Minister Bot zegt toe niet te zullen instemmen met de oprichting van een Europees Bureau voor de Grondrechten voordat is voldaan aan de voorwaarden van de Eerste Kamer.
Nummer | T00256 |
---|---|
Oorspronkelijke nummer | tz_BUZA_2006_1 |
Status | voldaan |
Datum toezegging | 7 maart 2006 |
Deadline | 1 januari 2007 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Buitenlandse Zaken |
Commissie | commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Europees grondrechtenbureau grondrechten |
Kamerstukken | Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie (22.112) |
Handelingen Eerste Kamer 2005 – 2006, 20 – 943
Blz. 957
(…)
Minister Bot:
(…)
Er is gesproken over de geografische reikwijdte. Wij zullen ons inzetten in de komende onderhandelingen voor beperking tot de lidstaten van de Europese Unie en eventueel de kandidaat-lidstaten. Dat laatste moet ik nog bezien. Wij zullen het mandaat uitsluitend toepassen op het gemeenschapsrecht.
(…)
Ook bij de kwestie van wetgeving moet goed bekeken worden of de grondrechten op een vergelijkbare wijze door de lidstaten worden toegepast. Dat is het idee van subsidiariteit en de toepassing daarvan. Ik zeg de Kamer graag toe daar serieus naar te kijken.
Wat betreft de samenwerkingsovereenkomst tussen de Raad van Europese en de Europese Unie zullen wij de verordening niet goedkeuren voordat wij weten wat de inhoud van het convenant is. Ik heb uiteengezet op welke wijze wij een maximale input van de Raad van Europa in het agentschap garanderen: controle en het voorkomen van duplicatie. Wij zullen geen ’’ja’’ zeggen tegen verordening of samenwerkings-overeenkomst tenzij wij er zeker van zijn dat deze elementen daarin vervat zijn. Als dat niet lukt, zeggen wij ’’nee’’ tegen verordening en samenwerkings-overeenkomst. Ook die garantie geef ik de Kamer.
De heer Jurgens noemde het element van de onafhankelijke positie van het Europees waarnemingscentrum voor Racisme en Vreemdelingenhaat. Ik kan toezeggen dat het centrum onaangetast blijft door de uitbreiding en de komst van het agentschap voor de grondrechten.
(…)
Samenvattend, wij hebben zeer goede nota genomen van hetgeen hier is opgemerkt. Wij begrijpen de scepsis van uw Kamer en delen die ook tot op grote hoogte. Bij de invulling van alle door mij genoemde elementen in de onderhandelingen die gaan komen, zullen wij absoluut rekening trachten te houden met wat hier is gezegd.
Mocht dat niet lukken omdat andere lidstaten niet met ons meegaan, dan zal de Nederlandse regering zeggen dat zij er niet in kan meegaan. Echter wij hebben, zoals gezegd, nog een lang traject te gaan. Het duurt nog tot juni voordat wij ons uiteindelijk gaan uitspreken over die zaak. Ik neem al uw opmerkingen mee en hoop dat de Nederlandse regering het door u gevraagde ook in die geest zal kunnen verwezenlijken. Nogmaals, wij hebben zeer goed naar u geluisterd en begrijpen waar het om gaat. Wij zullen ons daar volledig voor inzetten.
Brondocumenten
-
Debat over het verslag van het mondeling overleg op 15 november 2005 Handelingen EK 2005/2006, nr. 20, blz: 943-958
-
12 juni 2007
nieuwe commissie: commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) -
12 juni 2007
commissie vervallen: commissie voor Buitenlandse Zaken -
4 december 2006
nieuwe status: voldaan -
7 maart 2006
toezegging gedaan