De minister van J&V zal, naar aanleiding van een vraag van het lid Recourt (PvdA), bij de vervoersmaatschappijen onder de aandacht brengen dat ze moeten proberen om relatief gezien dezelfde mate van terughoudendheid te betrachten bij de toepassing van de uitzonderingsbepaling.
Nummer | T03053 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 8 januari 2021 |
Deadline | 1 maart 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | mr. J. Recourt (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | personenvervoer testcapaciteit vervoerders COVID-19 |
Kamerstukken | Verduidelijking tijdelijke grondslag voor regels over de toegang tot en het gebruik van voorzieningen voor personenvervoer (35.695) |
Handelingen I 2020/21, nr. 17, item 3, p. 28
De heer Recourt (PvdA):
Ik heb op hetzelfde punt een vraag, maar de insteek is iets anders. Ik vind het een belangrijk beginsel dat je je eigen land binnen mag. Daar kunnen dan uitzonderingen op worden gemaakt. Ik ben het met de heer Nicolaï eens dat het ongemakkelijk is dat we het aan vervoerders overlaten om dat te interpreteren, maar dat staat nu eenmaal in de wet die we nu behandelen. Maar de vervoerder zal in eerste instantie niet denken aan een uitzondering en zal zeggen: u heeft gewoon zo'n negatieve test te overleggen; zo niet, dan gaat u niet mee. Daarom heb ik mijn termijn gevraagd: gaat iemand van de Nederlandse overheid bijhouden hoe vervoerders daarmee omgaan? Wanneer zeggen ze dat het wel goed is? Zo kan er een zekere gelijkheid komen, waarbij de KLM ongeveer hetzelfde handelt als de Thalys. Zo kunnen we ook zien of sommige vervoerders gewoon njet zeggen, omdat dat namelijk al het risico voor hen uitsluit. De reiziger kan dan naar het consulaat, maar ja, ondertussen is die begrafenis dan wel geweest. Ik wil in ieder geval een beetje rechtsgelijkheid, en dat doe je door het bij te houden.
Nou, ik wil de heer Recourt wel toezeggen dat we nog een keer zullen spreken met de vervoerders om hen aan te moedigen om relatief gezien dezelfde mate van terughoudendheid in acht te nemen. Daar bedoel ik het volgende mee. Als een trein van Gare du Nord of een vliegtuig van Charles de Gaulle vertrekt, zal het heel dicht bij elkaar in de buurt liggen, maar "relatief dezelfde mate van terughoudendheid" is voor een vliegtuig dat vanuit Zaïre vertrekt natuurlijk ietwat anders dan voor een FlixBus die uit Berlijn weggaat. Maar ik wil wel toezeggen dat we dit nog bij de vervoerders onder de aandacht zullen brengen.
De heer Recourt (PvdA):
Dank daarvoor. Kunt u dat dan ook terugkoppelen? Want dat kan niet anders dan casuïstisch zijn. Het gaat erom het enigszins gelijk te krijgen, want er is geen rechtsgang voor degene die geweigerd wordt, wat overigens ook al ongelukkig is. Kan ik het zo verstaan dat het casuïstisch wordt ingeschoten en dat de minister op enig moment terugkoppelt welke afspraak gemaakt is?
Minister Grapperhaus:
Nou, dat is denk ik niet wat ik ga doen, omdat ik die uitzondering daarmee veel meer breedte en betekenis zou geven dan zij heeft. In antwoord op de vraag van de heer Nicolaï heb ik gezegd dat gewetensbezwaarden of principieel bezwaarden botvangen als zij zich op die uitzondering beroepen, om maar een voorbeeld te noemen. Ik heb ook een paar casussen beschreven, maar ik ga het niet allemaal herhalen. Ik vind echt dat het zeer uitzonderlijke gevallen moeten zijn. We moeten daar nu dus niet met elkaar een soort beleid op willen ontwikkelen, want dat gaat verwachtingen wekken en dan moet er een beleidskader komen en een toelichting op het beleidskader. Dat gaan we niet doen. Maar ik zeg wel toe dat ik bij vervoerders onder de aandacht zal brengen dat ze moeten proberen om relatief gezien dezelfde mate van terughoudendheid te betrachten.
De voorzitter:
Recourt, derde vraag.
De heer Recourt (PvdA):
Ja, de laatste. Ik snap het. Het is een hardheidsclausule. Het gaat om onvoorziene omstandigheden, dus dat kunnen we nu niet gaan dichttimmeren. Dat moet ook niet dichtgetimmerd worden. Fijn dat de minister er aandacht voor vraagt, maar nogmaals, het kan volgens mij niet zonder dat de vervoerders elkaar op de hoogte houden van de casussen die zij hebben. Want anders is het een beetje in het luchtledige: wilt u er rekening mee houden, punt. Dan nog kan de ene vervoerder a doen en de andere vervoerder b.
Minister Grapperhaus:
Nogmaals, als ik dat echt helemaal ga laten terugkoppelen, dan gaan we een of ander beleidskader ontwikkelen en dan wordt het ook ... Die maatschappijen hebben gevraagd: geef ons — daar komt-ie weer — een zo waterdicht mogelijke regeling op dit punt. Dat hebben we gedaan en daar moet een enkele casuïstische uitzondering op zijn. Zo moeten we het houden. Ik herhaal de toezegging die ik gedaan heb en dat is om nog eens tegen de maatschappijen te zeggen: denk erom, probeer nou wel bij je terughoudende toepassing van dat artikel een beetje naar elkaar te kijken.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 17, item 3
-
-
-
13 april 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
30 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van VWS ter aanbieding van de Regelingen tot wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in verband met verzwaarde maatregelen en de verlenging van de maatregelen in het onderwijs en voor de buitenschoolse opvang en de stand van zaken van COVID-19
De ministeriële regelingen zijn op 30 maart 2021 voor kennisgeving aangenomen.
EK 35.526 / 25.295, AP
-
-
8 januari 2021
toezegging gedaan