T01136

Toezegging Meenemen rapporten Elverding bij projecten (32.127/32.254)



De minister van Verkeer en Waterstaat, de heer Eurlings, zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Meindertsma, toe om bij die projecten die in een eerdere fase verkeren, zo veel mogelijk de “ver-Elverdinging” mee te nemen.


Kerngegevens

Nummer T01136
Status voldaan
Datum toezegging 16 maart 2010
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Verkeer en Waterstaat
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Kamerleden M.C. Meindertsma (PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Crisis- en herstelwet
Elverding
Kamerstukken Novelle inwerkingtreding Crisis- en herstelwet (32.254)
Crisis- en herstelwet (32.127)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 22 – blz. 1000-1002

Minister Eurlings: (…) De heer De Boer heeft een nieuwe motie op dit punt ingediend waarin hij zegt zo veel mogelijk “Elverdingproof” te willen opereren, maar dat dit wel in een bestaand wettelijk kader moet gebeuren en niet tot vertraging mag leiden. Ook in de hele bewoording eromheen geeft de heer De Boer nadrukkelijk aan dat hij zich er rekenschap van geeft dat sommige projecten in bijlage II al te ver zijn, waardoor je ze terug zou moeten zetten in fasering en je onmiskenbaar vertraging oploopt. Dat willen we allemaal niet. Deze motie, die naar ik aanneem dus inderdaad betrekking heeft op bijlage II waarover ook mevrouw Meindertsma het had – ik zie de heer De Boer knikken – vind ik een goede motie. In de motie wordt namelijk het positieve van het rapport- Elverding nu al gepakt zonder dat dit verwordt tot vertraging bij de projecten van de Crisis- en herstelwet. Daarmee zouden we immers in onze eigen vingers snijden. Ik vind deze motie-De Boer dus ondersteuning van beleid en beveel haar aan in de aandacht van deze Kamer. Ik zal met graagte uitvoering geven aan het gevraagde in de motie, mocht zij worden aangenomen. Geloof, hoop en liefde. Dat zijn prachtige termen, voorzitter. Ik vind ze alle drie prachtig. Ook liefde, die mevrouw Meindertsma als allerbelangrijkste kenschetste, is natuurlijk een fantastisch begrip. “Houden van” en “liefde” is eigenlijk één, maar “houden van” is een werkwoord. Laten we proberen, ook op dit late uur, om nog een klein stukje werk met elkaar te verrichten. Ik heb zojuist in mijn positieve bejegening van de heer de Boer aangegeven wat ik de kracht vind van zijn motie. Eigenlijk zou ik mevrouw Meindertsma willen oproepen om in die lijn mee te denken. Ik vind haar gedachte namelijk op zich goed, maar in de motie zoals die nu voorligt, verwordt dit toch tot vertraging omdat er wel degelijk risico is dat je bij projecten terug moet in de fasering. Het voorkómen van vertraging staat ook niet in de motie. Daarom prefereer ik het dictum van de motie-De Boer boven het dictum van de motie-Meindertsma.

Mevrouw Meindertsma (PvdA): Dan heb ik het, denk ik, niet helder genoeg uitgelegd, hoewel ik het ook in mijn eerste termijn al heb uitgelegd. Het begrip “vertraging” is wat mij betreft niet aan de orde wanneer het erom gaat de bevolking en haar organisaties mee te laten spreken over inrichtingsalternatieven. Wanneer je ze mee laat spreken, is het altijd versnelling. Dat betekent dat het begrip “vertraging” een andere interpretatie en uitleg behoeft dan in de motie-De Boer.

Minister Eurlings: Daarin verschillen mevrouw Meindertsma en ik dan toch enigszins van mening. Het gaat om een aantal projecten in de Crisis- en herstelwet. Als al deze projecten die in de bijlage staan nog in de aanvangsfase of de verkenningsfase waren, kon ik mevrouw Meindertsma direct gelijk geven. Dan konden we namelijk zeggen: wij vinden, à la Elverding, dat je breed moet verkennen en vervolgens snel moet doorpakken. Echter, een flink aantal van deze projecten zit al in een verdere fase. Daar is vaak al jarenlang naar gekeken, hetzij op de ouderwetse manier, hetzij op een tussenmanier. Ik pak Buitenring Parkstad er even bij als

voorbeeld. Als je de verkenningsfase hebt afgesloten en een bestuursconvenant hebt, en alle gemeenten evenals de provincie en Parkstad zeggen dat dit de tracering moet zijn, betekent het teruggaan in de tijd als je

teruggaat naar een verkenning, een stuk tracering. Dat leidt onmiskenbaar tot vertraging. Daarom vind ik de wat gelaagde benadering van de heer De Boer verstandiger.

Mevrouw Meindertsma (PvdA): We leggen mogelijkerwijze het begrip “verkenning” verschillend uit. Laten we

maar het voorbeeld van de Buitenring Parkstad nemen. Als ik het over verkenningen heb, heb ik het niet over nut en noodzaak van de aanleg van die ring, want ik neem aan dat daarover inderdaad een plan-m.e.r. is gemaakt. Dat is ook zo, heb ik begrepen. Het gaat mij dan wel om de inrichtingsvarianten. In het geval van Parkstad gaat het dan bijvoorbeeld over de Brunssumerheide en over een afslag bij een weg waarvan ik het nummer vergeten ben. Over die inrichtingsvarianten moet je in alle breedte met de bevolking en haar organisaties spreken. Dat geldt ook voor alle andere projecten die aan de orde zijn. Het gaat dus over de inrichtingsvariant. Ik heb begrepen dat de minister dat zo-even “detaillering” noemde. Hij mag dat zo noemen, maar het betekent dat het niet zo gaat als in het voorbeeld van de Zuidelijke Ringweg in Groningen. De minister zei dat hij met de wethouder en de gedeputeerde heeft gesproken. Ik weet toevallig dat er een inspraakavond gehouden is waarop varianten voorgelegd zijn, maar dat is iets anders dan participatie. Dat gaat niet over een halfjaar of driekwart jaar. Het is op zijn hoogst een kwartaal en ik ben er echt van overtuigd dat de minister dat kwartaal of desnoods dat halfjaar aan de achterkant terugverdient.

Minister Eurlings: Ik heb pas drie jaar ervaring op dit dossier, maar als we al beginnen met een kwartaal

vertraging, wordt het nooit minder, maar eerder heel wat meer. Het kardinale punt is echter dat deze fasering hier al zo lang is geweest. Over de Buitenring Parkstad – daarom pak ik dit voorbeeld – is jarenlang gediscussieerd. Dat is echt ongekend. Jarenlang. En men kwam er maar niet uit. En maar praten, en gemeenteraadsvergaderingen en gesprekken met burgers. En de ene gemeente dit en de andere gemeente dat ... En eindelijk, na al die jaren, zeggen de gemeenten ten langen leste: nu tekenen we een bestuursconvenant; we zijn eruit met elkaar. Je kunt dan nog best gaan kijken naar de details van de inpassing, maar nu weer teruggaan in een fase en weer een grote participatieronde beginnen, insinueert op zijn zachtst gezegd dat je de tracering weer ter discussie gaat stellen. En dat is mijn probleem. Dan ga je een fase terug. Mevrouw Meindertsma heeft het zelf al over een kwartaal vertraging. Ik ken het dossier enigszins; als de geest weer uit de fles zou raken, ben ik bang dat het veel langer zal zijn. Er ligt nu een bestuursconvenant. Die fase is afgesloten; laten we nu vooruitgaan. Ik wil mevrouw Meindertsma wel toezeggen dat we bij die projecten waarin we nog wel in de eerdere fase zitten, zo veel mogelijk de “ver-Elverdinging” meenemen. Dat vind ik de goede manier. Dan zijn we al voor Elverding uit, want de Tracéwet moet nog worden aangenomen. We zijn breder aan het kijken. Ik zou het echter te ver vinden gaan als we bij trajecten teruggaan in de tijd, zeker bij dit soort projecten waarover al jarenlang wordt gepraat en waarin we nu eindelijk zicht hebben op een oplossing.

Mevrouw Meindertsma (PvdA): Kan de minister dan concreet aangeven om welke projecten het precies gaat van de vijftien die op de lijst staan?

Minister Eurlings: Ik heb er een aantal genoemd. Ik heb bijvoorbeeld gezegd dat in het havencomplex bij Lobith verschillende zaken kunnen worden bekeken. Ik heb heel nadrukkelijk, en dat is geen “minimale”, de tweede westelijke oeververbinding van Rotterdam genoemd. We zitten daarbij nu nog in de verkenningsfase, de verkenning Rotterdam voorruit, met dubbel r. We willen natuurlijk vertraging voorkomen, want de bv Rotterdam loopt anders vast, maar dat vind ik nu precies een plek om het breed te trekken en te bekijken hoe je Elverding zo veel mogelijk meeneemt. Zo zijn er wellicht nog een aantal, maar het gaat erom in welke fase een project zit. Daarin vind ik de motie van de heer De Boer zo goed. Hij geeft er rekenschap van dat je niet in faseringen teruggaat. Het zou gek zijn als het resultaat van de goede gedachte, die ook mevrouw Meindertsma heeft, van het zo veel mogelijk “ver-Elverdingen”, over een Crisis- en herstelwet zou zijn dat heel wat projecten niet versnellen maar vertragen, omdat ze teruggaan in de fasering. Daarom vind ik, met begrip voor de pro-Elverdinginstelling van mevrouw Meindertsma, de motie van de heer De Boer een betere, die ik zou willen prefereren.

(…)


Brondocumenten


Historie