De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Beckers (VVD), De Vries-Leggedoor (CDA), Scholten (D66), toe om, na overleg met de VNG, een oplossing uit te werken voor Nederlanders die in het buitenland wonen en gebruik willen maken van zorg in Nederland. De Staatssecretaris zegt toe hierbij ook te kijken naar een oplossing voor rondtrekkende mensen en expats die zelf in het buitenland wonen maar kinderen in Nederland hebben.
Nummer | T01890 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 februari 2014 |
Deadline | 1 januari 2016 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Hoofdverantwoordelijke) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie |
Kamerleden | Mr. H.G.J.M. Beckers (VVD) Mr. M.C. Scholten (D66) G. de Vries-Leggedoor (CDA) |
Commissie | commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | buitenland jeugdzorg woonplaatsbeginsel |
Kamerstukken | Jeugdwet (33.684) Gebruik burgerservicenummer in de jeugdzorg (33.674) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 57
Staatssecretaris Van Rijn:
(...)
Er is een aantal vragen gesteld over de mensen die over de grens werken. Kunnen zij straks nog jeugdhulp krijgen in Nederland? Hierbij doet zich een wat bijzondere situatie voor. Ik denk dat dit de reden is waarom ernaar is gevraagd. Als je volgens een verzekeringsstelsel in verschillende landen werkt, regelt het verzekeringsstelsel meestal ook de betaling als je in een ander land de zorg krijgt. Dat werkt natuurlijk anders wanneer het een voorziening is van gemeentewege. Er valt niemand tussen wal en schip. Je kunt altijd zorg krijgen in je woonland. Stel dat je in het buitenland woont en de zorg toch in Nederland wilt krijgen, ontbreekt het woonplaatsbeginsel. Dan weet de gemeente niet bij wie iemand terecht kan. Daar zit dus het enige discussiepunt. Iedereen krijgt zorg in de gemeente waar hij woont. Stel dat je niet in Nederland woont, dan woon je dus ook niet in een gemeente hier. Acute zorg krijg je gewoon altijd.
Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):
Dat was mij duidelijk en daar was de beantwoording in de schriftelijke ronde ook heel helder over. Als je acuut zorg nodig hebt – stel je zit op school hier in Nederland en woont over de grens – krijg je hulp in de gemeente waar je dan bent. Dat is geen punt. De vraag is wat er gebeurt als je bijvoorbeeld autistisch bent. Dan ben je nu verzekerd van zorg onder de Zorgverzekeringswet, op grond waarvan je ouders een zorgverzekering hebben. Als het eruit gehaald wordt en naar de gemeente gaat, is dat volgens de zorgverzekering niet meer gedekt. Ik weet niet of het dan in België en Duitsland nog wel wordt vergoed. Kan men daar dan aanspraak op maken? Ik weet niet of het daar ook onder de gemeente valt, of dat je dan bijvoorbeeld een Duitse zorgverzekering moet afsluiten.
Staatssecretaris Van Rijn:
Dat verschilt natuurlijk van situatie tot situatie, afhankelijk van het land. Het budgetje daarvoor is naar de gemeenten overgeheveld. Ik wil graag toezeggen dat ik dit specifieke probleem met de VNG zal bespreken, om daarvoor een oplossing uit te werken. Iemand moet dan waarschijnlijk in de gemeente waar hij werkt terecht kunnen voor zorg op het moment dat dit nodig is.
De heer Beckers (VVD):
Ik had de staatssecretaris in de eerste vragenronde met betrekking tot het woonplaatsbeginsel ook gevraagd hoe het zit met rondtrekkende mensen en met expats die kinderen in Nederland hebben, maar zelf in het buitenland wonen. Nu kan ik mij voorstellen dat dit een heel specifieke uitzoekerij is.
Staatssecretaris Van Rijn:
Het is in zijn algemeenheid zo dat de gemeente waarin de jeugdige op dat moment verblijft, de aanspraak op zorg zal moeten honoreren.
De heer Beckers (VVD):
Dat kan een criterium zijn. En rondtrekkende mensen, die vandaag ergens wonen en morgen weer ergens anders? Of mensen die misschien voor een deel hier wonen en dan weer daar? Dat wordt natuurlijk ook een hele uitzoekerij. Ik neem er genoegen mee als u dat een keer uitzoekt en daar duidelijkheid over geeft.
Staatssecretaris Van Rijn:
Zeker, voorzitter. In zijn algemeenheid moet er op het moment dat de zorgvraag ontstaat, gekeken worden naar de verblijfsplaats. Die gemeente wordt dan geacht de nodige zorg te leveren. Ik zeg de Kamer gaarne toe, ook dat nog verder te bespreken. Ik heb al wat ervaring opgedaan met deze categorieën in het kader van de Zorgverzekeringswet. Ik weet dat daar nog heel veel en heel lang over gesproken kan worden. Dat zullen we ook zeker doen.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 79
Mevrouw Scholten (D66):
(...) Ik heb nog wel een vraag bij de discussie over de vangnetconstructie bij het woonplaatsbeginsel. Misschien kan de staatssecretaris daar nog even iets over zeggen. Daarover tast ik namelijk nog in het duister.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 85
Staatssecretaris Teeven:
Mevrouw Scholten kan hier helaas niet zijn. Zij heeft mij een vraag gesteld naar de vangnetconstructie als het gaat om de woonplaats. Dat is geregeld in de definitie van de woonplaats. Het uitgangspunt is ook de woonplaats. Als die onbekend is of buiten Nederland ligt, is de woonplaats de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige. Deze definitie staat in artikel 1.1, lid 3. Mevrouw Scholten heeft mij de situatie voorgehouden dat de jeugdige gescheiden ouders heeft en niet woont bij een met het gezag beklede ouder, maar bij de andere. Welke gemeente is dan verantwoordelijk voor de financiering als een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken? Een gemeente is gehouden de noodzakelijke hulp in te zetten ten behoeve van jeugdigen die hun woonplaats hebben binnen die gemeente. Zoals ik net zei, moeten wij dan kijken naar de feitelijke woonplaats zoals die is genoemd in artikel 12 van Boek 1 van het BW. Niet het feitelijke verblijf, maar het woonplaatsbeginsel is dus leidend. Als een jeugdige tijdelijk elders verblijft, als hij bijvoorbeeld in een instelling is opgenomen, dan verandert er niets. De gemeente waar zijn ouders woonplaats hebben, blijft verantwoordelijk en niet de gemeente waar de instelling is gevestigd.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 19, item 5, blz. 13-86
-
17 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
10 mei 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 februari 2014
toezegging gedaan