T01675

Toezegging Aanhouden inwerkingtreding artikel 21 en meenemen ontwikkeling samenwerking cbo's in evaluatie (31.766)



De staatssecretaris van Veiligheid & Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Duthler (VVD) en Scholten (D66), toe om de inwerkingtreding van artikel 21 (over verplichte samenwerking tussen cbo's) als delegatiegrondslag aan te houden, totdat de evaluatie over drie jaar is verschenen of zo veel eerder als er signalen komen uit Brussel waardoor de samenwerking tussen de cbo's anders zou moeten worden beoordeeld. Naar aanleiding van de evaluatie en/of signalen uit Brussel, zal de staatssecretaris bezien of het nodig is om de delegatiegrondslag alsnog uit te werken. De samenwerking tussen cbo's, zoals die zich heeft ontwikkeld, zal worden betrokken bij de toegezegde evaluatie over drie jaar.


Kerngegevens

Nummer T01675
Status voldaan
Datum toezegging 5 maart 2013
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. dr. A.W. Duthler (Fractie-Duthler)
Mr. M.C. Scholten (D66)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen auteursrechten
collectieve beheersorganisaties
samenwerking
Kamerstukken Toezicht op collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten (31.766)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 14

Mevrouw Duthler (VVD):

De regering krijgt met dit wetsvoorstel veel mogelijkheden om bij AMvB nadere regelingen te treffen. Zo kan ze bij of krachtens AMvB bepalen dat en onder welke voorwaarden cbo's moeten samenwerken bij de verdeling van geïncasseerde gelden. Dit laatste druist in tegen het principe dat cbo' s in beginsel met elkaar in concurrentie treden, een principe waar ook de voorgestelde Europese richtlijn vanuit gaat. Ook de Raad van State was hierover kritisch. Is de regering bereid toe te zeggen dat ze terughoudend zal omgaan met het treffen van nadere regelingen bij AMvB en dat dit punt ook bij de aangekondigde evaluatie die drie jaar na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal plaatsvinden, wordt meegenomen?

De heer Franken (CDA):

Mevrouw Duthler heeft het over terughoudend omgaan met AMvB's. Daar ben ik het helemaal mee eens. Is een voorhang daarbij niet altijd voldoende?

Mevrouw Duthler (VVD):

Ja, maar bij een voorhang is de AMvB er al en kunnen wij alleen nog ja of nee zeggen. Ik heb nog liever dat de AMvB er helemaal niet komt, in ieder geval niet voordat wij de resultaten kennen van de evaluatie die over drie jaar wordt gehouden.

Mevrouw Scholten (D66):

Mevrouw Duthler raakt een interessant punt. Ik zou haar willen uitlokken om nog iets verder te gaan. Ze vraagt om de bepaling ten aanzien van de AMvB waarbij een samenwerkingsverplichting kan worden opgelegd, aan te houden in afwachting van de evaluatie. Het zou kunnen zijn dat in de onderhandelingen over de richtlijn wordt vastgesteld dat de bepaling helemaal niet mag worden toegepast, omdat dit een vorm van kop zou worden. Is het dan niet handiger om aan de staatssecretaris te vragen of de bepaling nu al buiten werking kan worden gehouden, in afwachting van de richtlijn?

Mevrouw Duthler (VVD):

Dat is een prima vraag die ik graag overneem. Over de verhouding van dit wetsvoorstel met de voorgestelde Europese richtlijn en de vooruitgeschoven nationale kop, zoals ik hem maar noem, het volgende. De voorgestelde richtlijn kent een ander uitgangspunt dan het wetsvoorstel, namelijk het uitgangspunt van concurrentie tussen binnenlandse en buitenlandse cbo's, met vrijheid van rechthebbenden om hun rechten geheel of gedeeltelijk zelf of door andere partijen uit te oefenen, en met het inrichten van de governance van de cbo's door de rechthebbenden zelf. Dus daar waar de voorgestelde richtlijn uitgaat van marktwerking, beperkt de regering deze door een versterkt overheidstoezicht. De concurrentiepositie van Nederlandse cbo's ten opzichte van andere Europese cbo's zal door deze verschillende uitgangspunten verslechteren. Dat kan nog eens worden versterkt door de mogelijkheden die de regering krijgt om met AMvB's nadere regelingen te treffen. Ook dit is een reden om terughoudend om te gaan met het treffen van nadere regelingen bij AMvB. Hoe kijkt de regering hier tegenaan? Op welke wijze denkt de regering de verslechtering van de concurrentiepositie van Nederlandse cbo's zo beperkt mogelijk te houden? Is de regering bereid bij de eerder genoemde evaluatie van het wetsvoorstel de effecten van de wet op de concurrentiepositie van Nederlandse cbo's ten opzichte van buitenlandse cbo's mee te nemen?

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 16

Mevrouw Scholten (D66):

Dan een opmerking over artikel 21 van het wetsvoorstel. Dat gaat over de mogelijkheid dat de staatssecretaris cbo's verplicht tot samenwerking. De Raad van State heeft de staatssecretaris al gewaarschuwd dat deze samenwerkingsverplichting, indien uitgevoerd, op gespannen voet staat met de Europese mededingingsregels. Daarop heeft de staatssecretaris toegezegd dat eerst zal worden afgewacht waartoe zelfregulering tussen de cbo's onderling leidt en dat bij eventuele verdere structurering van het collectieve beheer in Nederland de grenzen van de Europese regelgeving op dit gebied zullen worden gerespecteerd. Mijn fractie is blij met deze toezegging maar zou graag nog verder willen gaan.

De onderhandelingen over de richtlijn zijn van start gegaan. Anders dan collega Franken vermoed ik dat het nog wel enige tijd zal duren. De richtlijn wil de concurrentie tussen cbo's bevorderen en voorziet niet in een soortgelijke samenwerkingsverplichting. Van een gedwongen samenwerking van cbo's zal binnen het Europees verband naar verwachting geen sprake zijn. Alle reden dus om ook dit artikel voorlopig niet in werking te laten treden. De onderhandelingen lopen misschien lang, maar er komt ook een evaluatie die aan de Tweede Kamer is toegezegd over drie jaar. Ik pleit er ernstig voor dat zelfregulering een kans moet krijgen. Graag deze toezegging van de staatssecretaris.

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 29

Staatssecretaris Teeven:

Mevrouw Duthler en mevrouw Scholten hebben gevraagd of de inwerkingtreding van artikel 21 als delegatiegrondslag voorlopig kan worden aangehouden. Dan gaat het over de verplichte samenwerking tussen de collectieve beheersorganisaties. Ik heb al gezegd dat mijn primaat ligt bij zelfregulering. Ik begrijp de zorgen, waaraan ik enigszins tegemoet wil komen. Ik zal de inwerkingtreding van de AMvB aanhouden totdat er in Brussel meer duidelijkheid is ontstaan. Ik geef daarbij zelfregulering nadrukkelijk een kans, maar ik wijs er tegelijkertijd op dat een jaar geleden de discussie tussen het kabinet en de Tweede Kamer is gevoerd over de normering van topinkomens. Iedereen zag aankomen dat via een derde nota van wijziging zou worden ingegrepen, ook in deze sector. Als je nu bekijkt wat er tussen een jaar geleden en nu is gebeurd in de sector, dan ben ik daar op voorhand niet optimistisch over. Nogmaals, ik geef ook hierbij zelfregulering nadrukkelijk een kans, maar ik zal wel scherp blijven volgen wat de sector in de tussentijd gaat doen. Ik wil die samenwerking tussen cbo's, zoals die zich heeft ontwikkeld, graag betrekken bij de toegezegde evaluatie over drie jaar. Ik zal dit punt nu aanhouden en de samenwerking, als de evaluatie er is, dus uiterlijk over drie jaar opnieuw bekijken en dan bezien of het nodig is om die delegatiegrondslag alsnog uit te werken.

Mevrouw Scholten (D66):

Ik wil de staatssecretaris graag danken voor deze toezegging. Maar ik wil helder hebben of ik het goed heb begrepen. De toezegging gaat over de aanhouding van de delegatiebepaling ex artikel 21, totdat in Brussel meer duidelijkheid is ontstaan over de koers, mede afhankelijk van de evaluatie over drie jaar. Maar hij noemde daar meteen artikel 25a WNT bij. Wil de staatssecretaris dat artikel nog even aanzien?

Staatssecretaris Teeven:

Ik kom daar nog op. Wel kan ik al zeggen dat ik daar niet dezelfde weg opga. Ik moet u dus op voorhand een beetje teleurstellen op dit punt.

Mevrouw Duthler (VVD):

Duurt de aanhouding van de verplichte samenwerking totdat er meer duidelijkheid is over wat er in Brussel gebeurt, of tot de evaluatie over uiterlijk drie jaar?

Staatssecretaris Teeven:

Het is in ieder geval uiterlijk drie jaar, want dan wordt deze wet geëvalueerd. Dat is de verst verwijderde termijn. Maar het kan zijn – ik verwacht dat niet, want ik ben daar wat minder optimistisch over dan sommigen in deze Kamer – dat we daarover eerder duidelijkheid hebben uit Brussel. Die twee momenten lopen dus goed samen. Maar het kan zijn dat er wel eerder duidelijkheid komt vanuit Brussel. Naast die twee punten is er nog een derde punt: goed kijken wat de sector zelf doet. Als cbo's niet uit zichzelf gaan samenwerken, terwijl dat wel kan en terwijl dat veel onnodige kosten voor de sector oplevert, dan kan dat ook een aanleiding zijn om op enig moment aan het werk te gaan met die delegatiegrondslag. Ik ben ook bereid, de eventuele invloed op de concurrentiepositie van de cbo's daarbij te betrekken, maar dat had ik al gezegd. Ik hoop dat ik hiermee tegemoet ben gekomen aan de zorgen van VVD en D66.

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 31

Mevrouw Duthler (VVD):

Mijn fractie is tevreden over de toezeggingen over de verplichte samenwerking die bij AMvB kan worden opgelegd. De staatssecretaris zal die mogelijkheid aanhouden totdat duidelijk is wat in de Europese richtlijn uit Brussel komt te staan ofwel wat de uitkomsten van de evaluatie zijn.

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 31-32

Mevrouw Scholten (D66):

Dank voor de toezegging dat artikel 21 wordt aangehouden. Het is daarbij voor de staatssecretaris van belang dat uit Brussel meer duidelijkheid over de ontwikkelingen op dat gebied komt. Die duidelijkheid kan voor de staatssecretaris op een ander moment komen dan waarop wij vinden dat er meer duidelijkheid moet zijn. Daarom kunnen we volgens mij beter afspreken dat de staatssecretaris er over drie jaar sowieso iets over zegt en daarvoor niet opeens bedenkt dat er meer duidelijkheid uit Brussel is. Dan krijg je namelijk weer een discussie over de vraag wat "meer duidelijkheid" is. Het is dus een beetje een open toezegging. Ik krijg daarom graag nog een uitdrukkelijke reactie van de staatssecretaris daarop.

Handelingen I 2012-2013, nr. 19 - blz. 32

Staatssecretaris Teeven:

Wat is mijn toezegging dan waard? Mevrouw Scholten vroeg zich dat af. Er komt een evaluatie over drie jaar, of zo veel eerder als er signalen komen uit Brussel waardoor de samenwerking tussen de cbo's anders zou moeten worden beoordeeld. Ik verwacht dat niet. Ik heb al onderbouwd waarom ik denk dat de evaluatie van dit wetsvoorstel er eerder zal zijn dan de richtlijn.


Brondocumenten


Historie