Algemene politieke beschouwingen (voortzetting eerste termijn Kamer)



Verslag van de vergadering van 30 oktober 2018 (2018/2019 nr. 5)

Aanvang: 0.01 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen,

en de behandeling van:

de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (Miljoenennota 2019) (35000).


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en de beraadslaging over de Algemene Politieke Beschouwingen.

De beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Bij de schorsing van de vergadering om vijf voor één vanmiddag waren we in het betoog beland van de fractievoorzitter van het CDA, de heer Brinkman. Hij gaat nu zijn betoog vervolgen. Meneer Brinkman, u heeft het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Brinkman i (CDA):

Dank u wel. Ik was gebleven bij het feit dat er naar mijn gevoel niet per definitie met meerderheidscoalities behoeft te worden geregeerd, mits de minderheden maar geen onverzettelijke houding innemen binnen noch buiten enigerlei coalitie.

Intussen blijven de budgettaire ontwikkelingen onze budgettaire rekenmeesters zorgen baren. De overeenkomsten met de zorgsector om de groei te matigen zijn mooi. Het is ook begrijpelijk dat er weerstanden zijn tegen meer eigen risico. Maar laten we onszelf niet blinderen. De verzekeringspremies blijven stijgen en ondanks alle mogelijkheden tot demedificatie, ontsuikering, ontvetting, robotisering en sociale en technologische innovaties zien velen toch bijvoorbeeld tegen pakketverkleining en pakketdifferentie op als tegen een berg. Onderzoek na onderzoek blijft volgen, maar wat laten we en wat laat het kabinet zo achter voor nieuwe generaties? Hopelijk durft het kabinet deze brede, noodzakelijke maatschappelijke discussie toch opnieuw aan. Er is immers meer dan een levenseinde in de politiek.

Mevrouw de voorzitter. Het gaat in de Eerste Kamer vaak over de bijdrage die het landsbestuur kan leveren aan een fatsoenlijke en een stabiele samenleving, maar we weten maar al te goed dat we daar maar tot op zekere hoogte over gaan. We zijn een klein land, met open grenzen, en we zijn afhankelijk van het wel en wee van onze wijdere omgeving. We leven in een instabiele wereld. Die wereld kunnen we niet buiten de deur houden. Zelfs het machtige Amerika komt niet verder dan een machteloze poging om een grote muur eromheen te bouwen. Het idee dat wij hier onze grenzen zouden kunnen sluiten, is dus op zijn best een mythe en op zijn slechtst puur bedrog. Daarom zijn we gehouden om over de grenzen samen te werken, afspraken te maken en te geven en te nemen. Onze belangrijkste arena voor dit werk is de Europese Unie. Over die arena wordt al jarenlang met weinig liefde gesproken. Dat mag ook allemaal, maar we moeten ons wel realiseren dat dit onze belangrijkste arena is. Alleen op de Europese schaal hebben we voldoende gewicht om onze belangen en waarden in de wereld te verdedigen en te bevorderen. Of leeft er ter uiterste zijden van ons middenpad toch de gedachte dat wij in ons eentje Google of China voor de laatste keer kunnen waarschuwen?

Mevrouw de voorzitter. Ik betoog dat ons wereldbeeld niet meer hetzelfde kan zijn als toen ik aan het Binnenhof startte. We leven én in ons huis, onze buurt, onze stad of ons dorp én in de wereld, zelfs als we zouden denken alleen nog maar op het www te bestaan. En toch moeten we ons realiseren dat burgers vaak weinig van die nuttige functie van de Europese Unie merken. Ze voelen zich er te weinig door beschermd. Zo kunnen ze tot de conclusie komen dat ons landbestuur hen niet kan beschermen en dat de Europese Unie hen niet wil beschermen. Eerlijk gezegd vind ik de rol van dit kabinet op dit punt ook niet altijd even duidelijk. Zo lanceerde de Europese Commissie een plan om de buitengrensbewaking steviger op te tuigen. Er moesten 10.000 Europese douaniers komen om vooral de grens met Afrika te beschermen. De premier liet, als ik het goed heb gezien, per ommegaande weten dat zo veel daadkracht nou ook weer niet de bedoeling was. Grensbewaking mocht niet zomaar een Europese taak worden, want dat zou onze soevereiniteit raken. Bovendien vond hij de rekening te hoog. Vraag is dan wel: wat willen we dan? Dat de lappendeken van de lekke grensbewaking blijft bestaan? Dat die gatenkaas blijft en dat de bevolkingsexplosie in Afrika zijn uitweg noordwaarts verder blijft zoeken? Dat we zelf hier er maar niet in blijven slagen om toelatingsprocedures daadwerkelijk te bekorten met een eenduidig ja of nee op rekest, zonder eindeloze rechterlijke procedures op basis van een steeds meer obsoleet Vluchtelingenverdrag?

Nee, even voor een goed begrip, dit gaat niet om het bevorderen van onbarmhartigheid of het houden van een rein geweten. Het gaat wel om het behoud van het virtuele en letterlijke draagvlak onder een redelijke opvatting van steeds aanhoudende migratiestromen. Wat wil het kabinet nu echt wél op dit punt? Mannen en vrouwen die bij Frontex gaan dienen willen toch weten wat ze waarom gaan doen, anders dan mensen aanhouden, terugsturen en weer aanhouden? Trekken Duitsland, België en Nederland één lijn bij de eisen die in onze binnenlanden worden gesteld en de faciliteiten die bij ons worden geboden? En wat gaat meer samenwerking met Afrikaanse landen ten behoeve van de wederopbouw aldaar met hun eigen mensen concreet betekenen?

Mevrouw de voorzitter. Soms lijkt het er wel op dat het kabinet eenzijdige terugtrekking uit de sinds de Tweede Wereldoorlog met de VS opgebouwde wereldorde en zijn instituties en afspraken afdoet als een waarneming dat er, och, overal weleens iets gebeurt. Nee, dit is een fundamentele omkeer van verhoudingen. Hoe wil dit kabinet verder in de nieuwe, multipolaire wereld? Vanuit een schuttersputje over de oceaan staren of met open vizier eerst nu Europa weer vreedzaam en productief samenbrengen?

Mevrouw de voorzitter. In zo'n wereldwijd perspectief van onzekerheid is pensioen hier ten opzichte van onrust en erger in de wereld misschien een bagatelle. Electoraal risicomanagement zou op dat terrein wel een hogere versnelling van kabinetsbeleid vereisen. Laat het kabinet straks niet over bananenschillen struikelen, noch over die aan de eettafel van de oude dag, noch over die op de vergadertafels van Brussel. Het hoeft geen visie te heten, maar hoe denkt de mp nou echt over Europa en de VS in de nieuwe wereldorde-in-de-maak? Dat kan toch niet alleen maar afbraak blijven? Traditie is er niet voor niks, hoeveel nieuws er ook nog onder de zon komt. De jeugd heeft nog altijd de toekomst, maar onze generatie mag, blij en vrij het verkeerde gedogend, geen rommel achterlaten.

Mevrouw de voorzitter. Ik sloot mijn nog altijd constructief bedoelde maar misschien hier en daar wat modieus eclectisch en disruptief klinkende opmerkingen namens onze fractie af met woorden die mijn voorzienbare ambtsopvolger al gesproken zou kunnen hebben. Laat ik met de volgende mogen eindigen. Over een paar maanden worden er weer nieuwe Staten gekozen. Dan 400 jaar terug lieten hun verre voorgangers een Statenvertaling van de Bijbel bij het volk bezorgen. Zijn dat vergezichten terug in de tijd? Nee, want toen al werd het eeuwenoude pleidooi voorgehouden om de aarde te bebouwen én te bewaren. Die opdracht staat er nog steeds voor de toekomst. Er is dus weer genoeg te doen, nu onder meer duurzaamheid steeds concretere taken met zich brengt. Nu oplopende maatschappelijke stress en 2 miljoen mensen aan de antidepressiva herinneringen aan te veel werkuitval in de negentiger jaren terugbrengen. Nee, we moeten niet vluchten in een vermeend paradijs van een cloud vol vage, symbolische plannen en valse want loze beloften. Uitvoeren van degelijk gefinancierd en bestuurlijk goed doordacht beleid, daar gaat het om, en om de mensen daarbij mee te nemen in meer eigen verantwoordelijkheid in plaats van ze over hun hoofden en harten heen vanuit de collectiviteit toe te spreken of slechts te laten inspreken. Wat gelukkig in afgelopen decennia ten goede is gekeerd, moet niet opgaan in rook van voortblijvend te gemakkelijk gedogen, noch ten onder gaan in bureaucratische rampzaligheden. Mag ik daarom ten slotte van dit betoog deze goede minister-president vragen dus toch wel hier zijn karwei af te maken?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Brinkman. Ik geef het woord aan mevrouw Sent.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Sent i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Graag wil ik het kabinet van harte feliciteren met zijn eerste verjaardag. Er heerst optimisme dat het kabinet zijn tweede verjaardag haalt. Er valt dan ook veel te vieren. De koopkracht stijgt, de werkloosheid daalt en de economie groeit met 2,6%. Maar dat zegt bar weinig over de werkelijkheid van veel mensen in Nederland. Waarom mogen die eigenlijk niet aanschuiven bij het verjaardagsfeestje? Want in een beschaafd land zou iedereen mee moeten profiteren, maar dat is nu niet het geval. Zo telt ons land 320.000 werkende armen; dat is 4,6% van alle werkenden. Honderdduizenden kinderen leven in armoede; dat is meer dan een op de tien. Er heerst eenzaamheid onder een op de vijf alleenstaande ouders, en ook steeds vaker onder jongeren. En achter die cijfers gaan hartverscheurende verhalen schuil. Michiel kan de muziekles van zijn kinderen niet meer betalen. "Het ergste aan armoede vind ik dat mijn moeder moet huilen als we een financiële tegenvaller hebben", zo zegt een jongere. Brigitte moet onder druk van de uitbesteding van het schoonmaakwerk steeds meer doen in minder tijd, voor weinig geld. Edith kan haar huurhuis niet meer betalen door opeenvolgende huurverhogingen, maar ze kan geen andere woning vinden.

Voorzitter. Fijn, zo'n stijging van het bruto binnenlands product, maar groei ...

De voorzitter:

Maakt u uw zin af, mevrouw Sent.

Mevrouw Sent (PvdA):

... maar groei maakt geen onderscheid tussen goede en slechte economische activiteiten.

De voorzitter:

Mevrouw Strik.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Mevrouw Sent geeft aan dat het een feestje is voor het kabinet, maar dat er alleen te weinig mensen aan deelnemen. Zij noemt een aantal groepen die daar ook aan deel zouden moeten nemen. Wat vindt u van de volgende generaties? U schetst het leven van de mensen nu, maar hoe kan ervoor worden gezorgd dat dit feestje ook een feestje wordt voor generaties in de toekomst?

Mevrouw Sent (PvdA):

Dat vind ik een heel goede opmerking. Als we kijken naar hoe een land het doet, dan moeten we het begrip "brede welvaart" hanteren. Het begrip "brede welvaart" gaat over de mensen hier, maar ook over de mensen in de toekomst. Die moeten ook worden meegenomen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Oké, goed.

Mevrouw Sent (PvdA):

Groei maakt geen onderscheid tussen goede en slechte economische activiteiten. Als we extra gas in Groningen gaan winnen, zorgt dat in de economische werkelijkheid voor positieve cijfers en voor extra werkgelegenheid vanwege alle huizen die extra verstevigd moeten worden. Maar die economische groei brengt wel de veiligheid van Groningers in gevaar. En zo heeft het kunnen gebeuren dat de gaswinning in Groningen is ontspoord. Dat het goed gaat met de economie, wil dus niet zeggen dat het ook goed gaat met Nederland. Zoals Robert Kennedy ooit mooi zei over economische cijfers: "It measures everything in short, except that which makes life worthwhile".

De PvdA vindt deze focus op economische groei veel te beperkt, want dat ene cijfer zegt heel weinig over wat mensen dagelijks ervaren. Het advies van de Raad van State bij de Miljoenennota sluit hier naadloos op aan. Want de kern van het advies is, zo schrijft de Raad, om het begrip "brede welvaart" meer centraal te stellen. In de richting van mevrouw Strik zeg ik nogmaals dat bij dat begrip "brede welvaart" ook de welvaart van toekomstige generaties hoort. Juist om die redenen heb ik samen met collega Ester — soms worden wij verward met meneer en mevrouw Ester, maar dat is een misverstand — de planbureaus opgeroepen hun beschouwingen tegelijk met de Macro Economische Verkenning op Prinsjesdag te publiceren, zodat het bredere perspectief een rol kan spelen bij de Algemene Politieke en Financiële Beschouwingen. Graag wil ik het Sociaal en Cultureel Planbureau, het SCP, alsmede het Planbureau voor de Leefomgeving, het PBL, ervoor danken dat zij gehoor hebben gegeven aan deze oproep.

Het Centraal Planbureau verricht waardevol rekenwerk, geen misverstand daarover. Maar het kabinet brengt zijn groeivoorspelling als een zekerheid, terwijl het een schijnzekerheid is. De voormalige opperrekenmeester, Coen Teulings, zegt gewoon eerlijk: "Wij zijn slecht in voorspellen". Als we een ding wel zeker weten, dan is het dat de koopkrachtplaatjes van het Centraal Planbureau nooit uitkomen. Eén irrationeel besluit van een internationale leider en de koopkrachtplaatjes kunnen de prullenbak in. Het trieste is dat juist wanneer voorspellingen het hardst nodig zijn, zoals in tijden van crisis, het CPB ernaast zit. Dan blijken de harde getallen ineens boterzacht.

En juist nu zou ons zomaar weer een nieuwe crisis te wachten kunnen staan. De schulden zijn wereldwijd enorm toegenomen. De snelle globalisering maakt ons kwetsbaar. En grote spelers, zoals Amazon en Google, staan haast niet onder toezicht. Financiële instellingen laten blijken weinig geleerd te hebben van de crisis. Is de minister-president het met mijn fractie eens dat er nog lessen te leren zijn van de recente crisis? De Nederlandse bankensector is nog altijd meer dan drie keer zo groot als de totale economie. Daarmee is de financiële sector een enorm waterhoofd op onze economie. Waarom stellen we geen hogere eisen voor risicodragend vermogen bij banken, zodat deze zelf verliezen kunnen opvangen en de financiers van de banken beter op de risico's letten? Ik hoor heel graag van de minister-president wat we op dit terrein nog van het kabinet mogen verwachten.

Voorzitter. Zelfs als de cijfers wél kloppen, geven ze een vertekend beeld. Natuurlijk zijn economische groei, koopkracht en werkgelegenheid belangrijk voor ons welzijn, maar achter de gemiddelden gaat een grote spreiding schuil. Dan blijkt de verjaardagstaart toch niet eerlijk verdeeld. Multinationals zorgen voor slechts 21% van de banen. Maar terwijl zij steeds minder belasting betalen, blijven de lonen van werknemers achter bij de winstuitkeringen. Van elke verdiende euro gaat nog maar €0,73 naar de werknemer. Met de resterende €0,27 wordt de aandeelhouder gefêteerd.

Waar gaat het mis? De schone verkiezingsbeloftes blijken altijd duurder, althans voor de burger. Want bedrijven hebben een goede lobby. Mijn partijgenoot, Wimar Bolhuis, heeft dat haarscherp blootgelegd in zijn proefschrift Van woord tot akkoord. De lasten op arbeid en inkomen komen sinds 1986 gemiddeld 3,3 miljard hoger uit dan in campagnes was beloofd. Tegelijkertijd komt de lastendruk voor het bedrijfsleven juist beperkt lager uit. De afwijkingen tussen verkiezingsprogramma's en regeerakkoord blijken zelfs nadelig voor economische groei. Nu het kabinet eindelijk overstag is gegaan rondom de dividendbelasting, blijft het volhouden dat dan wel de winstbelasting voor bedrijven verlaagd moet worden om het vestigingsklimaat te verbeteren. Natuurlijk zullen de multinationals zelf hebben aangegeven dat soepele fiscale regels voor hen belangrijk zijn. Maar juist de rechters, leraren, politieagenten, militairen en zorgmedewerkers leveren een essentiële bijdrage aan het goede vestigingsklimaat waaraan het kabinet zo veel waarde hecht. Daarvoor is het namelijk minstens zo belangrijk dat er in een land goede scholen zijn, dat er goede gezondheidszorg is en dat het veilig is op straat.

Een investering in onderwijs, zorg en politie heeft dus ook een grote meerwaarde voor het vestigingsklimaat. Maar wie lobbyt er eigenlijk voor de burger, vraagt Bolhuis zich retorisch af. Daarom adviseer ik het kabinet om ook rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers uit te nodigen. Ik begrijp uit de woorden van mevrouw Jorritsma dat ze er ook wel iets in ziet dat dergelijke geluiden ook gehoord worden, in aanvulling op de geluiden van het bedrijfsleven dat wel in het Catshuis uitgenodigd wordt.

Voor rechters en officieren van justitie is het steeds moeilijker om hun werk te doen op het niveau waar onze samenleving recht op heeft. Door de aangekondigde sanering van de sociale advocatuur dreigt aan kwetsbare mensen de toegang tot het recht te worden ontzegd. Leraren bezwijken onder de werkdruk en kunnen te weinig aandacht aan leerlingen geven. Ook het academisch personeel is de werkdruk en de ondermaatse overheidsinvesteringen in het onderwijs zat. Volgens personeel en vakbonden moet er veel meer geld bij Defensie. De zorg schreeuwt om personeel, maar hoge werkdruk jaagt verpleegkundigen weg en operaties worden door gebrek aan personeel uitgesteld. En ook bij de politie piept en kraakt het vanwege een personeelstekort. Maar juist in die publieke sector zien we de gevolgen van een te hoge werkdruk en een te laag salaris. Er zijn personeelstekorten voor leraren, politieagenten en zorgpersoneel. Dit bedreigt de kwaliteit van het belangrijke werk dat zij moeten doen. Daarom vragen wij de minister-president om de bijdrage van rechters, leraren, militairen, politiemensen en zorgmedewerkers aan het vestigingsklimaat te onderzoeken. Is hij daartoe bereid? En is hij het met mij eens dat een goed vestigingsklimaat vooral bedrijven moet aantrekken die veel, goede banen opleveren?

Voorzitter. Meer marktwerking is geen oplossing. De Nobelprijs voor de Economie dit jaar werd juist uitgereikt aan wetenschappers die aandacht vragen voor het falen van die markt. Zonder overheidsingrijpen zullen markten volgens William Nordhaus te veel vervuiling en volgens Paul Romer te weinig ideeën voortbrengen. En zo ken ik nog wel wat voorbeelden. De arbeidsmarkt faalt. Nergens in Europa groeit het aantal flexibele contracten zo snel als in Nederland. Had in 2005 slechts een op de zes mensen een flexibel contract, in 2018 is dat aantal een op de vier. Van de jongeren onder 35 jaar heeft bijna de helft een flexibel contract.

De PvdA is de partij van werk, werk, werk, in navolging van Wim Kok, die we met grote dankbaarheid en diep respect gedenken. Mensen moeten zeker zijn van goed werk met een fatsoenlijk salaris. Maar de arbeidsmarkt faalt. En dat terwijl Kok met het Akkoord van Wassenaar een prachtig voorbeeld heeft gegeven van de kracht van het Rijnlandse model. Mogen we verwachten dat het kabinet zich inzet voor een dergelijk breed "sociaal" akkoord?

Ook de woningmarkt faalt. Sociale huurwoningen verdwijnen, steden worden steeds minder toegankelijk voor starters en huurders, beleggers vormen een plaag in steden met als gevolg dat de doorstroming stokt en mensen met een laag inkomen geen betaalbare woning kunnen vinden. Wonen is een grondrecht. Wat doet het kabinet om dat grondrecht te garanderen?

En wie betaalt er voor het duurzaam maken van woningen? Duurzaamheid leeft, zo schrijft het Planbureau voor de Leefomgeving. "We moeten de duurzame vernieuwing zo inrichten dat iedereen meedoet, enthousiast en creatief", zo stelt de directeur. Maar wat als mensen in de knel komen door het beprijzen van energie? Het kan toch niet zo zijn dat de lasten te hoog worden voor mensen die toevallig in een oud huis wonen? Welke aandacht krijgt de eerlijke verdeling van de lasten van verduurzaming van het kabinet?

Voorzitter. Tegenover marktfalen staat overheidsfalen, zo zal de minister-president ongetwijfeld betogen. En dat is mijn fractie met hem eens, maar niet omdat er te veel overheid is, maar juist te weinig.

Neem het onderwijs. Het is dé basis voor een goede toekomst, voor ieder individu. Maar leerlingen zijn niet zeker van een eerlijke kans. De basisschool schat een kind van arme ouders onterecht minder hoog in, zo blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarbij kreeg bijna een derde van de leerlingen op de middelbare school vorig jaar betaalde bijles, huiswerkbegeleiding of examentraining. Maar de kansen op goed onderwijs mogen toch niet afhangen van de dikte van je portemonnee?

Of neem de pensioenen. Er is sprake van een dubbele vergrijzing, want er komen steeds meer gepensioneerden en de gemiddelde levensverwachting stijgt. Daarnaast is er een dubbele ontgroening, want het geboortecijfer daalt en jongeren komen het stelsel amper meer in omdat ze bijna allemaal tijdelijke contracten of flexcontracten hebben of als zzp'er werken. Dit zet het stelsel onder enorme druk en bemoeilijkt het bereiken van een pensioenakkoord.

Willen we bij dit soort ontwikkelingen onze zorgzame samenleving overeind houden, dan is verreweg de beste oplossing dat iedereen meedoet met pensioen en arbeidsongeschiktheid. We kunnen er immers weinig aan doen dat we oud en ziek worden, en daarbij is het onderscheid tussen werknemers en ondernemers heel erg kunstmatig.

Dit lost meteen ook andere problemen op: de race naar beneden in arbeidsvoorwaarden en de onrechtvaardig verdeelde fiscale druk tussen mensen met een vast contract en zzp'ers. Omdat de laatsten meestal geen pensioen opbouwen en de kosten daarvan dus ook niet in hun tarieven doorberekenen, zijn ze al gauw 20% tot 25% goedkoper dan iemand in loondienst. Dat is oneerlijke concurrentie en drukt de lonen. Zzp'ers betalen ook weer minder belasting, terwijl ze, omdat ze geen pensioen opbouwen en vaak geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben, uiteindelijk veel meer afhankelijk zijn van de sociale voorzieningen, waarvan juist de mensen in vaste dienst een groter deel betalen.

Dat is niet solidair, maar het kalft de sociale voorzieningen ongemerkt, plakje voor plakje, af. Als je dit tot zijn uiterste consequentie doordenkt, zijn er uiteindelijk te weinig mensen die nog voldoende belasting betalen om AOW en bijstand overeind te houden, terwijl de groep die deze voorzieningen keihard nodig heeft, alleen maar groeit.

Voor de PvdA is de zorgzame samenleving er eentje om te koesteren, niet alleen uit solidariteit of menslievendheid, maar ook omdat deze de weerbaarheid van onze economie enorm versterkt. Daarom een simpele oplossing voor pensioenen en arbeidsongeschiktheid: stel meedoen verplicht. Daar kan de minister-president het toch niet mee oneens zijn? Als dat wel het geval is, dan verneemt de PvdA fractie graag van hem hoe híj meent ons pensioenstelsel financierbaar te houden en de race naar beneden in arbeidsvoorwaarden tegen te gaan.

Voorzitter. Nu de economie herstelt, is voor de PvdA de tijd aangebroken dat iedereen dat gaat voelen. Het regeerakkoord wekt de indruk dat het kabinet ook meent dat iedereen mee moet profiteren, want: "Nog te veel mensen denken: prachtig, al die goede economische cijfers, maar ze gelden niet voor mij. Als veel mensen achterblijven, is uiteindelijk de hele samenleving de dupe."

Maar aan onbehagen en vervreemding lijkt nog niks te zijn veranderd. De Raad van State noemt de scheidslijnen in de samenleving een fundamentele zorg. En het Sociaal en Cultureel Planbureau waarschuwt voor de dreiging dat de winnaars op alle terreinen winnen en de verliezers op alle terreinen verliezen. En die laatsten zijn dan weer niet uitgenodigd voor het verjaardagsfeestje van het kabinet.

Ongeveer 4% van de bevolking, 680.000 mensen, deelt helemaal niet in de vooruitgang. Voor deze mensen stapelen de problemen zich op. Zij zitten in een leefsituatie die volgens het SCP "slecht" is. Een groep van 30% behoort tot de achterblijvers. Zij zijn boos en dat begrijp ik goed. Ze hebben vaker een huurwoning, zijn fysiek ongezond, hebben een karig pensioen. Ongeveer 35% van de mensen voelt zich onzeker over hun eigen toekomst en die van hun kinderen. Ook is er het gevoel dat de overheid te weinig voor hen doet, zoals de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schrijft in een verkenning over de middenklasse. De PvdA wil juist dat deze mensen zeker kunnen zijn.

Want achter de kille cijfers gaan schrijnende verhalen schuil. Zzp'er Patricia is plotseling blind geworden, heeft geen recht op een uitkering of voorzieningen en leeft van giften van de kerk. Zorgmedewerker Marcel zit thuis omdat hij lichamelijk op is. Zijn vrouw kon er niet meer tegen en heeft hem verlaten. Nu kan Marcel de huur niet meer betalen, laat staan de alimentatie voor zijn kinderen. Na een hersenbloeding moet de 80-jarige Truus verhuizen en komt ze in een wijk waar ze de weg niet weet en niemand kent. Daan heeft door gezondheidsproblemen langer over zijn studie gedaan en kan door zijn hogere studieschuld geen hypotheek krijgen. Sonja raakte arbeidsongeschikt, werd vervolgens ontslagen en is inmiddels hersteld, maar kan als 60-jarige geen baan meer krijgen.

Daarom heb ik de indringende vraag aan de minister-president wat zijn kabinet concreet gaat doen om te zorgen dat niemand achterblijft en iedereen meeprofiteert van de economische groei.

Voorzitter. Zo gaapt er een groot gat tussen de economische groei en de beleving van mensen. Die voelen namelijk dat hun zekerheden worden aangetast. De zekerheid van een vast contract, nu het aantal flexibele contracten in Nederland het snelst van heel Europa groeit. De zekerheid van een betaalbaar huis, nu sociale huurwoningen verdwijnen en beleggers in de grote steden een groot deel van de huizen opkopen. En de zekerheid van goed onderwijs, nu er een steeds groter lerarentekort ontstaat. Kortom, economische groei maakt niet gelukkig; de welvaart moet ook eerlijk verdeeld worden. Anders is het slechts een truc om ons af te leiden van de echte problemen in Nederland.

Om met de Arnhemse filosoof Loesje te spreken: "Jarig. Hoe meer kaarsjes, hoe groter de taart." Zonde van die taart als er maar zo weinig mensen uitgenodigd worden op het verjaardagsfeestje van Rutte II. O, dat was een heel vervelende verspreking; ik bedoel Rutte III. Ik zal het herhalen, zodat er geen misverstand over kan bestaan: zonde van die taart als er maar zo weinig mensen worden uitgenodigd op het verjaardagsfeestje van Rutte III. Als het aan de PvdA ligt, verdienen Michiel, Brigitte, Edith, Patricia, Marcel, Truus, Daan, en Sonja ook een uitnodiging.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Sent. Ik geef het woord aan de heer Engels.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Engels i (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. In 1513 verscheen het baanbrekende boek Il Principe van Machiavelli, secretaris van de republiek Florence. Dit aan zijn vorst Lorenzo de Medici opgedragen boek is een van de belangrijkste werken die ooit over de politiek en de staat zijn geschreven. Voor het eerst werd het overheidsgezag los van de tot dan toe gebruikelijke religieuze moraal geanalyseerd en gelegitimeerd.

In de aan het einde van de middeleeuwen ontstane zoektocht naar een rationele legitimatie van de uitoefening van statelijke soevereiniteit kwam Machiavelli met een handleiding voor de absolute heerser. Een succesvolle vorst moest vooral doortastendheid uitstralen en slagvaardig handelen. Draagvlak en legitimatie moest de vorst ontlenen aan bekwaamheid en resultaten, niet aan deugden.

Machiavelli verrichtte hiermee de aftrap voor de ontwikkeling naar de moderne westerse staat op grondslag van rechtsstaat en democratie. Die ontwikkeling liep kortweg van een absolute staatssoevereiniteit naar een aanvankelijk door rechtsstatelijke principes als grondrechten en machtenscheiding en uiteindelijk door het democratische basisprincipe van de volkssoevereiniteit begrensde staatsmacht.

In die context moet het oorspronkelijke begrip "volkssoevereiniteit" worden opgevat als een constitutioneel gelegitimeerde soevereiniteit. Het zijn de grondwettelijk en op grondslag van vertegenwoordiging geïnstitutionaliseerde organen die bevoegdheden uitoefenen namens, dat wil zeggen in naam van, de natie. Daarmee is het volk in een pluralistische samenleving feitelijk geen homogene gemeenschap en is de "volkswil" een door constitutionele regels geconstrueerde normatieve eenheid. De verkiezingen illustreren dit: kiezers brengen in het geheim hun stem uit over de vraag hoe het land moet worden geleid en de gekozen politici leggen verantwoording af.

Voorzitter. Ik had deze aanloop nodig om iets te kunnen zeggen over de democratie, een voor D66 aangelegen onderwerp. Voor alles hechten wij aan de verbinding van de democratie met de rechtsstaat. Een democratie kan niet zonder rechtsstaat. De rechtsstaat waarborgt de vrijheid van burgers ten opzichte van de staat. Aan de ene kant is er machtsreductie binnen de staat op basis van de trias politica. Daarnaast is er machtsreductie naar buiten in de vorm van bescherming door grondrechten.

De geschiedenis heeft ons geleerd hoe een eendimensionale invulling van het principe van de volkssoevereiniteit kan ontaarden in tirannie en hoe een parlementaire democratie kan worden omvergeworpen door een totalitair regime. Ook in onze tijd en zelfs binnen de EU zien wij voorbeelden van illiberale democratieën.

De relevantie van deze observaties ziet de fractie van D66 in de ontwikkeling van een politieke en maatschappelijke cultuur, waarin de nuance en de tegenspraak op de terugtocht lijken. In toenemende mate zien wij een politieke en maatschappelijke stijl van communiceren waarin men primair uitgaat van zichzelf, vraagstukken worden versimpeld, standpunten zich verharden, imaginaire complottheorieën worden aangedragen en alleen nog wordt getamboereerd op het eigen verhaal. Zelfreflectie vindt steeds minder plaats; liever wijst men op als fout aangemerkte meningen van anderen. Grenzen worden ook uitsluitend aan die ander gesteld.

De paradoxale bedreiging die zich hier voordoet, is dat met een beroep op "het volk" en op daaronder liggende maar onjuiste interpretaties van de volkssoevereiniteit en de natiestaat een cultuur van politieke ontwrichting en maatschappelijke uitsluiting wordt gevestigd. Hier dreigt de vreugde van het groepsgevoel het te winnen van redelijkheid en rechtmatigheid. Tegen het voeden van wantrouwen en zelfs volkswoede tegen migranten en tegen de als politieke elite gepercipieerde verantwoordelijke ambtsdragers is naar het oordeel van mijn fractie maar één effectief antwoord mogelijk: het blijven aangaan van het debat op basis van de waarden van de democratische rechtsstaat.

Voorzitter. Dit alles neemt niet weg dat er in de ogen van mijn fractie in het functioneren van onze parlementaire democratie de nodige knelpunten zijn aan te wijzen. In de kern is sprake van een niet te veronachtzamen legitimatieverlies van politieke instituties en vooral van ambtsdragers. Dit hangt in hoofdzaak samen met de ontwikkeling van de oorspronkelijke kiezersdemocratie naar een partijendemocratie. In de daarmee gegroeide monistische politieke cultuur zijn de wetgevende en uitvoerende macht dermate ineengevloeid dat van een wezenlijke machtenscheiding niet echt meer gesproken kan worden. Die waarneming beïnvloedt het beeld van een "partijdige" wetgever.

Sinds het zogeheten revoltejaar 2002 zijn de problematische kanten van onze vertegenwoordigende democratie pregnanter in beeld gekomen. Het vertrouwen van de burgers in het staatsbestel, de instituties, het politieke proces en vooral in de politici en bestuurders is substantieel verminderd. Het oplossen van dit probleem kan niet worden overgelaten aan nieuwe partijen met radicale oplossingen.

De democratische rechtsstaat is al enkele decennia ook een verzorgingsstaat. Naast de oorspronkelijk vooral ordenende functie van de overheid hebben zich in de vorige eeuw aanvullende staatsfuncties ontwikkeld, waarmee de overheid in dienstverlenende, zorgende en sturende zin maatschappelijk is gaan interveniëren.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Ik luister met belangstelling naar het verhaal van de heer Engels. Ik kan zijn analyse dat er op dit moment echt een probleem is met de democratische legitimiteit en dat die niet kan worden gevuld met de opkomst van nieuwe politieke partijen ook heel erg onderschrijven. We moeten een andere manier vinden om de verbinding te leggen met burgers, zodat zij zich vertegenwoordigd weten. Nou weten we allemaal wat er de afgelopen periode gebeurd is. Het raadgevend referendum is ten grave gedragen. Kan de heer Engels schetsen op welke wijze de D66-fractie die kloof denkt te kunnen dichten, om burgers toch het gevoel te geven dat ze meedoen en dat wat besloten wordt, is gebaseerd op de meningen van de kiezers, van het volk?

De heer Engels (D66):

Ik ben nog steeds met de aanloop bezig. Ik kom ergens uit waar u naar vraagt. Of dat naar bevrediging is, weet ik natuurlijk niet.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Prima. Ik dacht dat hier even een knipje zou kunnen zijn, omdat u naar het onderwerp de verzorgingsstaat gaat.

De heer Engels (D66):

Ik heb een hele lange aanloop genomen, omdat dit de laatste keer is dat ik hier sta. Dus ik neem die vrijheid, overigens met instemming van de fractie.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Oké. Ik wacht het nog even af.

De heer Engels (D66):

Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn er echter problemen ontstaan in de houdbaarheid van de verzorgingsstaat, vooral als gevolg van een bij tijden stagnerende economische groei. Dat is vooral problematisch omdat de verzorgingsstaat heel lang feitelijk een legitimerende rol heeft vervuld in plaats van de democratie en de rechtsstaat, tenminste zolang er aan de zorgen en behoeften van mensen tegemoet kon worden gekomen. Er zijn wel pogingen ondernomen om de problemen van de betaalbaarheid en de bestuurbaarheid op te lossen, maar bezuinigingen, privatiseringen, de verzelfstandiging van overheidsdiensten, dereguleringspogingen en decentralisaties hadden te lijden onder een gebrekkig politiek primaat en een slechte onderlinge afstemming van de verschillende operaties. De overheid is als gevolg daarvan nog steeds overbelast en overvraagd. Er is te weinig evenwicht in de pretenties en de resultaten van de overheid.

Intussen lijkt er — zoals Paul Schnabel het gevoel van Nederland formuleert in zijn recent uitgebrachte boek Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht — in zowel maatschappelijk als politiek opzicht toch een fundamentele tegenstelling te zijn ontstaan. Die spanning doet zich voor tussen hen die de toekomst vooral zoeken in het behoud voor de huidige generaties van de welvaarts- en welzijnspretenties van de verzorgingsstaat, en zij die met het oog op de toekomstige generaties vooral koersen op de overgang naar een duurzame economie en een verdergaande Europese integratie.

Mijn fractie ziet hier een verband met de binnen de WRR ontwikkelde observatie dat wij leven in een zeer diverse samenleving, zonder richting en zonder dominante leiding. Met het wegvallen van collectieve idealen en organisaties zijn mensen houvast gaan zoeken bij primaire identiteiten zoals nationaliteit, etniciteit, gender en religie. Het politieke en maatschappelijke debat gaat niet meer alleen over de verdeling van de welvaart, maar ook over de vraag naar de individuele identiteit, dat wil zeggen de behoefte van mensen aan maatschappelijke erkenning. Dat is in de ogen van mijn fractie precies de reden waarom op instigatie van de nieuwe politieke partijen steeds meer mensen geloven dat politieke besluiten niet democratisch zijn als ze niet tegemoetkomen aan de door primaire reflexen ingegeven opiniepeiling van de dag. Daarmee lijkt de redelijkheid uit het politieke en maatschappelijke debat te verdwijnen.

Voorzitter. Binnen de D66-fractie leeft de zorg of onze democratische rechtsstaat zonder een revitalisering tegen deze ontwikkeling bestand zal zijn. Het feit bijvoorbeeld dat er geen directe relatie bestaat tussen de uitslag van de Kamerverkiezing en de te vormen regering, vormt een zwakke plek in onze parlementaire democratie. Het feit bijvoorbeeld dat de onrechtmatigheid van formele wetgeving niet rechterlijk aan de Grondwet kan worden getoetst, is een verzwakking van de rechtsstatelijke bescherming van de democratie.

Voor een herstel van vertrouwen in de vertegenwoordigende democratie moet wat ons betreft nu snel en serieus werk worden gemaakt van een modernisering van de bestaande politieke structuur en cultuur. Anders dreigt verdergaande politieke instabiliteit en toenemend verlies van maatschappelijk vertrouwen in de representatieve instellingen.

Dat betekent inzetten op institutionele hervormingen en burgers op onderdelen meer rechtstreekse zeggenschap geven, zonder daarbij door te slaan in het opgeven van rechtsstatelijke principes en de inrichting van een eendimensionale directe democratie.

De heer Schalk i (SGP):

Ik wilde voorkomen dat ik de aanloop van het betoog zou doorbreken. Maar ik bleef in het interessante betoog even haken bij het jaartal 2002, dat de heer Engels als een soort kantelpunt markeerde. Dat was in de periode nadat D66 mede in de regering had gezeten. Vanmiddag bij de herdenking van de heer Wim Kok, die inderdaad met ere herdacht is, werd er even op gehint dat er toen heel veel ongenoegen was. Ik ga dat dus niet alleen maar op D66 leggen, maar het was wel een feit dat die ook in de regering zat. Mijn vraag is: wat heeft D66 geleerd van die periode, waardoor voorkomen wordt dat in de komende periode, waarin D66 ook weer van de partij is, die individualiseringsslag nog zwaarder zal worden? Zo interpreteer ik eigenlijk die periode.

De heer Engels (D66):

Ah, ja, ik was al aan het zoeken naar wat voor vraag u mij eigenlijk wilde stellen. In de laatste zin komt het woord "individualisme" voor. Ook de koppeling aan D66 was mij wat duister, want ik duid op een veel meer algemeen verschijnsel dat sinds 2002 de onvrede over de staat van onze representatieve democratie op een bepaalde manier in een stroomversnelling is geraakt. Volgens mij zijn daar veel meer factoren voor aan te wijzen dan ontwikkelingen binnen mijn eigen partij, die ik overigens ook niet allemaal volop in beeld heb. Zelf heb ik op geen enkele wijze de relatie willen leggen met een van de belangrijke "i's" die ooit door het Sociaal en Cultureel Planbureau zijn gesignaleerd, namelijk de individualisering. Wat mij betreft is dit niet een van de relevante factoren, althans niet in mijn betoog, die daarbij een rol hebben gespeeld. Ik begrijp wel dat u, vanuit uw optiek, een bijzondere belangstelling hebt voor individualisering.

De heer Schalk (SGP):

Dat klopt, mevrouw de voorzitter, daar heeft de heer Engels gelijk in. Ik heb heel sterk de indruk dat juist de individualisering — allemaal zelfontplooiing en dergelijke: er zitten hele mooie elementen in — ons wel erg uit elkaar heeft gedreven. Ik was gewoon benieuwd naar de reflectie van de heer Engels op de vraag of dat een onderdeel is geweest van de periode daarvoor, de zogenaamde paarse periode, en of wij dat nu kunnen voorkomen.

De heer Engels (D66):

Ik begrijp de vraag. Mijn betoog staat niet precies in die sleutel van de individualisering als exponent van de paarse periode, zo vat ik uw betoog maar even samen. Dat is eigenlijk wat ik niet beoog. Wat er achter uw vraag zit — en dat is geen uitvlucht — komt straks nog even aan de orde. Dit is nog steeds een aanloop.

De heer Schalk (SGP):

Ik voeg me graag bij mevrouw Strik, wachtend op een antwoord.

De heer Engels (D66):

Zeker, een hele interessante combinatie wat mij betreft.

Het eerstvolgende ijkmoment is het binnenkort verschijnende eindrapport van de staatscommissie-Remkes. De minister van BZK heeft in het debat over de intrekking van de Wet raadgevend referendum toegezegd serieus en met een positieve instelling aandacht aan het rapport te besteden. Dat wil in de ogen van mijn fractie zeggen: door met vervolgvoorstellen te komen. Wat ik nu aan de minister-president wil vragen is of hij in zijn reactie wil reflecteren op de stand van de democratie en de urgentie van de door mijn fractie bepleite noodzaak van een democratische agenda voor hervorming. Wij zien de modernisering van de vertegenwoordigende parlementaire democratie als een gezamenlijke verantwoordelijkheid en een gezamenlijke opdracht voor de centrale constitutionele instellingen. Bent u bereid uw staatkundige gewicht in de schaal te leggen, zodat het kabinet onder regie van de minister van BZK op basis van het komende rapport van de staatscommissie parlementair stelsel met een samenhangende agenda voor staatkundige hervormingen komt? Zo vraag ik de minister-president.

Voorzitter. Een complicatie bij dit alles is de onderschatte rol van de Grondwet, als hindermacht voor staatkundige hervormingen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik aarzel een beetje, omdat ik niet weet of ik nu op het juiste moment de vraag stel.

De heer Engels (D66):

Nee, per definitie is dat nooit het geval bij mij.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Laten we even luisteren naar de vraag. De heer Engels heeft een vraag gesteld aan het kabinet over de democratiseringsagenda. Daarom denk ik dat ik nu wel weer een vraag aan de heer Engels mag stellen hierover. De heer Engels noemde een aantal kwesties die wat hem betreft op de agenda van zo'n democratiseringsplan zouden moeten staan. Een van die dingen is constitutionele toetsing en institutionele hervormingen. Ik begreep ook dat de heer Engels het had over geen eendimensionale vormen van directe democratie. Misschien kan hij dat uitleggen, want ik begreep dat zijn partij nog steeds voorstander is van een collectief bindend referendum.

Maar laten we die constitutionele toetsing nemen. In hoeverre is het onderwerp geweest van de coalitieonderhandelingen om dat daadwerkelijk in het akkoord te krijgen? In hoeverre gaat de heer Engels proberen binnen dit kabinet draagvlak te krijgen om dat ook gerealiseerd te krijgen?

De heer Engels (D66):

U streelt nu wel bijzonder mijn ijdelheid, door ervan uit te gaan dat ik enig zicht zou hebben op hoe de onderhandelingen zijn verlopen die ten grondslag liggen aan de vorming van dit kabinet. Ik wou dat het waar was, maar het is niet zo. Ik wil niet zeggen dat het er allemaal heel anders had uitgezien, maar het is niet waar. Ik weet dus niet of dit onderwerp op deze manier is besproken.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Even daarop voortbordurend: D66 heeft afstand gedaan van het raadgevend referendum. In de publiciteit daarover, en ook hier in de debatten, zegt D66: wij zijn voor andere vormen van democratie. Ik kan me zo voorstellen dat u als fractie dan ook daadwerkelijk gaat proberen om, als u het één moeten inleveren, daar iets anders voor terug te krijgen. Daarom wil ik graag weten in hoeverre het nog deze kabinetsperiode zal gaan lukken om die democratiseringsagenda van de grond te krijgen.

De heer Engels (D66):

Dat is precies de vraag die ik nu ook heb gesteld aan het kabinet. Dat is de positie waarin mijn fractie in deze Kamer zich nu beweegt. Dat is ook een voortzetting van het debat dat wij eerder hebben gehad over de intrekking van die wet. Ik vraag dus aandacht voor het rapport van de staatscommissie, omdat dat een belangrijk ijkmoment wordt, zoals ik al zei. Ik weet nog niet precies wat er in dat rapport komt te staan, maar er zijn wel signalen dat er substantiële voorstellen zullen worden gedaan ter verbetering van het stelsel, waaronder begrepen vormen van directe democratie. Ik heb niet gezegd dat ik niet voor eendimensionale vormen van directie democratie zou zijn. Ik heb gezegd dat wij als fractie niet opteren voor een eendimensionale directe democratie als begin- en eindvorm. Dat is heel wat anders. Wij zien directie democratie als een wenselijke en noodzakelijke aanvulling op het bestaande representatieve stelsel. Maar daar kom ik nog op. Daar zijn heel veel modaliteiten voor.

Wat ik nu vandaag eigenlijk niet wil doen, is een bekende riedel opnoemen om te propageren hoe mijn eigen partij allerlei voorstellen aan het ontwikkelen is om vorm en inhoud te geven aan allerlei modaliteiten van directe democratie. Wat ik wel wil doen, is ingaan op de verwachting die ik heb van het rapport van de staatscommissie op een aantal wezenlijke punten. Ik heb er twee genoemd: de kabinetsformatie en de constitutionele toetsing. Ik ga zo nog een element noemen. Ik vind in ieder geval dat die punten moeten worden meegenomen in de kabinetsreactie die de regering gaat opstellen. Ik heb het niet alleen over de kabinetsreactie; er zullen ook vervolgvoorstellen moeten komen op dat punt. Dat heb ik in het debat over het raadgevend referendum benadrukt en dat benadruk ik nu weer, juist omdat mijn fractie dat buitengewoon wenselijk vindt.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter, tot slot.

De voorzitter:

Ja, tot slot, mevrouw Strik.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik stel deze vraag ook omdat wij nu de situatie hebben dat we die ene vorm van directe democratie kwijt zijn, terwijl er nog niets voor in de plaats is gekomen. Dat was voor ons een belangrijke reden om te zeggen: wij willen dit instrument nu niet opgeven; dat gaat te snel. Daarom vraag ik naar de kansen die u ziet dat er daadwerkelijk een vervolg komt met alternatieven waar D66 ook gelukkig van wordt.

De heer Engels (D66):

Dat laatste is natuurlijk inderdaad heel belangrijk, namelijk dat dat geluksgevoel gaat terugkomen bij mijn partij, voor zover dat al verdwenen zou zijn. Het is heel moeilijk om de vraag te beantwoorden hoe ik de kansen zie. Wat ik op dit moment alleen kan doen namens mijn fractie, is bij het kabinet benadrukken hoe wezenlijk dit punt voor mijn fractie is. Ik kijk dan ook naar mijn eigen bewindslieden. Het zal voor ons heel aangelegen zijn dat het kabinet op dit punt een inhaalslag maakt, terwijl er in het regeerakkoord over dit soort kwesties niets is afgesproken. Dat is precies de reden waarom ik er ook niet bij zat. Ik wil hierover niet al te gekscherend doen. Daarom heb ik ook een lange aanloop genomen en heb ik dit punt heel uitvoerig behandeld, om aan te geven hoe wezenlijk dit is voor mijn fractie in deze Kamer. Dan is het niet zinnig, alleen al niet vanwege politieke strategie, om afspraken te maken over de exacte modaliteiten waarover het moet gaan, het tijdspad dat daarbij betrokken moet worden en de vraag hoe groot wij de kans achten dat dit gebeurt. Wij gaan ervan uit dat het kabinet dit dermate serieus neemt dat ik ervan mag uitgaan dat er meer zal komen dan de reactie die wij gezien hebben van een eerder kabinet of een eerder rapport van een staatscommissie. Dat was namelijk samengevat: wij herkennen ons niet in de problemen. Dan denk ik dat wij wel een probleem gaan krijgen. Maar ik wacht het antwoord van de regering af.

De heer Kox i (SP):

Collega Engels vond dat het tijd werd voor zelfreflectie, ook omdat dit zijn laatste algemene beschouwingen hier wellicht zijn. Dat is mooi.

De heer Engels (D66):

Dat is helemaal niet aardig, maar oké.

De heer Kox (SP):

Het is mooi dat op zo'n moment een politicus boven zichzelf uitstijgt en op zichzelf reflecteert.

De heer Engels (D66):

Dat is wel mooi.

De heer Kox (SP):

In dat kader de vraag, terugblikkend, of het wel erg verstandig was aan de overkant om na de tweede lezing van de wet over het correctief referendum, onder andere ingediend door uw partij, die daar van tafel te vegen. Zou het niet veel verstandiger zijn geweest aan de overkant om deze wet niet weg te gooien, omdat de kans nou al groot is dat de staatscommissie met het voorstel komt om een correctief referendum te doen? Want nu gaat het ons toch weer een jaar of acht kosten.

De heer Engels (D66):

Dat is hetzelfde type vraag als ik eerder van mevrouw Strik en mogelijk ook van anderen kreeg. Er wordt niet begrepen dat D66 niet elke keer als het woord "referendum" valt, neerzijgt op haar knieën en dat aanbidt en omhelst. Het punt is dat we als we het over "het" referendum hebben veel preciezer moeten definiëren over wat voor referendum we het hebben. In het geval waar mevrouw Strik naar verwees, ging het over de Wet raadgevend referendum. Ik ben heel uitvoerig geweest in deze Kamer over wat we daarvan vinden, dat wij dat niet de ideale vorm vinden en welke vorm we wel ideaal vinden. Datzelfde geldt voor uw vraag. Het voorstel waarnaar u verwijst, dat voorlag in de Tweede Kamer, was een voorstel dat op een manier was ingekleed die niet voldeed aan hoe wij vonden dat een bindend correctief referendum eruit moet zien. Dat is ook de reden. Als u goed luistert hoe ik deze problematiek steeds aankaart, hoort u dat ik vind dat het kabinet, als het met vervolgvoorstellen komt, met goede voorstellen moet komen in de zin dat ze samenhangend moeten zijn, dat ze systeemconform moeten zijn en dat ze op een goede manier in de Grondwet moeten passen. Wij gaan niet de reflex hanteren: elk referendum is fijn voor D66, dus we zijn ervoor. Dat kan niet.

De heer Kox (SP):

Ik had het hier over een wetsvoorstel dat door uw partij was voorgedragen, samen met wat andere partijen, en dat ook door uw partij, door de partij van de heer Engels, in deze Kamer is gesteund in eerste lezing. Dan mag je verwachten dat een partij redelijk bediend is. Ze heeft het zelf bedacht en ze heeft het mede door deze Kamer gehaald. Dan komt het in de Tweede Kamer en wat doet dan de partij van collega Engels? Die zegt: nee, we gaan er toch maar niet mee verder. En nu hoor ik dat u het eigenlijk een slecht voorstel vond. Dan zou het toch fijner zijn geweest als wij toen wij de eerste lezing deden van collega Engels hadden gehoord "er ligt hier wel een voorstel voor van ons, maar het is nogal een erg fout voorstel"? Dat is toch vreemd?

De heer Engels (D66):

Ja, dat begrijp ik wel. Ik neem aan de situatie die u beschrijft, dat er in de Tweede Kamer een fractie van partij A x doet en die van dezelfde partij A in een andere Kamer y, bij u niet of hoogst zelden zal voorkomen. Maar de realiteit is deze. Mijn broeders en zusters aan de overzijde hebben deze beslissing genomen, met als gevolg dat het voorstel hier nooit is gekomen. Dan kunt u wel aan mij vragen of ik daar wat van vind. Nou, dat is een verantwoordelijkheid van de Tweede Kamerfractie op dat moment en daar ga ik verder geen oordeel over geven.

De voorzitter:

Meneer Kox, tot slot op dit punt.

De heer Kox (SP):

Ja, tot slot. Het is maar dat de Kamer probeert te begrijpen wat de fractie van D66 in deze Kamer nu eigenlijk wil. Ik constateer dat er een wetsvoorstel is van de partij van meneer Engels. Dat komt in de Tweede Kamer: steun. Dat komt in de Eerste Kamer en wordt hier verdedigd door D66 politici, en krijgt hier steun. Dan gaat het naar de Tweede Kamer terug en dan zegt de partij van collega Engels: nee, nu zijn we er niet meer voor. En nu zegt hij: ik verwacht wel van de minister-president en de minister van Binnenlandse Zaken dat ze serieus gaan reageren op een voorstel van de staatscommissie. Een van die voorstellen zal waarschijnlijk zijn — dat hebben we gehoord van meneer Remkes — een correctief referendum. Dan zijn we toch niet helemaal verstandig bezig? Dan mag ik als u reflecteert toch best zeggen dat dat niet zo heel slim was?

De heer Engels (D66):

Dat mag u wel vragen, maar mijn reflectie gaat niet zo ver om tot die conclusie te komen. Ik wacht af wat precies de modaliteit is waar de staatscommissie mee gaat komen en dan gaan wij kijken of dat de goede is, uiteindelijk hier als het komt.

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Collega Engels legt veel interessants op tafel. Dank daarvoor. Dat waardeer ik, ook voor het debat. U voert nu weer een pleidooi voor democratisering en een soort programma daarvoor. Mijn vraag is wat ons dat gaat helpen als we dat afzetten tegen de analyse die u zelf geeft over de ontwikkeling van ons politieke bestel, waarbij u ook aangeeft dat dat lijdt aan een gebrek aan besef van richting. Dat noemde u zelf. Gaat dit ons nu helpen bij het herstel van redelijkheid? Dat woord hebt u een aantal keer laten vallen, herstel van redelijkheid in ons politieke bestel. Gaat dit ons nou helpen om een inhoudelijke richting te vinden? Hoe ziet u dat?

De voorzitter:

Ik wil eerst even inbreken. Ik vind het allemaal heel interessant, maar ik denk wel dat we het moeten laten bij de beantwoording die u gaat geven. Want we gaan heel ver richting het rapport van de staatscommissie, dat er nog niet is. Dat debat komt nog.

De heer Engels (D66):

Ik had willen antwoorden — misschien kom ik daarmee niet tegemoet aan mijn goede collega Kuiper en u — dat ik denk dat ik de reden die hierachter zit net redelijk goed heb geschetst, namelijk dat het antwoord op het legitimatieverlies dat wij zien en dat aan het toenemen is en de radicalisering die wij zien een revitalisering moet zijn van het bestaande systeem. Daar geloven wij in. Wij denken dat het hoog tijd is om niet de status quo daarin te handhaven, want dan gaat deze ontwikkeling sterker worden. Dat is de reden en dat heb ik al een aantal keren op verschillende manieren gezegd.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Nog één zin, voorzitter.

De voorzitter:

Eén zin, meneer Kuiper.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Dat lijkt me relevant voor het debat, want dat zet zich wel voort. Volgens mij wilt u iets beantwoorden dat te maken heeft met de cultuur in onze samenleving en dat benoemt u zelf ook. Uw oplossing zit veel meer in de instrumentaliteit. Dat is mijn opmerking.

De heer Engels (D66):

Daar heeft u gelijk in, maar dan moet u er wel bij bedenken dat wat mij betreft structuur en cultuur altijd samenhangen. Structuurveranderingen die geen cultuurverandering bewerkstelligen zijn zinloos, maar cultuurveranderingen organiseren zonder structuurverandering gaat ook niet lukken. Dat is ook onze overtuiging.

Voorzitter. Ik kom op een volgende complicatie over de Grondwet. Wij denken dat de huidige Grondwet zoals die gehanteerd wordt in het politieke debat afbreuk doet aan de betekenis van de Grondwet. De bestaande herzieningsprocedure van de Grondwet biedt een minderheid van een derde een uitgelezen mogelijkheid om in tweede lezing een voor institutionele hervormingen noodzakelijke aanpassing van de Grondwet in het riet te werken en daarmee de status quo te handhaven. Dat is in deze Kamer genoegzaam gebleken, denk ik.

Ernstig daarnaast is de vaststelling dat de aan het systeem van twee lezingen ten grondslag liggende notie van een electoraal oordeel over voorliggende wijzigingsvoorstellen in de praktijk een fictie blijkt. Mijn fractie meent om die reden dat het naast de inhoudelijke voorstellen van de staatscommissie noodzakelijk is te reflecteren op de bestaande herzieningsprocedure van de Grondwet. Dat is de reden dat ik in het verlengde van de eerder genoemde toezegging van de minister van BZK ook nu aan de minister-president vraag om ervoor te zorgen dat in dat verband ook een voorstel zal worden ontwikkeld voor een minder rigide en meer democratische herzieningsprocedure voor de Grondwet.

Voorzitter. Ik kom dan nu te spreken over de staat van het kabinet. Nu pas. De begroting bevat veel mooi nieuws, hebben we gehoord, en het ontbreekt het kabinet niet aan ambitie, maar mijn fractie sluit de ogen niet voor het feit dat er in het eerste jaar nog niet veel aansprekende resultaten zijn geboekt. Het is daarnaast niet goed te achterhalen welke visie er achter die voorstellen zit. Mijn fractie is vooral op zoek naar een samenhangend verhaal over de kwaliteit van de publieke sector. Wij zien en begrijpen de zorgen die daarover in toenemende mate worden geuit. Wij kunnen immers onze ogen niet sluiten voor de toenemende scheidslijnen in onze samenleving: tussen arm en rijk, tussen lager en hoger opgeleiden, tussen allochtonen en autochtonen en tussen generaties.

Het antwoord op deze toegenomen versplintering in de samenleving is niet een verschraling van de publieke sector en zal in ieder geval moeten worden gevonden in een grotere inzet op het bevorderen van kansengelijkheid. In dat perspectief zijn de investeringen in het onderwijs zo cruciaal. Een hoger opleidingsniveau verhoogt het vertrouwen in de toekomst en vermindert de angst voor globalisering en technologisering. Ons onderwijs komt er in de internationale ranglijsten nog steeds goed vanaf, maar we verliezen wel terrein in vergelijking met sommige Aziatische landen en zelfs Europese landen zoals Finland en Estland. Mijn fractie blijft om die reden onverminderd pleiten voor nog meer aandacht voor de kwaliteit van onderwijs en onderzoek.

Investeringen in de collectieve sector en ook in het onderwijs richten zich voorshands echter vooral op inhaalslagen in de salarissen. Mijn fractie heeft behoefte aan meer inhoudelijke initiatieven. Het moet voor jonge mensen aantrekkelijker worden om de publieke zaak te dienen. Niet alleen qua financiële beloning, maar vooral ook wat betreft de aansprekendheid van het werk. Daarvoor zijn inhoudelijke impulsen nodig en ik vraag de minister-president of hij daarmee aan de slag wil gaan.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Nog eventjes terug naar de kansengelijkheid in het onderwijs. Ik ben het van harte met de heer Engels eens dat dat een belangrijk onderwerp is. Tegelijkertijd zien we dat op basisscholen leerlingen van arme ouders een lager advies krijgen, ten onrechte. We zien dat het succes op de middelbare school afhankelijk is van extra bijlessen en daarmee de dikte van de portemonnee van je ouders. Ik zou heel graag van de heer Engels willen weten welke concrete maatregelen hij zou willen voorstellen om die kansenongelijkheid in het onderwijs tegen te gaan.

De heer Engels (D66):

Twee opmerkingen. Nee, die ene opmerking laat ik zitten. Ik ga hier geen concrete voorstellen doen. Ik adresseer het probleem. U heeft in uw betoog allerlei mensen opgevoerd, met name mensen die met bepaalde problemen kampen. Ik heb zelf twee dochters die in het basisonderwijs werkzaam zijn. Dus ik heb op dit onderdeel een bovengemiddeld inzicht in wat er aan problemen speelt; niet uit eigen kennis, maar daardoor. Wat ik hier wil doen, is het probleem adresseren en vragen aan het kabinet om vast te houden aan het bestaande beleid van een kwaliteitsimpuls, maar om dat niet alleen te doen in de vorm van het optrekken van salarissen. Er zijn veel bredere problemen. U hebt ze zelf genoemd. U noemt ze nu weer. Ik zie ze ook. Ik vraag het kabinet of dat meer aandacht kan krijgen, omdat dat namelijk wezenlijk is voor het verhogen van kansengelijkheid.

Mevrouw Sent (PvdA):

Dan kijk ik met u reikhalzend uit naar het antwoord van het kabinet hierop.

De heer Engels (D66):

Laten we dat doen.

Voorzitter. Ik kom nu op rechtsbedeling. In het laatste debat over de staat van de rechtsstaat is vrij algemeen vastgesteld dat onze rechtsketen piept en kraakt in al zijn voegen. In de afgelopen jaren is er op het bord van de zittende en staande magistratuur bezuiniging op tegenvaller gestapeld. Voor mijn fractie is het wezenlijk dat kostenreductie in de gehele keten niet langer ten koste mag gaan van de rechtsbedeling, ook niet na 2019.

Mijn fractie wil hier vandaag nog eens het belang van een adequate sociale advocatuur onderstrepen. Het regeerakkoord spreekt wel over zowel een verbetering van de financiële positie van de sociale advocatuur als van de rechtsbijstand, maar de inkomensontwikkeling binnen de sociale advocatuur zien wij niet terug in de puntwolken van de inkomensplaatjes. Nog steeds staat de dienstverlening aan burgers die de rechtsbijstand niet zelf kunnen betalen, zwaar onder druk. Daarmee staat ook de toegankelijkheid tot de rechtsbedeling op de tocht. Dat proces wordt nog versterkt door een verhoging van de griffierechten.

Op onze in het voorjaar gestelde vragen over de financieringssystematiek van de rechtspraak gaf de minister voor Rechtsbescherming aan dat daarnaar zou worden gekeken. De minister heeft ook een visie op de toekomst van de advocatuur aan onze woordvoerder toegezegd. Daar hebben wij nog weinig van gezien. De D66-fractie ziet in de kabinetsplannen onvoldoende terug dat deze urgente problemen adequaat worden geadresseerd. Graag hoor ik op dit punt nader van de premier en vraag hem dan ook te reflecteren op de naamgeving van de portefeuille van de minister voor Rechtsbescherming.

Een tweede kwestie betreft de toekomst van de arbeidsmarkt en ons pensioenstelsel. Op de arbeidsmarkt bestaat een onverminderde behoefte aan een herijking van de relatie tussen vast en flex, met het fiasco van de Wet DBA nog vers in het geheugen. Ons pensioenstelsel oogt van buiten weliswaar als het beste ter wereld, maar biedt voor veel deelnemers niet meer het gewenste houvast. Vasthouden aan een pensioenstelsel dat ooit voldeed, maar vanwege onder meer demografische ontwikkelingen en veranderingen in de arbeidsmarkt in de bestaande vorm niet langer houdbaar is, is in de ogen van mijn fractie niet langer verantwoord. Mijn fractie ziet dan ook met grote belangstelling uit naar hetgeen het kabinet ons op deze twee punten zal voorschotelen. Ik vraag de minister-president ons nu de actuele stand van zaken te melden.

Het tot stand brengen van een klimaatakkoord is de grootste opgave van dit kabinet. Mijn fractie heeft wel de indruk dat het aan de klimaattafels knelt en schuurt en dat er slechts met horten en stoten voortgang wordt geboekt. Is het geen tijd dat de betrokken bewindslieden aan de verschillende tafels actiever gaan sturen, zo vraag ik de premier. Waar en hoe wil het kabinet gaan normeren, beprijzen en subsidiëren? Welke maatregelen sluit het kabinet op voorhand uit? Hoe gaan wij bewerkstelligen dat het bedrijfsleven en de burgers mee gaan doen? Mijn fractie is van mening dat er in de komende weken onderhandelingsresultaten moeten worden geboekt, zodat er nog dit jaar een ambitieus en concreet klimaatakkoord ligt. Wij denken bijvoorbeeld aan de introductie van een CO2-prijs voor de industrie, een omschakeling in de landbouwsector voor een gezonde voedselproductie met behoud van voldoende ondernemersperspectief en een vast te stellen bandbreedte voor de ontwikkeling van de energielasten. Mijn fractie realiseert zich dat het een lastige boodschap is om bedrijven, instellingen en burgers hierin mee te krijgen, temeer omdat hier een kostenplaatje aan verbonden is. Maar het perspectief op een beter klimaat en een eerlijke verdeling van de lasten kan hier goede diensten bewijzen. Dat vraagt een helder en eenduidig commitment van het kabinet. Ik vraag de minister-president of hij ons op dit punt gerust kan stellen.

De heer Koffeman i (PvdD):

Ik luister met belangstelling naar het betoog van collega Engels. Ik hoor hem zeggen — waarvoor grote waardering van mijn kant — dat de veehouderij bij het klimaatbeleid betrokken zou moeten worden. Althans, als ik hem goed begrepen heb. Begrijp ik daaruit dat ik in de fractie van D66 een bondgenoot zou kunnen vinden om de beprijzing van dierlijke producten in het kader van het klimaatbeleid vorm te geven?

De heer Engels (D66):

Daar ga ik u een politiek antwoord op geven en u weet ook best waarom. Dan begin ik altijd over de volgtijdelijkheid. Dit is de Eerste Kamer. Eerst is het kabinet aan zet. Dan komt de Tweede Kamer. Wat ik hier bij de algemene beschouwingen namens mijn fractie kan doen, is voorzetten geven, accenten leggen, benadrukken dat de urgentie hoog is. Het element dat u noemt — maar er zijn er meerdere — zal bij ons in de fractie met heel veel belangstelling worden ontvangen, maar het gaat er natuurlijk om hoe dat klimaatakkoord er uiteindelijk uitziet. Dan gaan wij ook beoordelen welke van de elementen wij belangrijk vinden en welke elementen wij lastig vinden en dan moeten wij een afweging maken of dat voldoende is of niet. U kunt nu niet van mij vragen of ik al met bepaalde concrete maatregelen wel of niet mee wil gaan. Dat kan ik ook sowieso niet, omdat ik niet de meest ingevoerde ben in deze materie. De berichtgeving over de stand van zaken is zorgelijk. We moeten nu eerst proberen voor elkaar te krijgen dat het kabinet haast gaat maken — dat is één — want als we dat niet doen, dan komen we aan de vragen die u wil stellen, helemaal niet toe. En dat zou ik wel betreuren. Ik denk dat we elkaar daar in ieder geval in kunnen vinden.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat is fijn. Ik zou mijn vraag ietsje aan willen scherpen. Het is niet erg om niet alles te weten van alle problemen die spelen aan de klimaattafels, maar dit is de olifant in de Kamer. Bij de klimaattafels wordt het grootste probleem, namelijk de uitstoot door de veehouderij, stelselmatig doodgezwegen. Mijn vraag is: vindt u, vindt uw fractie dat daar iets aan zou moeten gebeuren, even los van welke concrete maatregelen u wel of niet wil steunen en of dat in de Tweede of Eerste Kamer thuishoort?

De heer Engels (D66):

U weet kennelijk stellig dat dat zo is. Ik ben niet bij die klimaattafels. Ik heb daar ook geen rapportage van dag tot dag over. Dus of dat wordt doodgezwegen of niet, weet ik eenvoudigweg niet. Als dat wel zo zou zijn, zou dat natuurlijk wel een handicap zijn. Het enige wat ik vandaag wil, is een commitment van het kabinet om niet langer te blijven steken in dat horten, stoten, schuren en om elkaar heen draaien. Wij willen resultaten zien. Dan moeten we dat resultaat gaan beoordelen. Dan zou kunnen blijken dat uw veronderstelling terug te vinden is in het klimaatakkoord. Maar ik weet niet of er iets wordt doodgezwegen. Ik kan u daar dus ook geen antwoord op geven.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Koffeman.

De heer Koffeman (PvdD):

Dat begrijp ik. Het gaat mij om het volgende. Op het moment dat het niet terugkomt in de klimaatmaatregelen en het wel, objectief gezien, een van de grote oorzaken van het klimaatprobleem is, mag ik er dan van uitgaan dat D66 daar niet mee akkoord zou gaan?

De heer Engels (D66):

Dan mag u ervan uitgaan dat de D66-fractie daar heel nadrukkelijk naar zal kijken, zeker na uw aansporing. Maar ik kan hier nu niet, in abstracto, voor mijn fractie al bepalen wat wij gaan doen. Tenminste, niet in dit geval.

De voorzitter:

Mevrouw Sent, en ik hoop dat het beetje beknopt kan, want ik kijk wel naar de klok. We lopen behoorlijk uit.

Mevrouw Sent (PvdA):

Met instemming hoor ik de heer Engels aandacht vragen voor een aantal grote uitdagingen: financierbaar houden van het pensioenstelsel, scheefgroei op de arbeidsmarkt, het behalen van de klimaatdoelstellingen en dat ook nog eens een keer op een eerlijke wijze financieren. Begrijp ik nou goed dat hij met mij van mening is dat het kabinet meer daadkracht moet tonen op deze terreinen?

De heer Engels (D66):

Over niet al te veel minuten zult u dat van mij begrijpen.

Ik ga nu over op het blokje, want zo heet dat tegenwoordig, gaswinning. Dat is voor mijn fractie ook een belangrijke kwestie. Het is bemoedigend — laat ik met positieve berichten beginnen — dat het kabinet de gaswinning gefaseerd wil terugbrengen tot nul. Wij gaan er van uit dat die belofte staat. Het is ook mooi dat met het Nationaal Programma voor een toekomstperspectief voor Groningen een begin lijkt te zijn gemaakt met herstel en versterking van de regionale sociaaleconomische infrastructuur. Ook hier vraag ik de premier te bevestigen dat dit project financieel een vervolg krijgt en dat het dus niet blijft bij de 1,25 miljard.

Voorzitter. Helaas moeten wij ook vaststellen, na diepgaand empirisch onderzoek, dat zich bij de uitvoering van de versterkingsoperatie en de schadevergoeding nog steeds ernstige haperingen voordoen. Haperingen in tempo en haperingen in het bieden van duidelijkheid en zekerheid voor de getroffen inwoners. De minister van EZK heeft recentelijk in het debat over de Wet minimalisering gaswinning toegezegd dat er vóór 1 december een versterkingsplan ligt. Ook heeft hij toegezegd dat de achterstanden in het schadeherstel binnen een jaar zijn ingelopen. Graag hoor ik van de premier dat hij hierop gaat toezien.

Vooral maakt mijn fractie zich zorgen of het kabinet zich voldoende bewust is van het tot een zorgelijk dieptepunt gedaalde vertrouwen van de regionale inwoners in met name de rijksoverheid. Nog in onvoldoende mate worden de al jarenlang bestaande zorgen en emoties van de betrokken inwoners over hun veiligheid door de regering op een voor hen herkenbare en zichtbare wijze voorop gesteld. Ik vraag de minister-president met nadruk toe te zeggen dat deze meer psychologische context een meer prominente plaats krijgt in dit dossier, zodat een daadwerkelijk begin kan worden gemaakt met het terugwinnen van het sterk afgenomen vertrouwen.

Tot slot, voorzitter, en u kijkt opgelucht. Dat is mij een grote vreugde.

De voorzitter:

U meent iets te zien in mijn gezicht wat er niet is.

De heer Engels (D66):

Dat heb ik heel vaak met dames.

De voorzitter:

Ik zal daar niet op reageren.

De heer Engels (D66):

Dat moet u zeker niet doen, want dan krijgen we nog meer misverstanden. Ik heb vandaag al weer genoeg misverstanden opgeroepen, merk ik.

De fractie van D66 ziet veel goede ambities en ook beleidsvoornemens. Maar wij menen wel dat het na het eerste aanloopjaar tijd is om de geformuleerde agenda daadwerkelijk uit te voeren. Vriendelijker geformuleerd vindt mijn fractie dat het kabinet nog op stoom moet komen. Wij zien tot dusver iets te veel stoere taal en te weinig doorgevoerde plannen en wetgeving, al vinden wij dat in een enkel geval niet zo erg. Mijn fractie is zich er overigens van bewust dat het niet zo eenvoudig is om in Nederland slagvaardig en rationeel besluiten te nemen over ingewikkelde en met uiteenlopende belangen omgeven maatschappelijke vraagstukken. Er is in Nederland sprake van een zekere veranderangst, maar ook van politieke en maatschappelijke hindermachten. Toch kan en mag het kabinet zich naar het oordeel van mijn fractie niet blijven onttrekken aan zijn wezenlijke eigen rol, al streeft het met recht en reden naar breed draagvlak. Maar de uitbesteding van substantiële ambities op terreinen als klimaat, arbeidsmarkt en pensioenstelsel aan de polder kent zijn grenzen. Het politieke primaat ligt uiteindelijk immers bij het kabinet en daarna bij het parlement. Wij roepen het kabinet om die reden op het komend jaar niet alleen daadkracht uit te stralen, maar — in de geest van Machiavelli — vooral ook aansprekende resultaten te laten zien. Want juist dan ontstaat er weer "Vertrouwen in de toekomst".

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Engels. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Voorzitter. "Vertrouwen in de toekomst": dit motto kozen de coalitiepartijen vorig jaar voor hun akkoord. En wie wil dat niet? Het moet gezegd: het akkoord verwoordde grote ambities. Maar woorden, weten we, geven nog geen vertrouwen. Vertrouwen in de toekomst creëren, vergt eensgezindheid en voortvarendheid, zodat hervormingen tijdig worden doorgevoerd. De goede economische uitgangspositie van Nederland biedt daar ook alle kansen toe. We hadden daarom verwacht omstuwd te worden door een hoos aan revolutionaire plannen en wetgeving. Maar tot nu toe is het akelig stil over die hervormingen. Het lijkt wel of het kabinet al genoeg met zichzelf te stellen heeft. De traagheid die het kabinet aan de dag legt laat zich slecht rijmen met de aanvankelijke bravoure, en zeker ook met de hete adem van de provinciale statenverkiezingen.

Ik moet natuurlijk wel het hele verhaal vertellen, ere wie ere toekomt. De afschaffing van het referendum heeft het kabinet heel snel voor elkaar gekregen; als D66 toch moest slikken, dan maar snel. Het boerkaverbod was ook zo beslecht en de Wet Inlichtingen en Veiligheidsdiensten niet te vergeten. Maar ik doel hier op de bereidheid en ambitie om duurzaam te hervormen, Nederland echt op die toekomst voor te bereiden. Ik neem het kabinet daarom graag op de eerste verjaardag mee naar die welomschreven speerpunten die ik in het geboortekaartje heb kunnen lezen, het coalitieakkoord.

Zo benadrukt het akkoord de Nederlandse waarden "die we moeten blijven onderhouden, delen en doorgeven". De vraag is echter op welke waarden het kabinet doelt en waarom. Wat ons betreft staan de kenmerken van de democratische rechtsstaat, onze traditie van tolerantie ten aanzien van andersdenkenden, andersgelovigen en mensen met een andere afkomst, maar ook de internationale oriëntatie voorop, de traditie, tenminste na de Tweede Wereldoorlog, om bescherming te bieden aan mensen die hun eigen land moeten ontvluchten. En nog recenter in de geschiedenis uitten deze waarden zich ook in een sterke verzorgingsstaat, waarin we omkijken naar elkaar. Ik weet niet zeker of het kabinet deze waarden wil versterken door vaker onze vlag te hijsen en het Wilhelmus te zingen. Maar ons lijkt het van belang dat de waarden die het weefsel vormen van onze samenleving, echt de basis zijn van het binnenlands en buitenlands beleid. Kan de premier laten zien op welke wijze dat gebeurt?

Om maar meteen met het laatste te beginnen ...

De voorzitter:

Maar mevrouw Sent wil eerst nog even iets vragen.

Mevrouw Sent i (PvdA):

In hoeverre is er ruimte voor het brede-welvaartsbegrip in het waardenkader dat u schetst?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dat is daarvan uiteraard onderdeel. Ik kom daar straks ook uitvoerig op terug.

Maar laten we met het buitenland beginnen. Is de minister-president bijvoorbeeld bereid op te komen voor de fundamentele waarden van de Europese Unie? Regeringen sturen vluchtelingen terug naar mensonwaardige detentiecentra in Libië of basale opvangkampen zonder perspectief. Deze afschuifpolitiek strookt niet met de mondiale roep om meer solidariteit, zoals het VN Global Compact on Refugees, dat bijna klaar is voor aanvaarding. En het triggert ook het onderlinge afschuiven binnen de EU. Een verkeerd voorbeeld doet helaas ook volgen. Hoe gaat de premier solidariteit terugbrengen in het vluchtelingenvraagstuk, binnen en buiten Europa?

We zien een negatieve spiraal bij de uithollende rechtsstaten in Hongarije, Polen, Bulgarije. Erg zorgelijke ontwikkelingen, want we moeten ervan verzekerd zijn dat alle lidstaten binnen de EU een bepaald niveau van rechtsstaat kunnen garanderen. Gelukkig zijn er bemoedigende arresten van het Hof van Justitie, maar voor naleving is politieke druk onmisbaar. Is de premier bereid om hiertoe binnen de Raad het initiatief te nemen? Daarmee zou hij een prachtige opvolging geven aan de acties van andere Nederlanders, Timmermans en Sargentini. En daarmee zou ook hij de ambitie van het coalitieakkoord: "onze waarden versterken, delen en doorgeven" recht doen.

Voorzitter, een andere ambitie uit het coalitieakkoord is: "We pakken de uitdaging van de klimaatverandering aan. Nederland wordt duurzaam." Het groenste kabinet ooit, jubelden enkele coalitiepartijen. De omarming van de Klimaatwet van Klaver en Asscher was een goede eerste stap, maar echte resultaten vergen een concrete invulling. Toen de klimaattafels er niet uitkwamen, had het kabinet zelf ook knopen kunnen doorhakken. Maar dit groenste kabinet ooit opende een tweede ronde onderhandelingen, ondanks de conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau dat snel politieke keuzes moeten worden gemaakt. Het Gerechtshof geeft in de Urgenda-zaak dezelfde boodschap aan het kabinet: neem je verantwoordelijkheid voor de gemaakte afspraken. Maar de coalitie maakt de indruk van een konijn dat in de koplampen kijkt. Waarom tonen de coalitiepartijen hier geen politiek leiderschap? Zijn ze wel zo eensgezind in de groene ambities? In elk geval één partij windt daar geen doekjes om en voert openlijk obstructie. Buma noemde laatst zelfs het praten over klimaat een groot risico en waarschuwde voor een tweedeling die het klimaatbeleid zou veroorzaken. Zo'n coalitiepartner is niet op zoek naar draagvlak voor het kabinetsbeleid en evenmin om die tweedeling te voorkomen.

Maar een rechtvaardig klimaatbeleid vergt nou juist concrete maatregelen op korte termijn, ook over een eerlijke verdeling van lasten. De additionele CO2-heffing voor de industrie, waarover we in de brief van minister Wiebes lazen, is een belangrijke stap, maar niet genoeg. Inmiddels vindt de reductiedoelstelling van 55% in 2030 steeds meer steun. Maar die gigantische opgave vergt dappere politici die geen enkel taboe schuwen, bijvoorbeeld over een duurzaam landbouw- of vervoerssysteem, en die keuzes maken. Pas dan kunnen sectoren zich daarop richten. De onzekerheid van burgers wordt nu juist gevoed doordat het kabinet geen enkel inzicht geeft in een lasten- en lustenverdeling. Erkent de premier dit? En wat kunnen we van hem verwachten op korte termijn?

Een andere ambitie luidt: "We investeren in de collectieve voorzieningen, bijvoorbeeld met extra geld en menskracht voor veiligheid, onderwijs en zorg."

De heer Schalk i (SGP):

Ik moest een wat langere wandeling maken; vandaar dat ik even terugkom op het klimaatkopje, waar u net over sprak. Hoe oordeelt mevrouw Strik over de manier waarop het gerechtshof zo'n Urgendazaak behandelt en afhandelt? En wat is naar uw mening het staatsrechtelijke gevolg daarvan?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

De Staat is al in hoger beroep gegaan. Het is dus al een uitspraak in hoger beroep. Het hof heeft de vorige uitspraak van de rechtbank bevestigd. Dit laat zien dat de rechter bereid is om afspraken die de politiek heeft gemaakt heel serieus te nemen en de politiek daar zelf ook aan te houden. Eigenlijk geeft het hof daarmee aan: kabinet, je moet je verantwoordelijkheid en je afspraken richting burgers, bijvoorbeeld dat die klimaatdoelstellingen worden gehaald, waarmaken, want zij hebben daar recht op en belang bij.

De heer Schalk (SGP):

Vindt mevrouw Strik dat dat alleen geldt voor de klimaatdoelstellingen of ook voor andere doelstellingen? Want je zou de Defensienorm kunnen nemen, dat 2% naar de NAVO moet. Stel je voor dat de rechter dat tegen het kabinet zou gaan zeggen. Zegt u dan ook: kabinet, luister daarnaar?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik kan me zo voorstellen dat hoe concreter de afspraken zijn, hoe serieuzer de rechter die zal nemen. In dit geval heeft de rechter natuurlijk ook aangegeven hoeveel belang burgers erbij hebben dat de afspraken daadwerkelijk worden nageleefd, omdat hun gezondheid daarmee ook op het spel staat.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Datzelfde zou kunnen gelden voor de veiligheid van burgers.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dat zou kunnen.

Een andere ambitie luidt, zoals ik al heb gezegd: "We investeren in onze collectieve voorzieningen, bijvoorbeeld met extra geld en menskracht voor veiligheid, onderwijs en zorg." Recente demonstraties wekken de indruk dat professionals in de zorg, het onderwijs en de politie zelf kennelijk een ander beeld hebben bij "investeren" dan dit kabinet. Toen het economisch slecht ging, is de publieke sector jaar na jaar afgeknepen. Dat konden mensen misschien nog wel begrijpen, ook al vonden ze tegelijkertijd decentraliseren en bezuinigen oliedom. Maar nu het goed gaat, wordt er maar mondjesmaat hersteld. Als de premier antennes heeft voor de samenleving, dan weet hij dat onze beroepskrachten deze fooi niet meer accepteren nu het Nederland voor de wind gaat. De structureel te hoge werkdruk leidt tot roofbouw op hun gezondheid, maar ook tot verminderde kwaliteit. De recente sluiting van een viertal ziekenhuizen zonder enige interventie vanuit de overheid — wat een contrast met de banken — maakt zorgverleners en patiënten onzeker. Het legt bloot hoezeer achtereenvolgende kabinetten onze publieke taken afhankelijk hebben gemaakt van marktwerking en private partijen. Het is echter wel die publieke sector die onze waarden beschermt: investeren in gelijke kansen, zorgen voor elkaar, onze burgerrechten waarborgen door toegankelijke rechtshulp en rechtspleging, en meer veiligheid. Als het kabinet deze waarden echt belangrijk vindt, dan investeert het in de kwaliteit van die publieke taken. Wie weet wordt dan wel spontaan het volkslied aangeheven.

Dat gaat niet gebeuren, zo blijkt uit de dividendbelastingsoap. Toen na een jaar van kritische rapporten alleen nog de eigen vezels overbleven om op te vertrouwen, gaven de lobbyisten zelf de doodsteek aan Ruttes kroonjuweel. Dat was een uitgelezen kans om de vrijgekomen 2 miljard alsnog aan de publieke sector of aan de klimaatmaatregelen te besteden. Maar helaas, al die euro's gaan toch naar de grote bedrijven, zonder dat daar enige duurzaamheidsvoorwaarden aan gekoppeld worden. Wat een gemiste kans! Terwijl de premier het vestigingsklimaat tevoorschijn toverde als argument voor de afschaffing van de dividendbelasting, is dit nu plots een zelfstandig doel geworden. Maar ons vestigingsklimaat wordt nu al alom geroemd en de winstbelasting voor bedrijven is relatief al bijzonder laag. Bovendien pretendeert de premier het mkb hiermee te steunen, maar denkt hij nu echt dat bakkers en fietsenmakers naar het buitenland zouden verhuizen voor de winstbelasting? Als hij echt het mkb wil steunen, waarom dan niet de btw-verhoging van 6% naar 9% terugdraaien en meer arbeidskorting geven?

De investering van 2 miljard in het bedrijfsleven is overigens wel een compliment waard voor de VVD. Drie partijen onderwerpen zich aan haar logica, waarmee ze met een kwart van de stemmen 100% van haar programma weet waar te maken. En dat vertaalt zich ook in de peilingen. Er mist kennelijk een tegenwicht binnen de coalitie dat opkomt voor laagbetaalden en de mensen met de minste kansen. Het leven van burgers wordt veel duurder en velen van hen krijgen geen compensatie via de algemene lastenverlichting, omdat ze daar simpelweg te weinig inkomen voor hebben.

Mevrouw Sent (PvdA):

Nog even terug naar het vestigingsklimaat en het belang van de publieke sector. Zou mevrouw Strik nog iets kunnen zeggen over het belang van de publieke sector zelf voor het vestigingsklimaat?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Uiteraard is dat van belang. Je ziet in de onderzoeken ook steeds terug dat publieke voorzieningen als goed onderwijs en goede zorg mensen over de streep kunnen trekken en ook trekken om hier te komen werken. Als dat allemaal niet goed is, zullen ze eerder de neiging hebben om te zeggen: ik ga wel bij een ander bedrijf werken. Bedrijven hebben er zelf dus belang bij dat hun werknemers hier in een prettig klimaat leven en dat hun kinderen de kansen krijgen die ze nodig hebben.

Erkent de premier dat het leven van burgers veel duurder wordt en dat ze niet altijd die compensatie via de algemene lastenverlichting krijgen? En hoe gaat hij dat oplossen? Waarom kiest het kabinet ervoor om de groep alleenstaande ouders rond het minimumloon er het minst op vooruit te laten gaan? Ze verdienen steun om werk en zorg te kunnen combineren. Is dat niet logischer dan het inkomen van bovenmodaal verdienenden te verhogen? Onlangs hield collega Rombouts met een partijgenoot uit de Tweede Kamer een indringend pleidooi om het aantal kinderen dat in armoede leeft met een kwart te verminderen. Dan zouden we nóg een beschamende 300.000 arme kinderen in het rijke Nederland overhouden. Een lovenswaardig pleidooi, maar dat gaat niet lukken met deze Miljoenennota. Hoe gaat de premier deze terechte oproep honoreren?

Voorzitter, ik zie dat ik nog maar anderhalve minuut heb. Klopt dat?

De voorzitter:

Dat klopt.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik hoor de heer Engels ook "ja" zeggen. U hoeft zich daar niet mee te bemoeien, meneer Engels. Dan ga ik eventjes door naar een volgend stukje.

Voorzitter. Tot slot staan we niet alleen in Nederland voor politieke verschuivingen. De Europese Unie wacht een turbulente periode, met de naderende brexit en verkiezingen in een periode van polarisatie en fragmentatie. Meer dan ooit hebben burgers het vertrouwen nodig dat Europa duurzame oplossingen biedt voor problemen waar ze echt mee kampen. Dat vereist dat onderlinge financiële afhankelijkheid gepaard gaat met gezamenlijke afspraken over sociaal-economisch beleid, onderwijs en andere cruciale factoren die sociale ongelijkheid en uitsluiting uitbannen. Bij een keuze tussen meer fragmentatie en meer integratie binnen de EU is het laatste voor ons de enige optie. Welke toekomst ziet het kabinet voor de EU? En hoe gaat premier Rutte als een van de langstzittende leiders zijn krediet inzetten om de cohesie en solidariteit binnen de EU te versterken?

Voorzitter. Bij zijn aantreden straalde dit kabinet de ambitie uit om Nederland toekomstbestendig te maken. We zien graag dat het kabinet zich herpakt en durft te kiezen. Als het gaat om duurzame en sociale maatregelen, dan willen wij een uitgestoken hand graag aannemen. Tot nu toe hebben we die plannen echter niet gezien, laat staan een uitgestoken hand. Toch dringt de tijd. Alles wijst erop dat het kabinet over een halfjaar uitnodigender en constructiever zal moeten samenwerken met de oppositie. Hoe eerder het kabinet daartoe bereid is, hoe meer vertrouwen het kabinet ook echt kan hebben in de toekomst. Of we hebben volgend jaar geen feestje, of we hebben een feest van iedereen. En dan wordt het pas echt gezellig.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Strik. Ik geef het woord aan de heer Kuiper.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

Het gaat ons economisch weer voor de wind. Dat is iets om dankbaar voor te zijn na moeilijke jaren. De boodschap die het kabinet met Prinsjesdag meegaf, luidde evenwel: het gaat goed met Nederland, maar reken op donkere wolken aan de horizon. De internationale situatie is allerminst kalm; escalerende conflicten kunnen voor ernstige verstoringen zorgen. Wie door de lens van begroting en Miljoennota kijkt, ziet daarom een dubbel beeld: tevredenheid en onzekerheid.

Bij deze Algemene Politieke Beschouwingen is het goed de bredere context te overwegen. Nederland is meer dan een economie die moet draaien. Er doen zich grote uitdagingen voor op het gebied van klimaatverandering, digitalisering, de ontwikkeling van sociaal en menselijk kapitaal. In internationaal verband is Nederland daarom een van de landen die zich inzet voor een breder welvaartsbegrip en voor de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen die door de VN zijn aanvaard. Dat is een goede zaak die de steun heeft van deze Kamer. Inmiddels wordt er gewerkt aan een Monitor Brede Welvaart bij de planbureaus, die jaarlijks gaan rapporteren, mede op voorspraak van de leden Ester en Sent, meneer en mevrouw.

Ook de Raad van State stelt dit brede welvaartsbegrip centraal in zijn advies bij de rijksbegroting. Hij stelt de vraag of onze samenleving sterk genoeg is om onze welvaart ook in de toekomst te verzekeren. De raad wijst op politieke en maatschappelijke fragmentatie, verscherpende scheidslijnen tussen hoger en lager opgeleiden in de samenleving en een nieuwe verzuiling, als het ware, wanneer er "bubbels van gelijkgestemden" ontstaan. De raad daagt het kabinet uit "meer te doen dan waar de plannen blijk van geven" en om "nieuwe invalshoeken niet te schuwen". Daarbij vraagt de raad zich af of het overheidsinstrumentarium op de nieuwe uitdagingen is berekend.

Voorzitter. Het kabinet vat dit advies op als steun voor wat het al doet, maar blijft tegelijkertijd op de vlakte, bijvoorbeeld als het gaat om de concrete aanbeveling de Miljoenennota jaarlijks te gebruiken voor een toekomstgerichte beschouwing over dat dichterbij brengen van die duurzame doelstellingen. Mijn fractie nodigt de minister-president uit tot een reactie op dat advies van de Raad van State, want die stond niet in de kabinetsreactie tot dusver, en op de politieke en maatschappelijke uitdagingen die daarin worden aangewezen. Hoe is het kabinet de door ons omarmde internationale opdracht om de duurzame ontwikkelingsdoelen te halen, aan het implementeren? Vraagt deze implementatie, die vaak intersectoraal en ook internationaal moet plaatsvinden, een andere werkwijze van de overheid of in elk geval die "nieuwe invalshoeken"? Kan de WRR gevraagd worden een reflectie te geven op de inrichting van het regeringsbeleid in het licht van die duurzame ontwikkelingsdoelen?

Veel burgers maken zich zorgen over de samenleving en het handelingsvermogen van de overheid. Een van de aanjagers hiervan is de gebrekkige handhaving van wetten en regels, zichtbaar op tal van gebieden. Ik wil hier tijdens deze Algemene Politieke Beschouwingen een punt van maken. Al te regelmatig zijn er voorbeelden van laksheid of onoplettendheid, bij de NVWA, het UWV of andere diensten. De overheid heeft sinds de jaren tachtig kerntaken zoals handhaving en toezicht op afstand gezet of verkleind. Dat moeten we nu in veel opzichten bezuren. Er ontstaat een cultuur waarin burgers en bedrijven de mazen van de wet opzoeken en hun gang kunnen gaan. Dat doet het vertrouwen in de publieke zaak en in ons politieke systeem geen goed, net zomin als in een betrouwbare en hoogwaardige uitvoering van tal van werkzaamheden.

In een complexe samenleving met veel grote en kleine belangen is het nodig te reguleren en ook scherp te handhaven. Maar juist bij de diensten die dat moeten doen is er hervormd, bezuinigd en is de werkdruk hoog. De rijksinspecties zijn in aantal verminderd en veel personeel is afgevloeid. Er moest een compacte rijksdienst komen en de toezichtslast voor burgers en bedrijven moest zo minimaal mogelijk zijn. Maar wat schieten we er als samenleving mee op als de capaciteit niet toereikend is, er veel over het hoofd of door de vingers wordt gezien en als steekproefsgewijze controle de normalisering van wetsovertreding in de hand werkt? Wat mijn fractie betreft wordt het tijd voor een andere aanpak en een herbezinning op een nieuwe toezichtvisie die de huidige tekorten in de handhaving oplost — rijksbreed. Welke initiatieven zijn hiertoe van de regering te verwachten? Het vorige kabinet had een rijksbrede aanpak als het ging om het brede toezichtskader, maar dit kabinet hebben we daar eigenlijk tot nu toe niet over gehoord.

Voorzitter. Het stemt tevreden wanneer macro-economische cijfers zich gunstig ontwikkelen, maar burgers kijken tegenwoordig ook op andere schermen: een tweede, een derde of nog een scherm. Op het tweede scherm speelt zich een nietsontziende aanval op het openbaar bestuur en de rechtsstaat af. Ik doel op de onderwereld van de drugscriminaliteit, die op heel wat plaatsen de samenleving diep binnen weet te dringen. Woonwijken worden letterlijk vergiftigd, liquidaties en geweldsdreigingen horen bij het dagelijks nieuws, ferme burgemeesters en ambtenaren worden bedreigd. Nederlandse illegale drugslaboratoria zouden jaarlijks voor 19 miljard euro aan omzet boeken, alleen al met de productie van synthetische drugs. In Eindhoven gaat er in het drugscircuit een groter bedrag om dan er op de begroting van de gemeente staat. Het treurige is dat er maar weinig vooruitgang wordt geboekt in de strijd hiertegen. "De drugsbestrijding zit op een dood spoor", zei de Amsterdamse hoofdcommissaris Aalbersberg begin dit jaar.

Het verband tussen deze uit de hand lopende criminaliteit en ons drugstolerante cultuurklimaat moet hierbij benoemd worden. Er zou zich niet zo'n gigantisch productieapparaat hebben kunnen vestigen als wij niet het gebruik van drugs als min of meer onschuldig onderdeel zien van onze lifestyle en uitgaansindustrie. Dat is het allang niet meer. Artsen slaan alarm. Mensen slikken pillen zonder te weten wat erin zit. Op de spoedeisende hulp in grote steden komen dagelijks ernstige gevallen van drugsconsumptie binnen. Op de Erasmus Universiteit gebruikt de helft van alle studenten drugs, vooral synthetische, zo blijkt uit eigen onderzoek. De rector was er verlegen mee. Wat betekenen vrome woorden over preventie op het gebied van alcohol en roken als we dit laten gebeuren? "We vergunnen de afzetmarkten zelf", formuleerde de Brabantse commissaris van de Koning Van de Donk onlangs onder verwijzing naar festivals waar voor een aantal euro's een pil te koop is. We mogen het niet normaal gaan vinden als drogeerpraktijken onze feestjes moeten opleuken en als we jongeren ten onder laten gaan in een cultuur van zelfbeschadiging.

Voorzitter. De ondermijning van de rechtsstaat en de openbare orde ondermijnen ook het vertrouwen in ons politieke systeem. De overheid is er om veiligheid en openbare orde te handhaven. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan wordt het handelingsvermogen van de overheid betwijfeld en komt haar gezag in geding. Dit is hier ook al door collega's opgemerkt. Beelden van burgemeesters op een bordes die de morele steun van burgers krijgen, zijn enerzijds hartverwarmend, maar ook intriest en on-Nederlands. Drie jaar geleden heb ik precies ditzelfde thema aangesneden bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Inmiddels zijn de verschijnselen van voortwoekerende drugscriminaliteit nog verontrustender en uiten tal van autoriteiten zich bezorgder. Er is een taskforce en er komt incidenteel weer 100 miljoen euro bij. Het regeerakkoord vermeldt een goede inzet, maar wat telt is het resultaat. Hoe verder? Graag ontvang ik een precies antwoord van de minister-president.

Voorzitter. Bij alle vrees voor de conditie van onze samenleving voegt zich de vrees dat onze democratie als zodanig in gevaar is. Dit thema is ook door collega Engels aangesneden en vormt het volgende scherm waar we met elkaar naar kijken. Maatschappelijke fragmentatie uit zich ook in afnemend politiek vertrouwen of zelfs in politieke onwelwillendheid. Er verschijnen tegenwoordig serieuze analyses over de "ontmanteling van de democratie" of over de manier waarop deze kan "eindigen". De opkomst van een nieuw type leider, waarvoor president Trump en anderen symbool staan, is de aanleiding van deze vrees, maar ook uitingen van intolerantie in de samenleving. Wat de eerste analyses duidelijk maken, is dat niet zozeer de vorm van de democratie wordt aangetast, als wel de cultuur die deze moet dragen. Ik vermoed dat hier de wegen van collega Engels en de mijne uiteengaan. Dat is de cultuur die gestoeld is op waarden als naastenliefde, zorg, barmhartigheid en respect. Dat is de cultuur die het recht hooghoudt als weerspiegeling van diepere opvattingen over gerechtigheid en menselijke waardigheid. Ik weet dat in de democratie het waarheidsperspectief van de een niet kan prevaleren boven dat van de ander, maar dat betekent niet dat we er niet over moeten praten. Het parlement is de plaats om de dialoog te voeren over wat werkelijk goed en recht is. Anders wordt het waar wat Johan Huizinga ooit schreef over een samenleving in verval, waar de motoren nog kunnen draaien en de vlaggen wapperen, maar waar de geest geweken is.

Voorzitter. Dit zijn mijn laatste Algemene Politieke Beschouwingen als fractievoorzitter in dit huis. Ik heb hier steeds willen staan als vertegenwoordiger van een partij die ervan overtuigd is dat het mens- en wereldbeeld van het christelijk geloof ertoe doet in een politiek bestel. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat vitale waarden van onze democratie onder meer gevoed worden door het christendom. Onze democratie kent morele ankerpunten zonder welke ze niet kan bestaan. Door de erkenning van de geloofs- en gewetensvrijheid, die een erkenning inhoudt van de persoonlijke sfeer van ieders vrijheid en verantwoordelijkheid, is de basis gelegd voor tal van andere constitutionele vrijheidsrechten. Die rechten wortelen in een cultuur van respect, acceptatie, tolerantie, welwillendheid. Deze bouwen een samenleving waarin het erom gaat mensen tot hun recht te laten komen als individu en in hun levensverbanden. Deze morele ankerpunten staan onder druk als er een cultuur groeit van intolerantie, bedreiging en minachting, het wegwensen van anderen.

Voorzitter. Met mij zien velen de maatschappelijke polarisatie, het verbale geweld, het gebrek aan respect en welwillendheid met lede ogen aan. Het brengt onze samenleving en democratische rechtsorde in onzeker vaarwater. Ik hoop op een sterke geloofscultuur, een christelijke geloofscultuur, die onze publieke waarden blijft voeden. Die cultuur beschouw ik als het geestelijk kapitaal van onze beschaving en ook van ons politieke systeem. Als de dag komt dat dit kapitaal verbruikt is en de geest definitief geweken, is ook de democratie ernstig in gevaar.

Voorzitter. Ik roep het kabinet op daadwerkelijk hoeder te zijn van onze rechtsstaat en democratie en wens het de vrijmoedigheid om daarbij te spreken over wat moreel telt in onze samenleving. Ik wens u daarbij veel wijsheid en Gods zegen bij de uitoefening van uw taak.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Ik kan een heel eind meegaan met de waarden die de heer Kuiper nu benoemt. Ik heb ze net ook benoemd. Dus eigenlijk kunnen we elkaar een heel eind daarin vinden. Maar ik heb ook het kabinetsbeleid getoetst aan de hand van die waarden, ook het sociaal-economische beleid dat dit kabinet voert. Hoe beoordeelt u zelf het beleid van het kabinet wat betreft het waarborgen van, het pal staan voor die waarden?

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ik heb nu over deze waarden gesproken in verband met het gezond houden van de rechtsstaat en de democratie. Dat begint met het respect voor de ander en het erkennen dat die ander een eigen plek heeft, dat die een eigen positie moet innemen en dat die een eigen verantwoordelijkheid draagt. Je zou dat nog dieper kunnen vertalen als een vorm van naastenliefde. Ik zie dat als een van de kernwaarden waarop onze rechtsstaat en democratie gebouwd zijn. Dat geldt natuurlijk ook als je het doortrekt naar de sociaal-economische sfeer. Als mensen ook in sociaal-economische zin tot hun recht moeten komen, dan ligt dat in het verlengde van deze waarden.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Hoe apprecieert u dan de kabinetsmaatregelen in dat opzicht?

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ik zie in het kabinetsbeleid daar ook een inzet voor: inzet voor andere mensen, inzet voor bijvoorbeeld mensen die in armoede leven, inzet voor menselijke waardigheid. Ik vind het dus beslist niet afwezig. Maar u weet hoe het in Nederland gaat: we vormen coalitiekabinetten. We leven niet in de perfecte samenleving, maar ik zie wel degelijk een serieuze inspanning om vanuit de waarden die ik benoemde, beleid te maken.

Mevrouw Sent i (PvdA):

Ik reflecteer nog iets verder op dat sociaal-economische. De heer Kuiper haalt terecht de Raad van State aan, evenals het belang van een breder welvaartsbegrip. De Raad van State is erg kritisch over de sociale kloof in Nederland. Het Sociaal en Cultureel Planbureau vraagt aandacht voor het feit dat de verliezers verliezen en de winnaars winnen. Is de heer ... Oh, ...

De voorzitter:

Kuiper.

Mevrouw Sent (PvdA):

De heer Kuiper. Sorry, soms heb je zo'n moment. Vindt de heer Kuiper met mij dat dit, die sociale kloof, een urgent probleem is, dat nog onvoldoende wordt aangepakt?

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ik vind dat een urgent probleem. Dat probleem is niet alleen toe te schrijven aan dit kabinet, dat nog maar een jaar zit, of aan dit kabinetsbeleid. Dit patroon zien we al heel veel jaren, eigenlijk al decennialang. Je zou kunnen zeggen dat dit samengaat met de ontwikkeling die we vanaf de jaren tachtig hebben gezien: geleidelijke afbouw van de verzorgingsstaat, globalisering en grotere krachten. Maar tegelijkertijd vind ik dat we in Nederland een verstandig en gematigd beleid voeren om de kloof niet groter te maken. Die kloof is niet alleen sociaal-economisch gedefinieerd, maar ook cultureel gedefinieerd. Dat doet de Raad van State heel sterk, door te zeggen: de kloof groeit tussen bijvoorbeeld hogeropgeleiden en lageropgeleiden, of tussen mensen die in hun eigen bubble zitten, met gelijkgestemden. Ik vind het dus belangrijk dat dat wordt doorbroken, om te voorkomen dat mensen totaal niet meer met elkaar communiceren. Dat is, denk ik, het risico dat de Raad van State aanwees: het risico dat de samenleving fragmenteert doordat mensen niet meer met elkaar spreken of kunnen spreken, of voordelen over elkaar gaan koesteren. Ik zie het dus als een urgent probleem, ja. Ik heb nu zelf ook mijn vragen hierover aan het kabinet geadresseerd: wat doet u met dat commentaar van de Raad van State en hoe verbindt u dat met een breder welvaartsbegrip, waarachter ook die zeventien duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties herkenbaar moeten zijn? Als we dat doen, geven we ook een antwoord op de maatschappelijke uitdagingen die daarin worden gesteld.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, mevrouw Sent.

Mevrouw Sent (PvdA):

Tot slot. Ik heb een concreet voorstel. Uw collega Ester en ik hebben gevraagd of de planbureaus hun verkenningen parallel aan de Macro Economische Verkenning van het Centraal Planbureau willen publiceren. Dat gebeurt nu. Dat verrijkt ons debat.

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Zeker.

Mevrouw Sent (PvdA):

Daar zijn we heel erg dankbaar voor. Maar ik denk dat het debat nog meer verrijkt zou worden als de regering zou reflecteren op die verkenningen en we die reflectie zouden kunnen meenemen in onze politieke beschouwingen. Zou u dat pleidooi ondersteunen?

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Sterker nog, ik heb dat zojuist gevraagd. De Raad van State zegt in zijn advies: laat het kabinet ieder jaar bij de publicatie van de miljoenennota een reflectie geven op dat bredere welvaartsbegrip. Wat mij betreft gebeurt dat dan ook met die zeventien vlakken, die zeventien ontwikkelingsdoelen. In het antwoord van het kabinet op de stukken, dus op de Raad van State, kwam eigenlijk geen inhoudelijke reactie daarop. Daar heb ik nu naar gevraagd. We hopen dus dat we het vanavond zullen horen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kuiper. Ik geef het woord aan de heer Koffeman.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. De kleinste fractie kreeg dit jaar in de Miljoenennota de meeste aandacht. Bijna alle wensen van die kleinste fractie kregen prioriteit boven de wensen en belangen van de grootste fracties. Ik heb het niet over politieke fracties. Die vormen slechts een hulpmiddel om beleid te realiseren. De kleinste fractie van het leven op aarde wordt gevormd door de mens. De 7,6 miljard mensen die de aarde bevolken, vormen slechts 0,01% van alle leven op aarde. Ons soort mensen. We zijn geneigd om onze groep een buitenproportioneel belang toe te kennen. Vanuit verschillende levensbeschouwingen menen mensen dat de mens de kroon op de schepping, de top van de voedselketen, de hoogste vorm van intelligentie en in elk geval — dat hebben we nu eenmaal zo met elkaar afgesproken — de enige soort met stemrecht is. Dat zorgt ervoor dat de kortetermijnbelangen van de mens prevaleren boven de belangen van alle andere levende soorten, boven de natuur, boven het milieu, boven de biodiversiteit en boven de belangen van 99,99% van al het andere leven dat onze planeet bevolkt.

Voorzitter. Het is in geen enkel opzicht zo dat de mens ook de verstandigste soort is wat betreft het beschermen van het leven op aarde. Sterker nog, de mens heeft een verwoestende invloed op het overige leven, waarbij geld de belangrijkste drijfveer is. Sinds het begin van wat wij onze beschaving noemen, is 83% van alle wilde zoogdieren en 50% van alle plantensoorten uitgestorven. Geld is het enige wat telt als het erop aankomt. Maar wat heb je aan geld als de ijskap smelt? Nooit in de geschiedenis waar ook ter wereld koos een politieke partij een andere soort tot vertrekpunt van denken, totdat in 2006 de Partij voor de Dieren in het Nederlandse parlement gekozen werd. Een eendagsvlieg, zo dachten veel Binnenhofwatchers. Een uit de hand gelopen grap. Een schreeuw om aandacht, die snel zou kunnen wegsterven. Maar inmiddels is ten minste één van elke dertig leden van de Tweede Kamer lid van de Partij voor de Dieren, en als we de peilingen mogen geloven, zal dat volgend jaar in dit huis kunnen oplopen tot één van elke negentien leden.

Dat kan lastig zijn voor een coalitie die met de kleinst mogelijke meerderheid regeert met een premier die, ondanks de beloofde uitgestoken hand, weinig bereidheid vertoont om aan de alleszins redelijke verlangens van de oppositie tegemoet te komen. Zelfs binnen de coalitie is het niet makkelijk om wensen te honoreren vanwege het dichtgetimmerde regeerakkoord en de uitruil van belangen die daaraan ten grondslag ligt.

Deze miljoenennota is een meloenennota. De coalitiepartijen hebben moeten slikken of stikken, desnoods hele meloenen, zo hebben ze al na de formatie laten weten. D66 wist al voor aanvang dat regeren halveren betekent voor die partij. De VVD wordt in de peilingen fors afgestraft door de kiezers. Het CDA verliest bijna de helft van zijn aanhang. Alleen de ChristenUnie blijft redelijk stabiel, en dat zou waardering voor die meloenen-act kunnen zijn.

Het poldermodel heeft een tijdje redelijk dienst gedaan, met de uitruil van idealen en het afschudden van ideologische veren. Maar inmiddels moeten we onderkennen dat wonen in de polder, onder de zeespiegel, alle reden geeft om met meer voortvarendheid het klimaatbeleid ter hand te nemen dan nu aan de orde is.

Het kabinet heeft echter meer oog voor het ondernemersklimaat dan voor noodzakelijke klimaatmaatregelen om de komende generatie te behoeden voor ernstige natuurrampen als gevolg van de opwarming van de aarde door menselijk toedoen. De 2 miljard die het kabinet eerst jaarlijks aan de buitenlandse aandeelhouders cadeau wilde doen, gaat alsnog naar verbetering van het ondernemersklimaat, terwijl ook ondernemers vooral belang hebben bij echte klimaatmaatregelen.

Na de Urgenda-uitspraak in hoger beroep weten we dat het kabinet alle zeilen bij zal moeten zetten om de klimaatdoelen te behalen. Maar vooralsnog zijn effectieve maatregelen binnen het kabinet omstreden: snelheidsbeperkingen, heffingen voor vuile auto's, vliegverkeer, schepen, versneld kolencentrales sluiten of — en ik weet dat dat de olifant in de kamer is, maar laat ik die toch maar eens benoemen — de veestapel inkrimpen.

Het kabinet kiest ervoor om in cassatie te gaan tegen het vonnis van de rechter in de Urgendazaak en geeft daarmee actief het verkeerde voorbeeld aan de burger, die zwaarder belast wordt op het gebied van klimaatbeleid dan de vervuilende industrie.

Veehouderij levert maar 18% van de calorieën in ons voedsel, maar slokt 83% van de beschikbare grond op, en zorgt voor 58% van alle uitstoot van broeikasgassen, 57% van alle watervervuiling, 56% van alle luchtvervuiling, en 33% van alle watergebruik, zo blijkt uit recent onderzoek van Oxford University. Kan de minister-president aangeven of het kabinet bereid is om alle externaliteiten van consumptiegoederen te laten analyseren om op die manier eindelijk echt de mogelijkheid te hebben de vervuiler te laten betalen voor wat hij aanricht?

Voorzitter. Doorgeschoten marktwerking en oneigenlijke beschermingsmaatregelen voor het bedrijfsleven geven de burgers het nakijken. Afgelopen weekend werden honderden patiënten ontslagen uit ziekenhuizen, niet omdat ze beter waren, maar omdat er handige ondernemers waren die dachten dat ze beter konden worden van de ziekte van anderen.

De heer Brinkman i (CDA):

Mag ik collega Koffeman, die zichzelf in de aanbieding doet voor nieuwe coalities — en meen dat trouwens serieuzer dan ik het zeg — eens vragen om met mij mee te denken?

Ik ben nu bijna ambteloos burger, en ik heb ook nog zo nu en dan tien kleinkinderen te eten. Laten we dan, gewoon voor de gedachte, eens aannemen dat de vervuiler wat meer moet betalen. Mijn kleinkinderen en ik gaan wat minder eten en de boer, die u aanspreekt, betaalt wat extra belasting aan de minister. Waar gaat dat geld dan heen? Gaat dat dan terug in die voedselproductie? Zodat bijvoorbeeld de ham voor die kinderen niet uit Parma hoeft te komen? Of zodat er kleinere stallen gemaakt kunnen worden?

Ik kom van een boerendorp, dus ik weet echt wel hoe het daar werkt, ook al woon ik dan tegenwoordig in een grotere stad. Mijn vraag is echt heel concreet en serieus. Hoe gaan we dat dan vertellen bij die consumenten? Of gaat u daar ook weer zeggen: nou ja, Brinkman, jij kan het allemaal zelf wel betalen, dan moet je ook voor je buren maar betalen? Ook dat is serieus bedoeld.

Het gaat natuurlijk niet om mij, maar u begrijpt mijn redeneertrant. Ik houd echt wel van die dieren van u, en ik lust ze ook zo nu en dan wel, maar wat ik niet begrijp in uw redenering is dat u zo zorgvuldig en handig heenloopt om de vraag die ik op tafel heb gelegd. Die vraag heb ik ook gesteld aan het kabinet. Ik heb gezegd: luister, u moet concreet worden in de verschillende sectoren. En het mag ook best een beetje strikter. U kent mijn ogen.

Maar dan wil ik van u ook weten hoe het dan gaat met die vleesproductie, kijkend naar de consument. De boer en de hele veeketen gaan dat niet zelf betalen. Dat kan hij ook niet zelf betalen. Een enkeling misschien, zoals ik, maar ik ben geen boer. U moet mij ook niet om advies vragen: ik vraag u om advies.

U hebt ervoor gestudeerd, u praat er met passie over. Ik praat ook met passie over het feit dat dit iets is wat we niet in ideologieën kunnen laten blijven hangen, maar waarbij we concreet moeten vertellen tegen de burger hoe het nu verdergaat. We kunnen niet vluchten in het idee dat die boer dat wel regelt.

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter. Ik ben erg blij dat collega Brinkman die vraag stelt, en ook ik meen dat serieus. Afgelopen week stond er een varkensboer in de krant, van wie zijn varkensstal was afgebrand. Alle varkens werden levend gecremeerd en deze man zat daar verschrikkelijk mee, want hij houdt van zijn dieren, op zijn manier.

Hij weet dat ze naar de slacht gaan, maar dit gunt hij zijn dieren niet. Tijdens de naweeën van die brand heeft hij wat aantekeningen gemaakt, die hij gedeeld heeft met de krant. Hij zei dat het een schandalige situatie is dat elke dag zes tot zeven boeren gedwongen moeten stoppen, en dat alleen schaalvergroting nog een oplossing biedt. Waar wij naartoe moeten, zegt hij, is niet een race to the bottom waarbij er te veel varkens komen, maar een situatie waarbij er juist te weinig dieren zijn, zodat de prijzen kunnen stijgen.

Er worden op dit moment schandalige prijzen in rekening gebracht voor vlees, die echt voor niemand te verantwoorden zijn. Als je nu naar de Albert Heijn gaat, kun je daar bij de euroshopper vier sateetjes kopen voor €0,28. Dat is niet te verantwoorden.

Er moet gewoon een reële kostprijs betaald worden. De externaliteiten, dus alles wat de veehouderij veroorzaakt en wat we nu met z'n allen uit publiek geld moeten betalen, zullen gewoon door de vleesconsument betaald moeten worden. Op dit moment is het zo dat elke burger in dit land €120 bijdraagt aan de externaliteiten van de bio-industrie, zelfs als hij helemaal geen vlees consumeert.

In die zin is het ontzettend belangrijk — en dat is een zeer liberaal uitgangspunt — dat de vervuiler gewoon moet gaan betalen voor wat hij vervuilt. Ik denk dat er geen partij in dit huis zou moeten zijn die daar iets op tegen heeft. Er wordt kunstmatig ingezet op schaalvergroting en op kostenverlaging, op een zodanige manier dat de boer er geen droog brood aan kan verdienen. Dat is een schandalige situatie waar niemand beter van wordt.

Nogmaals: het commentaar kwam uit onverdachte hoek. Het was de boer van wie de varkensstal afgebrand was, die zei: wij moeten minder dieren gaan houden. En vandaag staat er een groot artikel in Trouw, waaruit blijkt dat een meerderheid van de Nederlanders zegt dat we de veestapel moeten inkrimpen, en dat die meerderheid dan best minder vlees wil gaan eten.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, meneer Brinkman.

De heer Brinkman (CDA):

Ik ben blij met uw zeer inhoudelijke reactie. Ik heb nog één vraag over. Even leek het er in uw betoog op neer te komen dat er dan een bepaalde heffing zou moeten worden ingesteld om dat allemaal te bereiken.

Maar uiteindelijk gaat erom dat je óf minder vlees eet, óf dat je er meer voor betaalt om al die externiteiten te kunnen bestrijden. Mijn vraag blijft hoe we dan hoe we voor de gemiddelde burger, dus voor het grote publiek, duidelijk maken dat het inderdaad een kwestie is van óf minder vlees op tafel, óf dat er meer voor wordt betaald.

Ik praat nu niet als oud-minister van Volksgezondheid, maar gewoon vanuit dit milieu- en energieoogpunt. Dit hele debat gaat er namelijk steeds over — dat hoor ik tenminste als ik zorgvuldig zit te luisteren naar uw collega's — dat bruin dit over het algemeen niet kan trekken. Het kan dan toch niet zo zijn dat u dan de minister al die heffingen laat innen, en dan vervolgens zegt: "beste burger, dat geld ziet u niet terug"? Die redenering moet u dus nog eens rond maken.

De heer Koffeman (PvdD):

Ja voorzitter, het is duidelijk. Ik heb net gezegd dat de veehouderij maar een fractie van de nuttige calorieën en proteïnen levert in onze samenleving en 83% van het landoppervlak in beslag neemt.

We zullen dus naar een plantaardige transitie toe moeten. Het kabinet is het daar ook mee eens, maar goed, dat wisselt weleens per coalitie: de vorige coalitie heeft nog 6 miljoen vrijgemaakt om de transitie naar meer plantaardige eiwitten mogelijk te maken.

Op het moment dat we het huidige landbouwareaal op deze planeet zouden benutten voor plantaardige productie en plantaardige humane consumptie, kunnen we vier miljard mensen extra voeden.

Ik denk dus dat wij allemaal niet ontkomen aan de observatie dat we het ons op dit moment, in een wereld waarin tekorten zijn, niet kunnen veroorloven om plantaardige eiwitten via het maagdarmkanaal van een dier voor 80% om te zetten in lichaamswarmte voor dat dier, en niet in nuttige calorieën voor humane consumptie. Op het moment dat we dat rechtstreeks doen, zullen we tot grote oplossingen komen. De zes tot zeven veehouders die nu per dag moeten stoppen, zou je ook tegemoet moeten komen door ze alternatieven te bieden en niet door ze gewoon om te laten vallen. Met name de partijen die zeggen dat ze aan de kant van de boeren staan, zouden er dus voor moeten kiezen om die boeren perspectief te geven in plaats van die boeren massaal het loodje te laten leggen en alleen de grote megastallen een kans te geven, niet alleen vanuit economisch perspectief, maar ook vanwege de biodiversiteit en het klimaat.

De voorzitter:

Mag ik u vragen uw betoog te vervolgen?

De heer Koffeman (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ook artsen en verpleegkundigen werden en masse aan de dijk gezet, waarbij het kabinet de schuld legde bij de zorgverzekeraars, alsof dit debacle, waarvan er nog vele kunnen volgen, niet gewoon te wijten was aan de privatisering van zowel de zorgverzekering als van de ziekenhuizen. De banken waren too big to fail en werden gered, de een na de ander, met miljarden aan gemeenschapsgeld. Die logica gaat niet op voor het redden van ziekenhuizen of het beschermen van de belangen van de zwakste ziekenhuispatiënten tegen het recht van de sterksten. Dat zorgt ervoor dat steeds meer burgers hun vertrouwen in de politiek verliezen.

Alleen al dit jaar zijn meer dan 100.000 dieren levend verbrand omdat de coalitiepartijen weigeren brandpreventie verplicht te stellen in de veehouderij. Sinds 2008 zijn meer dan 1,5 miljoen dieren levend verbrand door stalbranden. Kan de minister-president ons vertellen wanneer er eindelijk maatregelen te verwachten zijn om deze hel voor dieren van deugdelijke brandpreventie te voorzien? Graag een reactie.

Wat de Partij voor de Dieren wil, kost niet veel geld, maar vraagt politieke moed, mogelijk de moed der wanhoop wanneer het kabinet in dit huis zijn meerderheid verliest. Ik zie uit naar de beantwoording door de minister-president.

En o ja, dan is er nog dat heikele punt van de sluiting van het Kroondomein voor het publiek, in 1959 geschonken aan het Nederlandse volk door koningin Wilhelmina maar elk jaar drie maanden gesloten voor dat volk omdat er gejaagd moet worden. Eigenlijk kan er helemaal niet gejaagd worden want er zijn geen bejaagbare soorten. De vijf bejaagbare soorten die we in de wet noemen, worden door de koninklijke familie niet bejaagd, dus formeel wordt er niet gejaagd. Het genot van de jacht hoeft daar dus ook niet geconsumeerd of beschermd te worden. Een meerderheid van de Tweede Kamer wil dat het grootste natuurgebied van Nederland jaarrond opengesteld wordt. De minister van Landbouw en de minister-president zeiden daartoe niet te kunnen overgaan, omdat volgens artikel 41 van de Grondwet de koning "met inachtneming van het openbaar belang zijn Huis inricht". Dat openbaar belang is nu juist het springende punt. De koning lijkt dat te begrijpen en gaf dit weekend in de marge van het staatsbanket in Engeland aan dat de discussie daarover wat hem betreft in het parlement dient plaats te vinden. En dat is gebeurd. Het parlement vindt dat het Kroondomein jaarrond opengesteld zou moeten worden. Mijn laatste vraag aan de minister-president is dus of hij bereid is de koninklijke weg te bewandelen en het Kroondomein ingevolge de wens van het parlement en kennelijk ook de wens van de koning jaarrond open te stellen. Het zou een betekenisvol gebaar kunnen zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman. Ik geef het woord aan de heer Schalk.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Dit zijn de laatste Algemene Politieke Beschouwingen voor de Eerste Kamer in deze samenstelling. Ik kan me zo voorstellen dat de minister-president in de ministerraad heeft gezegd: jongens en meisjes, laten we de fracties van de Eerste Kamer nu eens beloven dat ze allemaal iets mogen vragen dat echt niet bij hen past en dat wij dat dan honoreren. Hoe zou het er dan vandaag uit kunnen zien? Ik doe een poging en begin voor mij links, met de PVV.

Na wat afstemming komt de PVV over de brug: gerichte inzet van ontwikkelingshulp voor hulp aan de verre naasten. SP: kiest voor het verbeteren van de handelsrelatie met Israël. OSF zegt: stop die doorgeschoten genderneutraliteit, want wij in de provincie willen gewoon kunnen pronken met Friese hengsten en met het Zeeuws meisje. 50PLUS: doe ons maar een ministerie voor jeugdzorg. Partij voor de Dieren: oog voor milieu maar wel ruimte voor de boeren. GroenLinks: voor Defensie, op naar de NAVO-norm. En de Partij van de Arbeid kiest voor nationale soevereiniteit over het aantal op te nemen asielzoekers. Een mooi pakket van die oppositie, toch?

Nu de coalitie. De ChristenUnie wilde eigenlijk ingaan op de afschaffing van de dividendbelasting, maar die hebben hun zin dus al gekregen. De VVD: alle ruimte voor ondernemers midden in de week, maar 's zondags niet. Het CDA, als ze dan toch even los mogen: stop met die wietwet. D66 aarzelt natuurlijk geen moment over iets wat ze nooit zouden doen: gelijke behandeling van een- en tweeverdieners.

En ten slotte de SGP: mevrouw de voorzitter, die is het deze keer met iedereen eens. Dat gebeurt niet elke dinsdag, dus dat boeken we in. Want stel dat het kabinet al deze voorstellen zou honoreren: dat zou natuurlijk geweldig zijn. Dan zou de samenleving versterkt worden op vier kernwaarden:

  • 1. 
    balans in zorg en werk;
  • 2. 
    een gezond ondernemersklimaat;
  • 3. 
    veiligheid en vrede, dichtbij en veraf;
  • 4. 
    eerbied voor het leven en ontzag voor de dood.

Dat zijn vier pijlers, net als de vier pijlers beneden ons, want deze zaal rust, zoals u weet, in de Noenzaal op vier pijlers, die een naam hebben: Liefde, Vrede, Eendracht en Trouw. Ik verbind ze aan mijn vier kernwaarden en loop ze graag met u langs.

Eerst de balans in zorg en werk, de pijler liefde.

De heer Koffeman i (PvdD):

Eerbied voor het leven, een kernwaarde van de SGP. Ik vind het geweldig; echt, dat meen ik oprecht.

De heer Schalk (SGP):

Zeker, dank u.

De heer Koffeman (PvdD):

Maar ik zou toch het volgende willen vragen. Vandaag staat in Trouw, een christelijke krant, een overzichtje van hoe de kiezers van alle politieke partijen kijken naar de veehouderij en de veestapel in Nederland. In Nederland slachten wij 650 miljoen dieren per jaar, dus 650 miljoen keer zonder eerbied voor het leven. De kiezers van de SGP staan onderaan als het gaat om de wens om de veestapel te verkleinen. Die van de Partij voor de Dieren staan bovenaan. Kan collega Schalk aangeven hoe hij eerbied voor het leven kan koppelen aan het slachten van 650 miljoen dieren, elk jaar weer?

De heer Schalk (SGP):

Dat is een indringende vraag. 650 miljoen: daar zitten kleine dieren bij, maar ook runderen en dergelijke. Ik weet niet precies hoe de aantallen liggen, maar dat maakt uiteindelijk niet uit. Het gaat over het leven dat wordt aangetast. Mijn partij vindt dat in ieder geval de veehouderij de zorg voor het dier bovenaan moet zetten. Dat is niet alleen maar een gedachte van de SGP op zich. Het is zelfs een Bijbelse gedachte: de rechtvaardige kent het leven van zijn dieren. De Here Jezus geeft prachtige voorbeelden van hoe je om moet gaan met een dier dat in nood is. Alleen, de SGP vindt ook dat dieren gebruikt mogen worden voor consumptie. Dat is het grote verschil tussen de Partij voor de Dieren en de SGP.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt. Ik kijk namelijk naar de klok. We moeten een beetje rekening houden met de tijd.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik begrijp het, voorzitter, maar het is echt een belangrijk punt. Afijn, er zijn kennelijk verschillende opvattingen mogelijk over eerbied voor het leven, maar het is wel heel belangrijk om te weten dat in het meest veedichte land van de wereld de rechtvaardige het leven van zijn dier niet meer kent. Er zijn maar weinig boeren die het leven van hun dieren kennen. Ik zou ook willen vragen aan collega Schalk of hij met mij van mening is dat het leven van een kip — dat is dan maar een klein dier — of het leven van een koe voor dat dier net zo belangrijk is als uw leven voor u en mijn leven voor mij.

De heer Schalk (SGP):

Laat ik eerst even iets zeggen over die boeren. Ik was onlangs op een boerderij. Die boer had iets van 180 koeien. Ik stond in de melkput en de boer zegt: dat is die en die koe. Ik vroeg: hoe weet je dat? Hij zei: dat zie ik natuurlijk; ik weet welke koeien ik heb. Dat is veel ingewikkelder als je 10.000 kippen hebt. Dat zal iedereen begrijpen. 180 koeien, dat is nog te doen. 75 namen in deze Kamer kunnen we leren, maar alle 17 miljoen mensen in Nederland kennen we niet allemaal bij naam. Maar u heeft in die zin een punt. Zeker als het over enorme aantallen gaat, wordt het afstandelijker. Maar dat betekent nog niet dat die boer geen hart voor dat dier heeft. Dat zou ik niet willen zeggen op het moment dat je ze niet kent. Ik ken ook heel veel mensen niet, maar ik heb een hart voor die mensen.

De voorzitter:

Kort, echt heel kort, meneer Koffeman.

De heer Koffeman (PvdD):

Ja, tot slot. Collega Schalk zegt dat het niet betekent dat de boer geen hart voor het dier heeft. Dat kan in zekere zin zo zijn. Maar u weet ook heel veel voorbeelden met mij dat de boer heel hard voor zijn dieren is. Dat strookt niet met uw christelijke opvattingen. Ik denk echt dat de SGP daarvoor een andere positie zou moeten innemen. Als u zegt: "De rechtvaardige kent het leven van zijn dier", zet u zich daar dan ook voor in?

De heer Schalk (SGP):

Als de heer Koffeman zegt dat er boeren zijn die hard zijn voor hun dieren, dan zeg ik met hem: dat hoort niet!

Ik was bezig met de eerste pijler: balans in zorg en werk. Ik heb de pijler "liefde" daarbij genomen. De SGP gaat uit van de Bijbelse notie dat God man en vrouw heeft geschapen, die binnen het huwelijk in liefde en trouw zorg en werk in het gezin en in de samenleving mogen uitvoeren. Bij zorg gaat het natuurlijk om de eigen verzorging, maar ook om zorg in gezin, familie en buurt. Maar het gaat ook om zorg voor de kinderen, waarbij de school vanuit een eigen visie meewerkt aan burgerschap en vorming. En bij werk hoort zowel betaald als onbetaald werk. In onze samenleving lijkt het steeds meer te draaien om het eigen perspectief, om zelfontplooiing en zelfontwikkeling. Maar juist hier zou de regering moeten inzetten op participatie, niet alleen vanuit betaald werk, maar in het kader van een breed welvaartsbegrip, zoals dat vandaag al een paar keer is genoemd. Mijn vraag aan de minister-president is of het mogelijk is om waarde toe te kennen aan mantelzorg of aan zorg in het gezin.

Mevrouw de voorzitter. In dit verband kom ik terug op een thema dat mijn fractie al jaren na aan het hart ligt: de positie van de eenverdieners. De hele samenleving schreeuwt op alle fronten om gelijke behandeling. De vraag is: wanneer zijn zij aan de beurt? Ongetwijfeld heeft de minister-president kennisgenomen van het CPB-rapport Eenverdieners onder druk, van februari 2018. De eerste twee zinnen van de samenvatting zijn deze: "Het verschil in belastingdruk voor een‐ en tweeverdieners is sterk opgelopen. De vraag rijst of een verdere stijging wenselijk is met het oog op gelijkheid en doelmatigheid". Mag ik de minister-president vragen om op deze vraag uit dit rapport te reflecteren?

De tweede pijler: een gezond ondernemersklimaat. Daar kies ik de pijler "eendracht" bij. De fractie van de SGP vindt ruimte voor ondernemen prima, maar wel zo dat de samenleving daar niet de dupe van wordt. In dat kader prijst de SGP het kabinet voor het afzien van de afschaffing van dividendbelasting. Het besluit om op andere manieren het vestigingsklimaat te versterken kan de SGP billijken, maar er zijn nog wel wat andere belangrijke doelen. Ik noemde al de eenverdieners, maar ik denk ook aan het aflossen van de staatsschuld. Waarom is daar niet voor gekozen?

Bij een gezond ondernemersklimaat hoort een goede balans tussen de zaak en thuis, tussen werk en rust. De toenemende zondagsarbeid, met name door de steeds toenemende openstelling van winkels, gaat ten koste van de zondag als heilzaam moment van rust, een geschenk van onze goede God. Is de minister-president het met mijn fractie eens dat een vast rustpunt voor iedereen het meest wenselijk is? En hoe staat het inmiddels met het wetsvoorstel van mevrouw Keijzer over de wurgcontracten voor winkeliers in winkelcentra?

Mijn derde punt: vrede en veiligheid, dichtbij en veraf. Dat is natuurlijk de pijler "vrede". De spanning tussen de grootmachten neemt toe. Laten we de rust bewaren. Dat is ook nodig bij het land dat ik zojuist al noemde: Israël, de enige democratische rechtsstaat in het Midden-Oosten. Laten we hen moreel steunen en waar mogelijk de economische relaties en handelsrelaties verder aanhalen. Verschillende landen hebben terecht hun financiële hulp aan de Palestijnen teruggeschroefd, omdat de Palestijnse autoriteit terroristen financieel beloont. Aanslagen belonen werkt averechts op het vredesproces. Is deze regering bereid om de geldkraan dicht te draaien als de praktijk niet verandert?

In het kader van vrede en veiligheid is Defensie een continue zorg voor de SGP-fractie. Steeds opnieuw blijf ik hameren op het feit dat we de Europese normen nog niet eens halen, laat staan de NAVO-norm. Er is zeker waardering voor de extra gelden die er inmiddels zijn uitgetrokken. Maar kan de minister-president een indicatie geven van hoelang het duurt voordat we in de buurt van de NAVO-norm komen?

Nog één punt in dit kader en dat gaat over het migratiebeleid, met de enorme stapeling van procedures. Dat levert alleen maar verliezers op. Nu is er weer een commissie ingesteld die dit gaat onderzoeken. Alweer een commissie. De indruk ontstaat dat er voor elk probleem geen oplossing komt, maar een commissie. Kan de minister-president een overzicht geven van alle commissies die op dit moment bezig zijn met onderzoek op lastige dossiers?

De vierde kernwaarde: eerbied voor het leven en ontzag voor de dood. Ik gebruik daar de pijler "trouw" bij. Ik kan er maar niet aan wennen dat er elke dag, 365 dagen per jaar, 100 mensen worden gedood. 30.000 abortussen, 6.500 euthanasiegevallen. Ontstellend! Daar komt nog bij dat er nog veel meer doden kunnen vallen als we als samenleving toegeven aan de wens om het zogenoemde voltooide leven te kunnen beëindigen. Het regeerakkoord geeft aan dat er nader onderzoek moet komen. Hebben de recente ontwikkelingen op dit terrein al geleid tot een schrikreactie binnen het kabinet? En wat abortussen betreft: vorig jaar heb ik gewezen op de recidive. Ik herhaal nog maar eens dat het daarbij gaat om 10.000 gevallen van vrouwen die voor de tweede, derde of vierde keer een abortus laten plegen. Aan dat probleem zou gewerkt worden. Kan de minister-president aangeven of er al stappen zijn ondernomen en wat het effect daarvan is?

Mevrouw de voorzitter. In dit verband is het goed om stil te staan bij een prachtig kunstwerk hier op het Binnenhof, tussen de Eerste en Tweede Kamer. Hier, achter de voorzitter, ziet u een enorm schilderij van koning Willem II. Hij schonk dit uit onvrede over het feit dat hij na 1848 geen invloed meer had in dit huis en zei: "dan ben ik altijd bij u". Als dit schilderij vervangen zou worden door een groot venster, dan zou u zicht hebben op de fontein op het Binnenhof, waarop de beeltenis van een eerdere Willem II stond, graaf van Holland en Zeeland en koning van het Heilige Roomse Rijk in de dertiende eeuw. Een mooi, goudkleurig beeld. Heel bekend. Maar niet zo bekend is de Latijnse spreuk, eveneens in goud uitgevoerd. Ik maak me sterk dat niemand weet wat daar staat. Het is een spreuk uit de Vulgata, de bekende Latijnse Bijbelvertaling. De vertaling daarvan is: "U bent mijn enige hoop, Heer, mijn God, van jongs af vertrouw ik op U. Al vanaf mijn geboorte steun ik op U, al in de moederschoot was U het die mij droeg." Deze tekst waarschuwt natuurlijk niet alleen tegen het aantasten van nieuw leven in de moederschoot. Deze tekst biedt ook geweldig veel hoop voor ons allen, als we ons vertrouwen op God stellen, in alle fases van het leven, bij alle thema's die ik noemde, gekoppeld aan liefde, eendracht, vrede en trouw. Dat vertrouwen gun ik de minister-president en alle ministers en staatssecretarissen heel persoonlijk, maar ook in het hoge ambt waarin zij mogen dienen. Dat geeft een extra dimensie aan het motto van deze regering: vertrouwen in de toekomst.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Ik geef het woord aan de heer Nagel.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nagel i (50PLUS):

Voorzitter. In een modern sprookje wordt verteld dat iedereen die in Lekkerland woont, erop vooruitgaat. We zien een dansend mannetje, dat verdacht veel op onze premier lijkt en dat zingt: het is maar goed dat niemand weet, dat ik leugenbeestje heet. Het is waar dat nu de economische groei stijgt, het komend jaar vooral de werkenden, die er de afgelopen jaren ook op achteruit zijn gegaan, volop worden aangemoedigd stevige verhogingen te vragen. In schril en asociaal contrast daarmee zullen de gepensioneerden er de komende jaren verder op achteruitgaan en eind volgend jaar is de dreiging van pensioenkortingen voor vele Nederlanders een reëel gevaar. En dat is volstrekt onnodig.

Laten we eens objectief in kaart brengen wat er de afgelopen tien jaar is gebeurd. De Eerste Kamerfractie van 50PLUS heeft het Nibud recent opdracht gegeven om voor de laatste tien jaar, van 2010 tot 2019, op een rij te zetten hoe de koopkracht zich ontwikkeld heeft. Het enkele dagen geleden ontvangen en volledige rapport is in te zien op de website van 50PLUS. Gepensioneerden met een klein pensioen tot €5.000 per jaar zijn er in die periode op vooruitgegaan, maar bij een hoger aanvullend pensioen treedt koopkrachtvermindering op. Ook werkenden gaan er in de meeste gevallen op achteruit, maar minder dan gepensioneerden. In de periode 2010-2019 is de loonstijging 11,3%, tegenover een negatieve indexatie van de pensioenen van 0,6%. Dat is een verschil van 12%. Ook uit andere bron weten we dat het verschil in koopkracht tussen werkenden en gepensioneerden zeer groot is. Op verzoek van 50PLUS bracht het CBS een grafiek uit over 2000 tot 2017. In die periode bleef de koopkracht van gepensioneerden ongeveer 40% achter bij die van werkenden.

In het nieuwe Nibud-rapport wordt becijferd dat de prijzen met 14,7% stegen en de huren met 20,8%. De totale gemiste indexatie was de afgelopen tien jaar ongeveer 15%. Het meest aangrijpend zijn de groepen met de grote verschillen. Neem de mensen met ongeveer een modaal inkomen. Een alleenstaande werkende ging er op jaarbasis €300 op achteruit, een alleenstaande gepensioneerde daarentegen ruim €1.800. Nog groter is het verschil bij anderhalf keer modaal. Op jaarbasis ging een werkend paar er een dikke €800 op achteruit, maar een gepensioneerd koppel bijna €3.200. Het is terecht dat de werkenden nu gaan profiteren van de toegenomen welvaart, maar het is minstens zo gerechtvaardigd dat de gepensioneerden — hun gemiste indexatie loopt elk jaar verder op en is nu al 15% — in die welvaart delen en zeker niet gekort gaan worden op hun pensioen. Dat zou onnodig, onrechtvaardig en eigenlijk krankzinnig zijn, zoals we zullen aantonen. Daarom de duidelijke vraag aan de regering: wat gaat u doen om het verschil met de werkenden de komende jaren niet groter te laten worden, wat gaat u doen om de koopkracht van de gepensioneerden te repareren?

Want het is absurd dat de pensioenfondsen niet worden afgerekend op basis van hun jarenlange rendement, maar op basis van een kunstmatig laag gehouden rekenrente van 1%, terwijl het toch zou moeten gaan om de werkelijke uitgaven en inkomsten en niet om een vreemde rekentafel. De cijfers liegen er niet om. Het grootste fonds, het ABP, had in 2007 een vermogen van 216.000 miljoen euro; in 2017 was dat 409.000 miljoen euro en inmiddels is dat alweer 419.000 miljoen euro. Het Pensioenfonds Zorg en Welzijn verdubbelde ruim, van 88.000 miljoen euro naar 197.000 miljoen euro en het Bouwfonds ging tweeënhalf keer over de kop, van 26.400 miljoen euro naar 63.300 miljoen euro. De als wat zwakkere broeders bekend staande metaalfondsen verdubbelden ongeveer. Het totale pensioenvermogen ging van 576.000 miljoen euro in 2008 naar 1.328.000 miljoen in 2017. Bij al deze fondsen zien we in tien jaar tijd een gemiddeld jaarrendement van boven de 4% tot 8%. Er is geen hond meer in Nederland die nog begrijpt waarom deze asociale regels gehanteerd worden. De directeur van het Bouwfonds, David van As, vroeger zelf afdelingshoofd toezicht bij De Nederlandsche Bank, pleit openlijk voor minder regels, omdat al die regels te veel kosten en de gerechtvaardigde indexatie in de weg zitten.

Dat het anders kan, bewijst ons buurland België. Daar wordt wel rekening gehouden met de echte feiten en het werkelijke rendement en het te verwachten beleggingsrendement. Daar wordt uitgegaan van een rekenrente van 3,5% en daar kan wel geïndexeerd worden. Daar mag bij een dekkingsgraad van 110% volledig geïndexeerd worden. Maar in Nederland dreigen in de winter van 2019 kortingen. Daarom vragen we de regering nog eens dringend te kijken naar het 50PLUS-initiatiefwetsvoorstel, ingediend door ons Tweede Kamerlid Van Rooijen, waarmee we onnodige pensioenkortingen willen voorkomen door een tijdelijke bodemrente van 2%. Het is een uiterst gematigd en rechtvaardig voorstel. Eén zwaluw maakt nog geen zomer, zo weten we, maar één Koolmees maakt straks wel een barre winter voor de ouderen.

Daarom de vraag: is de regering bereid eens serieus naar het Belgische model te kijken? De dalende lijn op de beurzen heeft bij de gevolgde rekenmethode grote gevolgen. Eind vorige week bleek volgens pensioenfonds Aon de maand oktober een daling van maar liefst 3% te tonen in de actuele dekkingsgraad. Het ontbreekt deze regering aan daadkracht en belangstelling voor ouderen. Minister Koolmees doet of hij broedt op een nieuw pensioenstelsel, maar in feite zit hij alleen maar doodstil en vleugellam. Hij laat gewoon Nederlandse pensioenfondsen met hun kapitaal naar het veel aantrekkelijker België vertrekken. Dit buurland had een regelgeving waardoor eind 2017 de gemiddelde dekkingsgraad van de pensioenfondsen 124% was. De gevolgen blijven niet uit. Grote Nederlandse pensioenfondsen van multinationals verkasten, zoals ExxonMobil, met 2,6 miljard euro, Johnson & Johnson, Aon, Euroclear en noem maar op. Uit Nederland vertrokken fondsen zagen hun dekkingsgraad na de verhuizing naar België met 11% stijgen. Het is struisvogelpolitiek dit niet te willen zien. De Belgische pensioensector groeit enorm na waardeoverdrachten uit Nederland. Volgens de Belgische toezichthouder FSMA verdubbelde het vermogen van grensoverschrijdende fondsen in 2016; in 2017 zette die groei zich voort met Nederland als hoofdsponsor. Kan de regering ons een overzicht geven van alle pensioenfondsen die naar België zijn vertrokken en aangeven om hoeveel miljard dit gaat? En waarom willen we wel 2 miljard euro dividendbelasting offeren met het ten onrechte beloofde idee om multinationals hier te houden, maar laat de regering miljarden pensioenkapitaal de grens overgaan zonder daadwerkelijk een vinger uit te steken?

Voorzitter. Een apart punt is de vakantietoeslag voor AOW'ers. Hoewel wettelijk is vastgelegd dat het vakantiegeld in Nederland minimaal 8% moet zijn, was dat voor AOW'ers 6,6% van het jaarinkomen.

De voorzitter:

Mevrouw Sent, u krijgt één interruptie, gelet op de tijd.

Mevrouw Sent i (PvdA):

De heer Nagel vraagt terecht aandacht voor problemen betreffende indexatie, dekkingsgraad en dergelijke, maar wat mij betreft zijn dat symptomen en moet er een analyse komen van de onderliggende problemen. Die analyse bestaat eruit dat we te maken hebben met een dubbele vergrijzing, namelijk meer ouderen die ook nog eens ouder worden, en een dubbele ontgroening, namelijk minder jongeren en minder jongeren die in het pensioenstelsel terechtkomen. Vandaar dat ik het voorstel heb geopperd om deelname aan het pensioenstelsel verplicht te maken. Ik hoor heel graag hoe de heer Nagel daarover denkt.

De heer Nagel (50PLUS):

Wij kunnen ons heel goed vinden in het huidige pensioenstelsel met een collectieve verantwoordelijkheid. Ik heb u net getallen genoemd om aan te geven wat de werkelijke rendementen zijn. De directeur van het Bouwfonds zegt: laten we nou gaan indexeren; we kunnen dat tientallen jaren zonder problemen doen, gelet op ons rendement. Het zijn alleen die rare regels die dat tegenhouden. Kijk naar België, waar geen probleem is. Ik wil de cijfers straks — we hebben een lange dinerpauze — nog wel een keer met u doornemen.

De voorzitter:

Het is maar een korte dinerpauze. Maar goed, gaat uw gang.

De heer Nagel (50PLUS):

Het vakantiegeld was dit jaar nog maar 6,3%. Een alleenstaande AOW'er kreeg dit jaar €15 minder vakantiegeld en AOW'ers met een partner €22 minder. Die onterechte vermindering kwam door een ingewikkelde belastingontwikkeling waarvan het Rijk profiteerde. In totaal werden 3 miljoen mensen hierdoor getroffen. Geen echte beleidskwestie, maar, zoals de hoofdredacteur van de Geldgids, Reinout van der Heijden, in de Volkskrant schreef, een gevolg van de voortdenderende overheidsmachine, ongevoelig voor de gevolgen en te complex om gecorrigeerd te worden door de Tweede Kamer. Een pure mechanische handeling die hij een "blunder" noemt. Op termijn wordt het probleem opgelost door de omschakeling naar minder belastingschijven. Maar dat betekent dat volgend jaar mei de AOW'ers opnieuw minder vakantiegeld krijgen, omdat het vakantiegeld over de maanden mei tot en met december 2018 nog op de oude manier berekend wordt. 50PLUS vraagt de regering om deze beleidsmatig onbedoelde zakkenrollerij ongedaan te maken en te zorgen dat de AOW'ers, die toch al geen 8% vakantiegeld krijgen, volgend jaar mei niet benadeeld maar schadeloos gesteld worden. We hopen dat de regering op dit punt een toezegging zal doen. Anders moeten wij hierover een motie indienen.

Tot slot nog even een ander punt. Uit een recent onderzoek van Kantar/NIPO blijkt dat 70% van de 70-plussers het openbaar vervoer zo veel mogelijk mijdt. ProRail voert een campagne voor veiliger reizen. Een punt blijft daarbij onderbelicht: de overvolle treinen en de situatie dat jongeren, die volledig in beslag worden genomen door hun elektronische apparaten, hun zitplaats niet afstaan aan ouderen die noodgedwongen hele trajecten moeten staan. Zou op dit punt niet eens een stukje bewustwording kunnen worden gepropageerd?

Wij wachten de beantwoording van onze vragen graag af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nagel. Ik geef het woord aan de heer Ten Hoeve.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. De uitgangspunten van de OSF, die ik hier de afgelopen jaren heb willen vertegenwoordigen, zijn kort samengevat: menselijke schaal, welzijn boven welvaart, een onderling solidair Europa, het recht van meerderheden en minderheden overal in de wereld om zichzelf te kunnen zijn en blijven. Mijn beschouwingen van vandaag komen uit diezelfde uitgangspunten voort.

Voorzitter. Wij hebben een rijk land met een goed vestigingsklimaat en een florerende economie. Maar niet iedereen profiteert evenveel. De lonen stijgen niet hard genoeg, de pensioenen blijven achter, huizen zijn er te weinig en ze worden te duur. We hebben wel krimpgebieden, maar vooral ook steden die uit hun voegen barsten. De wegen zijn verstopt. We hebben te weinig mensen om al het werk te doen. De bedrijven hebben vacatures, de zorg en het onderwijs nog veel meer. En de regering doet intussen zijn best om het vestigingsklimaat te verbeteren. De dividendbelasting hoeft niet meer afgeschaft te worden, maar in plaats daarvan moet dan de winstbelasting substantieel verlaagd worden. Voor een beperkt deel wordt daarmee het mkb gestimuleerd, maar voor een veel groter deel komt het de grote bedrijven ten goede en zal het dus inderdaad het vestigingsklimaat verbeteren, zeg buitenlandse bedrijven aantrekken. Wij zijn niet de enigen die dat willen. Dus met alle andere landen die precies hetzelfde willen, blijft het een zaak van tegen elkaar opbieden in belastingverlagingen. Waarom eigenlijk? Betekent een aantrekkelijker vestigingsklimaat niet nog meer vraag naar werknemers die er niet zijn, aantrekken van werknemers van buiten en nog meer vraag naar huizen die er ook niet zijn?

Er is een categorie buitenlanders die wij met meer liefde zouden moeten ontvangen dan wij in de praktijk vaak doen: vluchtelingen die een veilige plaats nodig hebben. Maar moeten wij dan ook nog eens beleid voeren dat anderen zal aantrekken? Helpen wij onszelf echt, nu wij eindelijk proberen af te komen van onze faam als belastingparadijs, als wij tegelijk met lagere winstbelasting bedrijven willen aantrekken die het vaak toch al lukt om heel weinig belasting te betalen? Hebben wij trouwens ook al niet een groot overschot op de betalingsbalans, zo groot zelfs dat Amerika er boos over is? Kunnen we dan niet beter gewoon die winstbelasting niet extra verlagen, dat geld aan nuttige dingen besteden of het niet uitgeven en zo het houdbaarheidssaldo verbeteren en de staatsschuld verlagen? Dienen we hiermee de menselijke maat of het grootschalige? En is dit met elkaar steeds verder concurreren op tarieven de manier om in Europa solidair met elkaar te zijn, gezamenlijk een optimum te bereiken, of trekken wij elkaar naar beneden ten koste van onze bevolkingen die het gelag betalen? Misschien wil de regering eens ingaan op de nadelen van dat altijd maar aantrekkelijker willen worden ten koste van anderen.

Intussen wordt de wereld om ons heen steeds onrustiger. In die wereld wordt het dus belangrijker te letten op het behartigen van de eigen belangen dan altijd rekening te houden met onze waarden. Dat is niet verkeerd. Wij hoeven niet aan anderen onze democratie te verkopen en ook niet onze ethische normen op te dringen. Maar waar boeven aan de macht zijn, is duidelijkheid noodzaak. Het geval Saudi-Arabië is duidelijk. Dat was het ook al vanwege de oorlog in Jemen. En waar onrecht heerst, mag dat ook duidelijk gezegd worden.

Wij doen veel voor goede relaties met China, en daar is misschien wel veel geld te verdienen, overigens met alle risico's van dien. Maar naast de behandeling van dissidenten, die een minister nog wel eens zijdelings aan de orde wil stellen, is het ook duidelijk dat China alle moeite doet om de Tibetaanse cultuur gelijk te schakelen, kloosters te vernietigen en cultuurdragers gevangen te zetten. En het wordt ook duidelijk dat in Oost-Turkestan, de Chinese provincie Sinkiang, kampen zijn ingericht waar intussen een aanzienlijk deel van de Oeigoerse moslimbevolking is geïnterneerd. Dat China geen democratie is, daar hoeven wij ons niet mee te bemoeien. Dat het zo zijn minderheden hardhandig uitschakelt gaat verder. Je kunt ook culturele genocide plegen. Er zijn grote belangen maar ook goede redenen om de Chinese minister-president, als hij hier is, niet alleen maar vriendelijkheid, maar ook duidelijkheid te tonen. Wil de regering naast individuele gevallen van schending van mensenrechten ook de schending van de collectieve rechten van de minderheden aan de orde stellen in de contacten met Chinese functionarissen?

Daarmee hebben we het over het recht op eigen identiteit. Identiteit begint ook bij ons een grotere rol te spelen, en dat is goed zolang het betekent dat wij in een open samenleving onszelf willen blijven, als Nederlander, als Limburger, als Fries. Op de Balkan lijkt identiteit bijna allesbepalend en staan identiteiten, etniciteiten, wel heel makkelijk in gespannen verhouding tegenover elkaar, áls ze niet door een verstandig getrokken staatsgrens gescheiden worden. Servië en Kosovo lijken bereid te zijn hun grens zo bij te stellen dat aan beide kanten problemen worden opgelost. Het verbaast mij dat in West-Europa deze oplossing op weerstand stuit en dat grenswijziging gezien wordt als gevaar in plaats van als oplossing. Benadrukken wij in West-Europa niet telkens weer het belang van onze natiestaten? Dat zijn landen waar staat en natie grotendeels overeenkomen en waar daarbinnen aan beperkte minderheden rechten kunnen worden gewaarborgd. Heeft de Nederlandse regering een standpunt in dit geval, waar het vooral om de positie van de grote en vrij homogene Servische bevolking in Noord-Kosovo gaat?

Ten slotte, voorzitter, terug naar ons eigen land. Er liggen geweldige opgaven, want wij willen ons land graag zo lang mogelijk boven water houden, en wij willen dat het weer mooi wordt. Het wordt steeds duidelijker dat daarvoor onze landbouw de cruciale factor is. Op de bijeenkomst waar de Staten van Zeeland en Friesland hier in de Kamer werden ontvangen, werd opgemerkt dat wij dankbaar mogen zijn voor de geweldige prestatie die de boeren geleverd hebben om het beleid van de overheid om te zetten in de enorme productie die wij nu hebben, maar ook dat wij nu duidelijk moeten maken wat een enorme prestatie geleverd moet gaan worden in een omschakeling naar een landbouwproductie die ook de natuur weer laat bloeien. Dat is een andere landbouw dan de huidige. Maar om die enorme prestatie te realiseren is het nodig dat de overheid stuurt met maatregels. Laisser-faire heeft geleid tot het fosfaatprobleem en tot crisiswetgeving. Er moet nu actief richting gegeven worden, zodat duidelijk is wat er van Nederlandse boeren verwacht wordt: niet een landbouw die maximaal exporteert, maar een landbouw die maximaal bijdraagt aan de gezondheid van ons eigen land en bodem. Vertrouwen op goede bedoelingen of afspraken lijkt mooi, maar garandeert minder succes dan overheidsmaatregelen. Statiegeld op plastic flesjes en blikjes helpt meer dan met afspraken te proberen veel te recyclen. Zonder verplichtingen tot omschakeling lijkt het niet mogelijk om het gebruik van Gronings aardgas te verminderen. En, in het algemeen, als de vervuiler moet betalen dan is belastingheffing de meest voor de hand liggende optie om die betaling te realiseren. Collega Koffeman heeft daar net nog enkele duidelijke dingen over gezegd. Geen vrijheid, blijheid, maar een sturende overheid is in deze tijd met zijn grote problemen noodzakelijk. Wil de regering zo regeren of schrikt ze daarvoor terug als het moeilijk wordt?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ten Hoeve. Is er nog iemand die het woord wenst in eerste termijn? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering voor de dinerpauze tot kwart voor zeven. Ik zou graag willen vragen aan degenen die beneden in de Noenzaal het diner gaan nuttigen om, als het enigszins kan, voorrang te geven aan de woordvoerders, want om kwart voor zeven gaan we weer verder.

Minister Rutte i:

Mag ik als eerste?

De voorzitter:

En misschien ook aan de minister-president. Misschien, hè, heel misschien.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 17.43 uur tot 18.45 uur geschorst.