De minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Flierman (CDA), Vos (GroenLinks), Teunissen (PvdD) en Van Dijk (SGP), toe dat zij de toelichting ten aanzien van natuurcompensatie zal verduidelijken in de nota van toelichting bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, omdat natuurcompensatie tijdig moet plaatsvinden en dat de maatregelen daarvoor geborgd moeten zijn in de besluitvorming.
Nummer | T02435 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 30 mei 2017 |
Deadline | 1 juli 2018 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Infrastructuur en Milieu |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. D.J.H. van Dijk (SGP) Dr. A.H. Flierman (CDA) Drs. C. Teunissen (PvdD) Ir. M.B. Vos (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | lagere regelgeving |
Onderwerpen | Besluit kwaliteit leefomgeving Natuurcompensatie |
Kamerstukken | Omgevingsrecht (33.118) |
Handelingen I 2016-2017, nr. 29, item 7, blz. 3-42
De heer Flierman (CDA):
(...)
Tot slot krijgen we signalen dat de formulering inzake de eisen met betrekking tot de instandhouding van het natuurnetwerk in de nadere beantwoording van de minister verder lijkt te gaan dan in de tekst van het Bkl zelf. Zou de minister daar ook nog even op in willen gaan?
(...)
Mevrouw Vos (GroenLinks):
(...)
Het kabinet laat het initiatief om de doelen daadwerkelijk te realiseren over aan de provincies. Waarom neemt de minister niet de regie vanuit de stelselverantwoordelijkheid en de verplichting waar het Rijk op aangesproken wordt door Europa? Hoe ziet het kabinet de realisatie van die doelen voor zich, zonder een sterke regierol en investeringen door het Rijk? Graag een reactie. Hoe ziet het kabinet de verantwoordelijkheid van Rijk en provincies voor de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland? In de beantwoording schrijft de minister dat de provincies zowel het beschermingsniveau bepalen, als de manier waarop dat gebeurt. Welke sturingsmogelijkheden heeft de minister wanneer doelen niet gerealiseerd worden? In afdeling 4.4 van het Bkl lijkt het alsof de Wet natuurbescherming niet een-op-een in de Omgevingswet en de uitvoeringsregelgeving zal plaatsvinden. Graag een reactie.
De Algemene Rekenkamer concludeert dat de natuurcompensatie onvoldoende werkt. Is dit reden om aanvullende maatregelen op te nemen in de Omgevingswet en de uitvoeringsbesluiten?
(...)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
(...)
Zorgwekkend is het hoe de compensatie van natuur is geregeld. Het Natuurnetwerk Nederland dient bij de aantasting op een goede manier hersteld te worden. In het verleden is allerminst voldaan aan de compensatieplicht. De Partij voor de Dieren is weliswaar verheugd dat de minister voornemens is, de instructieregels aan te passen om ook recht te doen aan de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over de verbetering van de bescherming van compensatienatuur en aan de motie van het lid Van Veldhoven over hoogwaardige compensatie, maar tegelijkertijd wil het kabinet aan de wens van het IPO tegemoetkomen om de instructieregels minder gedetailleerd te maken. De minister zegt in het nadere verslag over de tijdigheid van compensatiemaatregelen: "Tijdig betekent dat de compenserende maatregelen in ieder geval voor aanvang van de betreffende activiteit met nadelige gevolgen moeten zijn gerealiseerd. Naar haar aard kan het bij natuur vervolgens nog enige tijd vergen voordat de compenserende natuurwaarden weer in gelijke mate aanwezig zijn." Met andere woorden: een voor de natuur schadelijke activiteit mag beginnen als de compenserende maatregelen zijn gerealiseerd, en er hoeft niet gewacht te worden tot de natuurwaarden aanwezig zijn. Hoe kan de minister garanderen dat de natuurwaarden weer in gelijke mate aanwezig zullen zijn? Dit kan immers jaren duren.
In antwoord op een vervolgvraag zegt de minister: "De absolute ondergrens volgens de nieuwe instructieregels is dat de kwaliteit en de oppervlakte van het natuurnetwerk niet achteruit mogen gaan en dat verzekerd moet worden dat de samenhang tussen de gebieden van het netwerk behouden blijft. Het gaat hier om resultaatsverplichtingen." Dat klinkt positief, maar ook hier hebben we nog enige vragen. Wanneer moet duidelijk zijn dat samenhang, oppervlakte en kwaliteit van het netwerk verzekerd blijven als de schadelijke activiteit begint? Hoe kun je daar zeker van zijn als de natuurwaarden nog niet op peil zijn?
De heer Van Dijk (SGP):
(...)
De SGP maakt zich voorts grote zorgen over de instructieregels voor natuurbescherming, afdeling 7.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. De bedoeling was in eerste instantie een beleidsneutrale omzetting van de huidige regels. In het nader verslag zegt de minister echter dat ze er een schep bovenop gaat doen. Compenserende maatregelen moeten gerealiseerd worden vóór aanvang van de activiteit. Nu staat er dat significante achteruitgang moet worden voorkomen. De minister wil dat elke achteruitgang, of die nu significant is of niet, voorkomen wordt. Dat is een wezenlijk verschil. De mogelijkheid van financiële compensatie via het Nationaal Groenfonds lijkt ook op de tocht te staan. De SGP kan deze lijn nog niet volgen. Ik vrees juridisch getouwtrek op de vierkante millimeter, zoals onder het Natura 2000-regime al het geval is. Die kant moeten we niet op. Is de minister bereid om de aanscherping van artikel 7.7 van het Besluit kwaliteit leefomgeving niet door te zetten?
(...)
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
(...)
Dan kom ik bij landschap en natuur. Het CDA vraagt of de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland in het Bkl is verzwaard ten opzichte van die in het Barro. Die vraag is ook door anderen gesteld, bijvoorbeeld door de ChristenUnie. De bescherming van het Natuurnetwerk Nederland op grond van het Barro wordt onder de Omgevingswet gecontinueerd. We hebben wel aanpassingen doorgevoerd. Dat krijg je altijd als je gaat harmoniseren. Naar aanleiding van een rapport van de Algemene Rekenkamer over natuurcompensatie hebben we ook rekening gehouden met de motie-Van Veldhoven, waarin de regering wordt gevraagd om ervoor te zorgen dat hoogwaardige compensatie wordt gewaarborgd. In het Bkl hebben we ook bepaald dat eventuele nadelige gevolgen voor de wezenlijke kenmerken of waarden van het Natuurnetwerk tijdig moeten worden gecompenseerd. Verder is in het Bkl een resultaatsverplichting opgenomen als ondergrens voor de bescherming van het Natuurnetwerk, dus de kwaliteit, de oppervlakte en de samenhang ervan moeten behouden blijven. Het is aan de provincies om de bescherming en de compensatieverplichting uit te werken met regels in de omgevingsverordening.
Anders dan LTO Nederland meent — volgens mij heeft die er wat over gezegd tegen de Kamer — volgt uit het Bkl niet dat de compensatienatuur al gerealiseerd moet zijn voorafgaand aan een ingreep. Wel volgt er uit het Bkl dat het treffen van de compenserende maatregelen voldoende geborgd moet zijn bij een beslissing over een activiteit met nadelige gevolgen voor het Natuurnetwerk. Dat houdt onder andere in dat de compensatienatuur tijdig moet zijn herbegrensd, bijvoorbeeld als voor de verlegging van een dijk een tijdelijke ingreep in het Natuurnetwerk nodig is en een aantasting van het leefgebied van een soort plaatsvindt. In dat geval dient bij het plan voor de verlegging van de dijk ook gewaarborgd te zijn dat er een vergelijkbaar leefgebied beschikbaar blijft. Anders is immers de kans dat ze uitgestorven zijn in de tussentijd, ook al was het tijdelijk. Naar haar aard kan het volgens mij nog enige tijd duren voordat de compenserende natuur weer in gelijke mate aanwezig is. Dat punt zal ik verduidelijken in de nota van toelichting.
De heer Van Dijk (SGP):
De minister stelt dus inderdaad dat er geen sprake is van een aanscherping? Ik denk even aan de opmerking in het nader verslag. Nu is er sprake van dat significante achteruitgang voorkomen moet worden en ik las dat het in de toekomst gaat om het voorkomen van überhaupt elke achteruitgang. Dat is natuurlijk wel een wezenlijk verschil.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Er zit wel verschil in. Het is dus niet zo dat het bij voorbaat al gerealiseerd moet worden, voordat je de activiteit mag ondernemen. Ik vind het echter ook van belang dat een aantasting van het Natuurwerk gewoon goed geborgd is. Daar is een motie over aangenomen in de Tweede Kamer, die oproept tot het borgen van hoogwaardige compensatie. Het is dus niet zo dat het al volledig gerealiseerd moet zijn, maar het moet wel voldoende geborgd zijn bij een beslissing over een activiteit. Je kunt dus niet zeggen: nou ja, dat zal wel goed komen in de toekomst. In antwoord op een vraag van het CDA heb ik al het voorbeeld van een verlegging van een dijk genoemd. Je kunt dus niet zeggen: ik verleg hem, het leefgebied is tijdelijk weg, maar dat geeft niet want daarna komt er wel weer een leefgebied. Het kan immers best zijn dat die vogels nooit meer terugkomen. Het is dus niet zozeer dat de regel moet worden aangepast. Mijn toelichting op het dit punt in de nota moet echter volgens mij wel worden aangepast en dat zal ik doen.
Brondocumenten
-
behandeling Ontwerpbesluiten Omgevingswet Verslag EK 2016/2017, nr. 29, item 7
-
2 oktober 2018
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
27 maart 2018
nieuwe deadline: 1 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 maart 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
op 27 maart 2018 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
op 3 april 2018 voor kennisgeving aangenomen door de commissie KOREL
EK 34.775 VII / 34.775 IV, D
-
-
7 november 2017
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
7 november 2017
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) -
26 oktober 2017
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
26 oktober 2017
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Infrastructuur en Milieu -
11 juli 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 juli 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
30 mei 2017
toezegging gedaan