De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat hij gaat kijken naar het tarief van de beleggers en gaat kijken naar de overdrachtsbelasting.
Nummer | T03173 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 8 december 2020 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Kamerleden | drs. M.J. van Rooijen (50PLUS) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | overdrachtsbelasting Pakket Belastingplan 2021 schenkingsrechten woningmarkt |
Kamerstukken | Wet differentiatie overdrachtsbelasting (35.576) |
Handelingen I 2020-2021 nr. 13, item 4 , blz. 19-20
De heer Van Rooijen (50PLUS):
(…)
Voorzitter. Het doel is het verbeteren van de positie van de koopstarters op de woningmarkt met het nultarief. Wat begon met de motie-Dik-Faber/Ronnes heeft geleid tot een lastenverlichting met een prijskaartje van 220 miljoen. Maar ook tot een budgettaire opbrengst van 850 miljoen, door de beperking van het verlaagde tarief, 600 miljoen, en een verhoging van het algemene tarief, 250 miljoen. Voorwaar een budgettair kunststukje van de bovenste plank. Netto blijft er bij een verlaging toch een verzwaring van 600 miljoen over voor de schatkist.
De uitvoering van de motie bleek niet zo eenvoudig. Eerst is gekeken naar de mogelijkheid om de beoogde groep beleggers te definiëren en gericht uit te sluiten van het 2%- tarief. De vraag was of het mogelijk was om niet alle huurders over één kam te scheren, maar de groep die men wil uitsluiten van het 2%-tarief specifieker te omschrijven. Dialogic kwam tot de conclusie dat onderscheid tussen starter en belegger niet mogelijk was. Zo kwam de trouvaille, anders kan ik het niet noemen, van het — daar gaan we weer in de fiscale wetgeving — hoofdverblijfcriterium. Indirect werden beleggers zwaarder belast. Er kon niet voorkomen worden dat verhuurders van woningen, zoals woningbouwcorporaties en pensioenfondsen, die niet concurreren met starters op de koopmarkt, toch zwaarder belast worden. Een uitzondering is niet uitvoerbaar en specifiek uitzonderen zou staatssteun zijn. Graag een uitleg van de staatssecretaris over deze slachtoffers van het zogenaamde starterstarief.
Mijn fractie heeft gevraagd of er een uitzondering mogelijk is voor ouders die een woning voor hun kind kopen. Dat kan een gehandicapt kind zijn, ouder dan 40 jaar, voor wie de ouders op hoge leeftijd willen zorgen voor een eigen woning voor hun kind, als de ouders er straks zelf niet meer zijn. Ik heb daar nogal wat schrijnende brieven over gekregen de afgelopen weken. Als het kind het huis zelf zou kopen met een lening van de ouders, waar de staatssecretaris op wijst, is het kind eigenaar van die woning en kunnen de toeslagen vervallen. Wij vinden het negatieve antwoord van de staatssecretaris teleurstellend. Natuurlijk zijn er de bezwaren die hij noemt: budgettair, moeilijke juridische afbakening, verzwakken van het hoofdverblijfcriterium en ontwijkconstructies. Allemaal begrijpelijk, maar het gaat om een pijnlijke en tere kwestie. Deze ouders voelen zich nu huisjesmelkers. Een ouder die voor een kind een huis wil kopen, is nu een huisjesmelker. Dat wordt als schrijnend ervaren. Ik moet even denken aan de mensen die door de toeslagen getroffen zijn, al gaat de vergelijking uiteraard grotendeels mank. Ik vraag de staatssecretaris nog eens klip-en-klaar uit te leggen waarom een uitzondering niet mogelijk is. Anders overwegen wij een motie in tweede termijn.
(…)
Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 37
Vijlbrief:
(…)
Dan heb ik goed geluisterd naar de heer Van Rooijen. Dat was het tweede punt waar ik vannacht over heb liggen zweten, niet van de heer Van Rooijen zelf, maar van het tarief van de beleggers en de vraag wie je daar nou mee raakt. Ik ga dus nog eens een keer kijken. Dit is de wet nu. Hij is nu uitvoerbaar. Dat weet de heer Van Rooijen ook. Dat heb ik eerder met hem gedeeld. Maar ik ben best bereid om nog eens te kijken of er voor de situatie die hij beschreef, moeizame gevallen, een uitzondering gemaakt kan worden. Daarmee wordt de wet niet eenvoudiger. Dat zeg ik tegen iemand die de uitvoerbaarheid ook hoog in het vaandel heeft staan. Maar ik ga er toch naar kijken.
Over de volgende vraag heb ik lang gedaan in de Tweede Kamer. Daar waren heel boze mensen, vooral van de partij van de heer Van Rooijen. Die maakten zich enorm boos over de leeftijdsgrens. Er lag een rapport van Dialogic, een onderzoeksbureau. Dat zei: dit kan niet. Wij zijn gaan kijken naar iets wat wel kon. Dat kon met een leeftijdsgrens. Is dat ideaal? Nee, maar ongeveer 85% van de starters wordt gedekt met deze leeftijdsgrens van 35 jaar. Dat hebben we gedaan, omdat dit kon. Daar zit ook geen uitvoeringsmachine achter met een notaris, waar heel veel vragen over te stellen zijn. Dat werd spannende wetgeving genoemd. Ik heb alles gehoord over die notarissen. Op zich is dit voorstel uitvoerbaar. Het is een van de eerste keren dat het kabinet tracht om zo te werken. Je kunt het te ver gaand instrumentalisme noemen. Ik zou zeggen: dit is een maniertje om die vastgelopen woningmarkt, zeker aan de onderkant, te laten functioneren.
Ik heb daarover in de Tweede Kamer, naar aanleiding van veel vragen, toegezegd dat er casuïstiek wordt ontwikkeld. Er zitten in de Tweede Kamer mensen die zeer bedreven zijn in tien casussen verzinnen van mensen die kunnen sjoemelen, die op de grens zitten, wel getrouwd zijn of niet getrouwd, ik weet het allemaal niet precies. Ik heb toen aan de Tweede Kamer beloofd dat we casuïstiek zouden ontwikkelen zodat notarissen en de Belastingdienst daar ook mee kunnen werken. Dit is het soort voorstel waarvan je zegt: in de ideale wereld hadden we het echt anders gedaan, hadden we echt de starters genomen, hadden we niet alle beleggers gepakt, maar alleen de echte huisjesmelkers. Maar dit is wat we kunnen.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het eind van uw termijn, staatssecretaris?
Vijlbrief:
Ik hoop het. Ik denk het. Ja.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik dank de staatssecretaris voor wat hij in het laatste antwoord zei over moeilijke gevallen. Ik had het over ouders met gehandicapte kinderen van boven de 40 jaar. Op hen is de schenkingsvrijstelling niet van toepassing. Ik had hem gevraagd om daar nog eens naar te kijken. Kan ik hetgeen hij daarover gezegd heeft als een toezegging opvatten? Dan hoef ik er in tweede termijn niet op terug te komen.
Vijlbrief:
Ik ga precies zijn: het is een toezegging om te kijken of we op een manier iets kunnen doen voor gevallen zoals de heer Van Rooijen beschrijft, die ook nog eens niet onder de schenkingsvrijstelling vallen. Ik wil toezeggen dat ik daarnaar wil kijken. Het is geen toezegging om het te doen, want ik weet niet of het kan. De heer Van Rooijen is ook de uitvoering na aan het hart gelegen. Het moet wel kunnen.
Brondocumenten
-
voortzetting gezamenlijke behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 14, item 7
-
gezamenlijke behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 13, item 4
-
15 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 december 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van BZK over de gevolgen van de voorgestelde wijziging van het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningcorporaties
Op 2 februari 2021 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK, H
-
-
8 december 2020
toezegging gedaan