T00642

Toezegging bij pensioenwet 4



De minister van SZW zegt toe van zijn kant in 2007 met de Stichting van de Arbeid te voeren overleg over het nabestaandenpensioen de EU en de TK verslag uit te brengen.


Kerngegevens

Nummer T00642
Oorspronkelijke nummer tz_SZW_2007_5
Status voldaan
Datum toezegging 5 december 2006
Deadline 1 januari 2008
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Kamerstukken Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet (30.655)
Pensioenwet (30.413)


Uit de stukken

Handelingen Eerste Kamer 2005-2006, [12]

Blz. 12-506/507

Mevrouw Westerveld: Ik kom nog eens terug op de kwestie van het nabestaandenpensioen, het afgeleide pensioen, of hoe wij het ook noemen. In de laatste tien tot vijftien jaar heeft de overheid bijzondere zorgen gehad over zaken die gerelateerd waren aan de pensioenpositie van vrouwen. De minister is daarvan op de hoogte en deelt waarschijnlijk mijn analyse dat de achtergestelde pensioenpositie van vrouwen eigenlijk een optelsom is van een heleboel zaken die mensen in hun werkzame leven overkomen. Onderbetaling door discriminatie, onderbreking van de arbeid vanwege zorg en minder goede kansen op de arbeidsmarkt komen met name bij het vrouwelijke deel van de beroepsbevolking tot uitdrukking in slechtere pensioenposities. De discussie over afgeleide pensioenen is dus van een andere aard dan de constatering dat de minister hard werkt aan de verbetering van de arbeidsparticipatie van vrouwen. Het gaat niet altijd om vrouwen die gekozen hebben voor het huisvrouwenbestaan. Het gaat om vrouwen die om een veelheid van factoren slechte pensioenposities hebben, nooit eigen economische zelfstandigheid verworven hebben en daar ook niet op kunnen rekenen na hun pensionering. Als wij dit nu allemaal bedenken en als wij beseffen dat het de overheid wel altijd een zorg is om te stimuleren dat de mensen een toereikende oudedagsvoorziening hebben, zou de overheid dan niet nog eens heel kritisch moeten kijken naar de reactie van de pensioenfondsen en de verzekeraars op de druk om de pensioenkosten te verlagen, namelijk massaal afbouwen van de afgeleide pensioenen op hoge leeftijd? Ik denk dan echt niet direct aan regelgeving, want op het gebied van de pensioenen krijgt men ook heel veel via beleid en overleg voor elkaar, maar is het niet te makkelijk om te zeggen dat het maar partnerpensioenen zijn, waar men tegen is, evenals tegen partnertoeslagen? Het gaat om een stukje van het inkomen in de laatste levensfase, als mensen zich echt helemaal niet meer kunnen verweren. Ik pleit er dan ook voor om dit nog eens goed te bekijken.

Blz. 12-509

Minister De Geus: Mevrouw Westerveld sprak over het nabestaandenpensioen. Ik proef uit haar bijdrage haar zorg dat bij non-interventie door de overheid vooral vrouwen – en met name de nabestaanden – daaronder te leiden hebben. Dit is een moeilijk punt. Bij het principe van non-interventie, waarbij je de afweging aan partijen overlaat, kun je niet een specifiek onderdeel eruit halen. Voor de andere partij is het dan gemakkelijk om de zorg voor zo’n onderdeel af te wentelen op derden. De inzet op participatie van vrouwen brengt met zich dat veel vrouwen zelf pensioen opbouwen. Wij hebben aanvullend nog een verzoek van de Tweede Kamer gekregen. In een motie wordt verzocht om met de sociale partners in debat te gaan over de kwaliteit van het nabestaandenpensioen. Een brief hierover heb ik aan de Stichting van de Arbeid gestuurd. Dit houdt in dat de zorg die de Tweede Kamer heeft, en die ik ook bij u proef, aan de sociale partners wordt voorgelegd. In de Tweede Kamer merkten verschillende fracties op dat de sociale partners zich moeten realiseren dat de zorg voor het nabestaandenpensioen zich op grote afstand van de onderhandelingstafel bevindt. In 2007 zal ik met de Stichting van de Arbeid, nadat zij zich daarover beraden heeft, spreken over het nabestaandenpensioen. Over het resultaat zal ik de Tweede Kamer en u inlichten, omdat ik dat beschouw als een afronding van de discussie op dit punt met uw Kamer.



Historie

  • 9 april 2008
    Voortgang:
    documenten:
    • -   
      30413/30655, G
  • 5 december 2006
    toezegging gedaan