T02004

Toezegging Aanwijzing aan het openbaar ministerie waarin het begrip "ernstig vermoeden" in de zin van artikel 11a Opiumwet wordt ingekleurd (32.842)



De Minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Hoekstra (CDA), toe dat in een aanwijzing aan het openbaar ministerie wordt opgenomen wat volgens de wetgever onder het begrip "ernstige reden om te vermoeden" in de zin van het nieuwe artikel 11a van de Opiumwet wordt verstaan. 


Kerngegevens

Nummer T02004
Status voldaan
Datum toezegging 4 november 2014
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen aanwijzingen
ernstig vermoeden
openbaar ministerie
Opiumwet
Kamerstukken Strafbaarstelling voorbereiding illegale hennepteelt (32.842)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 6, item 4 − blz. 11

De heer Hoekstra (CDA):

Kan de minister ten slotte, last but not least, toezeggen dat hij met een aanwijzing aan het OM komt waarin het begrip "ernstig vermoeden" nader wordt ingekleurd? Kan hij deze Kamer al in dit debat, in ieder geval op hoofdlijnen, laten weten hoe de formulering van die aanwijzing eruit zal zien? 

Handelingen I 2014-2015, nr. 6, item 4 − blz. 26

Minister Opstelten:

De heer Hoekstra heeft gevraagd of ik kan toezeggen dat in de aanwijzing van het Openbaar Ministerie ook het begrip "ernstig vermoeden" wordt opgenomen en vraagt hoe dat nader wordt ingekleurd. In de aanwijzing van het Openbaar Ministerie kan worden aangegeven wat volgens de wetgever onder het begrip "ernstige reden om te vermoeden" wordt verstaan. Daarover is reeds van gedachten gewisseld met het college. Gedacht wordt aan een aanhef waarin de tekst van het nieuwe artikel 11.a van de Opiumwet wordt opgenomen. Vervolgens wordt beschreven wat dit begrip inhoudt, met verwijzing naar de wetsgeschiedenis. Dit moet in de praktijk voldoende duidelijkheid geven. Ook de uitvoerbaarheid voor het Openbaar Ministerie is daarmee gediend. Zoals gezegd, heeft het Openbaar Ministerie al ervaring met het begrip "ernstige reden om te vermoeden" in artikel 10.a van de Opiumwet. 

Handelingen I 2014-2015, nr. 6, item 4 − blz. 32

De heer Hoekstra (CDA):

Ik zou de minister willen danken voor de toezegging om te komen met de aanwijzing. Wat ons betreft is dat meer dan een juridische oneffenheid. Het was een cruciaal punt om dat in dit debat nog helder te krijgen en, zo u wilt, te repareren. 


Brondocumenten


Historie