De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Dölle (CDA) en het lid De Boer (ChristenUnie), toe om nadat het wetsvoorstel is behandeld, bij de PO-Raad en de VO-raad heel nadrukkelijk de duidelijke hantering van het begrip 'samenwerkingsscholen' onder de aandacht te brengen voor wat betreft de presentatie van een school.
Nummer | T01387 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 24 mei 2011 |
Deadline | 1 januari 2012 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
Commissie | commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | PO-Raad samenwerkingsscholen VO-raad |
Kamerstukken | Wijziging van enige onderwijswetten inzake samenwerkingsscholen (32.134) |
Handelingen I 2010-2011, nr. 14, blz. 64.
De heer Dölle (CDA):
"Dan kom ik bij de vier vragen. Ten eerste heeft de CDA-fractie er bij de schriftelijke voorbereiding op aangedrongen dat scholen zich conform hun juridische status en grondslag presenteren. We noemden de mogelijkheid deze norm in de bekostigingsvoorwaarden op te nemen, maar het kan natuurlijk ook op een andere, vriendelijker, wijze worden geborgd. Het gaat erom dat het etiket de inhoud dekt, met andere woorden, dat er op een school staat wat er in een school gebeurt. In deze context betekent dit voor ons dat samenwerkingsscholen zich alleen in de zin van dit wetsvoorstel als zodanig mogen afficheren. De regering ziet dit anders in de memorie van antwoord en meent – natuurlijk heeft ze in dat opzicht gelijk – dat er semantisch gesproken heel wat vormen van samenwerking zijn. Dat is ook zo. Dat geldt al voor scholen die elkaars sportfaciliteiten gebruiken, gezamenlijke kerkdiensten houden, kinderopvangprojecten regelen, gezamenlijke projecten doen of besturen hebben die samenwerken. Onze fractie meent echter dat niet semantiek, maar de juridische status bepalend dient te zijn en wil dus geen openbare scholen of bijzondere scholen die zich met het juridisch valse etiket "samenwerkingsschool" tooien. De regering gaat dit punt, zo hebben wij begrepen, voorleggen aan de PO-Raad en de VO-raad. Wij zullen de resultaten van dit overleg kritisch volgen. Wanneer kan hierover uitsluitsel worden gegeven?"
Handelingen I 2010-2011, nr. 14, blz. 65
De heer De Boer (ChristenUnie):
"Door te stellen dat een samenwerkingsschool een bijzondere school is, is het dus niet juist dat openbare scholen zich uitgeven als samenwerkingsschool. Dat is verwarrend, niet juist en vraagt onzes inziens om helderheid. Wat is de reactie van de minister?"
Handelingen I 2010-2011, nr. 14, blz. 66
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:
"De heer Dölle heeft gevraagd, of alleen samenwerkingsscholen de naam "samenwerkingsschool" mogen hanteren, en of dat geen problemen oplevert. Deze discussie hebben we ook vrij uitgebreid in de Tweede Kamer gevoerd, maar uiteindelijk heeft de Tweede Kamer in meerderheid, op mijn aanraden, gemeend niet te moeten regelen dat de naam "samenwerkingsschool" niet per se benut kan worden. De heer De Boer heeft hieraan ook de nodige zinnen gewijd. Het woord "samenwerkingsschool" is erg algemeen: heel veel katholieke en protestantse scholen werken samen, en vroeger deden hervormde en gereformeerde scholen dat. Heel veel van dat soort scholen noemt zichzelf samenwerkingsschool, simpelweg omdat men samenwerkt in een school. Het wordt erg lastig om te handhaven dat dat niet meer mag. Wel belangrijk is dat een school gewoon helder neerzet waar hij voor staat. Als men deze constructie niet heeft gekozen, kan men niet zeggen dat sprake is van openbaar onderwijs als men samenwerkt, ook in bestuurlijke zin, met het bijzonder onderwijs. Dat kan alleen maar via de weg van de samenwerkingsschool. In dat opzicht is het wel relevant dat scholen heel helder zijn in hun presentatie naar buiten waarvoor men wel en niet staat. Ik heb in de Tweede Kamer toegezegd – ik herhaal die toezegging – dat ik dit straks als het wetsvoorstel is "afgetikt" bij de PO-Raad en de VO-raad zal aankaarten, daarbij de dringende vraag neerleggend om op te letten. Scholen moeten eerlijk en helder zijn over waar ze wel en niet voor staan, en verder moet de term "samenwerkingsschool" zoveel mogelijk worden benut voor die scholen die wij hier voor ogen hebben. Uiteindelijk is het aan de scholen. Inmiddels heb ik het mbo onder mijn verantwoordelijkheid, en heb daarbij geleerd dat er vele termen zijn. In de volksmond, maar ook op de voorkant van de scholen, valt dat heel erg slecht te vermijden, omdat men uiteindelijk de eigen aanduiding kiest. Nogmaals, ik zal dit punt heel nadrukkelijk, zeker nu beide heren dit naar voren hebben gebracht, onder de aandacht brengen."
Handelingen I 2010-2011, nr. 14, blz. 67
De heer Dölle (CDA):
"Ik heb gesproken over de naamgevingskwestie en het gebruik van het woord "samenwerkingsschool". Uit de schriftelijke voorbereiding hadden wij al begrepen – en de minister heeft dit nu nog meer toegespitst – dat die kwestie voor advisering aan de PO-Raad en de VO-raad wordt voorgelegd en dat de minister er daarbij ook nadrukkelijk op aandringt om dit punt niet te licht op te vatten en daarover weloverwogen een standpunt in te nemen."
Brondocumenten
-
behandeling en stemming (zonder stemming aangenomen) nr. 28/14, blz: 64-68
-
memorie van antwoord EK, C
-
23 maart 2012
nieuwe status: voldaan
Voortgang:
Opmerking: Aan de PO- en de VO-raad is op 9 augustus 2011 een brief verstuurd. Daaraan voorafgaand is de duidelijke hantering van het begrip 'samenwerkingsscholen' in de periodieke overleggen aan de orde geweest.documenten:-
-Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijkse rapportage openstaande toezeggingen
Op 27 maart 2012 voor kennisgeving aangenomen.
EK, F
-
-
24 mei 2011
toezegging gedaan