De minister van Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid De Vries, toe om de Kamer te informeren als het Openbaar Ministerie richtlijnen geeft over de begripsbepaling van de begrippen ‘beroep’ en ‘ambt’.
Nummer | T01198 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 16 februari 2010 |
Deadline | 1 juli 2012 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Veiligheid en Justitie |
Kamerleden | prof.mr. K.G. de Vries (PvdA) |
Commissie | commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) |
Soort activiteit | Brief |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | ambt beroep richtlijnen |
Kamerstukken | Goedkeuring Verdrag Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (31.422 (R1853)) Strafbaarstelling deelname en meewerken aan training voor terrorisme (31.386) |
Handelingen I 2009-2010, nr. 19 – blz. 822
De heer De Vries (PvdA): “Bovendien maakt de nota duidelijk dat er grote onzekerheid heerst over wat nu precies een beroep of een ambt is. De minister heeft de verwarring op dit punt nog groter gemaakt. Hij vindt dat Kamerleden geen beroep uitoefenen, maar een ambt bekleden. Dat leidt hij af uit het feit dat zij met ambtenaren worden gelijkgesteld.
Tegelijkertijd deelt hij mee dat leraren die ambtenaar zijn, geen ambt bekleden maar een beroep hebben. Dat is een heel moeilijke driehoek van logica, die overigens wel te begrijpen is, omdat anders leraren die ambtenaar zijn, niet uit hun beroep ontzet zouden kunnen worden, en leraren die dat niet zijn wel.
De vraag is of de minister in zijn redenering wel gelijk heeft. Ik heb geprobeerd daar nader inzicht in te krijgen en vastgesteld dat volgens jurisprudentie van de Hoge Raad een ambtenaar iemand is die door het openbaar gezag is aangesteld tot een openbare betrekking, om een deel van de taak van de Staat of zijn organen te verrichten. De Hoge Raad oordeelt het niet nodig dat die taak uit zijn aard alleen door de overheid kan worden verricht.
Ik zou zo denken dat volgens deze definitie en misschien ook volgens het oordeel van de Hoge Raad, dat ik in concreto over dit soort zaken natuurlijk niet ken, omdat de Hoge Raad zich hierover nooit heeft uitgesproken, het wel eens zo zou kunnen zijn dat leraren die door het openbaar gezag zijn aangesteld, niet onder de voorgestelde uitbreiding van de ontzetting van het beroep zouden vallen. Ik zou van de minister willen weten of hij nou wel zeker weet dat dit het geval is. Zou hij daar dan ook bij kunnen aangeven waarop hij die mening baseert? Ik neem aan dat hij daar bronnen voor heeft. Dat is een wezenlijke vraag voor de toepasselijkheid van deze wetgeving.”
Handelingen I 2009-2010, nr. 19 – blz. 825
Minister van Justitie: “Ik herhaal hier graag wat ik in mijn reactie op het onderzoeksrapport heb gesteld. In overleg met het Openbaar Ministerie zal ik bezien op welke wijze het beleid inzake de toepassing en de tenuitvoerlegging van deze bijkomende straffen nader kan worden vormgegeven. Ik zal daarbij ook ingaan op de begripsbepalingen van de begrippen beroep en ambt. Ik heb de Kamer in de stukken al gemeld wat op dit punt de stand van het denken in de rechtsleer en de jurisprudentie is. Ik zal dit punt van aandacht en precisie echter ook nog uitdrukkelijk onder de aandacht brengen van het Openbaar Ministerie. Ik zal de Kamer er graag over informeren als het Openbaar Ministerie hierover verdere richtlijnen geeft.”
Brondocumenten
-
-
voorstel van rijkswet TK nr. 2
-
10 januari 2013
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten: -
15 mei 2012
nieuwe deadline: 1 juli 2012
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg inzake toezeggingen
toezegging T01152 voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor BZK/AZ op 3 april 2012
toezegging T01134 voor kennisgeving aangenomen op 8 mei 2012 door de commissies voor IMRO en voor VenJ
voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor V&J op 15 mei 2012
EK, E
-
-
27 juli 2011
nieuwe status: openstaand
Voortgang:
Opmerking: De commissie constateert dat in de brief geen gewag is gemaakt van de opmerkingen bij de toezegging. -
28 juni 2011
nieuwe status: openstaand
Voortgang:
Opmerking: Bij toezegging T01198 valt het de commissie op dat bij het vorige toezeggingenrappel nog werd geantwoord dat de toezegging zou worden meegenomen in de werkinstructie over de bijkomende straf van ontzetting uit het beroep en dat er nu in de stand van zaken wordt gesproken over 'richtlijnen'. -
7 juni 2011
nieuwe commissie: commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) -
7 juni 2011
commissie vervallen: commissie voor Justitie (Just.) -
5 april 2011
nieuwe deadline: 1 juli 2011
nieuwe status: openstaand
Voortgang:
Opmerking: In de vorige reactie op het rappel werd gezegd dat dit punt zou worden meegenomen in de werkinstructie over de bijkomende straf van ontzetting uit het beroep.documenten: -
14 oktober 2010
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Veiligheid en Justitie -
14 oktober 2010
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Justitie -
10 september 2010
nieuwe status: openstaand
Voortgang:
Opmerking: Het openbaar ministerie heeft een werkinstructie in voorbereiding terzake van de toepassing van de bijkomende straf van ontzetting uit het beroep. Met het OM zal worden besproken dat daarbij de door de Eerste Kamer genoteerde werkinstructie moet voor het einde van het jaar zijn beslag krijgen. -
16 februari 2010
toezegging gedaan