T03685

Toezegging Brief met twee voorbeelden van controle en toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid fondsen (31.865)



De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe dat zij schriftelijk in zal gaan op twee voorbeelden, waaruit de controle en toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid met betrekking tot fondsen blijkt.


Kerngegevens

Nummer T03685
Status openstaand
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen controles
financiën
fondsen
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 6-7.

De heer Van Apeldoorn:

(…)

“Zowel het Groeifonds als het Klimaatfonds heten gericht te zijn op de klimaattransitie, terwijl het bij het stikstoffonds ook deels om overlappende duurzaamheidsdoelen gaat. We hebben ook nog het warmtefonds en het Mobiliteitsfonds. Ook het al langer bestaande Invest-NL is mede op duurzaamheid gericht. Ziet u door de bomen het bos nog? Welk fonds gaat geld uitgeven aan wat en waarom?

Partijen die geld uit het fonds willen krijgen, kunnen dus ook kiezen tussen fondsen. Leidt dit niet tot het risico van fondsshoppen en ziet de minister daar ook een risico in? Het vergroot in ieder geval niet het overzicht. Daaraan gerelateerd is er ook het risico van een gebrekkig toezicht op de uitgaven. Bij het Klimaatfonds lopen de uitgaven via de ministeries, die geld uit het fonds kunnen krijgen en dat dan vervolgens als investering, als subsidie, naar bepaalde commerciële en maatschappelijke partijen kunnen laten gaan. Maar dit leidt dus tot een situatie waarin — ik citeer hier een memo over de begrotingsfondsen van accountantskantoor PwC — "ministerie X een aanvraag doet bij ministerie Y en het geld vervolgens uitgeeft aan een investering in project B, dat weer onderdeel vormt van het grotere project C van consortium Z. Wie houdt dan zicht op de geldstromen, op de doelmatige en doeltreffende besteding?" Dat is inderdaad een goede vraag van PwC. Graag een helder antwoord van de minister.

Hoe zit het met het stikstoffonds? Klopt het dat de uitvoering daarvan deels bij de provincies ligt, zo vraag ik de minister. Welnu, dat wordt na de verkiezingen van 15 maart misschien sowieso een moeilijk verhaal, maar daar zullen we het misschien een andere keer nog over hebben. Maar wat als het misgaat bij de uitvoering? Wie is er dan verantwoordelijk en wie is in staat op welke manier in te grijpen? Zijn dat de provincies of is dat de minister voor Stikstof of de minister van Financiën? In het algemeen, in termen van de governance van de begrotingsfondsen, is het voor de SP-fractie van het grootste belang om helderheid te krijgen over wie in de uitvoering precies waarvoor verantwoordelijk is en erop toeziet dat het geld op basis van heldere criteria wordt uitgegeven aan het doel waarvoor het fonds is opgericht. En dat op een doelmatige wijze, dus zonder verspilling van belastinggeld. Dus: is het effectief, maar ook efficiënt? Wie monitort dat dan? Hoe en wanneer wordt dat dan geëvalueerd? En vooral: kan er dan ook tijdig bijgestuurd worden? Ik heb het hier dus over datgene waartoe de verantwoordelijke minister verplicht is op basis van artikel 4.1 van de Compatibiliteitswet: het toezicht houden op het uitvoeren van het beleid en het periodiek onderzoeken van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Graag een reactie van de minister.

Als het gaat om doelmatigheid, ligt er nu bijvoorbeeld een behoorlijk kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer over het warmtefonds. De Rekenkamer stelt dat een deel van het belastinggeld is gegaan naar mensen met relatief hoge inkomens, die ook prima via de markt hun huis hadden kunnen en willen verduurzamen, terwijl mensen die het wel nodig hebben, in tochtige en slecht geïsoleerde huizen blijven wonen. Dit is helaas een vorm van klimaatonrechtvaardigheid die maar al te kenmerkend is voor het klimaatbeleid van dit kabinet. Hoe gaat de regering deze lessen leren als het gaat om de fondsen waarvoor nu een instellingswet is ingediend?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8 - blz. 7.

De heer Van Apeldoorn (SP):

“De minister gaat in een redelijk rap tempo door haar antwoorden heen. Ik heb geprobeerd aandachtig te luisteren, maar ik heb toch nog niet echt het antwoord gehoord op mijn eerdere vraag. De minister erkent dat het uitgeven via fondsen in het algemeen nadelen kent. Een van die nadelen is dat geld op zoek gaat naar een doel. Mijn vraag was: hoe ga je dat nu voorkomen? De minister zegt dat het belangrijk is dat we dat voorkomen. Maar nogmaals, mijn vraag is: hoe? Het hangt ook samen met hetgeen waarop de minister net is ingegaan en waarover ook veel vragen door de Kamer gesteld zijn, namelijk: hoe zit het met het toezicht houden op de doelmatigheid en doeltreffendheid van uitgaven, zoals omschreven in artikel 4.1 van de Comptabiliteitswet? Nu zegt de minister "dat is allemaal geborgd en daar zijn die instellingswetten voor". Maar volgens mij is een van de problemen met die begrotingsfondsen dat het gaat om geld dat overgeheveld wordt van het ene ministerie naar een ander ministerie, waarop de uitvoering weer aan derden overgelaten wordt. Dat kunnen provincies zijn, dus andere, lagere overheden, maar het kunnen ook bedrijven of andere organisaties zijn. En dat maakt het wel complex. Daarom ook in algemene zin de vraag: hoe wordt er in de praktijk voor gezorgd dat men niet het risico loopt dat uiteindelijk belastinggeld wordt verkwist?”

Minister Kaag:

“We gaan van een heel algemene vraag naar een soort van tunnelvoorstel. Ik begrijp het, maar ik kom daar graag schriftelijk op terug aan de hand van twee voorbeelden. Dan kan ik laten zien hoe in elke stap de controle en de toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid wordt geborgd. Dat gaat ons ook helpen om na te gaan of er nog een lacune is. Ik kan hier niet op basis van één fonds uitleggen in welke fase van de keten het wellicht minder is. Dat kan ik misschien in tweede termijn proberen, maar het is eigenlijk bijna onmogelijk. “


Brondocumenten


Historie