T01336

Toezegging Monitoring en evaluatie afbouw heffingskortingen groene en maatschappelijke beleggingen (32.504/32.505/32.401)



De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Leijnse, Essers, De Boer, Böhler en Engels, toe dat de regering de gevolgen van de afbouw van heffingskortingen zal blijven monitoren en jaarlijks zal evalueren. De regering zal daarbij het gesprek met de sector aangaan over de alternatieve regelingen voor de huidige voorstellen met betrekking tot de afschaffing van de heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen, gegeven de budgettaire kaders. De regering sluit de mogelijkheid om het vastgestelde beleid aan te passen niet uit.


Kerngegevens

Nummer T01336
Status afgevoerd
Datum toezegging 20 december 2010
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden prof. mr. J.W.M. Engels (D66)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen groen en maatschappelijk beleggen
heffingskorting
monitoring
Kamerstukken Overige fiscale maatregelen 2011 (32.505)
Belastingplan 2011 (32.504)
Fiscale verzamelwet 2010 (32.401)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 12 – blz. 11

De heer Leijnse (PvdA):

Duurzaamheid en rentmeesterschap van onze leefomgeving moesten van de gedoogpartner van dit kabinet wat minder prominent worden in het beleid en dus kan er hier en daar in de milieusubsidies worden gesneden. Een klein, maar niet onbelangrijk element daarin is de voorgestelde vermindering van de fiscale tegemoetkoming voor groene en maatschappelijke beleggingen. Deze beleggingen zijn essentieel voor de financiering van belangrijke innovaties in duurzame land- en tuinbouw, energiebesparing et cetera. Het grote risico en lage rendement van deze noodzakelijke investeringen wordt door de fiscus terecht gecompenseerd met een vrijstelling van de vermogensrendementsheffing en een heffingskorting van 1,3%, tezamen een belastingsubsidie van 2,5%. Door een amendement van de ChristenUnie in de Tweede Kamer zal deze subsidie in 2011 nog 2,2% bedragen en daarna in drie jaar teruglopen naar alleen de vrijstelling van 1,2%. De Rabobank, die met bijna de helft van deze beleggingen in portefeuille marktleider is, heeft laten zien dat een tegemoetkoming van minimaal 2% nodig is om deze wijze van investeren rendabel te maken. Deze bank heeft er ook op gewezen dat innovatie en duurzaamheid in de land- en tuinbouw, waar ons land zich internationaal zo graag op laat voorstaan, niet zonder deze beleggingen kunnen. Mijn fractie is op deze gronden sterk gekant tegen de verlaging van de subsidies op groen en maatschappelijk beleggen. Zij meent dat met de stap die in het voorliggende Belastingplan wordt gemaakt naar verlaging van de heffingskorting tot 1% in 2011 de grens bereikt is. Het is budgettair mogelijk en uit duurzaamheidsoogpunt wenselijk dat het bij deze verlaging blijft, temeer daar de banken hebben aangegeven mogelijkheden te zien om het oneigenlijk beroep op de regeling te beperken door aanscherping van de voorwaarden. Ik verzoek de regering dan ook, uiterlijk bij indiening van het belastingplan voor 2012 voor te stellen, de heffingskorting op groen en maatschappelijk beleggen vanaf 1 januari 2012 te handhaven op 1%, met behoud van de vrijstelling.

Handelingen I 2010-2011, nr. 12 – blz. 14

De heer Essers (CDA):

De tot dusverre door de staatssecretaris uitgesproken bedenking tegen dit voorstel dat het openeindekarakter van de regeling geen garantie biedt op een stabiele budgettaire opbrengst die een solide alternatief zou zijn voor de afschaffing van de heffingskortingen, is begrijpelijk, maar telt minder zwaar als het Belastingplan – inclusief de afschaffing van de heffingskortingen – eenmaal is aangenomen en de bewijslast dat er een solide alternatief mogelijk is voornamelijk op de sector komt te berusten. Als uit het overleg zou volgen dat dit solide alternatief inderdaad mogelijk is, zou vervolgens de wet weer kunnen worden gewijzigd. Wij roepen de staatssecretaris dan ook op om over dit alternatief zo spoedig mogelijk met de sector in overleg te treden. Onderdeel van dit overleg zou ook moeten zijn een monitoring en evaluatie van de gevolgen van de desbetreffende in het Belastingplan voorkomende maatregelen voor de hier bedoelde sectoren. Het spreekt voor zich dat wij over dit overleg en de daarbij horende evaluatie graag periodiek wensen te worden geïnformeerd.

Handelingen I 2010-2011, nr. 12 – blz. 21

De heer De Boer (ChristenUnie):

Een zaak die we ook al eerder aan de orde stelden, is de heffingskorting in box 3 voor zowel maatschappelijke als culturele beleggingen. De geleidelijke afbouw daarvan die overeengekomen is met de Tweede Kamer, is een goede stap. We vroegen de regering schriftelijk om de ontwikkeling van deze fondsen te monitoren. Het antwoord was dat de regering wel wil optreden als postbode, namelijk door het toezenden aan de Kamer van door anderen gedane monitoring. Dat is voor onze fracties wel een erg eenvoudig antwoord. Monitoring betekent immers ook het beoordelen van gevolgen van ingezet beleid aan de hand van concrete gegevens en het zo nodig treffen van aanvullende of corrigerende maatregelen. We vragen daarom nogmaals om monitoring van deze maatregel, inclusief de gevolgen van het amendement-Slob. Het moge waar zijn dat de Triodosbank – de staatssecretaris noemt deze bank zelf – op de website een positief verhaal heeft, maar de werkelijkheid is toch dat de grote banken, die 80% van het volume in groenfinancieringen voor hun rekening nemen, aangeven dat zij op basis van deze maatregel zullen besluiten om de groenfondsen te sluiten, omdat er onvoldoende fiscaal voordeel is om een significant lagere financiering aan groenprojecten te kunnen aanbieden. Vandaar dat in samenwerking tussen het ministerie van Financiën en betrokken organisaties een monitoring vanaf 2011 gewenst is, teneinde conclusies te betrekken bij het Belastingplan 2012. Kan de staatssecretaris dit toezeggen?

Handelingen I 2010-2011, nr. 12 – blz. 26

De heer Engels (D66):

De aanvankelijk voorgenomen afschaffing van de heffingskorting van 1,3% in box 1 voor groene en sociaal-ethische beleggingen is als gevolg van het amendement-Slob omgezet in een gefaseerde afbouw in vier jaar. De maatschappelijke en economische effecten worden daardoor minder scherp en voor de korte termijn geeft dat enige rust op de spaar- en beleggingsmarkt. De pijn voor spaarders met meerjarige contracten wordt verzacht en ook aan de leenkant is de pijn minder hevig. Maar het is de vraag of het over vier jaar overblijvende fiscale voordeel van 1,2% vrijstelling op de vermogensrendementsheffing in box 3 op de langere termijn voldoende perspectief biedt om deze groene regelingen met succes te kunnen blijven uitvoeren. Zowel groene beleggers als groene en innovatieve ondernemers komen ontegenzeggelijk in een moeilijker positie. Als spaarders zich uit deze markt terugtrekken loopt de funding voor groene en sociaal-ethische investeringen terug met alle gevolgen van dien.

In dat licht zag ik wel iets in het voorstel van LTO en NVB zoals geformuleerd in hun brief van 27 november. Dat was een kostenneutraal verhaal bestaande uit twee elementen: een stapsgewijze verlaging van de heffingskorting tot 0,8% en een verlaging van het groene beleggingsvolume van 8 mld. naar 5 mld. Het kabinet kwalificeert dit voorstel echter als een openeinderegeling en heeft het om die reden terzijde gelegd. Dat besluit is moeilijk te begrijpen. Uit een nagezonden bericht van LTO en NVB blijkt dat op ambtelijk rijksniveau en volgens het agentschap dat de groenverklaringen afgeeft dit scenario deugdelijk en uitvoerbaar is. Ook de goede collega Essers wees daarop, als ik het mij goed herinner. Waarom grijpt de staatssecretaris deze mogelijkheid, die de derving van inkomstenbelasting neutraliseert, om op deze bijzondere en belangrijke markt continuïteit en stabiliteit te handhaven niet aan? Waarom niet voorop lopen in het waarborgen van een betrouwbare overheid? Waarom niet de kans grijpen om nog scherper afgebakende en daarmee de meest innovatieve projecten te blijven stimuleren? Als er al sprake was van overstimulering, dan is daarvan in de voorgestelde situatie geen sprake meer. Ik zal en wil nooit staatssecretaris van Financiën worden, maar anders zou ik het wel weten. Ik hoor graag meer over de afhoudende instelling van de staatssecretaris. Ik roep hem op om alsnog aan de slag te gaan met deze creatieve en coöperatieve voorstellen.

Handelingen I 2010-2011, nr. 12 – blz. 26-27

Mevrouw Böhler (GroenLinks):

Een belangrijk voorbeeld voor de manier hoe met duurzaamheid wordt omgegaan, is de afschaffing van de heffingskorting op maatschappelijk en groen beleggen. Wij zijn weliswaar blij met de wijzigingen door het amendement, zodat er een soort zachte landing komt, maar het feit blijft dat de heffingskorting op maatschappelijk en groen beleggen wordt afgeschaft, zij het langzamer dan de regering oorspronkelijk van plan was, namelijk pas over vier jaar. De vrijstelling – dat wil ik er meteen bij zeggen – in box 3 wordt gehandhaafd, maar de afschaffing van de heffingskorting zal niet zonder gevolgen blijven. Wij begrijpen die stap ook niet helemaal. De regering heeft zelf toegegeven dat juist de heffingskorting een duidelijk herkenbare stimulans is geweest om in groen en maatschappelijk ethische beleggingen te beleggen. Wat is dan eigenlijk de reden om die heffingskorting niet overeind te laten? Is het enkel en alleen een bezuinigingsmaatregel? Of zit ook hier weer een beleidsvisie achter die ik niet kon zien? In de memorie van antwoord spreekt de staatssecretaris in dit verband van een overstimulering. Andere sprekers hebben daar volgens mij ook al naar verwezen. Ik begrijp dat niet helemaal. Wat bedoelt de staatssecretaris met "overstimulering"? Is de staatssecretaris bereid – ik sluit mij ook hier aan bij vele andere sprekers – om de gevolgen van de afschaffing van de heffingskorting, nu die over een aantal jaren wordt verspreid, jaarlijks te laten evalueren? Daarmee bedoel ik toch ook echt meer dan het doorsturen van monitoringrapporten van anderen aan deze Kamer. Ik bedoel een onafhankelijke evaluatie die de regering laat uitvoeren en die vervolgens aan de Kamer ter beschikking wordt gesteld. Is de staatssecretaris bereid om op dat punt een toezegging te doen? Zo niet, dan overweeg ik in tweede termijn een motie op dat punt in te dienen. Er zijn twee heel kleine lichtpuntjes wat de duurzaamheid betreft en die wil ik niet onvermeld laten: de bpm-regeling die overeind blijft en het stimuleren van elektrische auto’s, maar dat is al met al toch echt bar weinig als het om duurzaamheid gaat.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 14

Staatssecretaris Weekers:

Gevraagd is of ik bereid ben de gevolgen van die afbouw van heffingskortingen te monitoren en of ik bereid ben om ook met de sectoren in overleg te treden over een alternatieve invulling. Dan moet ik toch eerst ingaan op het alternatief van de Nederlandse Vereniging van Banken, dat gisterenavond hier ook is aangehaald. De NVB stelt voor om het ingelegde projectvermogen te reduceren tot 5 mld. Dit leidt niet tot dezelfde bezuiniging als de gefaseerde afschaffing, tenzij ook nog eens flink in de heffingskortingen wordt gesneden of een reductie van de inleg plaatsvindt tot een bedrag lager dan genoemde 5 mld. Gelet op het aantal projecten dat nieuw instroomt en ervan uitgaande dat je de budgettaire taakstelling wilt halen, zou het in wezen betekenen dat de fondsen voor nieuwe projecten gesloten zouden moeten worden. De vraag is of dat in deze Kamer wordt gewenst. Dat zou ertoe leiden dat je het douceurtje voor de banken en voor de bestaande beleggers handhaaft, maar dat er eigenlijk geen enkel nieuw project, zoals een vernieuwend groenproject, een cultureel project of een sociaal-ethisch project, meer mogelijk is. Als je voor dit alternatief zou kiezen, zou je het bestaande nog wel faciliëren, maar dan zou je het voor outsiders of voor iets nieuws afsluiten. Dat kan volgens mij niet de bedoeling zijn. Dat zou met name D66 moeten aanspreken. De heer Essers heeft gisteren gevraagd of ik bereid ben om in de komende jaren eens heel goed te bekijken wat de effecten zijn van een gefaseerde afbouw, conform de motie van de heer Slob van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Zijn er geen projecten die nu eigenlijk tussen wal en schip vallen, maar die je met een concrete regeling wel zou kunnen helpen? Met name de heren De Boer en Essers hebben daar aandacht voor gevraagd. Natuurlijk ben ik bereid om in de komende jaren in de afbouwperiode te kijken of er niet een beter alternatief is dan het alternatief waarvoor wij hebben gekozen in het kader van het regeerakkoord en dat nu in het Belastingplan staat. Op dit moment zien wij dat niet. Het alternatief van de Nederlandse Vereniging van Banken lijkt ons geen beter alternatief. Dat hebben wij bestudeerd, maar om de reden die ik net noemde, is dat geen beter alternatief. Gelet op de budgettaire randvoorwaarden en gelet op het feit dat nu projecten worden gestimuleerd die deze stimulering eigenlijk niet nodig hebben, ben ik natuurlijk bereid om te kijken of er straks niks beters te bedenken is. In het voorkomend Belastingplan zal ik daar dan op terugkomen. Als je toezegt om te monitoren, moet je ook in beginsel bereid zijn om voortschrijdend inzicht te tonen als de feiten daar straks aanleiding toe geven. Monitoren is inderdaad meer, zo zeg ik tegen de heer De Boer, dan louter als postbode fungeren en wat jaarrapportages doorsturen.

De heer Essers (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging om constructief te blijven overleggen met de sector om te zoeken naar alternatieven.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 38

De heer Leijnse (PvdA):

Wat betreft de groene en maatschappelijke beleggingen heeft de staatssecretaris toegezegd om in overleg met de LTO en de bonden te bezien of een aanzienlijke beperking van het volume door het terugdringen van het oneigenlijk gebruik door oneigenlijke fondsen kan worden bewerkstelligd waardoor de budgettaire randvoorwaarden van de maatregel wellicht op andere wijze kunnen worden bereikt. Hij heeft mij ook toegezegd dat dit kan leiden tot een heroverweging van de afbouw van de heffingskorting, zoals die in het amendement-Slob is neergelegd. Dat lijkt mij goed nieuws. Het betekent in feite dat er het komende jaar ruimte ontstaat om in een nieuw debat met de sector goed te kijken naar de soort projecten en de wenselijke en misschien minder wenselijke effecten en om in dat debat ruimte te scheppen om te kijken of die heffingskorting helemaal moet worden afgebouwd of dat die op een wat andere wijze moet worden benaderd. De vrijstelling is uiteraard niet aan de orde.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 39

De heer Essers (CDA):

De staatssecretaris heeft een paar belangrijke toezeggingen gedaan, waarvoor ik dankbaar ben. Zo heeft hij gezegd dat hij met de sector het gesprek zal aangaan over de alternatieve regelingen voor de huidige voorstellen met betrekking tot de afschaffing van de heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen. De staatssecretaris zei dat hij de sector uitnodigt voor een gesprek over de vraag of het aanbod van de sector een haalbare kaart is, gegeven de door de staatssecretaris aangegeven kaders. Dat zijn onder andere budgettaire kaders. Ik ben blij dat dit constructieve overleg nu gaat plaatsvinden en dat de mogelijkheid van een heroverweging niet wordt uitgesloten.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 41

De heer De Boer (ChristenUnie):

De staatssecretaris zal de heffingskorting monitoren en is in beginsel bereid, als de feiten daartoe aanleiding geven, om het beleid aan te passen. Hij wil constructief blijven overleggen met de sector.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 44

Mevrouw Böhler (GroenLinks):

Wij zijn uiteraard blij met de toezegging over de evaluatie van de heffingskorting. Ook ik had hierom gevraagd. Ik wil nog wel van de staatssecretaris weten wanneer hij denkt de eerste evaluatie gedaan te hebben – na het eerste jaar natuurlijk – en wanneer hij de Kamer over de uitkomst ervan kan informeren. Ik neem aan dit ergens begin 2012 kan zijn.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 45

De heer Biermans (VVD):

Wij zijn tevreden over het verhaal van de staatssecretaris over de heffingskorting, het monitoren en het overleg met de branche.

Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 46

Staatssecretaris Weekers:

De heer Leijnse was niet geheel volledig als het gaat om mijn toezegging rondom de groene en maatschappelijke beleggingen. Hij heeft daarbij gezegd dat als ik mij openstel voor alternatieven, de vrijstellingen als zodanig niet aan de orde zijn. Ik heb juist tegen de heer Essers gezegd dat ik zal kijken naar het samenstel van de vrijstellingen en de heffingskortingen; de budgettaire taakstelling die in het regeerakkoord is afgesproken. Mocht men vanuit de samenleving met alternatieven komen, zal ik die met name toetsen op de projecten. Het gaat mij er niet om dat banken bepaalde beleggingsvormen in de lucht kunnen houden en ook niet om het geven van een douceurtje aan beleggers. Het gaat mij in wezen om de kern, om de oorsprong, waardoor oorspronkelijk dit soort fiscale faciliteiten in het leven zijn geroepen. In die zin zal de heer Leijnse mijn toezegging moeten verstaan. Het is belangrijk voor de Vereniging van Banken en LTO Nederland dat ze weten dat dit mijn randvoorwaarden zijn.

De heer Leijnse (PvdA):

Dat laatste is duidelijk, maar in het Belastingplan staat dat die vrijstelling voorlopig blijft bestaan. Deze wordt niet aangetast.

Staatssecretaris Weekers:

Dat klopt.

De heer Leijnse (PvdA):

Als de staatssecretaris kijkt naar modaliteiten voor de invoer van het Belastingplan 2011, ga ik er dus van uit dat het niet de vrijstellingen betreft, maar de wijze waarop de heffingskorting wordt afgebouwd.

Staatssecretaris Weekers:

Dat klopt. Het samenstel en de discussie gingen over deze twee maatregelen gezamenlijk. Je hebt de vrijstelling en je hebt de heffingskorting. Dat zorgt ervoor dat door de overheid een rendement wordt geboden van 2,5%. Het kabinet gaat ervan uit dat, met handhaving van de vrijstelling, een rendementsvergoeding van 1,2% voldoende moet zijn. Als de sector betere manieren weet om deze maatschappelijk belangrijke projecten te financieren en in leven te houden en nieuwe projecten te realiseren, dan vind ik dat je naar het geheel moet kijken. Zo heb ik de heer Essers verstaan. Dat was mijn toezegging. Het gaat mij er dus niet om om nu aan die vrijstellingen te morrelen; het gaat om de realisatie van die projecten. Ik denk dat wij het daar uiteindelijk wel over eens worden. Als er door amendering door het lid Slob van de Tweede Kamer iets verandert in het Belastingplan, zal ik uiteraard terugkomen naar beide Kamers. Dat spreekt voor zich.


Brondocumenten


Historie