Plenair Nicolaï bij voortzetting behandeling Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten



Verslag van de vergadering van 21 januari 2025 (2024/2025 nr. 15)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 16.01 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Als Eerste Kamer kijken we echt goed naar een wet en toetsen we de rechtsstatelijkheid. Daarom heeft u wel gemerkt dat er van allerlei fracties, dwars door alle politieke verbanden heen, daarover vragen zijn gekomen. Ik ben het eens met de heer Dittrich dat niet alle vragen bevredigend zijn beantwoord. Ik vind het heel belangrijk dat duidelijkheid is verschaft over de verschillen tussen activisme en extremisme. We hebben het gehad over burgerlijke ongehoorzaamheid. Ik heb de minister er uitdrukkelijk naar gevraagd: het gaat om het ideologische motief. Zo staat het er. Het gaat er niet om dat er strafbare feiten worden gepleegd. Het gaat erom dat die strafbare feiten verband houden met een ideologisch motief. Houd dat vast, want dat is een kern waar deze wet over gaat.

Waar ik de minister helaas niet over gehoord heb, is dat de definitie van extremisme van de NCTV niet gevolgd is, maar dat er eigenlijk een element bij gekomen is. Ik heb het dan over het element "in ernstige mate de wet overtreden". Mevrouw Van Bijsterveld heeft daar ook op gewezen. Dat is glibberig. We hebben weinig gehoord over hoe het precies zit en er is veel discussie over geweest. Waarom is er van die definitie afgeweken en waarom is dat element erbij gekomen? Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen. Ik zou heel graag het antwoord van de minister daarop vernemen.

Het tweede punt, dat toch echt wel met de rechtsstatelijkheid verband houdt, is dat de omschrijving van terroristische activiteiten ontbreekt, terwijl de afdeling advisering van de Raad van State en de Nederlandse orde van advocaten er nadrukkelijk op gewezen hebben. Het gaat dan nogal om wat. Als we daar geen goede wettelijke omlijning van vinden dan kan een bestuur of rechter alle kanten op. We zitten hier om ervoor te zorgen dat daar duidelijk over bestaat. Waarom is dat niet gedefinieerd? In de memorie van toelichting staat dat daar interpretatievrijheid wenselijk is. Ik vraag mij af of dat in overeenstemming is met de verdragsrechten die er juist vanuit gaan dat je dit soort dingen goed omlijnt aangeeft. Ik zou daar graag van de minister iets over willen horen.

Dan de rechtsbescherming. De enige vraag die ik heb is: wat is ertegen om rechtsbescherming in de wet op te nemen? Het gaat nogal om iets. Je gaat iemand in een traject duwen. Je maakt iemand bij wijze van spreken een verdachte. In feite gebeurt dat in artikel 5, het derde lid, want daar zitten de politie, het Openbaar Ministerie en de burgemeester bij elkaar en zij moeten de betrokkene dan gaan toetsen aan een aantal pittige criteria. Zij hebben gegevens nodig om aan die pittige criteria te kunnen toetsen. Daar ligt dus al een hele hoop en vervolgens wordt er een beslissing genomen om de betrokkene in het traject op te nemen en verder te gaan. Zo staat het ook in artikel 5, het vierde lid: indien aanmelding in overeenstemming is met het doel, kunnen de politie, het Openbaar Ministerie en de burgemeester van de gemeente van verblijf overgaan tot verzameling, enzovoort. Er wordt dus een beslissing genomen die tot gevolg heeft dat allerlei overheidsinstellingen kunnen overgaan tot gegevensverwerking. Die beslissing is niet beroepbaar in deze wet. Ik denk dat wij in deze Kamer vinden dat dit wel zou moeten. Het zou zelfs kunnen zijn dat als de minister daarover advies vraagt, de landsadvocaat of een andere deskundige op dit vlak zegt dat dit een beroepbare beslissing is. Een aantal fracties gezamenlijk zijn tot een motie gekomen en die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een beslissing als bedoeld in artikel 5, derde lid van de Wet gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten tot gevolg heeft dat deelnemers aan het casusoverleg mogen overgaan tot verzameling en uitwisseling van persoonsgegevens;

overwegende dat uit de criteria die in het derde lid genoemd worden, blijkt dat het gaat om gegevens waarbij de privacy van de betrokkene ingrijpend is betrokken;

overwegende dat tegen die beslissing in de wet geen bezwaar of beroep is geopend;

verzoekt de minister om na te gaan of tegen die beslissing beroep openstaat op grond van de Algemene wet bestuursrecht en als dat niet het geval is, te onderzoeken of het belang van rechtsbescherming noopt om dat beroep te openen, en de Kamer daarover binnen twee maanden te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï, Veldhoen, Van Gasteren, Janssen, Dittrich, Hartog, Schalk en Van de Sanden.

Zij krijgt letter H (36225).

Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de SP.