Plenair Doornhof bij behandeling Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten



Verslag van de vergadering van 21 januari 2025 (2024/2025 nr. 15)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 11.16 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Doornhof i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. De rol van gemeentebesturen binnen de gehele Nederlandse overheid kun je maar moeilijk overschatten. Dat wordt maar weer bevestigd als je kijkt naar het voorliggende voorstel, dat gaat over de aanpak van radicalisering en terrorisme. Ik citeer uit de memorie van toelichting: "Van gemeenten wordt verwacht dat zij in dit verband als een 'spin in het web' optreden, omdat het nodig en gewenst is dat gemeenten partijen bijeenbrengen die ieder voor zich slechts een deelverantwoordelijkheid hebben bij de persoonsgerichte integrale aanpak. Gemeenten bevinden zich in een unieke centrale positie tussen veiligheidspartners en zorgpartijen." Die unieke centrale positie maakt natuurlijk dat personen over wie signalen zijn van mogelijke radicalisering, nu al worden besproken in dat zogenoemde casusoverleg. Daar worden dan de maatregelen afgestemd tegen mensen die onze samenleving met radicalisering en terrorisme bedreigen.

Met dit wetsvoorstel wordt de verantwoordelijkheid voor dat casusoverleg ook formeel bij de burgemeester gelegd. Dat is een zware en urgente verantwoordelijkheid. Collega Dittrich wees al op de tramaanslag. We hebben vorige maand nog de aanslag op de kerstmarkt gehad in Maagdenburg, in Duitsland. Ook verscheen vorige maand het meest recente dreigingsbeeld van de NCTV. Op een schaal van 5 zitten we nog steeds op niveau 4. Ik citeer: "Jihadistische groepen als Al Qaida en ISIS benutten het Gazaconflict in hun propaganda en roepen hun aanhangers op aanslagen te plegen in het Westen tegen christelijke en Joodse doelen." Deze begrippen moeten ruim worden opgevat en zijn bedoeld om ook aanslagen tegen bijvoorbeeld Israëlische vertegenwoordigingen of doelwitten zonder expliciet christelijke signatuur in westerse landen te legitimeren. Het is ook al aan de orde geweest dat er melding gemaakt wordt van rechts-extremistische personen die zich groeperen en die ook steeds meer bereid zijn om geweld toe te passen en tot actie bereid zijn.

Vorig jaar in de zomer is hier gesproken over het wetsvoorstel over de gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. Toen heeft mevrouw Van Toorenburg, mijn collega-fractiegenoot, de zorgvuldigheid benadrukt. Dat doe ik hier ook, want het gaat hier om de persoonlijke levenssfeer van mensen. Daarom is het ook goed dat in het onderhavige voorstel heldere grondslagen voor gegevensverwerking worden gecreëerd. Dat gebeurde ook bij de wet voor de samenwerkingsverbanden. Nu gaat het om het delen van informatie voor de casusoverleggen. Het is consistent dat de formulering van bepalingen in het huidige voorstel zo veel mogelijk is afgestemd op de wet voor de samenwerkingsverbanden.

In het licht van de zorgvuldigheid juicht mijn fractie toe dat er bij deze wet, net als bij de wet voor de samenwerkingsverbanden, na een jaar een invoeringstoets komt. In de Tweede Kamer is bij motie gevraagd om die invoeringstoets. Het is wel zo dat die motie gebaseerd is op de overweging dat de lokale casusoverleggen om radicalisering tegen te gaan, niet over activisten mogen gaan. Daarom moet de invoeringstoets volgens het dictum van de motie onder andere zien op de praktische toepassing en uitwerking van de definities van "radicalisering" en "extremisme" tijdens casusoverleggen. Collega Veldhoen vroeg de minister in het bijzonder of de definitietoepassing wel echt wordt meegenomen. Sterker nog, het staat in het dictum. Dat is ook meteen de reden waarom ik daar een kanttekening bij plaats. Dat is mijn duit in het zakje namens de CDA-fractie wat betreft de inbreng over de definities. Het is namelijk nogal helder dat de casusoverleggen niet over activisme mogen gaan. Bij activisme gaat het natuurlijk om handelingen — dat kwam zojuist ook al aan de orde — binnen de kaders van de democratische rechtsorde. Activisme valt, terecht, buiten de scope van het wetsvoorstel. Zojuist kwam in het debat ook al aan de orde dat de scheidslijn tussen activisme en radicalisering heel dun kan zijn.

Dan kom ik ook bij de vraag die de heer Dittrich naar voren bracht, namelijk hoe het zit met Palestijnse bezettingsacties op een groot aantal universiteiten. De NCTV heeft daar ook wat over gezegd: "De acties waren doorgaans vreedzaam, maar konden wel een intimiderende werking hebben op Joodse studenten en docenten, in het bijzonder wanneer de scheidslijnen tussen kritiek op het handelen van de staat Israël en antisemitisme vervaagde. In sommige gevallen escaleerden de demonstraties richting geweld."

Bij het beantwoorden van de vraag of personen voor een casusoverleg in aanmerking mogen komen, hangt het er uiteindelijk van af, ook als je kijkt naar de definitie, of iemand radicale opvattingen combineert met het legitimeren van geweld of bereid is de democratische rechtsorde te ondermijnen. Die vraag wordt dan beantwoord — we hebben dat al een paar keer langs zien komen — door de weegploeg, bestaande uit burgemeester, politie en het OM. In de toelichting staan ook de criteria op basis waarvan je dat kunt wegen. Maar het is niet zo — dat is meteen ook duidelijk geworden — dat wanneer je aan de definitie van "radicalisering" voldoet, je ook meteen wordt besproken. Want dan zegt artikel 5, derde lid, dat je wel bespreekwaardig moet zijn.

Collega Veldhoen zei dat het begrip "radicalisering" diffuus is. Ik zou willen zeggen: dat begrip is heel ruim. Dan kun je nog de vraag stellen of het helemaal overeenkomt met dat wat de NCTV zegt. Materieel wel, denk ik, maar dat is een andere formulering. Maar het is heel ruim. Het is ook een proces. Het gaat erom dat je ook vanuit een activistische positie kunt landen in een meer radicaliserende situatie. Juist dan wil je er zo snel mogelijk bij zijn. Want waarom praten we over een persoonsgerichte aanpak? Om in het vroegste stadium datgene te voorkomen wat hier als voorbeeld is genoemd. Een zuivere activist bespreken in een casusoverleg mag niet, maar als er signalen zijn van geweldbereidheid, van bereidheid om de democratische rechtsorde te ondermijnen, dan hoef je als weegploeg uiteindelijk niet bang te zijn dat je je niet houdt aan de definitie van de wet.

Bij de invoeringstoets is bij motie gevraagd om die juist over die definities te laten gaan. Ik zou zeggen: het is heel belangrijk — dat brengt zorgvuldigheid juist mee — dat we al na een jaar kijken hoe het nou gaat met de invoering. Natuurlijk kan het daarbij gaan over die definitietoepassing. Dan zou ook tegemoet worden gekomen aan de wens die collega Veldhoen naar voren bracht. Maar laten we het veel breder trekken. Het gaat erom dat deze wet zorgvuldig wordt toegepast, met het doel goed voor ogen: het tegengaan van terrorisme.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Doornhof, dank u vriendelijk. Dan is de heer Nicolaï aan de beurt. Aan u het woord.