T02628

Toezegging Informeren over uitspraak (34.854)



De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Hattem (PVV), Köhler (SP) en Nagel (50PLUS), toe haar te informeren over de rechterlijke uitspraak van 4 juli inzake intrekking van de Wet raadgevend referendum.


Kerngegevens

Nummer T02628
Status voldaan
Datum toezegging 3 juli 2018
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden A.W.J.A. van Hattem (PVV)
F. Köhler (SP)
J.G. Nagel (50PLUS)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen referendum
uitspraak
wetgevingsproces
Kamerstukken Intrekking van de Wet raadgevend referendum (34.854)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 36, item 3 - blz. 2

De heer Van Hattem (PVV): Ook loopt er nog een rechtszaak van de stichting Meer Democratie tegen deze wijze van intrekking. Een provisionele voorziening wordt morgen 4 juli gewezen en het vonnis volgt op 1 augustus aanstaande. Door voor die tijd al intrekking van deze wet te bekrachtigen, kan een staatsrechtelijk vacuüm ontstaan met mogelijk onomkeerbare gevolgen. Wat als Meer Democratie in haar gelijk wordt gesteld? Welke gevolgen heeft dit dan voor de reeds ingeroepen terugwerkende kracht van dit wetsvoorstel? Wat betekent dit voor de referendabiliteit van wetten die in de tussentijd zijn aangenomen? Derhalve is het beter om nu het zekere voor het onzekere te nemen en in het beste geval deze intrekkingswet überhaupt niet aan te nemen, maar mocht dit onverhoopt toch gebeuren, dan in ieder geval niet in werking te laten treden totdat in deze zaak het vonnis is gewezen. Daarom dient de PVV twee moties in. Een met het verzoek om de stemming over dit wetsvoorstel uit te stellen totdat de rechter op deze vordering heeft beslist. Voor het geval de Kamer dit verzoek niet wil inwilligen, dienen wij een tweede motie in met het verzoek aan de regering om de bekrachtiging en publicatie in het Staatsblad uit te stellen totdat de rechter op de vordering heeft beslist. Zorgvuldigheid dient voorop te staan.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 36, item 3 - blz. 7

De heer Nagel (50PLUS): Dan een rechtszaak. Op 20 juni vond er een zitting plaats in de rechtszaak van de Stichting Meer Democratie tegen de Staat over het wetsvoorstel tot intrekking van de Wet raadgevend referendum. De rechtbank zal op 1 augustus hierover op het hoofdpunt uitspraak doen, niet te verwarren met de uitspraak op 4 juli. Wij hebben twee redenen om te vragen te wachten met het bekrachtigen van de wet tot na de uitspraak. In de eerste plaats ontbreekt elk spoedeisend argument. Tussen 10 juli en 1 augustus kan geen enkel feit spelen dat van belang is in deze kwestie. In de tweede plaats achten wij het om tal van redenen zuiverder en zorgvuldiger eerst die uitspraak af te wachten alvorens de bekrachtiging definitief is. Het mogelijk verlangen van de regering om op 10 juli vijf minuten na de stemming in deze senaat op alle stations uit te komen met een extra editie van de Staatscourant mag hierbij geen rol spelen. De regering stelt in haar antwoord van 29 juni dat het niet aan de regering is om de bekrachtiging eigenstandig aan te houden. De regering legt daarmee de verantwoordelijkheid bij de Kamer en daarom zullen wij een motie indienen. We hebben kennisgenomen van de motie van de PVV, maar onze argumentatie is iets simpeler en zal mogelijk enkele mensen van de coalitie om die reden makkelijker over de brug kunnen helpen.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 36, item 3 - blz. 13

De heer Köhler (SP): Ten slotte nog een andere vraag aan de minister. Dit wetsvoorstel, met name het punt van de terugwerkende kracht, ligt bij de rechter. Die doet op 4 juli en op 1 augustus uitspraak. Wil de minister alsnog toezeggen dat de regering de wet pas van kracht laat worden nadat de rechter zich heeft uitgesproken? Met een toezegging van de minister zou zowel de motie van de heer Van Hattem als die van de heer Nagel — waar wij het overigens mee eens zijn — overbodig worden. Maar nog belangijker: daarmee zou voorkomen worden dat zowel de kiezers als de rechter buitenspel gezet worden.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 36, item 8 - blz. 36

Minister Ollongren: Nou, hieraan zou ik willen toevoegen dat het de normale gang van zaken is dat door de Staten-Generaal aangenomen regeringsvoorstellen worden bekrachtigd en in werking treden. Dus dat zijn de rollen. Ik concludeer dat er een rechtszaak is enerzijds en een wetgevingsprocedure anderzijds. Hier geldt gewoon het rechtstatelijke beginsel van de scheiding der machten. De rechter en de wetgever hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid. De wetgever kan gevolgen verbinden aan een uitspraak van een rechter, maar de wetgever hoeft niet de eigen procedures op te houden om de uitspraak van de rechter af te wachten. Dat zou denk ik ook ten behoeve van andere wetgevingstrajecten behoorlijk verlammend kunnen werken. Ik wil wel de Kamer toezeggen dat ik u zal informeren over de uitspraak van 4 juli. Dat betekent dat uw Kamer daar kennis van heeft kunnen nemen voorafgaand aan de stemming over het wetsvoorstel.

(...)

Handelingen I 2017-2018, nr. 36, item 8 - blz. 49

Minister Ollongren: Wat we wel weten, is dat we morgen de provisionele vordering zullen kennen, want die uitspraak wordt gedaan op 4 juli. Daar zal ik uw Kamer over informeren. Dat is het maximale dat ik kan doen.


Brondocumenten


Historie