Verslag van de vergadering van 21 januari 2025 (2024/2025 nr. 15)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 12.17 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Van de Sanden i (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Ook namens de VVD-fractie van harte welkom aan de minister voor zijn eerste en overigens mijn tweede debat in dit huis, maar dat laatste geheel terzijde. Mijn zeer gewaardeerde collega's hebben inmiddels genoegzaam en op welsprekende wijze samengevat waar het wetsvoorstel over gaat, dus dat veronderstel ik inmiddels graag bekend. Een daarop betrekking hebbend citaat wil ik u desondanks niet onthouden, namelijk van de indiener van het wetsvoorstel, de toenmalige minister van Justitie en Veiligheid, mevrouw Yeşilgöz, tijdens de plenaire behandeling daarvan in de Tweede Kamer. Ik citeer: "Om Nederland veilig te houden moeten we terrorisme en extremisme krachtig blijven bestrijden. Bij signalen dat een persoon radicaliseert moet er vroegtijdig kunnen worden opgetreden om erger te voorkomen. Deze signalen moeten snel worden onderkend, zodat er kan worden ingegrepen. Daarbij zijn heel veel partners betrokken, zoals de politie, het Openbaar Ministerie en de reclassering. Zij werken letterlijk dag en nacht om ons land veilig te houden."
Het voorliggend wetsvoorstel is voor de VVD-fractie precies om deze reden van groot belang voor onze veiligheid en vrijheid, namelijk het voorkomen en bestrijden van radicalisering en terrorisme. Zoals ook uit de woorden van de collega's blijkt is het voorliggend wetsvoorstel niet zozeer geboren uit politieke overwegingen maar uit een breed gevoelde urgente noodzaak om onze samenleving te beschermen tegen de toegenomen dreiging van radicalisering en terrorisme.
Graag wil ik namens de VVD-fractie vandaag twee aspecten aan de orde laten komen. Op de eerste plaats de balans tussen het belang van veiligheid en privacy. En daarnaast, op de tweede plaats, het aspect van onlinemonitoring door burgemeesters.
Vanuit onze liberale traditie beschouwt de VVD het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer als een fundamenteel recht dat burgers beschermt tegen willekeurige inmenging van de overheid in hun persoonlijke levenssfeer. Dit recht moet en zal te allen tijde ook worden gerespecteerd. Tegelijkertijd is de wereld veranderd en is de dreiging die radicalisering en terrorisme met zich meebrengen helaas een reële en acute zorg. Dit leidt ons tot de cruciale vraag in het perspectief van dit voorstel, namelijk hoe we een goed evenwicht kunnen vinden tussen enerzijds het belang en de taak om onze samenleving op een effectieve en zorgvuldige manier te beschermen en anderzijds het recht op privacy van de individuele burger.
Het is voor mijn fractie van groot belang dat in deze wet afdoende waarborgen zijn opgenomen die de privacy van burgers garanderen. De gegevensverwerking zal vanaf de eerste fase met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en transparantie moeten gebeuren. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat, hoewel privacy dus van heel groot belang is, dit geen absoluut belang is. Het is een belang dat, zoals voor veel andere belangen ook geldt, in elk concreet geval binnen de daarvoor geldende kaders zal moeten worden afgewogen, in dit geval tegen het collectieve belang van veiligheid en vrijheid. Daarbij hecht mijn fractie eraan om op te merken dat het belang van veiligheid in dit geval een zeer zwaarwegend, zo niet vooropgesteld belang is. Mijn vraag aan de minister hierbij is hoe hij deze belangenafweging ziet.
Dan mijn tweede punt. Bij de beoordeling van de uitvoerbaarheid van dit voorstel is voor mijn fractie de informatiepositie van burgemeesters van belang. Zij hebben hierin een spilfunctie. Dat blijkt uit de consultatiefase en dat is zojuist ook aan de orde geweest. Burgemeesters zijn de eerste lijn als het gaat om de bescherming en de veiligheid van hun lokale gemeenschappen. Maar als we kijken naar de huidige wetgeving en de bestuurspraktijk, is het duidelijk dat burgemeesters daarbij niet alleen afhankelijk kunnen en mogen zijn van signalen die politie en andere organisaties hun aanreiken. Dit is niet alleen onwenselijk, maar potentieel ook gevaarlijk. Als het fout gaat, wordt de burgemeester daar door de samenleving op aangekeken, zo niet op aangesproken.
Burgemeesters moeten dan ook tijdig in staat zijn om, wanneer daar aanleiding toe bestaat, zelf ook actief informatie te verzamelen, trends te analyseren en signalen van mogelijke radicalisering te herkennen voordat er een potentieel gevaarlijke situatie ontstaat. Burgemeesters staan namelijk in directe verbinding met hun lokale gemeenschappen en kunnen waardevolle inzichten verwerven die voor externe instanties vaak nog niet zichtbaar zijn, althans op dat moment. Stelt u zich bijvoorbeeld voor dat een burgemeester wordt geconfronteerd met informele signalen, via een e-mail van een inwoner of anderszins, over een verhoogde dreiging van mogelijke radicalisering in zijn of haar gemeente. Het vertrouwen en wachten op uitsluitend externe signalen kan de reactietijd dan onnodig verlengen en een gepaste reactie beletten. Eigen informatiegaring sluit in dit verband ook aan bij de taak van de burgemeester om op grond van artikel 172 van de Gemeentewet de openbare orde te handhaven. Ook hier is tijdens de consultatiefase terecht op gewezen.
Het kunnen beschikken over afdoende informatie is voor de VVD dan ook een noodzakelijke voorwaarde voor de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel. Het kunnen delen van relevante informatie over mogelijke radicalisering en terroristische dreigingen heeft namelijk pas echt zin wanneer ook beschikt kan worden over zo veel mogelijk relevante informatie. Anders gezegd: informatie delen is goed; goede en volledige informatie delen is beter. In de bestuurs- en rechtspraktijk is echter onduidelijk in hoeverre burgemeesters, bijvoorbeeld in het kader van hun openbareordetaak, al dan niet bevoegd zijn om in bepaalde situaties online informatie te verzamelen. Dat leidt ertoe dat sommige burgemeesters zich in de praktijk op het standpunt stellen dat dit past binnen hun wettelijke taak op grond van artikel 172 van de Gemeentewet, terwijl anderen daar terughoudender in zijn en behoefte hebben aan een meer expliciete wettelijke grondslag.
Het rapport Onderzoek vroegsignalering van radicalisering in het lokale domein, dat in augustus 2024 hierover is verschenen in opdracht van de Inspectie JenV, concludeert: "Het risico bestaat dat mensen die radicaliseren aan de aandacht ontsnappen of dat mensen juist onterecht als geradicaliseerd worden gezien. De beoordeling van signalen over mensen die mogelijk radicaliseren, gebeurt niet overal volgens dezelfde vastgelegde criteria. Dat kan ongelijke beoordeling in de hand werken, en dat is ongewenst." Het komt mijn fractie dan ook voor dat in het kader van de uitvoering van deze wet de onduidelijkheid en ongelijkheid bij online monitoring door burgemeesters ongewenst is. De VVD overweegt op dit punt dan ook een motie in te dienen en vraagt de minister om hierop te reflecteren.
In het verlengde hiervan is mijn fractie overigens ook benieuwd naar het antwoord van de minister op de vraag hoe hij de samenwerking ziet tussen dit wetsvoorstel en de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. Op basis daarvan vindt immers ook casusoverleg plaats. Dit is ook al eerder aan de orde gekomen.
Voorzitter. Ik kom tot een afronding, maar misschien heeft meneer Dittrich eerst nog een vraag.
De voorzitter:
Nou, als u het goedvindt, bepaal ik dat even. Meneer Dittrich, aan u het woord.
De heer Dittrich i (D66):
Wat fijn dat u hier bent, voorzitter. Anders zou het helemaal misgaan.
De voorzitter:
Helemaal. Totaal.
De heer Dittrich (D66):
Ik heb toch nog even een vraag ter verduidelijking over het punt over de burgemeesters en online monitoring. Ik begrijp dat de VVD-fractie zoekt naar eenvormigheid, omdat de VVD-fractie bang is dat er ongelijkheid ontstaat. Mijn vraag is: is het niet zo dat elke casus die besproken wordt maatwerk nodig heeft en op zichzelf staat? En staat dat niet als het ware op gespannen voet met het zoeken naar een eenvormig, eenduidig beleid?
De heer Van de Sanden (VVD):
Als ik uw vraag goed begrijp, meneer Dittrich, wilt u weten in hoeverre er al dan niet behoefte is aan duidelijkheid op dit punt. Dat is ook precies de reden waarom de VVD overweegt om in tweede termijn hierover een motie in te dienen. Even los van de vraag wat er al of niet gaande is in een individuele casus, is er op dit moment in bestuurlijk Nederland, bij burgemeesters — ik heb hierover nog contact gehad met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters — onduidelijkheid over de vraag: wat kunnen wij en wat mogen wij überhaupt? Dan zie je een groot verschil tussen burgemeesters. Sommigen zeggen dat te lezen in de algemene bevoegdheden en de taken van artikel 172 Gemeentewet. Andere burgemeesters zeggen behoefte te hebben aan een explicietere wettelijke grondslag en daar dus even vandaan te blijven.
De heer Dittrich (D66):
Wat wilt u dan eventueel in uw motie vragen aan de minister om dat te verduidelijken?
De heer Van de Sanden (VVD):
Dank voor deze vraag, dank voor deze mooie voorzet, zou ik bijna willen zeggen. De strekking van de motie zou zijn om de minister te verzoeken onderzoek te doen naar wat er op dit punt al dan niet is toegestaan. Wat zijn de randvoorwaarden? Wat is de impact op de privacy? Zijn er best practices? Dat zou de strekking van de motie zijn die op dit moment wordt overwogen door de VVD.
De heer Dittrich (D66):
Tot slot, voorzitter, als het nog even mag. Geldt wat wij hier vandaag in het plenaire debat bespreken niet als een soort invulling van de vraag die u wellicht in een motie wilt stellen aan de minister?
De heer Van de Sanden (VVD):
Nee. Ik zou dat graag willen onderschrijven, maar het antwoord daarop is: nee.
De voorzitter:
Aan u het woord verder.
De heer Van de Sanden (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Tot een afronding komend. Het voorliggend wetsvoorstel biedt voor de VVD-fractie een uitstekende wettelijke basis om op een zorgvuldige manier gegevens te kunnen verwerken ter voorkoming en bestrijding van radicalisering en terroristische activiteiten en de potentieel vreselijke gevolgen daarvan. Daarbij dient oog te zijn voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar daarnaast ook en vooral voor effectieve preventie, met bijzondere aandacht voor de bevoegdheid van burgemeesters op het punt van informatiegaring en online monitoring. De VVD-fractie kijkt dan ook welwillend naar het wetsvoorstel en ziet met belangstelling uit naar de reactie van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van de Sanden. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Gasteren.