De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt toe te zullen monitoren in hoeverre de toevallige financiële situatie van een gemeente of provincie toch meeweegt bij het al dan niet toekennen van compensatie voor excessieve kosten.
Nummer | T00306 |
---|---|
Oorspronkelijke nummer | tz_CULT_2007_11 |
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 december 2006 |
Deadline | 1 juli 2010 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
Kamerleden | E. van Middelkoop (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid (OCW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | archeologie archeologisch erfgoed compensatieregelingen |
Kamerstukken | Wet op de archeologische monumentenzorg (29.259) |
Handelingen Eerste Kamer 2006 – 2007, 14 – 546
Blz. 551-552
De heer Van Middelkoop (ChristenUnie): (…) In artikel 34a wordt bepaald dat een specifieke uitkering van toepassing is voor de bestrijding van de kosten van het doen van opgravingen die in redelijkheid niet ten laste dienen te komen van de opgraver of de bestuurlijke opdrachtgever. Mijn eerste vraag is of het criterium ’’in redelijkheid’’ in voldoende mate te objectiveren is. Dit artikel mag immers geen ’’zeurartikel’’ worden. Vervolgens lees ik in de memorie dat de eigen bijdrage wordt gerelateerd aan de draagkracht van de betrokken gemeente of provincie. Ook hierover heb ik een enkele vraag. Komt een gemeente of provincie met een structureel begrotingstekort eerder in aanmerking voor een uitkering dan een welvarende gemeente of provincie? Dit lijkt niet rechtvaardig en strijdig met het gelijkheidsbeginsel, maar is wel doelmatig gelet op de strekking van deze regeling. Een andere vraag is of het bij het bepalen van onredelijkheid en draagkracht ook kan gaan om particuliere opgravers. Immers, in artikel 34a, lid 1 onder a, wordt ook gesproken over ’’degene die tot het doen van opgravingen is verplicht’’. Moet ook dan tot een taxatie van de draagkracht worden overgegaan? Dat lijkt mij lastig. Op bladzijde 20 van de memorie trof ik het raadselachtige zinnetje aan: ’’Mocht blijken dat het wenselijk is het beheer van archeologische terreinen te subsidiëren dan zal zo’n algemene maatregel van bestuur tot stand gebracht moeten worden.’’ Ik zeg ’’raadselachtig’’, want dit wat afhoudende zinnetje is toch opgeschreven op hetzelfde moment dat de minister een ontwerpbesluit bij de Kamers heeft voorgehangen? Of haal ik verschillende besluiten door elkaar?
(…)
Blz. 587
Minister Van der Hoeven: De heer Van Middelkoop was ook zeer geïnteresseerd in de excessieve kosten. Als een gemeente haar huishoudboekje op orde heeft, wordt zij gestraft, omdat zij in feite geen probleem heeft. Als een gemeente dat niet heeft, krijgt zij extra geld, terwijl het juist om iets anders gaat. Het gaat om de vraag of het in objectieve en niet in subjectieve zin onredelijk is. De heer Van Middelkoop zei ook: pas op de toevallige financiële positie van gemeenten. Ja, maar het is het een of het ander. Of de toevallige financiële positie van een gemeente leidt tot een toekenning van excessieve kosten – dan ben je in mijn ogen verdraaid subjectief bezig – of niet. Zo moet het zijn. Je kijkt niet naar de financiële positie van een gemeente. Het is het een of het ander; het kan niet een beetje van het een en een beetje van het ander zijn.
De heer Van Middelkoop (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begrijp de redenering heel goed, maar laten wij ervan uitgaan dat in geen geval de financiële situatie van een gemeente te maken heeft met de archeologie ter plekke. Die heeft met allerlei andere zaken te maken. Ik ontken de redelijkheid van het antwoord van de minister niet, maar mij gaat het erom dat de wet er niet bij gebaat is als een armlastige gemeente, armlastig om heel andere redenen, niet tot opgravingen overgaat, terwijl dat wenselijk is met het oog op het doel van die wet.
Minister Van der Hoeven: Ik stel voor dat wij dit soort zaken wel monitoren om vast te stellen of zij zich voordoen. Dat weten wij op dit moment natuurlijk niet. Het principe is dat de toevallige financiële situatie niet mag meewegen bij het al dan niet toekennen van compensatie voor excessieve kosten.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling en stemming (zonder stemming aangenomen) Handelingen EK 2006/2007, nr. 14, blz: 575-588:
-
behandeling Handelingen EK 2006/2007, nr. 14, blz: 546-557
-
9 maart 2009
nieuwe status: voldaan
Opmerking: Voldaan met Kamerstuk 29259, I.
-
19 februari 2008
nieuwe deadline: 1 juli 2010
Voortgang:
Opmerking: De uitkomst van de monitor zal worden meegenomen in de evaluatie Wet op de archeologische monumentenzorg zoals toegezegd in de brief aan de Eerste Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 29259, nr. H.documenten:-
-brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreffende toegezegde nadere informatie
EK, H
-
-brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met een geactualiseerd overzicht van toezeggingen gedaan door de bewindslieden van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Voor kennisgeving aangenomen op 26 februari 2008.
EK, C
-
-
12 juni 2007
nieuwe commissie: commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid (OCW) -
12 juni 2007
commissie vervallen: commissie voor Cultuur -
19 december 2006
toezegging gedaan