuinigingen, laten niet na te wijzen op de gevolgen voor later. De inhoudelijke gevolgen van bezuinigingen bespreken we met de vakministers in de diverse begrotingsbehandelingen, maar de financiële gevolgen horen thuis in een debat zoals dat van vandaag. Dan is het noodzakelijk om die financiële gevolgen ook beter in kaart te hebben. Mijn fractie heeft dan veel te weinig aan de impactrapporten of de analyses die nu voorhanden zijn. Die zijn te zeer op de korte termijn gericht. Wij vragen de minister om bij toekomstige voorstellen voor bezuinigingen de impactanalyses uit te breiden met een zo objectief mogelijke voorspelling van wat een bezuiniging betekent voor het Meerjarig Financieel Kader, en wellicht daarbij een appreciatie van de berekeningen die de maatschappelijke organisaties of wetenschappelijke bureaus aan ons opleveren.

Voorzitter. Voor deze termijn beperk ik mij tot vijf thema's. Thema één is het Belastingplan en de btw. Ik heb ten aanzien van dit thema in mijn concepttekst veel alinea's kunnen schrappen. Ik blijf het jammer vinden dat de regering de in de Eerste Kamer aangenomen motie over het apart behandelen van de btw-plannen, niet wilde uitvoeren. Door de dynamiek omtrent het Belastingplan in de Tweede Kamer is er nu een staatsrechtelijk bijzonder construct aan de orde. Door de motie-Inge van Dijk terecht te omarmen, behandelt deze Kamer in december een Belastingplan, waarvan een deel waarschijnlijk niet als zodanig zal worden uitgevoerd. Voor de btw-verhogingen worden alternatieven gezocht. Mijn fractie vraagt zich af hoe met de andere aangenomen moties, namelijk die over de eenverdieners en de giftenaftrek, wordt omgegaan. Geldt daarvoor dezelfde voorwaardelijkheid? En voert het kabinet nu wel of niet de in de Eerste Kamer aangenomen motie van mevrouw Bakker (36418, letter AE) uit, voortbordurend op de langjarige inzet van senator Essers?

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter. Ik zat eerst even te kijken wat 19 november nog meer is. Het is ook de nationale monopoliespeeldag. Dat leek me ook wel passend voor vandaag.

De heer Bovens (CDA):

Ik verklap alvast: het is ook de Internationale Mannendag.

De heer Schalk (SGP):

Dat heb ik ook gezien, maar durfde ik niet …

De heer Bovens (CDA):

Voor een mannenbroederspartij kan ik dat wel ...

De heer Schalk (SGP):

Die mannendag durfde ik niet te noemen. Nu even serieus. Het is natuurlijk een hele terechte vraag van de heer Bovens over eenverdieners en de giftenaftrek. Echter, dat zijn geen moties geweest, maar amendementen. Dus die zitten al in de wet.

De heer Bovens (CDA):

Klopt. Daar heeft u gelijk in. Ik wilde er alleen zeker van zijn dat ze worden uitgevoerd. Goed dat u dat even corrigeert; terecht.

Thema twee betreft …

De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):

Ik zag aan de lichaamshouding dat we inderdaad naar het volgende punt gingen. Ik hield de heer Bovens in mijn woordvoering ook voor dat het voor mijn fractie belangrijk is om voor de stemming over het Belastingplan inzicht te hebben in waar het alternatief dan gevonden gaat worden. Zoals ik — ik herhaal mijzelf slechts kort — zei: in feite is er een gat in de begroting ontstaan, want aan Nederland is voorgehouden dat deze btw-verhoging zo niet doorgaat. Ik wil graag aan de heer Bovens vragen waar dat alternatief gezocht zou moeten worden. Is de heer Bovens het met mij eens dat wij dat eigenlijk moeten weten voordat wij in deze Kamer stemmen over dat plan, dat deels niet uitgevoerd zal gaan worden?

De heer Bovens (CDA):

Ik ben het met de heer Martens eens dat dit absoluut niet fraai is en niet zoals je het normaal zou willen. Ik zei ook dat ik het jammer vind dat we dat niet hebben kunnen voorkomen door een aparte behandeling van het btw-plan, zoals we dat hier in deze Kamer hadden voorgesteld. Wat er nu uitgekomen is, is onder stoom en kokend water tot stand gekomen aan de andere kant, en betreft inderdaad dat de btw-verhogingen niet zullen doorgaan op de posten zoals aangegeven, dus media en cultuur, sport en dergelijke, en dat daar nog een alternatief voor moet worden gevonden. De minister heeft zich voorgenomen om gezamenlijk met de fracties in de Tweede Kamer voor de Voorjaarsnota dat alternatief te vinden. Dan is het aan ons om te bepalen of je op die toezegging het beleid kunt maken of niet. Het is inderdaad nog niet in beton gegoten. De alternatieven zijn er nog niet en moeten nog worden bedacht. Onze fractie in de Tweede Kamer zal uiteraard heel constructief meewerken om die te vinden. Maar ik ben het met de heer Martens eens: die alternatieven zijn er op dit moment niet. Die afweging zullen we moeten maken bij het Belastingplan. Ik vroeg net al even aan de minister hoe hij dat proces voor zich ziet. Ik ga ervan uit dat de toezegging van de minister wel wat waard is en dat we er zijn met een alternatief voorstel voor de Voorjaarsnota. Maar ik ben met de heer Martens eens dat er door het aannemen van de motie een gat in de begroting zit; dat klopt.

Dan ga ik naar thema twee en dat betreft — dat zal niemand verbazen — onze zorgen over de positie van onze medeoverheden, de provincies en de gemeenten. De uitvoeringskracht staat hier echt onder druk. De minister-president zegde onze fractie bij de Algemene Politieke Beschouwingen toe dat het overleg met de medeoverheden een gelijkwaardig overleg zal zijn. Wat betekent dit voor de financiële randvoorwaarden? Is er nog ruimte voor de provincies en de gemeenten om bijvoorbeeld te spreken over de overheveling van de zogenaamde "SPUKs" minus 10% aan het Gemeentefonds? Is nog ruimte om met goede ideeën over het ravijnjaar te komen, over verruiming van het lokale belastinggebied of over de medefinanciering van grote infrastructurele projecten? Kortom, kan de minister mijn fractie uitleggen hoe hij in het financiële speelveld de toegezegde gelijkwaardigheid in het overhedenoverleg ziet?

Thema drie is daaraan gekoppeld en betreft het beleid voor Elke regio telt! In diverse begrotingen moet bezuinigd worden en staan ministers aan de lat om die bezuinigingen in te vullen. Mijn fractie zal bijvoorbeeld bij de begrotingen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en IenW kritische vragen stellen over de voorgelegde keuzes. Bij wijze van voorbeeld: de gevolgen van het niet opvolgen van een advies van de Raad voor Cultuur over de operavoorziening in Zuid-Nederland, dat zorgt voor het verdwijnen hiervan in dit deel van Nederland, het generiek opleggen van bezuinigen in het hoger onderwijs met betrekking tot buitenlandse studenten, dat verschillende gevolgen heeft in de Randstad en in Zeeland, Limburg of het noordoosten van Nederland of dat op terreinen van investeringen in snelwegen, spoorwegen, openbaar vervoer keuzes worden gemaakt die op gespannen voet staan met de filosofie van Elke regio telt! Het gaat mij nu even niet over deze voorbeelden zelf, want die zullen we met de vakministers in december nog kritisch bespreken. Voor nu zijn wij wel het spoor bijster van hoe al die bezuinigen optellen in de diverse regio's. Houdt de minister een staatje bij van wat de optelsom van de bezuinigingen betekent voor pak 'm beet Groningen, Brabant of Overijssel, om maar niet over Limburg te hoeven spreken? En, zo ja, voldoet dat lijstje dan nog aan Elke regio telt!? Ziet de minister hier voor zichzelf een taak weggelegd? Kan hij bijvoorbeeld aangeven hoe de bezuinigingen van 2023 en 2024 regionaal zijn verdeeld of uitgepakt hebben?

De heer Van der Goot i (OPNL):

De vraag die de heer Bovens hier aan de minister stelt en die ook andere facties interesseert, althans mijn fractie, is hoe we met deze problematiek omgaan. We krijgen vandaag antwoorden en er komt natuurlijk ook een Voorjaarsnota. Wat is de link tussen die twee? Wanneer willen wij als Kamer duidelijkheid hebben, vraag ik aan de heer Bovens. Zijn we er bijvoorbeeld tevreden mee als er in de Voorjaarsnota, net als vorig jaar, een regioparagraaf wordt opgenomen waarin dit duidelijk wordt gemaakt? Wat hebt u nodig om met enig comfort de begrotingsbehandeling van de vakministeries in te gaan en ook de Miljoenennota positief te benaderen?

De heer Bovens (CDA):

Wij zullen niet snel tevreden zijn of content, of hoe u dat wilt zeggen. Het probleem is dat we aan de ene kant al gebrek aan data hebben. We hebben gebrek aan data over wat precies de bezuinigingen links en rechts betekenen in de diverse regio's in dit land. Vervolgens is dan nog de vraag of je dat vindt passen in de filosofie van Elke regio telt! of niet. Vind je dat het disproportioneel is? Of is het economisch misschien wel netjes verdeeld, maar zijn de effecten op het platteland echt anders dan in een stedelijke omgeving, bijvoorbeeld? Ik weet dat uw fractie en onze fractie hebben gevraagd om die regioparagraaf in de Voorjaarsnota, dus ik neem aan dat u daar ook op terugkomt in uw eigen bijdrage en dat de minister daar wat over zal zeggen. Ik ben pas tevreden als het niet alleen de echte data zal betreffen, maar als er ook een appreciatie van de regering is van hoe we vervolgens Elke regio telt! gaan regelen in dit land, dat het eerlijker over het land wordt verdeeld dan ik in ieder geval in de voorbeelden in het land kan zien.

De heer Van der Goot (OPNL):

Veel dank voor het antwoord van de heer Bovens. Wij komen inderdaad, terugkomend op de vraag van de heer Bovens, terug op die regioparagraaf — ik hoop dat andere fracties dat vandaag ook zullen doen — en we kijken uiteraard uit naar het antwoord van de minister.

De heer Bovens (CDA):

Ik wil nu dus van de minister echt weten of het ministerie van Financiën voor zichzelf een taak ziet om die staatjes en dergelijke op te leveren en dat niet aan de vakministers overlaat, want dan ben ik bij iedere begroting dit debat aan het voeren.

De voorzitter:

Tot slot meneer Van der Goot.

De heer Van der Goot (OPNL):

Volledig mee eens.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Bovens (CDA):

Thema vier gaat over de investeringen voor de toekomst van onze boeren. Er is eigenlijk geen enkele partij meer in dit land die er niet van overtuigd is dat we een grote transitieopgave hebben om de landbouwsector in dit land toekomstbestendig te maken, zodat er een bijdrage aan voedselproductie, voedselzekerheid, natuur en landschap door onze boeren geleverd kan blijven worden, met een verdienmodel dat de hele sector vitaal en concurrerend houdt. Je kunt van mening verschillen over de intensiteit en de richting van de transitie, maar dat er veel geld voor nodig is, is voor het CDA helder. Dat het ingerichte Transitiefonds is gedecimeerd, was niet onze keuze. Vanwege de verwevenheid tussen klimaatbeleid en landbouwbeleid is het niet onlogisch om een deel van het Klimaatfonds te bestemmen voor transitieopgaven in de landbouw, en daarmee recht te doen aan de afspraken die met diverse regio's zijn gemaakt. Wij zullen deze optie, die in de Tweede Kamer onder anderen door Henri Bontenbal is geopperd, bij de begrotingen van Klimaat en Landbouw aan de orde stellen. Aan deze minister vraag ik niet of hij zo'n optie leuk vindt of niet, maar wel of, en zo ja hoe, die in technische zin uitvoerbaar is.

Thema vijf gaat over ontwikkelingssamenwerking. Mijn fractie vroeg om een brief over de aangekondigde bezuinigingen op dit terrein, en die is er ook gekomen, waarvoor hartelijk dank. Maar hij roept toch nog enige vragen bij ons op. Het CDA is voorstander van de zogenaamde OESO-norm, die simpel gezegd bepaalt dat 0,7% van het bni wordt bestemd als budget voor ontwikkelingssamenwerking, een koppeling dus. Deze regering heeft bij het hoofdlijnenakkoord besloten tot een bezuiniging van ruim 2,7 miljard. De groei van het bni zou conform de koppeling normaal weer zorgen voor een groei van het budget. Daarom is aan deze begroting toegevoegd dat die koppeling wordt losgelaten. Die brief is daarover voor ons helaas onduidelijk. Is de koppeling nu losgelaten of op een lager percentage gezet? En als de koppeling is losgelaten dan wel lager is vastgesteld, ziet de regering dit als een tijdelijk verschijnsel? Wat vindt het kabinet eigenlijk van de OESO-norm als zodanig? Als de norm overal in de wereld wordt verlaagd, wat zou dat dan betekenen voor de ongelijkheid in de wereld? Leidde deze ongelijkheid niet juist tot een grotere behoefte van mensen om een beter leven elders te zoeken, bijvoorbeeld in Europa, en dus tot meer druk op de asielketen? Hoeveel krimpt de Nederlandse economie als er minder wordt samengewerkt met Aziatische, Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse landen?

Voorzitter, ik rond af. Bij de begrotingsbehandelingen zullen wij toezien op rechtmatigheid maar ook op uitvoerbaarheid door alle overheden, en dus ook letten op doelbereik en effectiviteit. Ik besef dat ik wellicht minder dan beoogd over het echte financiële beleid heb gesproken. De kaders die de regering hanteert voor een degelijk begrotingsbeleid zijn voor ons aanvaardbaar, maar daarbinnen zijn nog vele andere keuzes te maken, die een verantwoordelijke samenleving in een fatsoenlijk Nederland dichterbij brengen.

Wij wachten met spanning de beantwoording van de regering af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bovens. Dan is het woord aan de heer Van Ballekom namens de VVD.