De minister van Economische Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester, Postema en Vos, toe om de Kamer te informeren over de gedachten van de regering over sociale innovatie.
Nummer | T01919 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 18 maart 2014 |
Deadline | 1 juli 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Economische Zaken (2012-2017) |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) Drs. A. Postema (PvdA) Ir. M.B. Vos (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Economische Zaken (EZ) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | AWT-rapport sociale innovatie |
Kamerstukken | Begrotingsstaten Economische Zaken 2014 (33.750 XIII) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 23, item 4, blz. 15
Mevrouw Vos:
Wij vragen aandacht voor de betekenis van sociale innovatie. Vernieuwingen in onderwijs en arbeid, de organisatie van arbeid en het levenslang leren vragen om veel meer mogelijkheden voor mensen om te leren gedurende het hele leven. Ik noemde dat net al. Daarvoor moet ruimte zijn tijdens en naast het werk. Er moet ruimte zijn voor een combinatie van werken, leren, opvoeden, huishouden draaien, mantelzorg en sociale activiteiten. Er moeten moderne cao's komen met meer keuzevrijheid voor de werknemer en meer investeringen in duurzame inzetbaarheid, in een nieuwe dagindeling, in flexibele werktijden, digitaal thuiswerken of digitaal vlak bij huis werken. Er moet daadwerkelijke "van werk naar werk"-begeleiding zijn. Deze sociale innovatie is cruciaal voor de meer responsieve, flexibele economie die nodig is. Ook de decentralisaties van zorgtaken naar de gemeenten en de versterking van de eigen kracht, waar het kabinet graag over spreekt, vragen om sociale innovatie. Het gaat daarbij om versterking van het sociale netwerk en van burgerinitiatieven en de facilitering daarvan door gemeenten. Ook dat zou een onderwerp moeten zijn dat veel meer aandacht krijgt in de innovatieagenda.
Handelingen I 2013-2014, nr. 23, item 4, blz. 20-21
De heer Ester:
Innovatie moet onze economie dus sterker maken en nieuwe antwoorden geven op de grote maatschappelijke uitdagingen. We hebben ook sociale innovatie nodig. Indien we met een helikopterblik naar het innovatiebeleid en het topsectorenbeleid in Nederland kijken, geldt dat de technologische invalshoek dominant is. Mijn fractie pleit ervoor om de grote maatschappelijke vraagstukken een meer prominente positie in het innovatiebeleid te geven. Het recente AWT-rapport steunt ons in deze gedachtegang. Nederland heeft dringend behoefte aan innovatieve antwoorden op vraagstukken betreffende de vergrijzing van de bevolking, zoals knellende problemen in de zorg en in arbeidsorganisaties, en wat betreft sociaal slimmer werken, employability et cetera. Hier is het verhaal enigszins uit balans. Kan de minister zijn licht op de verhouding tussen technologische en sociale innovatie laten schijnen? Hoe beoordeelt hij de balans? Hoe is de middeleninzet verdeeld? Hecht de minister met de ChristenUnie-fractie aan een substantiële investering in sociale innovaties? Het moet gezegd dat de Europese Commissie de sociale innovatieagenda veel eerder en voortvarender heeft opgepakt dan Nederland. We bungelen er een beetje bij.
Handelingen I 2013-2014, nr. 23, item 4, blz. 24
De heer Postema:
De uitdaging is dan ook niet zozeer of die ontwikkeling zich voordoet, als wel of wij als samenleving voldoende zijn toegerust om daar de vruchten van te plukken. Beschikken wij, behalve over de competenties en vaardigheid tot technologische innovatie, ook over het vermogen tot sociale innovatie, dat wil zeggen het absorberen van deze innovaties in onze bedrijven, op onze scholen, in onze huishoudens? Dit is feitelijk de kern waarvoor de WRR aandacht vraagt in zijn rapport Naar een lerende economie. En beschikken wij over het vermogen om iedereen op een hoger niveau van welvaart en geluk te brengen, in plaats van een verdere tweedeling tussen de haves and have-nots of, even prangend, tussen de hooggeschoolden en de laaggeschoolden toe te staan? Dat zijn uitdagingen waar mijn fractie graag een beschouwing van de bewindslieden over hoort.
Handelingen I 2013-2014, nr. 23, item 4, blz. 40
Minister Kamp:
Verschillende woordvoerders hebben gesproken over de sociale innovatie. Je kunt nog zo veel technologische innovatie voorstaan, maar als de sfeer in het bedrijf of de instelling niet zodanig is georganiseerd dat die inspanningen tot resultaat kunnen leiden en de mensen niet worden gestimuleerd en in staat worden gesteld om daarin een goede rol te spelen, dan werkt het niet. De sociale innovatie en de rol van de leidinggevende daarin zijn van het grootste belang. Ik ben van plan om hierover apart met de Kamer van gedachten te wisselen. Ik heb een advies ontvangen van de AWT dat door enkele leden met weinig respect is beschreven, maar ik denk dat ik daarmee mijn voordeel kan doen. Ik zal er een nuttige reactie op geven en die zal ik graag aan de Kamer voorleggen.
Brondocumenten
-
debat over innovatie Handelingen EK 2013/2014, nr. 23, item 4
-
29 september 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 september 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 september 2015
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 mei 2015
nieuwe deadline: 1 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 april 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 maart 2014
toezegging gedaan