Verslag van de vergadering van 21 december 2021 (2021/2022 nr. 12)
Aanvang: 10.35 uur
Status: gerectificeerd
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022 (35925-VII).
De voorzitter:
Thans is aan de orde de behandeling van de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (35925-VII): Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2022. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties van harte welkom.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord als eerste aan mevrouw De Boer namens de fractie van GroenLinks.
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Zoals u al zei, bespreken we vandaag het onderdeel wonen van de BZK-begroting voor 2022. Vorige week hadden we in het kader van het Belastingplan een debat over de verlaging van de verhuurderheffing voor 2022. Tijdens dat debat tastten wij nog in het duister over wat het regeerakkoord zou brengen voor de toekomst van de verhuurderheffing en voor de rest van het volkshuisvestingsdossier. Inmiddels kennen we het conceptregeerakkoord en weten we dat de verhuurderheffing met ingang van 2023 afgeschaft wordt. Ik hoop tenminste dat de minister kan bevestigen dat de plannen zo gelezen moeten worden, want de financiële bijlage bij het akkoord zou anders kunnen doen vermoeden.
De afschaffing van de verhuurderheffing met ingang van 2023 is natuurlijk goed nieuws. Er zitten meer punten in de woonparagraaf van het regeerakkoord waar mijn fractie wel blij van werd. Voor een deel was die vreugde echter van korte duur. Veel investeringen in de woningbouw lijken een grote sigaar uit eigen doos te zijn nu de hiervoor benodigde middelen afkomstig blijken uit het Gemeentefonds. Daarover zullen nog de nodige appeltjes geschild gaan worden, maar niet vandaag en niet met deze minister.
Met haar bespreken we nu de begroting Wonen voor het jaar 2022. Dat is allerminst achterhaald, want in het coalitieakkoord zit voor 2022 geen geld voor de Woningbouwimpuls of het Volkshuisvestingsfonds. Die bedragen worden pas vanaf 2023 ingeboekt. Dat betekent dat, als het aan deze en de volgende regering ligt, er in 2022 door de regering niet wordt geïnvesteerd in het bouwen en het verduurzamen van woningen, terwijl we nu te maken hebben met een gigantische wooncrisis en vriend en vijand het erover eens zijn dat in ieder geval een deel van de oplossing bestaat uit bouwen, bouwen, bouwen, en terwijl we nu te maken hebben met een klimaatcrisis en sterk oplopende energielasten voor bewoners. Mijn fractie kan er niet bij waarom er dan in 2022 geen budget is. Want als de regering en de coalitiepartijen de noodzaak zien voor verdere investeringen in de volkshuisvesting door woningcorporaties en de overheid, en deze ook inboeken vanaf 2023, waarom wordt er dan helemaal niets gedaan in 2022? Waarom wordt niet alsnog de verhuurderheffing al in 2022 afgeschaft, zodat de woningcorporaties al komend jaar volop kunnen investeren in nieuwe woningen, verduurzaming en het aanpakken van achterstallig onderhoud? Waarom zit er voor 2022 geen geld in het Volkshuisvestingsfonds? Het is niet zo dat er geen plannen liggen. Aanvragen van gemeenten voor de verduurzaming van in totaal 8.500 woningen zijn positief beoordeeld, maar konden niet toegekend worden omdat de pot leeg was. Nog eens 3.250 woningen scoorden voldoende voor een aanvraag maar zijn afgewezen vanwege de lege pot. Is het niet mogelijk om een deel van de uitgaven die zijn gepland voor 2023 en verder voor zowel het Volkshuisvestingsfonds als de Woningbouwimpuls naar voren te halen, zodat de plannen die er liggen, uitgevoerd kunnen worden en er ook geïnvesteerd kan worden in bouwen? Of ziet de minister andere mogelijkheden om de gewenste uitgaven al in 2022 te kunnen doen?
Voorzitter. Ik kan me best voorstellen dat het voor deze minister niet eenvoudig is om hier en nu extra middelen voor 2022 toe te zeggen. Dat maakt ons oordeel over de wonenbegroting echter niet anders. Dit is simpelweg niet genoeg. Als de minister onze steun wil voor deze begroting, zal er substantieel geld bij moeten. Dat kan met een harde toezegging die zich op korte termijn zal materialiseren in een suppletoire begroting. Dat kan door middel van een novelle. Als de minister de keuze wil overlaten aan een nieuwe regering, begrijpen we dat. Wij hebben er dan ook geen bezwaar tegen om, als de minister dat zou willen, dit debat in januari te vervolgen met een minister die niet demissionair is en ook dan pas te gaan stemmen. Ik hoor graag wat de minister kan en wil doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Crone, die namens de fractie van de PvdA zal spreken.
De heer Crone i (PvdA):
Dank u, voorzitter. Fijn dat de minister hier is, zodat we misschien nog wat moois kunnen regelen voor haar vertrek, misschien wel naar een nieuwe functie, misschien naar dezelfde functie, maar formeel zien we dat zo.
Opnieuw spreken we over de woningcrisis in ons land, maar opnieuw doet het kabinet niet het goede. Het zet zelfs een stap terug. Het kabinet bruuskeert de gemeenten, door hen eerst uit te dagen om met plannen te komen en die plannen nu terzijde te schuiven. Dat is een wonderlijke actie die we graag willen terugdraaien, want iedereen weet: als je meer woningen wil hebben, of dat nou voor starters, voor ouderen die wel of niet doorstromen, of voor studenten is, moet je alles doen om vertraging te voorkomen. We weten allemaal dat er vaak ook heel moeilijke procedures zijn die belemmerend zijn. Dat gaat van reeksen procedures voor bestaande bouw en in stedelijke omgeving, waar de plannen tijdrovend zijn en technisch uitwerken tijd kost, tot het onderhandelen over bijvoorbeeld het aandeel privaat versus sociale bouw met woningcorporaties, over koop versus huur, hoog-, laag- en middenhuur. En dan komen daarna ook nog de bestemmingsplannen en de beroepsprocedures. Dus alles begint en eindigt met het draagvlak onder bewoners, en met een breed palet aan voorzieningen dat erbij hoort: fysieke voorzieningen, van riolen tot wegen, sociale voorzieningen, scholen, onderwijs, veiligheid en betaalbaarheid.
De gemeenten spelen daarbij van oudsher een cruciale rol. Zij zijn de enige die de boel vanuit integraal denken bij elkaar kunnen brengen en hopelijk ook tempo kunnen maken. Ik noem expres als laatste pas het punt van de financiering, want in principe is er veel geld in dit land en zijn veel projecten op zichzelf al rendabel. Maar juist Nederland was er altijd om beroemd een bijdrage, vaak een kleine bijdrage, mee te betalen aan een onrendabele top, waardoor veel investeringsgeld van anderen vrijkomt, bijvoorbeeld van private en sociale investeerders. Daardoor wordt veel investeringsgeld omgezet in bouw en voorzieningen die daarbij horen.
Wat nu gelukkig wel gebeurt, is de afbouw van de verhuurderheffing. We zijn daar zonder meer positief over, al had dat wel sneller gekund. Mevrouw De Boer wees er ook al op. We hoopten dat de verhuurderheffing met een enorme meerderheid hier in de Kamer, ook van de coalitiepartijen, van tafel zou gaan. Dat is ook gelukt, maar er wordt pas in 2023 een eerste klein begin mee gemaakt. Het andere deel van de motie die ik heb ingediend bij de Financiële Beschouwingen, met betrekking tot het Volkshuisvestingsfonds, wordt slechts ten dele voortgezet. Maar dat gebeurt ook pas in 2023 en bovenal door eerst het Gemeentefonds te korten. Ook de Woningbouwimpuls van 1 miljard begint pas in 2023 en bedraagt maar 100 miljoen per jaar.
Op alle drie de hoofdpunten waarmee de impuls, het totale woningbouwprogramma, zou moeten worden bevorderd, lijkt het dus wel alsof er een stap terug wordt gezet. Overigens zijn die Woningimpuls en het Volkshuisvestingsfonds een greep uit de kast van de gemeenten, een sigaar uit eigen doos die niet additioneel is, zoals wij beoogd hadden. Dat accepteert de VNG al niet, bleek al uit haar eerste reactie. Maar dat betekent ook dat sommige gemeenten gaan betalen voor andere gemeenten. Er gaat dus een heel lang onderhandelingstraject komen voordat dat überhaupt rond is. Ook dat zal vertragend werken.
Kan de minister bevestigen dat de gemeenten hier bijna voor niks plannen hebben gemaakt, terwijl ze daarvoor uitgedaagd zijn en die klaar hebben, en dat die plannen, die ook in veel opzichten al zijn goedgekeurd of bijna zijn goedgekeurd, in de ijskast moeten tot ten minste 2023? Erkent de minister ook dat het een groot risico is dat er gegeven de greep uit het Gemeentefonds lange onderhandelingen met de VNG zullen volgen, omdat die niet zomaar zullen zeggen: op dit onderdeeltje gaan we alvast akkoord? Erkent zij dat ook dat weer leidt tot vertraging en onzekerheid? Dat geld ook voor het particuliere bezit. Want het gaat om een wezenlijk onderdeel van het bouwen en het is landsbreed: Den Haag, Nieuwegein, Limburg, Oost-Groningen, Amsterdam, Zeeland. Ik heb de lijst met projecten nog eens bekeken en het draait inderdaad om meer dan 8.000 woningen die nu niet worden gebouwd of die niet worden opgeknapt en verbeterd. Maar ook de woningcorporaties komen in de problemen. Bij het Volkshuisvestingsfonds gaat het weliswaar alleen maar om het ondersteunen van particulier bezit — het is belangrijk dat dat ook wordt ondersteund — maar het zijn weer projecten die complementair zijn aan die van woningcorporaties.
Voorzitter. In de motie die ik eerder heb ingediend en die ik nu opnieuw ter tafel breng, mogelijkerwijs voor stemmingen later op deze dag, is een bedrag van 0,5 miljard genoemd om die projecten via het Volkshuisvestingsfonds vlot te trekken. Ik begrijp dat de projecten die al goedgekeurd zijn, rond de 220 miljoen zitten. Dus misschien zit er ruimte om dat in ieder geval te regelen. Dat bedrag is er, want in de Najaarsnota was het financieringstekort bijna 1% lager dan in de Miljoenennota, en dat scheelt zo maar 7 tot 8 miljard euro. We hebben hier tot nu toe samen in opgetrokken in de Eerste Kamer en we hopen dat de minister ook een gat vindt om dit op te lossen. Want inderdaad, als je een BZK-begroting nu moet accepteren waar minder geld in zit dan vorig jaar, dan is dat toch contrair aan het idee dat er een crisis is. Bij een crisis ga je toch niet minder maar meer investeren? We hopen dat het kabinet dit dan ook zo spoedig mogelijk zal repareren.
Ik hoop dat de minister, het kabinet, toch in beweging kan komen met de reparatie van de begroting. Dat kan al heel snel via een aanvullende begroting of een aangepaste begroting. Ik denk dat de Tweede Kamer dat ook bij hamerslag zou kunnen vaststellen, bij wijze van spreken vandaag al, want ze zijn toch bij elkaar, maar in ieder geval snel in januari, zodat we in januari ook bij hamerslag zo'n reparatie hier kunnen accorderen. Ik denk dat het zó in lijn is met het oude kabinetsbeleid en het nieuwe dat het woord "demissionair" hier alleen maar bevestigt: als we het met z'n allen eens zijn, doe het dan gewoon. Wij zijn in ieder geval niet demissionair.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef vervolgens het woord aan de heer Van Hattem, die namens de fractie van de PVV zal spreken.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Als we het toch over wonen hebben: het is heel bijzonder dat we vandaag voorlopig voor de laatste keer in de voormalige woning staan van de graven van Holland, deze Ridderzaal, die we mogen gebruiken; memorabel.
Voorzitter. Deze begroting stelt: "Om te zorgen dat iedereen prettig kan wonen, ligt er een grote bouwopgave." Zie pagina 15 van de memorie van toelichting. De memorie spreekt van een tekort van 279.000 woningen, wat de komende jaren nog verder toeneemt, en een te realiseren bouwopgave van 900.000 woningen. Zolang de grenzen voor de massa-immigratie wagenwijd open blijven staan, is het een onmogelijke opgave om voor voldoende woningen te zorgen in een toch al overvol land. Volgens de laatste prognose van het CBS zitten we in 2025 al op 18 miljoen inwoners, vooral door de massa-immigratie. Deze begroting is op die manier dan ook per definitie een achterhoedegevecht. Dat is het vooral voor al die Nederlanders die ten opzichte van statushouders achteraan in de rij staan bij de toewijzing van een sociale huurwoning. Kan de minister aangeven wanneer er eindelijk eens een eind wordt gemaakt aan deze institutionele discriminatie van Nederlandse woningzoekenden en de urgentieregeling echt eens door of namens gemeenten wordt geschrapt?
Om het nog gekker te maken: de overheid is nu stad en land af aan het zoeken naar locaties om nog meer statushouders met spoed van woonruimte te voorzien. Soms is dat ook tijdelijke huisvesting, zoals in de voormalige jeugdzorginstelling De Krabbebossen bij Rijsbergen in de gemeente Zundert. De jeugdzorg heeft vorig jaar na bijna 90 jaar deze prachtige plek in de bossen verlaten. Na vele generaties verdween het heenkomen voor onze zorgbehoevende kinderen. Veel van de huidige gebouwen zijn overigens pas amper twintig jaar oud en dus nog heel goed te gebruiken. Daarom ook werden hier tijdelijk woningzoekenden gehuisvest. Nu moeten deze bewoners die hier, weliswaar tijdelijk, een onderkomen hadden gevonden, halsoverkop de panden verlaten, omdat de overheid ze vordert voor de eveneens tijdelijke huisvesting van statushouders. Deze bewoners moesten uit de media vernemen dat zij hun woning moeten afstaan aan statushouders, terwijl ze zelf nog niet eens over onderdak beschikken. Dat is de wereld op z'n kop.
Kan de minister aangeven hoe het kan dat ook in dit geval Nederlandse woningzoekenden keihard gediscrimineerd worden ten opzichte van statushouders? Krijgen deze statushouders dan misschien ook nog met urgentie sneller een permanente woning dan de Nederlandse bewoners die al in het complex zaten? Dat zal toch niet waar zijn? Graag een reactie van de minister.
Ook worden op veel plaatsen tijdelijke woningen gebouwd, zoals het complex Riekerhaven in Amsterdam voor statushouders, jongeren en studenten.
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
De bijdrage van de heer Van Hattem op dit onderwerp is een beetje voorspelbaar. Het is ook elke keer de vraag "zal ik interrumperen?", maar ik doe het één keer. Ik maak sterk bezwaar tegen de beeldvorming van massa-immigratie en dat alle woningen in Nederland bestemd zouden zijn voor statushouders. Dat is volgens mij feitelijk onjuist en bovendien denk ik dat de heer Van Hattem een heel verkeerd beeld geeft van het begrip "discriminatie". Hij heeft het over Nederlanders tegenover statushouders. In artikel 1 van de Grondwet — ik las het even, want de tekst staat hier deels op de muur — gaat het niet over Nederlanders ten opzichte van statushouders. Het gaat over iedereen die zich rechtmatig op het grondgebied van Nederland bevindt. Daartussen mag geen onderscheid gemaakt worden. Op die grond — ik meen dit uit de grond van mijn hart — vind ik het heel kwalijk dat de heer Van Hattem keer op keer Nederlanders tegenover statushouders plaatst. Ja, er zijn ook kwetsbare groepen Nederlanders die dringend behoefte hebben aan een huis. Daarom moet er meer gebouwd worden, ook meer betaalbare woningen. Maar we gaan ook niet zeggen: mensen mogen niet meer scheiden, want het aantal gescheiden mensen dat een beroep doet op de woningbouw is zo groot. Het gaat erom dat wij moeten zorgen voor voldoende betaalbare huisvesting voor álle Nederlanders, álle mensen in Nederland die dat nodig hebben. En nee, dit was geen vraag, maar ik wilde dit even voorleggen.
De heer Van Hattem (PVV):
Het is geen vraag, maar ik hoor mevrouw De Boer wel verwijzen naar de schouw hier, waar een voormalige versie van onze Grondwet op staat. Als ze daarnaar verwijst: daar staat heel duidelijk omschreven dat men om enig burgerschapsrecht te willen hebben Nederlander moet zijn. Dat is wel een goed uitgangspunt, want wat wij hier zien is dat Nederlanders bij het toewijzen van woningen worden achtergesteld — dat is de discriminatie die plaatsvindt — ten opzichte van statushouders. De woningen worden nog steeds met urgentie toegewezen aan statushouders, hoewel dat niet meer wettelijk verplicht is, waardoor Nederlanders het nakijken hebben. Dat is gewoon keiharde discriminatie. We zien nu dat Nederlandse tijdelijke huurders het complex Rijsbergen moeten verlaten, om daar tijdelijk statushouders in te zetten. Die Nederlandse bewoners worden daar dan toch gewoon keihard gediscrimineerd ten opzichte van die statushouders? Die krijgen een hogere status, de naam zegt het al bijna.
De voorzitter:
Volgens mij leest u de tekst dan niet goed. Ik zou u adviseren om dat nog een keer te doen. Mevrouw De Boer.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Bovendien merkt u terecht op dat het een oude tekst is. Het punt is dat er urgentie wordt verleend, ja, maar dat gaat op basis van hoe dringend mensen een woning nodig hebben. Gemeenten kunnen dat doen. Nogmaals, het gaat echt niet aan om te zeggen dat Nederlanders meer burgerschapsrechten hebben dan anderen die zich rechtmatig in Nederland bevinden. Dan maakt u zich schuldig aan discriminatie; sorry.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan moet ik tegelijkertijd vaststellen dat zo'n beetje het hele aantal dat bijgebouwd wordt voor de woningvoorraad even hard weer opgaat aan het aantal statushouders dat een woning krijgt toegewezen. We zijn gewoon bezig met een asielestafette die niet bij te houden is op de woningmarkt. Dat gaat op een gegeven moment gewoon spaak lopen en dat loopt al helemaal mis.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik had het over het complex Riekerhaven in Amsterdam, voor statushouders, jongeren en studenten. Het Parool schrijft daarover: "Dit jaar hebben twee keer zoveel statushouders recht op een sociale huurwoning in de stad in vergelijking met vorig jaar." Maar hoeveel recht hebben de woningzoekende Nederlandse jongeren? Waarom zijn Nederlandse jongens en meisjes nu genoodzaakt hun onderdak te zoeken in een tijdelijke containerwoning tussen die statushouders, omdat nog zo veel gelukzoekers onderdak moeten krijgen? Waarom bouwen we niet direct permanente woningen voor onze Nederlandse jongeren, op de toch al zo schaarse locaties? Nederlandse jongeren moeten nu ook een groter huis voor hun gezin aan zich voorbij laten gaan, omdat dit op last van de rechter wordt toegewezen aan statushouders die het aan hen toegewezen huis te klein vonden, zoals we gisteren in Limburg helaas mochten meemaken. Graag een reactie van de minister op deze punten.
Verder heeft het Rijksvastgoedbedrijf met het COA locaties in eigendom geïnventariseerd die met spoed gereedgemaakt kunnen worden voor tijdelijke bewoning door vergunninghouders. Ook heeft het Rijksvastgoedbedrijf met het COA, het ministerie van Defensie, Aedes, de branchevereniging voor woningcorporaties, en commerciële partijen zoals Koninklijke Horeca Nederland en bouwbedrijven in bredere zin bestaand vastgoed geïnventariseerd dat eenvoudig geschikt kan worden gemaakt voor tijdelijke bewoning door statushouders. Is de minister bereid om deze inventarisaties ook beschikbaar te stellen aan het parlement? Zijn de gemeenteraden waar deze ontwikkelingen voorzien zijn, aan de voorkant op de hoogte gebracht van deze plannen? Zo nee, waarom wordt de lokale democratie hierover niet geïnformeerd? Welke mogelijke rechtsmiddelen kunnen omwonenden nog inzetten tegen zo'n tijdelijke inzet voor huisvesting voor statushouders? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter, tot slot. De memorie van toelichting bij deze begroting spreekt over, ik citeer: "gebouwde omgeving verduurzamen om ook op lange termijn prettig te wonen". Voor dat vreselijke verduurzamen wordt ons land nu overspoeld met de bouw van megawindturbines, zelfs tot 250 meter hoog. De vraag aan de minister is hoe omwonenden van die windturbines door dat verduurzamen nog prettig kunnen wonen, als hun woning verziekt wordt met geluidsoverlast, slagschaduw, horizonvervuiling en alle andere ellende die met windturbines gepaard gaat. Hoe prettig wonen is dat nog? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter, tot zover in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik vervolgens het woord aan de heer Kox van de fractie van de SP.
De heer Kox i (SP):
Dank u wel, voorzitter. Rond deze dagen herdenken we het verhaal dat een vader en moeder op zoek gingen naar een plek waar hun kindje geboren kon worden. Ocharm, toen dat bericht zich verspreidde dacht de koning van het land: dat moeten we niet hebben, want God weet zal dat kindje een enorme bedreiging voor mij worden. Hij stuurde zijn soldaten eropuit en sloeg uit voorzorg maar alle kinderen dood die zich bevonden in de omgeving van de plek waar het kindje geboren werd.
Dat is allemaal maar een verhaal. Het is nooit ergens geverifieerd, maar het is misschien wel een waarschuwing. Je moet niet te snel zeggen dat iemand iets gedaan heeft en daarom maar alle andere mensen die er een beetje op lijken, de schuld geven. Overigens was de laatste opmerking van collega Van Hattem geruststellend, want hij heeft het niet alleen over asielzoekers gehad die voor alles en nog wat verantwoordelijk zijn. De windturbines heeft hij er ook nog bij gevoegd. De gemiddelde asielzoeker zal het op prijs stellen dat er ook nog andere slechte dingen zijn.
Dit was allemaal nog even vooraf, voorzitter. Op de laatste dag van dit vergaderjaar bespreken we de woonbegroting voor komend jaar van het nu echt in zijn laatste dagen verkerende kabinet. Voor deze minister zal het waarschijnlijk ook haar laatste parlementaire debat zijn als lid van het kabinet-Rutte III. Wat de toekomst haar brengen zal, moeten we nog horen. Maar dat geldt voor ons allen. Dat is het aangename van de toekomst. Die is nog niet zeker. Dit is ook een geschikt moment om namens de SP-fractie de minister te bedanken voor al haar inzet gedurende de afgelopen 1.500 dagen die zaten tussen haar aantreden en vandaag. Vier jaar werken op het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en daarbij ook nog zorgen voor een adequaat woonbeleid: dat zal de minister niet in de koude kleren zijn gaan zitten, neem ik aan.
We weten inmiddels dat er in het nieuwe kabinet een aparte bewindspersoon komt voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Aangezien die niet voor half geld zal gaan werken, neem ik aan, mogen we de minister prijzen dat zij in ieder geval bereid is geweest twee klussen voor één prijs te doen. Ik weet niet of daar nog een compensatieregeling voor komt, maar het is voor ons duidelijk dat de minister hard gewerkt heeft.
Maar dan is er een harde maar realistische en essentiële vraag: heeft het harde werken ook gerendeerd? En daarover — daar schrikt de minister niet van — is het oordeel van mijn fractie: nee, dat is niet het geval. Het beleid heeft niet gerendeerd in de afgelopen vier jaar. De scheefgroei tussen huurders en woningeigenaren is groter geworden. De financiële druk op een groot deel van onze huurders is zwaarder geworden. De kans om bijtijds een passende woning te vinden is kleiner geworden. Nederland verkeert op dit moment niet alleen in een crisis vanwege een steeds door weinigen voorziene pandemie, maar ook in een crisis vanwege een door velen voorspelde ontwikkeling, namelijk de wooncrisis. Er is een schreeuwend tekort aan betaalbare huizen. De wachtlijsten zijn krankzinnig lang voor heel veel mensen, vooral voor jonge mensen, en er is geen perspectief dat het op korte termijn beter zal worden.
Ik wil aan de minister vragen of zij, terugblikkend op de afgelopen vier jaar, inmiddels ook onderkent dat er sprake is van een wooncrisis. De meeste van de brieven die wij van haar ontvangen hebben, beginnen altijd heel positief: "Iedereen heeft recht op een goed huis. Gelukkig gaat het met heel veel mensen goed." Ik stel dat positieve wel op prijs, maar soms moet je ook zaken benoemen. Ik zou aan de minister willen vragen of zij, als zij terugblikt, inmiddels van mening is dat er sprake is van een regelrechte wooncrisis. Veel deskundigen en veel betrokkenen hebben het daarover. Zou er enig verband kunnen zijn met het feit dat wij tien jaar lang de problemen rondom wonen toch voornamelijk via de markt hebben willen oplossen? Is dat niet een cruciale fout geweest? Het valt te hopen dat het komende kabinet daarin een andere route gaat kiezen. Ik zou daar graag een bespiegeling van de minister op willen. Ik zeg niet dat zij het allemaal fout heeft gedaan. Wíj hebben het eigenlijk fout gedaan, door wonen als een markt te beschouwen en de oplossingen voor de problematiek daar te verwachten.
Voorzitter. Ik heb een aantal opmerkingen over het huurbeleid. In het afgelopen jaar heeft de minister eindelijk toegegeven aan de dringende wens van beide Kamers van het parlement om de huren in de sociale woningbouw te bevriezen en de huren in de vrije sector te begrenzen. Dat is winst. Het argument van beide Kamers was dat veel huurders het water al tot aan de lippen stond en dat hun positie als gevolg van de pandemie alleen nog maar verder verslechterde. Recent onderzoek laat zien dat de positie van huurders, zeker ten opzichte van woningeigenaren, nog verder scheefgegroeid is. De meeste huurders hebben een buitengewoon beperkt vermogen, waarop ze veel vaker dan eigenaar-bewoners een beroep moeten doen voor het betalen van dagelijkse lasten. Bijna 1,5 miljoen huishoudens moeten huurtoeslag krijgen omdat ze anders de huur niet kunnen betalen.
Vindt de minister terugblikkend dat er meer gedaan had moeten worden aan het tegengaan van die scheefgroei en aan het temperen van die huren? Blijkt dat trouwens ook niet uit het voornemen van het nieuwe kabinet om de huur van sociale woningen voor mensen met een lager inkomen te gaan verlagen? Had dat achteraf gezien al niet veel eerder moeten gebeuren? Graag een reflectie van de minister op dat punt.
Deze Kamer sprak alweer een tijd terug bij motie uit dat de minister moest bezien hoe gekomen zou worden tot een eenmalige huurverlaging, ook in de vrije sector. De minister heeft, daarvoor dank, die eenmalige huurverlaging geregeld voor de gereguleerde sector; voor de vrije sector zag zij geen mogelijkheden. Deze Kamer heeft erop aangedrongen om tóch met voorstellen te komen en ons niet alleen te vertellen dat het volgens de minister niet opportuun is. Maar die voorstellen liggen nog steeds niet op tafel. Kunnen we nog iets van de minister verwachten op dat punt, of zegt ze — zoals veel van haar collega's op dit moment natuurlijk — "dat is allemaal voor het nieuwe kabinet"? Dan toch nog de vraag of zij denkt dat het nieuwe kabinet op enigerlei wijze vergelijkbaar aan de gereguleerde sector zou kunnen komen tot een eenmalige huurverlaging voor de mensen voor wie de huur veel te hoog is, afgezet tegen hun inkomen.
Voorzitter. Aan de minister heb ik een vraag over het huurbeleid in 2022, want in de begroting staat wel dat de huurbevriezing geldt tot 30 juni 2022, maar voor de rest staat daar niet wat er dan gaat gebeuren. Als je ziet dat de komende regering zegt dat de sociale huur voor mensen met lage inkomens omlaag moet, zou je verwachten dat die in ieder geval per 1 juli 2022 niet omhoog zal gaan, want dat zou daar contraproductief aan zijn. Mag ik de minister vragen, omdat haar begroting het niet meldt, wat zij denkt dat de huren gaan doen in de gereguleerde sector vanaf 1 juli? Voor de vrije sector weten we dat daar een maximale huurverhoging van 2,3% plus 1%, dus 3,3% aanstaande is, wat ook volgens mij weer een vergroting is van de tegenstelling tussen huurders en eigenaar-bewoners, maar voor de gereguleerde sector is het mij nog niet duidelijk.
Voorzitter, dan een laatste punt. Geen ruimte biedt de begroting van de minister om tegemoet te komen aan de grote vraag in onze gemeenten naar ondersteuning zoals die dit jaar door het Volkshuisvestingsfonds werd geboden. In deze Kamer is een motie ingediend door collega Crone, ook ondertekend door mijn fractie, met de uitspraak dat het toch wel een buitengewoon grote misser zou zijn als we de plannen die nu op tafel liggen, weer van tafel halen, althans voor lange tijd wegschuiven, omdat er geen middelen beschikbaar zijn. Ik mag de minister vragen, maar collega's hebben dat ook al gedaan, om nogmaals in te gaan op het dringende verzoek om wél middelen vrij te maken in 2022 om deze plannen die er liggen, waar het gaat om concrete woningen in concrete gemeenten alsnog te realiseren. Omdat de verhuurderheffing pas in 2023 afgeschaft gaat worden, zou je zeggen dat er dan nog ruimte is in 2022, want dan hebben we nog steeds die verhuurderheffing. Uit de opbrengsten daarvan zou deze motie te financieren zijn.
Ik moet de minister erop wijzen dat deze Kamer volgens mij breed hecht aan een gebaar van haar op dit punt. Ik begrijp dat dat misschien in de nu wel erg demissionaire regering niet erg populair is, maar uiteindelijk moet de begroting toch de goedkeuring krijgen van deze Kamer; anders is er geen begroting. Ik mag de minister daarom vragen serieus in te gaan op de kritiek vanuit deze Kamer op dit punt en te kijken of er een creatieve oplossing, zoals collega Crone ook al zei, te vinden valt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Wenst een van de leden nog het woord? Dat is niet het geval. Dan zijn wij hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering voor tien minuten.
De vergadering wordt van 11.06 uur tot 11.16 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Minister Ollongren i:
Dank voor de gelegenheid om hier vandaag in uw Kamer te zijn en te spreken over de BZK-begroting. Ik zou bijna zeggen dat dit in meerdere opzichten op de valreep is, op de valreep van dit jaar en op de valreep van dit kabinet. Misschien mag ik beginnen met te zeggen dat ik dit een beetje met gemengde gevoelens doe. Zoals ik mijn brieven aan de Kamer meestal positief begin, wil ik ook dit debat positief beginnen. Ik wil namelijk met uw Kamer delen dat de begroting zoals die voorligt, in z'n totaliteit, een begroting is waarop ik trots ben.
Deze begroting gaat eigenlijk over heel veel. Ze gaat onder andere over de versterkingsoperatie voor Groningen. Dat is een ongelofelijk belangrijk dossier, dat BZK halverwege deze kabinetsperiode erbij heeft genomen en waarover we een bestuursakkoord hebben gesloten. We hebben gezorgd voor extra geld voor de Nationaal Coördinator en extra geld voor vastgelopen dossiers in Groningen. Er staat 342 miljoen in deze begroting.
Deze begroting gaat ook over het verbeteren van de dienstverlening voor mensen, als direct gevolg van het rapport over de kinderopvangtoeslag. Juist omdat de gemeenten zo dicht bij hun burgers staan, is er 130 miljoen gereserveerd voor betere dienstverlening door gemeenten.
Deze begroting gaat ook over de aanpak van energiearmoede. Ze gaat over verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Ze gaat over een tegemoetkoming voor kleine verhuurders vanwege de huurbevriezing en de bouw van flexwoningen. En zo zou ik nog een tijdje kunnen doorgaan. Dat wilde ik eerst zeggen, voorzitter.
Dan het onderwerp van vandaag. Zoals mevrouw De Boer ook zei, is de reden dat de Eerste Kamer dit vandaag heeft geagendeerd dat er nog vragen en wensen zijn ten aanzien van het onderdeel wonen. Ook hierbij wil ik graag positief beginnen. Het is niet voor niks dat ik iedere keer benadruk hoe belangrijk het is dat mensen in Nederland goed, passend, fijn en prettig kunnen wonen. Dat geldt voor iedereen in ons land.
Tegelijkertijd zie ik natuurlijk dat er een groot tekort is. De heer Kox wees daarop. Er zijn mensen die moeten wachten en die niet een bij hen passende woning kunnen vinden op de plek waar ze willen wonen. Dat leidt natuurlijk tot ongemak en ook tot een gevoel van ongeduld: hoe lossen we dit op? Dat ongeduld voel ik ook.
Tegelijkertijd denk ik dat ik ook mag constateren dat gedurende deze kabinetsperiode de omslag is gemaakt, de omslag van bezuinigen en hervormen naar bouwen en investeren in de woningmarkt. Daar is veel bereikt en die resultaten zullen we ook de komende jaren nog zien. Dat kon alleen tot stand komen dankzij samenwerking. Dat betreft samenwerking tussen het Rijk en de andere overheden, provincies en gemeenten dus. Maar ook de corporaties zijn hierin natuurlijk een hele belangrijke partner. Dat geldt ook voor de ontwikkelaars en de bouwers, die massaal weer mensen aangenomen hebben en gezorgd hebben dat er ook tijdens de pandemie gewoon doorgebouwd is in Nederland. Dat is echt heel bijzonder. Dat is toch iets om trots op te zijn.
Tegelijkertijd ben ik het ook helemaal eens met iedereen die zegt: er is meer nodig. Ik kom zo nog op een aantal andere terreinen. Nu heb ik toevallig het bouwen genoemd, maar het gaat natuurlijk ook over het hele huurbeleid. Het gaat ook over betaalbaarheid. Het gaat ook over verduurzaming. Dat zijn allerlei elementen die belangrijk zijn in het beleid dat gevoerd is en dat hopelijk doorgetrokken kan worden door het nieuwe kabinet.
Om te beginnen wil ik een aantal concrete vragen beantwoorden. Allereerst kom ik op het Belastingplan. Toen wij hierover vorige week spraken, zei mevrouw De Boer, met anderen, overigens heel treffend dat wij nog in afwachting waren van het coalitieakkoord. Inmiddels kennen we de inhoud daarvan. Wat velen van ons hoopten, heeft zich in dat coalitieakkoord dus ook gematerialiseerd. Dat wordt dus een opgave voor het nieuwe kabinet. Dat betreft het afschaffen van de verhuurderheffing. Ik heb al vaker tegen de Kamer gezegd dat het eigenlijk onvermijdelijk is om die verhuurderheffing af te schaffen, omdat de investeringscapaciteit van de woningbouwcorporaties op termijn gewoon wordt uitgehold. Ik was dus ook blij om te zien, met velen in deze Kamer, dat de nieuwe coalitie heeft besloten om de verhuurderheffing af te schaffen. Dat gebeurt per 2023, zo lees ik dat. Volgens mij kan daar geen twijfel over bestaan. In de reeks in het coalitieakkoord wordt de opbrengst vanaf 2023 naar nul afgeboekt. Daarmee is deze de facto afgeschaft.
Ik weet dat partijen in deze Kamer, waaronder GroenLinks en PvdA, hebben gepleit om deze een jaar eerder af te schaffen, namelijk het volgende begrotingsjaar. Daar heb ik in de Tweede Kamer, en trouwens ook hier, al vaker over gesproken. Ik denk dat voor de hele sector, voor de woningbouwcorporaties, het feit dat het nieuwe kabinet die verhuurderheffing zal afschaffen per 2023 een enorm effect heeft. We zien al het effect van de 500 miljoen; daar hebben we vorige week uitvoerig over gedebatteerd. Daarna volgt de afschaffing van 2023. Dat betekent een hele grote verruiming voor hun investeringscapaciteit. Dat betekent dat er nog veel meer gebouwd kan worden op termijn, dat er nog meer kan worden verduurzaamd en dat er meer onderhoud kan worden gepleegd. Dat is ontzettend belangrijk voor de woningmarkt. Hij is niet afgeschaft per volgend jaar. Ik heb daar geen budgettaire ruimte voor gevonden. Ik heb gelukkig, terwijl het kabinet demissionair was, een aantal dingen nog wel kunnen doen voor de woningmarkt. Maar ik kon niet nog meer doen voor die verhuurderheffing dan datgene wat wij vorig jaar al hebben besproken. Volledige afschaffing volgend jaar zou nog eens 900 miljoen kosten; daar heb ik geen budgettaire ruimte voor. Maar nogmaals, voor de hele sociale sector is het afschaffen als zodanig hetgeen waar het om ging en dat gaat dus ook gebeuren.
Dan de vragen die meer gingen over het Volkshuisvestingsfonds. Over het Volkshuisvestingsfonds zou ik bijna zeggen dat wij het gezamenlijk hebben ingesteld. Het was de uitkomst van een politiek overleg in de Tweede Kamer tussen coalitiefracties en een aantal fracties in de Eerste Kamer. Het kon overigens heel breed op enthousiasme rekenen, dus het was heel goed dat het Volkshuisvestingsfonds er kon komen, met 450 miljoen. Inmiddels heeft dat z'n bestemming gevonden, dus de beste projecten zijn toegekend. Dat is ook niet het enige wat er voor de komende tijd gaat gebeuren, want we hebben in de begroting ook 1 miljard beschikbaar gesteld voor de woningbouw. Daar zit ook 250 miljoen in voor een vierde tranche van de Woningbouwimpuls. Die zal een onderdeel zijn van de begroting 2022. Dat is gewoon onderdeel van de begroting die dit kabinet heeft ingediend.
Waarom doen we dat allemaal? Omdat we die woningbouw inderdaad prioritair vinden, ontzettend belangrijk vinden. Dat geldt ook voor het Volkshuisvestingsfonds. Dat is niet alleen woningbouw, zal ik maar zeggen, dat is herstructurering. Het gaat over het verbeteren van de kwaliteit en de woonomgeving in de meest kwetsbare gebieden in Nederland. Maar er worden wel bijna 22.000 woningen in de directe omgeving van de woningen mee aangepakt. Daarvoor is dus heel veel enthousiasme bij gemeenten. Er waren vijftien burgemeesters die dit hebben aangezwengeld. Die hebben hier opnieuw aandacht voor gevraagd en een oproep gedaan om het te vervolgen. Ik was ook weer heel blij dat ik zag in het coalitieakkoord dat er een vervolg wordt gegeven aan het Volkshuisvestingsfonds, en dat daarmee dus gehoor wordt gegeven aan de oproep van die gemeenten.
Mevrouw De Boer en de heer Crone hebben gezegd: er waren meer plannen en voorstellen dan geld. Dat gold voor wat ik dan nu toch de eerste tranche van het Volkshuisvestingsfonds kan noemen. Dat klopt. Dat was omdat het gelimiteerd was tot 450 miljoen. Er waren meer plannen, en er waren ook meer plannen die kwalitatief gezien over de streep kwamen. Dus die hadden in principe een voldoende als eindscore, maar er was toch geen Rijksbijdrage voor, omdat het geld op was. Zo werkt dat natuurlijk bij dit soort constructies. Als er gelimiteerd geld is, kan het zo zijn dat er voorstellen zijn die de eindstreep wel halen, maar toch in deze fase geen geld krijgen. Die projecten lopen niet weg. Ik zal straks bij de overdracht ook heel graag laten zien dat er dus al projecten klaarliggen die een nieuwe bewindspersoon zou kunnen proberen te prioriteren. Ik ga daar niet over. Ik wil degene die dit mooie dossier mag gaan doen, graag het stokje overgeven, en tegelijkertijd wil ik niet over mijn eigen graf heen gaan regeren.
Dan nog een aantal punten die meer in de categorie "overig" of "diversen" vallen.
De heer Van Hattem heeft een aantal punten gemaakt die hij wel vaker maakt. Ik ga proberen om gewoon antwoord te geven op de feitelijke vragen. Moeten Nederlandse woningzoekenden nou langer zoeken naar een groter huis, en waar komt dat door? Er is gewoon een grote krapte op de woningmarkt. Dat betekent dat het voor veel mensen om verschillende redenen lastig is om een passende woning te vinden. Daarom is dit kabinet steeds bezig geweest om het aanbod van woningen in alle segmenten — in de sociale sector, maar ook in de andere segmenten — te vergroten, zodat er inderdaad doorstroming komt op de woningmarkt, zodat mensen kunnen verhuizen en daarmee een andere woning achterlaten die weer geschikt is voor andere mensen. Maar dat het niet makkelijk is om een woning te zoeken, klopt. Ik denk dat er nog minstens acht, negen, tien jaar nodig zal zijn om bij te bouwen en die woningmarkt te verbeteren.
Ik had nog een aantal vragen van de heer Kox. Hij vroeg naar wat hij de scheefgroei noemt, het verschil tussen de kopers en de huurders. We hebben natuurlijk wel huurbeleid gevoerd. Daarover hebben we hier verhitte debatten gevoerd. We hebben elkaar gelukkig ook weer gevonden, als het gaat over het huurbeleid. Ik denk inderdaad dat het altijd een combinatie moet zijn: hoe kun je zorgen voor betaalbaarheid voor de huurders, terwijl je tegelijkertijd de uitgangspunten voor starters op de woningmarkt verbetert? We hebben het huurbeleid in dat opzicht onder andere aangepast door de eenmalige huurverlaging voor huurders met te lage inkomens en een hoge huur en door de maximering van de huurverhoging in de vrije sector. Dat zijn allemaal maatregelen waar ik heel blij mee ben. Meer betaalbaar bouwen voor starters is vooral via de woningbouwimpuls gestimuleerd. We introduceren de mogelijkheid voor gemeenten van sociale koop met voorrang voor starters die de gemeente van belang vindt, bijvoorbeeld mensen die al in de gemeente wonen en anders moeten vertrekken of mensen die in een sector werken die belangrijk is voor de gemeente. Dat zijn allemaal beleidsmaatregelen die echt zoden aan de dijk zetten, waar de gemeenten graag gebruik van maken.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik weet niet of de minister in haar beantwoording al op al mijn vragen was ingegaan, naar haar idee, maar ik heb nog wel wat meer vragen gesteld. Ik weet niet of de minister daar nog op komt in haar termijn of …
Minister Ollongren:
Ik heb nog een paar vragen van de heer Van Hattem die ik nog zal beantwoorden.
De heer Van Hattem (PVV):
Oké. Dat is prima. Dan wacht ik even af.
Minister Ollongren:
Ik kan dat ook wel meteen doen. De heer Van Hattem ging specifiek in op statushouders. Het klopt dat ik mij heel actief heb ingezet voor het huisvesten van statushouders. Dat is namelijk nodig. Het is ten eerste goed voor de statushouders en hun integratie als ze zo snel mogelijk een woonplek hebben. Het is nu ook nodig om de druk op de COA-locaties te verlichten; sinds afgelopen zomer hebben we daarop geïntensiveerd. In die context heb ik ingezet op tijdelijke voorzieningen, tijdelijke woningen, flexwoningen. We noemen dat eigenlijk "tussenvoorzieningen". Dat betekent dat gemeenten op korte termijn extra woonruimtes krijgen, kunnen realiseren. Dat helpt hun zowel bij het huisvesten van statushouders als bij andere doelgroepen die dringend woonruimte nodig hebben, omdat je daarmee je woonvoorraad gewoon vergroot. Het gaat veel sneller als je dat doet met die tussenvoorzieningen, met flexwoningen, met tijdelijke woningen, dan wanneer die woningen nog gebouwd moeten worden.
De heer Van Hattem had een specifiek voorbeeld, de gemeente Zundert. Daar kunnen 95 statushouders uit de regio gehuisvest worden. Ik heb begrepen dat men daar op dit moment een antikraakvoorziening heeft. Daarvoor geldt nu een opzegtermijn van een maand. De gemeente heeft degenen die daar nu antikraak zitten, geïnformeerd en hun een gesprek hierover aangeboden. Ik vind zelf dat de gemeenten hierin een belangrijke rol hebben. Zij moeten zelf bepalen hoe zij de huisvesting van statushouders en andere aandachtsgroepen willen doen. Zij weten het ook het beste. Dat moet dus in goed overleg met die gemeenten, maar ook in goed overleg met andere betrokkenen.
De heer Van Hattem (PVV):
Eerst even op dit punt. Kan de minister duiden hoe het kan dat mensen die een tijdelijke woonvoorziening krijgen, in dit geval dus een antikraakwoning, dit pand moeten verlaten voor een andere groep die tijdelijk een woonvoorziening krijgt? Tijdelijk voor tijdelijk, dat is toch niet met mekaar te rijmen als een groep daar al tijdelijk moet zitten? Dat is toch een ongelijk speelveld? Dat ten eerste. Ten tweede, de flexwoningen. Ik zie dat fenomeen nu steeds vaker in gemeentes opduiken. De woningbouwlocaties zijn schaars. Steeds is het argument dat het bouwen van flexwoningen sneller gaat dan het bouwen van permanente woningen. Mijn vraag is dan: zou de minister, samen met de gemeenten en andere betrokken partners, niet beter kunnen inzetten op het versnellen van die procedures voor permanente woningbouw op die schaarse woningbouwlocaties, zodat er sneller op die plekken gebouwd kan worden en we niet tien, vijftien jaar aan allerlei tijdelijke woningen vastzitten op toch wel schaarse woningbouwlocaties?
Minister Ollongren:
Over dat laatste punt zou ik willen zeggen: het is en-en. Het gaat inderdaad om het versnellen van de woningbouw waar dat kan. Juist bij die Woningbouwimpuls maken we daar ook afspraken over met de gemeenten. Tegelijkertijd gaan we op zoek naar andere locaties, waar we geen woningbouw kunnen realiseren op de korte termijn, maar die we wel tijdelijk kunnen gebruiken voor die flexwoningen. Dat varieert een beetje van locaties voor echt tijdelijke woningen — dan heb je het maar over een aantal jaar; drie jaar, vijf jaar — tot locaties voor de veel langere termijn, waarop vanwege de bestemming wel tien tot vijftien jaar tijdelijke woningen kunnen staan. Daar is juist vanuit de gemeenten een grote behoefte aan. Het is geen verdringing van het een door het ander, maar juist een optelsom die leidt tot meer woningen.
Dan over het eerste punt, tijdelijk voor tijdelijk. De heer Van Hattem weet ook dat, als er een leegstaand gebouw is en er een contract wordt gesloten voor antikraak, dat altijd op weg is naar een andere bestemming van dat gebouw. Daar ligt altijd een contract onder. Ik heb er dus heel veel begrip voor dat je dat antikraak wonen nu afrondt en in plaats daarvan zorgt dat die woningen in gebruik kunnen worden genomen door statushouders. Ik vind dat een goede en creatieve oplossing. We hebben ook gevraagd aan de gemeenten om met creatieve oplossingen te komen, want die hebben we nu op hele korte termijn nodig.
De heer Van Hattem (PVV):
Het verbaast me toch dat de minister dit een "goede en creatieve oplossing" noemt, want hier worden toch mensen gewoon op straat gezet. Nederlandse woningzoekenden die door omstandigheden antikraak moeten wonen, hebben straks geen dak boven hun hoofd, omdat die woningen ineens worden ingezet voor statushouders, terwijl dat evengoed een tijdelijke invulling is van het gebouw. Want uiteindelijk is daar een hele andere bestemming voor. Het was voor jeugdzorg. Dat is in ieder geval een maatschappelijke bestemming en geen woonbestemming op dat complex.
Dan over de flexwoningen. Ik kan een voorbeeld aanhalen vanuit mijn eigen gemeente, in 's-Hertogenbosch. Daar is bij het grote plan voor De Groote Wielen — dat is u waarschijnlijk wel bekend - een gedeelte ingericht voor 300 flexwoningen voor een periode van vijftien jaar, terwijl het eigenlijk een plangebied is waar woningbouw is voorzien. Ik vraag dan toch aan de minister of het op zulk soort locaties, waar voor de komende jaren al woningbouw zou zijn voorzien, effectief gebruik van de schaarse grond in Nederland is als daar tijdelijke flexwoningen, in dit geval echt honderden flexwoningen, worden neergezet?
Minister Ollongren:
Degene die dat het best kan beoordelen, is de betrokken gemeente. Daar is het overleg dan ook mee. We zoeken met hen samen naar de meest effectieve inzet van schaarse ruimte. We hebben de plancapaciteit van de woningbouw opgeschaald door het hele land. We hebben in de veertien regio's waar de schaarste het grootst is, duidelijke afspraken gemaakt. Dus dat gaat in goed overleg, maar uiteindelijk kan de gemeente zelf het best bekijken waar die tijdelijke voorzieningen iets toevoegen aan de woningvoorraad. Nogmaals, dat gaat sneller. En de mensen die daar wonen, moeten uiteindelijk weer doorstromen naar reguliere woningen.
Voorzitter. De heer Van Hattem had ook nog een vraag gesteld over windmolens. Dat was eigenlijk meer een opmerking, geloof ik. Ik denk dat dat helemaal niet in tegenspraak is met elkaar, want we hebben veel geleerd over hoe je met windparken en windmolens om moet gaan. Voor de aanleg daarvan is er gewoon ruimtelijkeordening- en milieuregelgeving, die ervoor zorgt dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat blijft en dat de mensen die in de omgeving wonen, er bovendien veel meer bij worden betrokken.
De heer Van Hattem (PVV):
Mijn laatste punt. Ik wil het even binnen het woondebat houden, want dit neigt nogal snel naar een dossier te gaan dat in een andere portefeuille zit dan die van deze minister. Ik blijf bij het woongenot van omwonenden. Op dit moment worden er veel van die windparken gerealiseerd dicht bij woonkernen. Die liggen vaak op maar op enkele honderden meters van een woonkern af. De maatstaven die worden gebruikt voor geluidsbelasting, zijn vaak maatstaven op basis van windturbines die in het verleden werden gebruikt in een veel minder hoge klasse dan de turbines die nu worden neergezet van tot 250 meter. Dus de effecten daarvan zijn veel groter. Is de minister het met mij eens dat er vanuit het woongenot rekening moet worden gehouden met deze ontwikkelingen in de windturbinesector? De minister heeft het over woongenot. Is zij het erover eens dat niet de energieopwekking centraal moet staan maar dat het woongenot voorop moet staan?
Het tweede is dat er ook gekeken moet worden naar de locaties. Een gemeente kan bijvoorbeeld zeggen: wij moeten vanwege onze restopgave winturbines neerzetten en we zetten die pal aan de gemeentegrens neer. Ik zie nou bij bijna alle gemeentes gebeuren dat die gemeentegrenzen letterlijk worden opgezocht, zodat een kern net aan de andere kant van de gemeentegrens daar ontzettend veel overlast van krijgt, terwijl de mensen die daar wonen, feitelijk helemaal niet bij de besluitvorming betrokken zijn. Hoe kijkt de minister daartegen aan, vooral vanuit het oogpunt van het prettig wonen, het woongenot?
Minister Ollongren:
We komen inderdaad een beetje aan de randen van waar deze begroting over gaat en waar mijn portefeuille ook over gaat, maar vanuit het perspectief van ruimtelijke ordening en wonen heeft het er natuurlijk inderdaad wel degelijk mee te maken. Dan wil ik toch het antwoord dat ik net gaf, herhalen: we hebben in Nederland gelukkig gewoon wet- en regelgeving. De wet- en regelgeving ziet erop dat er bij het aanleggen van windparken of windmolens rekening wordt gehouden met dat woon- en leefklimaat. Ik ben het met de heer Van Hattem eens dat dat heel belangrijk is. Die afweging moet dus ook worden gemaakt.
Voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen die zagen op huren. Het was, denk ik, vooral de heer Kox die hier vragen over had. Ik zei er al iets over. Als het gaat over koopkracht van mensen kijken we er — dat is natuurlijk het debat dat we hier vaker hebben gevoerd — niet naar of iemand een huurder is of eigenaar van een woning is. Het is belangrijk dat er een evenwichtig koopkrachtbeeld is en dat juist de lagere inkomens niet onevenredig geraakt worden. Dat is niet gebeurd. We hebben deze kabinetsperiode een evenwichtig beeld kunnen laten zien, zelfs ondanks de coronacrisis. Ik heb me er natuurlijk wel voor ingezet om de betaalbaarheid voor huurders te verbeteren, en trouwens ook de kansen voor starters. Dat is een beetje de andere kant van de medaille. Die maatregelen die ik net opsomde, de eenmalige huurverlaging, tijdelijke huurkorting en de maximering van de huurverhoging, ook in de vrije sector, zijn daar natuurlijk voorbeelden van. Ik denk ook dat de situatie rondom de pandemie dat op sommige onderdelen in een stroomversnelling heeft gebracht, net als de aandacht die deze Kamer daarvoor heeft gehad. Dat is heel positief.
Tegelijkertijd is het ook belangrijk om te zorgen dat er doorstroming is. Ik zei dat net al in een reactie op een vraag van de heer Van Hattem. Het introduceren van die sociale koop, die ik net toelichtte en waarvan gemeenten graag gebruik zullen maken, betekent bijvoorbeeld dat starters voorrang kunnen krijgen voor betaalbare woningen en dat zij soms, vaak zelfs, denk ik, een woning zullen achterlaten die weer voor iemand anders heel interessant is. Dat grijpt dus op die manier goed in elkaar en dat hebben we in gang gezet. We zij er nog niet, maar het is denk ik een goede basis.
Dan de vraag of er nog meer regulering zou moeten komen in de vrije huursector. Ik heb in ieder geval al aan beide Kamers aangekondigd dat er zogenaamde botsproeven komen om de middenhuurmaatregel uit te werken. Dan wordt eigenlijk gewoon uitgeprobeerd hoe dat in de praktijk zou werken. Ik heb in het nieuwe regeerakkoord gelezen dat er een vorm van regulering van de vrije sector komt. Uiteraard moet ik ook afwachten hoe het nieuwe kabinet daaraan vorm gaat geven, maar het staat in dat akkoord.
Over het huurbeleid voor het volgende jaar — deze begroting gaat natuurlijk over 2022 — werd gezegd: u heeft niet iets gezegd over een huurverlaging. Deels hebben we natuurlijk gewoon de afspraak zoals die er is. Ten tweede kijken we natuurlijk naar de inflatieontwikkeling, die de basis is voor een eventuele huurverhoging, maar het of en hoe is echt aan het nieuwe kabinet. De huurbevriezing die is afgesproken, geldt dus gewoon, tot 1 juli 2022. Voor daarna moet ik verwijzen naar het aanstaande kabinet. Ik kan daar niet op vooruitlopen, omdat ik daar niet over ga en het nieuwe kabinet tijdig aantreedt om dat soort besluiten te nemen.
Voorzitter. Samenvattend, met dank voor alle gemaakte opmerkingen, denk ik toch dat we met enige tevredenheid kunnen constateren dat die verhuurderheffing afgeschaft gaat worden vanaf 2023 als het tarief gewoon naar nul gaat. Dit kabinet zit nu echt diep in de blessuretijd, wat betekent dat ik, hoe graag ik het ook zou willen, nu niet nog aanvullende middelen kan realiseren voor het Volkshuisvestingsfonds. Wat ik wel kan doen, is het warm overdragen aan mijn opvolger, omdat ik inderdaad ook hoop dat de instrumenten die zich hebben bewezen, namelijk de Woningbouwimpuls waarmee het nieuwe kabinet door wil gaan en het Volkshuisvestingsfonds waarmee het nieuwe kabinet door wil gaan, misschien met een andere invulling, en met meer regie en een minister die alleen maar Wonen en Ruimtelijke Ordening gaat doen, worden voortgezet. Ik juich het allemaal toe, ik vind het allemaal goede stappen en ik ben echt blij dat deze elementen erin zitten. Wie weet kan het nieuwe kabinet, ook horende de discussie die hier wordt gevoerd, bekijken of het al sneller dan 2023 stappen kan zetten. Er wordt natuurlijk gewoon doorgebouwd. Heel veel van het toegekende geld uit de woningbouwimpulsen levert in de komende jaren woningen op. Hetzelfde geldt voor de herstructurering van het Volkshuisvestingsfonds. Het is net toegekend. Die projecten gaan starten. Het resultaat daarvan komt pas gedurende de volgende kabinetsperiode. Er is dus heel veel in gang gezet. Het kabinet gaat daar volgens mij volop mee door. Dat is ook hoognodig. Misschien nog een laatste reflectie op waar we nu staan. Aan het begin heb ik een aantal positieve dingen gezegd, omdat ik meen dat er een richting is ingezet die goed is, die belangrijk is en die het ook verdient om te worden voortgezet. Maar ik ben de eerste om toe te geven dat het een hele lastige situatie is op de woningmarkt. Dat mag je zeker een wooncrisis noemen, absoluut. Ik zie natuurlijk ook hoe mensen daarmee begaan zijn of daardoor zelf geraakt worden. We kennen allemaal de verschillende groepen die het ontzettend moeilijk hebben op de woningmarkt. Daarom ben ik ook extra gemotiveerd voor die zogenoemde warme overdracht aan mijn opvolger om al deze dingen voort te zetten en wat mij betreft nog beter te doen. Ik heb mijn best gedaan, maar het kan altijd beter.
Dank, voorzitter.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb toch nog een openstaande vraag die niet beantwoord is door de minister. Ik overweeg in tweede termijn daarover een motie in te dienen als daar geen duidelijk antwoord op komt. Ik had gevraagd naar de inventarisatie die het Rijksvastgoedbedrijf, dat onder de portefeuille van deze minister valt, heeft gedaan naar de mogelijke locaties om statushouders of vergunninghouders op te vangen. Is de minister bereid om die inventarisatie te verstrekken? In hoeverre zijn de gemeenteraden van de betreffende gemeenten waar eventueel locaties voorzien zijn op de hoogte gesteld?
Minister Ollongren:
Excuses, die ben ik inderdaad vergeten. Het Rijksvastgoedbedrijf is nog volop bezig — dat doen ze in nauw overleg met de gemeenten — om geschikte locaties te vinden. Dat is een zorgvuldig proces en dat gaat ook echt in overleg met de gemeenten. Ik kan deze Kamer toezeggen dat zij daarover zal worden geïnformeerd, maar dat zal medio volgend jaar zijn.
In het verlengde daarvan: wat voor mogelijkheden hebben gemeenten eigenlijk? Er wordt vaker gezegd, ook door de heer Van Hattem, dat je die urgentie niet meer zou moeten doen et cetera. Gemeenten moeten zelf bepalen hoe ze het doen. Ze kunnen het met urgentie doen of op een andere manier. De Huisvestingswet 2014 schrijft in de vorm van een zesmaandelijkse taakstelling voor hoeveel vergunninghouders een gemeente moet huisvesten. De urgentiecategorie is niet verplicht. Heel veel gemeenten doen het wel, maar sinds 2017 is het niet meer verplicht. In de regel zetten ze die urgentiecategorie toch in. Dat is voor de gemeenten een goede manier van werken. Daarom kiezen ze ervoor. Anders doen ze het via directe bemiddeling.
Ik hoop dat ik hiermee de andere vraag van de heer Van Hattem ook heb beantwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Thans komen we bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Daartoe geef ik eerst het woord aan mevrouw De Boer van de fractie van GroenLinks.
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de antwoorden. Ik wil mijn tweede termijn vooral gebruiken om de minister te bedanken voor haar inzet in de afgelopen periode, want daar heeft het niet aan gelegen. Waar het wel aan gelegen heeft, is dat het haar niet gelukt is om steeds de rest van het kabinet mee te krijgen, waaronder de minister van Financiën, die met het geld op de proppen moet komen. Ook nu heb ik niet de door mij gevraagde harde toezegging van geld gehoord. Ik snap dat dat op dit moment ook lastig is voor de minister. Zij zegt wel te kunnen zorgen voor een warme overdracht aan haar opvolger met een lijstje van belangrijke projecten. Ik vrees dat dat voor onze fractie niet genoeg zal zijn.
Ik heb geen reactie van de minister gehoord op de suggestie om de begroting over het jaar heen te tillen, zodat een nieuwe minister, die misschien wel wat kan, in een volgende termijn bij ons terug kan komen. Ik noem het toch nog even. Ik hoor graag of de minister dat een idee vindt of niet. Als de minister het geen goed idee vindt, gaan we gewoon stemmen. Maar als de minister zegt dat het wellicht een optie is, dan wil ik dat graag in overweging nemen. Verder nogmaals dank voor alle inzet. Ik ben er echt van overtuigd dat deze minister de urgentie ziet en voelt, maar ik denk dat het resultaat voor mijn fractie net iets te weinig zal zijn.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Crone van de fractie van de PvdA.
De heer Crone i (PvdA):
Dank u, voorzitter. Ik zag net op het twitteraccount van onze Eerste Kamer dat dit inderdaad de laatste dag is dat we in deze zaal zitten, want we gaan naar die kleine zaal. Dat is misschien wel het symbool voor de woningmarkt, want heel veel mensen gaan nu weer terug kleiner wonen of samenwonen. Ik zie bij jongeren dat ze met z'n tweeën of drieën een flat gaan huren, dan hebben ze allemaal een kamer. Gelukkig doen ze dat blijmoedig, want wat moet je anders? Net als wij moeten ze steeds kleiner wonen; ik heb met ze te doen. We zijn gekomen van 64 vierkante meter per bewoner naar 46 maar we gaan weer terug omhoog en dat is niet goed.
Voorzitter. Ik heb de minister niet bedankt omdat we dat vorige week al uitvoerig hebben gedaan. Toen heb ik haar nog geprezen dat ze goede dingen had gedaan. Ik zei dat het alleen pleisters plakken was bij een structureel, fundamenteel disfunctioneren van de markt, qua vermogens enzovoorts. Toen heb ik zelfs nog dubbel verduidelijkt dat het pleisters plakken in dit geval ook positief bedoeld was en dat herhaal ik graag. Het is wel jammer voor de minister, ook persoonlijk, dat zij niet de politieke ruimte heeft gekregen om meer te doen. Dat kan ik haar niet verwijten en dat doe ik ook zeker niet. Vanmiddag hebben we de begroting LNV en daar is ook zoiets aan de hand. Daar had natuurlijk veel meer moeten gebeuren. Sommige mensen zeggen ook dat het nieuwe kabinet-Rutte helemaal anders is, want ze gaan alle fouten van Rutte III corrigeren — en dat vind ik geweldig — overigens ook inclusief dingen van Rutte II, daar ben ik ook eerlijk in.
U heeft gezegd dat er ook goede dingen zijn in deze begroting. Dat is waar, maar of we nou voor of tegen deze begroting stemmen, die gaan gewoon door. De nieuwe begroting mag nog altijd worden uitgevoerd, of begrotingsposten op basis van de oude begroting, dus daar zit geen probleem.
Ik ben als financieel woordvoerder ook altijd een beetje met cijfers bezig. In deze begroting zit voor het onderdeel Wonen dat de woningbouw omlaaggaat van 1 miljard en 33 miljoen in 2021 naar 109 miljoen in 2022. Dat is de laatste stand van zaken. Dat is niet erg, want dat was de oude begroting. De totale verplichtingen voor de woningmarkt als geheel gaan van 5,5 miljard naar 4,5 miljard. Ik zeg ook tegen het CDA, D66, de VVD en de ChristenUnie dat de begroting volgend jaar enorm omlaaggaat. Nou is dat niet erg, want het is een demissionaire begroting. Dan verwacht je dat er reparatie plaatsvindt in het regeerakkoord. Maar dat is niet in 2022 maar pas in 2023. Er is echt een gat van een miljard ten opzichte van de oude begroting. Dat is niet klein geld, voorzitter. Wij kunnen niet voor een begroting stemmen die omlaaggaat. Meestal gaat de begroting iets omhoog en wil je dat die meer omhooggaat. Maar dit is niet minder meer maar minder, minder, minder, om maar een vrij citaat uit het verleden te nemen; ik hoop dat ik daarvoor niet voor de rechter hoef te komen.
Het kan toch niet waar zijn in een woningcrisis dat de begroting zover omlaaggaat en dat de nieuwe coalitie dat niet repareert in het eerste jaar? Ik ben blij dat u een warme overdracht voorbereidt. Dat zullen we ook zeker doen. Maar die nieuwe bewindspersoon krijgt een koude start en moet struikelend beginnen. Ik zou de minister echt willen vragen om toch nog een poging te doen, al is het maar voor de stemmingen, vanmiddag of vanavond, over mijn motie en over de begroting. Het kabinet kan wel degelijk ook vandaag nog geld uitgeven, zoals dat letterlijk ook vandaag gebeurt voor de coronamaatregelen. Dan krijgen we achteraf een begroting. Al die coronamaatregelen zijn gedekt met begrotingen achteraf. Dat zullen we in dit geval zeker doen; ik denk zelfs Kamerbreed. Ik wil u echt vragen om vanmiddag, mogelijk voor de stemmingen, toch nog een indringende poging te doen, om te vermijden dat uw begroting het misschien niet redt, want u bent de laatste die dit als persoon heeft verdiend, maar het kabinet verdient dit wel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik geef vervolgens het woord aan de heer Van Hattem namens de fractie van de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. Ik wil in deze tweede termijn nog eventjes terugkomen op de opmerking die de heer Kox van de SP maakte over het kerstverhaal in deze tijd, over de stal in Bethlehem. Hij koppelde enige kritiekpunten aan de kindermoord van Bethlehem. Allereerst, als die situatie zich had voorgedaan in deze tijd, was er al sprake van opvang in de eigen regio. Ten tweede, als het statushouders of asielzoekers waren geweest, was er waarschijnlijk met het EVRM in de hand gezegd: we nemen geen genoegen met opvang in een stal tussen een os en een ezel; dat moet op zijn minst een hotelarrangement of een cruiseschip worden. Dat even in de richting van de heer Kox. Gelukkig waren Maria en Jozef dankbare mensen, die in een stal hun heenkomen konden vinden.
Voorzitter. Dan kom ik bij nog wat openstaande dingen. Ik hoorde de minister net toezeggen dat die inventarisaties ter beschikking worden gesteld aan de Kamer, waarvoor dank. Het verbaast me wel dat dat pas medio volgend jaar gaat gebeuren, want ik lees in stukken van het ministerie van Justitie en Veiligheid, in de lijst van vragen en antwoorden bij hun begroting, bij vraag 584, waarin het Rijksvastgoedbedrijf als onderdeel wordt genoemd van BZK, dat die inventarisaties al zijn gemaakt. Er staat hier dat ze zíjn geïnventariseerd. Ook wat mijn tweede punt betreft, over de locaties die eigendom zijn van het Rijk, staat dat er met andere betrokken partners ís geïnventariseerd. Ik neem dus aan dat het al heeft plaatsgevonden. Dan vraag ik de minister waarom dat dan niet eerder kan. Ten tweede staat erbij dat het gaat om locaties die met spoed gereed kunnen worden gemaakt. Als dat met spoed is, vraag ik me af waarom dat dan ook pas volgend jaar kan.
Voorzitter. Dan nog een tweede puntje. Ik had ook nog gevraagd welke rechtsmiddelen omwonenden kunnen inzetten voor zo'n tijdelijke inzet van huisvesting voor statushouders. Een bestemming die er eigenlijk niet voor bedoeld is, wordt tijdelijk gebruik opgelegd. Met dat tijdelijke gebruik hebben omwonenden heel weinig rechtsmiddelen, dus ik hoor graag van de minister welke rechten omwonenden nog hebben als dit van bovenaf wordt opgelegd.
Voorzitter, tot zover in tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Als laatste in deze termijn geef ik het woord aan de heer Kox van de SP-fractie.
De heer Kox i (SP):
Dank u wel, voorzitter. Zoals collega Crone terecht zei: van een begroting die gepresenteerd wordt door een demissionair kabinet, moet je niet van alles verwachten. De gedachte is namelijk: ga niet over je graf heen regeren; de opvolgende regering zal vanaf dan gaan regeren. In die zin is het ook te begrijpen dat de Tweede Kamer heeft gezegd: in afwachting van het regeerakkoord zullen we deze begroting accorderen op het onderdeel wonen. Maar de werkelijkheid is nu dat de minister zegt: ik kan niet vertellen wat het huurbeleid in de sociale sector zal zijn vanaf 1 juli; dat is aan het nieuwe kabinet. De minister zegt ook: ik kan niets zeggen over de door deze Kamer gevraagde verdere regulering van de vrije sector, onder andere door het mogelijk maken van een eenmalige huurverhoging, zoals we ook in de sociale sector hebben gedaan. De minister kan ook niet zeggen of er alsnog geld zal komen voor de plannen die al klaarliggen en of die in 2022 uitgevoerd zullen worden. Als dat allemaal niet kan — we constateren dat de nieuwe regering een aantal interessante plannen heeft voor de toekomst, die allemaal pas gaan gelden vanaf 2023 — dan wordt deze begroting wel erg mager, eigenlijk te mager.
Aangezien de minister naar eer en geweten zegt dat ze daar niet op kan antwoorden, omdat ze dan over haar graf heen regeert, en de komende regering zegt dat ze op dit punt pas gaat regeren vanaf 2023, vraag ik me af of het niet verstandiger zou zijn dat deze Kamer zegt: laten we dan de stemmingen over deze begroting aanhouden tot het moment dat we hebben kunnen spreken met de opvolger van deze minister en hebben kunnen vragen hoe hij of zij er als nieuwe bewindspersoon voor gaat zorgen dat 2022 niet een volledig verloren jaar wordt. Ik denk toch dat die mogelijkheid op de tafel zou kunnen komen, afhankelijk van het antwoord van de minister in tweede termijn. Op dit moment kan mijn fractie niet voor een begroting gaan stemmen waarvan de minister zelf zegt: "een aantal belangrijke zaken kan ik niet bespreken omdat mijn opvolger dat moet doen". Laten we dan spreken met de opvolger en dan een beslissing over de begroting nemen. De Comptabiliteitswet staat dat toe.
De heer Crone i (PvdA):
Alvorens een politieke reactie op deze ook weer aardige suggestie te geven, hoe krijgen we nou zo snel mogelijk op zijn minst — in mijn motie gaat het nog steeds over een half miljard, 450 miljoen — in ieder geval voor die gemeenten de bal aan het rollen, of dat we die niet stopzetten? Helpt het als we de begroting afstemmen? Ook niet. Helpt het als we die aannemen? Ook niet. Dus laten we de minister vragen, misschien in derde termijn vanmiddag, mijn motie ligt er, wat de optie kan zijn. Nogmaals, de voorkeur is natuurlijk dat dat geld nu komt, maar uw optie is dat we dat later doen. Ik aarzel daar nog over. Intussen kan de minister nog geld blijven uitgeven, ook de nieuwe minister, maar ik heb toch een voorkeur om het nu te doen.
De heer Kox (SP):
Het allerbeste zou zijn als deze Kamer straks op overtuigende wijze vóór de motie stemt die u hebt ingediend. Dan is dat signaal duidelijk en dan kan de minister terug naar het kabinet dat er nog steeds zit met de mededeling dat de Eerste Kamer van mening is dat er extra geld moet komen op het gebied van de plannen die er liggen op basis van het volkshuisvestingsfonds maar die niet uitgevoerd kunnen worden. Daar dient het kabinet dan over te beslissen. Het kabinet zou ook kunnen zeggen: die beslissing vinden we op dit moment te ver gaan, beslis daar maar over in het begin van het komend jaar. Maar dan is het wel net zo handig dat de begroting nog niet is goedgekeurd, want ik ben het met collega Crone eens dat de begroting goedkeuren nu eigenlijk een brug te ver is. De begroting afkeuren schiet niet zo erg op. We moeten duidelijkheid krijgen over wat er in 2022 gaat gebeuren, zodat dat jaar geen verloren jaar voor de volkshuisvesting wordt, want dat wil de minister niet, dat wil deze Kamer niet en dat wil waarschijnlijk ook de nieuwe regering niet. Dus ik denk dat we daar nog over te spreken komen, want we krijgen nog de tweede termijn van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb begrepen dat de heer Pijlman nog wil spreken. Ik wil het woord geven aan de heer Pijlman, die namens de fractie van D66 spreekt.
De heer Pijlman i (D66):
Dank, voorzitter. Heel kort. Deze begroting is inmiddels de Tweede Kamer gepasseerd en ligt nu hier. De minister zegt: ik snap een deel van jullie wensen, maar ik kan niet over mijn graf heen regeren. Dat snappen wij ook wel weer.
Nu even voor onze fractie in de afweging; ik refereer aan de Comptabiliteitwet. Als deze begroting hier nu zou worden afgewezen, welke nieuwe beleidsimpulsen vervallen dan ook? Want dan vallen we terug op de oude situatie. Ik denk dat dat helpt om wat meer duidelijkheid te scheppen. Overigens heb ik ook begrip voor een aantal wensen die vanuit de oppositie komen.
De heer Crone i (PvdA):
Alle respect dat u nu nog komt opdraven om dit te vragen, maar wel jammer dat u niet uw positie in de eerste termijn heeft duidelijk gemaakt, want in de Financiële Beschouwingen waarin ik mijn motie had ingediend, heeft uw fractie gezegd: we vinden het een sympathiek idee, maar wacht op het regeerakkoord. Dan had ik het toch wel politiek zuiverder gevonden als u ook had gezegd: meneer Crone, trek die motie in, want het regeerakkoord is fantastisch. Dat doet u niet, dus u erkent waarschijnlijk dat die motie nodig is, want het regeerakkoord voorziet niet in een impuls volgend jaar. Sterker nog, er gaat een miljard vanaf. Dus weeg die miljard verlaging dan af tegen wat er door kan gaan, wat nieuwe impulsen zijn. Als een ding zeker is — dat geldt voor Groningen — is het dat alles mag worden uitgegeven volgens de Comptabiliteitwet, volgens de oude regels. Als de motie nog niet in stemming is gebracht, c.q. de begroting zelve nog niet, al of niet de variant-Kox, zal deze Kamer het voortreffelijk vinden als die …
De voorzitter:
Uw vraag is?
De heer Crone (PvdA):
… impulsen ook worden uitgegeven. Ik vind het een beetje een wig drijven tussen groepen, de Groningers tegenover de rest, als die impuls bijvoorbeeld genoemd wordt; de minister noemde hem zelf in haar eerste termijn ook niet voor niks. Dus dat zal dan wel geen toeval zijn. Maar nogmaals, graag uw eerlijke antwoord op mijn motie en op de vraag wat er in 2022 gaat gebeuren.
De heer Pijlman (D66):
Ik begrijp helemaal niets van wat u zegt over een wig drijven. Ik wil u er even aan herinneren dat u steeds in de debatten hebt gezegd dat u het heel erg belangrijk vond dat alle belastingen voor de woningcorporaties zouden verdwijnen. Dat was uw hoofdeis. Die is ingewilligd. Vervolgens heeft u nog andere wensen. Die heb ik ook. Maar het gaat er nu om wat we op dit moment, in deze situatie, kunnen doen. Ik denk dat u het met mij eens bent dat er een regeerakkoord, of coalitieakkoord, ligt dat een heel mooi resultaat oplevert wat betreft volkshuisvesting.
De voorzitter:
De heer Crone, kort.
De heer Crone (PvdA):
Ik bedoelde met de woorden "een wig drijven" dat u waarschijnlijk wil weten wat voor goede zaken er niet doorgaan als u tegen die begroting zou stemmen. Dan mag ik u zeggen dat ook goede zaken die ik wil er niet in komen. Dat is toch een keuze? Neemt u "een wig drijven" niet te zwaar, maar ik denk dat iedereen begrijpt dat u die vraag niet voor niks stelt. Daarom vroeg ik u ook: wat is uw standpunt over de hoofdzaak? U citeerde mijn motie half. Dat ging over de verhuurderheffing. In het dictum staat evenzeer: een half miljard voor de verhuurderheffing. Dat is juist urgent. Ik heb de nieuwe regering er al voor geprezen dat de verhuurderheffing weggaat.
De heer Pijlman (D66):
Het is toch volstrekt helder dat we de consequenties zouden moeten kennen als we hier een begroting wegstemmen? Het is toch volstrekt helder dat ik daarnaar vraag? U zegt: ja, misschien moeten we die weghalen. Kox zegt: ja, misschien moeten we die uitstellen. Ik wil gewoon helder weten wat er gebeurt als de Eerste Kamer deze begroting nu afwijst. Dat heeft helemaal niks met ... Ik denk dat iedereen van ons dat wil weten.
De heer Crone (PvdA):
Ik begon ook met te zeggen: het is prima dat u dat doet. Ik heb alleen gezegd: gek dat u daarmee pas in tweede termijn komt. U had dit namelijk allang kunnen weten, want dit zeggen we al weken. Dat doe ik ook.
De voorzitter:
Kort, meneer Crone.
De heer Crone (PvdA):
Het tweede punt is dat u nog niet steeds niet heeft geantwoord wat betreft het gat dat de verhuurderheffing slaat. Dat is voor volgend jaar, en inclusief het Volkshuisvestingsfonds, moet ik zeggen. Samen met de verhuurderheffing wordt er een miljard bezuinigd op de woonbegroting voor volgend jaar.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Crone?
De heer Crone (PvdA):
Ik herhaal de vraag of de bezuiniging van 1 miljard volgend jaar voor rekening van D66 komt. Dat is waarschijnlijk wel zo, als u voor de begroting stemt.
De heer Pijlman (D66):
Eerlijk gezegd vind ik dat een beetje flauwekul. Laat ik dat maar gewoon zeggen. Wij weten allemaal wat we over de verhuurderheffing hebben gezegd. We weten ook allebei dat die verhuurderheffing wordt afgeschaft. We weten ook dat een nieuw kabinet met het Volkshuisvestingsfonds wil doorgaan. We weten ook dat er financieel nog het nodige geregeld moet worden. Ik wijs u er ook nog op dat in het nieuwe regeerakkoord het Gemeentefonds gelukkig een forse impuls krijgt, zodat er weer meer keuzes voor de medeoverheden zijn.
De voorzitter:
Oké. Nee, meneer Crone, ik geef nu het woord aan de heer Kox.
De heer Kox i (SP):
Ik denk dat de vragen van collega Pijlman helemaal terecht zijn en dat de minister daarop ook antwoord zal geven. Ik denk wel dat we al kunnen putten uit hier eerder opgedane ervaring. Op het moment dat de begroting over 31 december wordt getild, dan is er geen probleem. De Comptabiliteitswet voorziet erin dat de minister haar uitgaven kan blijven doen, tot een heel hoog plafond. Maar de vraag is inderdaad of er zaken in gevaar komen als de begroting wordt afgestemd. Daarop krijgen we dus een antwoord van de minister.
Maar ik begreep de vraag ook als volgt. Als dat we de begroting aanhouden, daarover in januari beslissen en de minister kan zeggen dat er dan eigenlijk niet zo veel in gevaar komt, dan wordt de sympathie van de collega's van D66 voor de wensen die hier door de oppositie op tafel zijn gelegd een stuk makkelijker. Zo begrijp ik het toch goed? U wilde zeggen dat als er niks in gevaar komt, het voor u iets makkelijk wordt om met een positieve grondhouding naar de motie-Crone te kijken. Dat was toch de bedoeling?
De heer Pijlman (D66):
Ik bewonder uw lenigheid altijd zeer. Dat is nu ook weer het geval. Ik wil gewoon zakelijk weten wat er gebeurt als we de begroting vandaag zouden afwijzen. U heeft helemaal gelijk dat bestaande zaken dan kunnen doorgaan, maar er geen nieuw beleid kan komen. Wat gebeurt er dan? In dat totaal, ook het kabinet gehoord hebbende, zullen we de afweging moeten maken wat verstandig is.
De heer Kox (SP):
Stel, dat de minister kan zeggen: "Maakt u zich geen zorgen, meneer Pijlman. Met dat grote budget dat ik heb, kan ik in januari echt al aan de slag. En niet alles hoeft per 1 januari geëffectueerd te worden." Dan zullen vervolgens de fractie van D66 en andere fracties kijken naar de voorstellen die vanuit de Kamer zijn gedaan, en zeggen: als het niet botst met ander beleid, dan kan wellicht dit beleid, dat de Kamer vraagt, uitgevoerd worden. Volgens mij is dat heel nuttig, als ik het goed begrijp.
De heer Pijlman (D66):
Ik weet niet of er nog een vraag is. Het is eigenlijk een soort herhaling van zetten. We willen, denk ik, beiden duidelijkheid over de vraag: wat kan er doorgaan en wat komt er in gevaar? En hoe kijkt het demissionaire kabinet ook tegen een uitstelsituatie aan? Als je uitstelt, moet je wel zeker weten dat het winst oplevert. Anders is het loos.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat er geen andere leden zijn die in de tweede termijn het woord willen nemen. De minister kan al antwoord geven. Dan geef ik het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Minister Ollongren i:
Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik heel goed begrijp wat voor dilemma zich hier voordoet. Ik hoop dat ik dat in mijn eerste termijn ook voldoende heb benadrukt. Want ik begrijp best dat je, als je op de valreep van dit jaar staat voor de keuze om wel of niet voor deze begroting te stemmen, toch deze gelegenheid aangrijpt om te kijken of er in deze fase van dit kabinet met deze minister nog iets over af te spreken valt. En er zitten onderdelen in waarvan je weet dat je er volgend jaar meer van wilt: het Volkshuisvestingsfonds, om maar wat te noemen. Dan is het natuurlijk niet fijn dat ik daar eigenlijk geen mogelijkheden toe zie. Ik vind dat zelf ook niet fijn. Ik had liever gezegd: ja, dat lukt me nog. Maar ik ben bang dat dat zo niet in elkaar zit.
Ik ga toch gewoon proberen de vragen langs te lopen en te beantwoorden. Ik doe dat in volgorde van hoe ze gesteld zijn. Daarom begin ik met mevrouw De Boer. Zij zei dat ze nog geen antwoord had gehad op de vraag: wat gebeurt er eigenlijk als de goedkeuring van de begroting verschoven zou worden naar een ander moment? Zo luidde, denk ik, de vraag. Om te beginnen ga ik natuurlijk niet over wanneer deze Kamer stemt et cetera; dat bepaalt u helemaal zelf. Maar ik ga gewoon even in op de vraag hoe het in de techniek werkt. Kun je die goedkeuring verschuiven naar een ander moment? Ja, technisch kan dat. Dat betekent dat de begroting wordt aangehouden en opnieuw behandeld moet worden. Als de begrotingswet zou moeten worden aangepast, betekent dat weer behandeling in beide Kamers. Dat is dan iets wat het volgende kabinet dan zou doen, en waarover mijn opvolger dan met beide Kamers zou debatteren.
Het vervelende daarvan is — en dan ben ik ook inmiddels bij de input van de heer Crone van zonet — dat het leidt tot vertraging voor nieuwe uitgaven. Die kunnen dan nog niet worden gedaan. Een aantal van die uitgaven heb ik net opgesomd: de uitgaven als gevolg van het Bestuursakkoord Groningen, de uitgaven voor de verbetering van de dienstverlening van de medeoverheden in het kader van de kinderopvangtoeslag, de uitgaven voor armoedebestrijding, et cetera. Ik heb ze net opgesomd; ik zal ze niet allemaal weer noemen. Ook op het terrein van wonen leidt het in ieder geval tot vertraging, in de uitgaven voor de woningbouw. Dus zolang we niet de tegemoetkoming aan verhuurders kunnen geven voor de huurbevriezing, dan krijgen ze die gewoon niet. Vooral de kleinere verhuurders hebben daar dan natuurlijk last van. Dus er zal ook vertraging ontstaan op het gebied van verduurzaming in de gebouwde omgeving. Daarmee raakt het wel degelijk de kwaliteit van het woonbeleid, op het moment dat we dat niet doen. Dus vandaar dat ik toch de redenering heb gevolgd van het kabinet, dat al in januari van dit jaar is afgetreden. We hebben in maart verkiezingen gehad; we hebben een lange formatie gehad. In al die tijd is het kabinet demissionair geweest.
Dit demissionaire kabinet heeft een begroting gemaakt. In die begroting zit veel nieuw beleid, ook op andere terreinen dan op Wonen, en er zit natuurlijk ook weer extra woongeld in. De tien keer 100 miljoen telt de heer Crone hier niet bij mee omdat die hier niet rechtstreeks in zit, maar de uitwerking daarvan zit wel degelijk in 2022. Daarmee heeft het demissionaire kabinet aanvullend toch veel kunnen doen. De Tweede Kamer heeft daar in grote meerderheid mee ingestemd.
Daarmee sta ik nu waar ik sta. Ik heb inderdaad gezegd: in deze fase is het heel lastig om nog iets te doen, zo niet onmogelijk. Ik hoop dat het nieuwe kabinet er met een paar weken is. Als ik de teksten in het coalitieakkoord zo zie, twijfel ik er niet aan dat mijn opvolger, de minister voor Wonen en Ruimtelijke Ordening, natuurlijk heel snel aan de slag zal willen en ongetwijfeld ook alle creativiteit aan de dag zal leggen om ervoor te zorgen dat 2022 geen verloren jaar is. Dat vind ik belangrijk. Ik wil dat ook overdragen aan mijn opvolger, maar ik kan het gewoon niet meer doen.
De heer Kox i (SP):
Ik begrijp het probleem van de minister. Het is gememoreerd: het zijn coronajaren en het kabinet is demissionair. Ik begrijp dat de minister zegt dat ze geen fundamentele bezwaren heeft tegen de gedachteontwikkeling zoals die hier plaatsvindt, maar dat ze het gewoon niet kan doen. Maar is dan toch niet de allersnelste oplossing om de stemmingen over de begroting aan te houden en het er dan, als er een nieuw kabinet zit, met de opvolger van de minister over te hebben? Die minister kan dan, omdat het past in het uitgetekende beleid vanaf 2023, in zo'n debat toezeggen: ik vind datgene wat de Kamer vraagt verstandig en ik zal proberen om dat ook via een novelle in de Tweede Kamer duidelijk te maken. Dan kan het heel snel geregeld worden. Vandaag stemmen we over een novelle gevraagd door deze Kamer, die in de Tweede Kamer bij hamerstuk is goedgekeurd. Ik denk dat dat in ieder geval de allersnelste weg is om de begroting beter te maken, zonder de goede dingen van de begroting op de lange baan te schuiven.
Minister Ollongren:
Dat is één route. Ik zei niet voor niks: uiteindelijk bepaalt deze Kamer zelf wanneer er wel of niet gestemd wordt. Het is volgens mij een technisch mogelijke route. Dus als dat de vraag is, dan is mijn antwoord dat het technisch zou kunnen. Ik heb gezegd dat ik niet over mijn graf heen wil en kan regeren. Dan gaat het niet alleen over datgene wat ik in deze fase dus niet meer kan doen, maar het gaat er ook over dat ik geen dingen wil toezeggen of geen dingen in gang kan zetten waarmee ik het gras voor de voeten van mijn opvolger wegmaai. Ik denk en verwacht dat de opvolger er juist veel aangelegen zal zijn om ervoor te zorgen dat 2022 inderdaad geen verloren jaar is. Ik denk dat van al datgene waar de heer Kox, de heer Crone en mevrouw De Boer op hopen, bijvoorbeeld dat er in 2022 toch al een aantal projecten vanuit het Volkshuisvestingsfonds gedaan kunnen worden, mijn opvolger zich natuurlijk ook zal afvragen hoe hij of zij dat kan realiseren. Dat lijkt mij voor de hand liggend. Maar ik laat dat liever aan het nieuwe kabinet, aan de nieuwe bewindspersoon, dan dat ik nu eigenlijk al zo voorsorteer dat dat besluit al min of meer is genomen. Er zijn natuurlijk gewoon reguliere momenten waarop dat kan en waarop het debat weer met de Kamers gevoerd kan worden, bijvoorbeeld tijdens de Voorjaarnota of desnoods al eerder als de nieuwe minister dat zou willen.
Dus met andere woorden, ik zie het als mijn taak om het dossier in ieder geval zo aan mijn opvolger over te dragen dat de urgentie van datgene wat sommigen hier graag willen bereiken, namelijk dat er wél al in 2022 een paar stappen kunnen worden gezet, ook bij mijn opvolger ontstaat. Ik heb daar vertrouwen in. Dat zou mijn voorkeursroute zijn. Maar nogmaals, ik kies de route uiteindelijk niet. Die kiest deze Kamer zelf.
De heer Kox (SP):
Daarop voortbordurend: er is een mogelijkheid genoemd. De minister heeft aangegeven dat dat niet haar voorkeursroute is, maar dat de mogelijkheid er wel is. U gaat vragen: wil iemand stemming over dit voorstel? Ja, ik wil daar stemming over; dat kan ik nu al zeggen. Maar ik wil ook met de collega's overleggen of we straks, voordat de stemmingen beginnen, een punt van orde gaan maken, waarin we het voorstel doen om de stemmingen over de begroting te verschuiven naar januari. Ik denk dat de Kamer dan al haar mogelijkheden houdt en dat de opvolger van de minister nog al diens mogelijkheden heeft om het goede te doen, zonder problemen te veroorzaken voor al het goede dat al in de begroting zit.
Minister Ollongren:
Ik ben er in ieder geval blij mee dat de heer Kox zegt dat er inderdaad ook op andere onderdelen, en trouwens ook op dit onderdeel, goede dingen in deze begroting zitten. Dat is ook precies mijn stelling. Daarom hoop ik natuurlijk op steun voor de begroting, maar als de Kamer er de voorkeur aan zou geven om die in het nieuwe jaar zo snel mogelijk met het volgende kabinet te behandelen, staat daaraan op zichzelf technisch niets in de weg, volgens mij. Maar mijn pleidooi zou wel zijn om dat uitstel dan zo kort mogelijk te houden, omdat alle nieuwe uitgaven die in de begroting zitten, voor nieuw beleid, gewoon niet kunnen worden gedaan zolang er geen instemming van deze Kamer is.
De heer Crone i (PvdA):
Dank voor het antwoord, minister. Ik herinner mij nog dat we vorig jaar ook zo'n discussie hadden, toen over de pensioenwet. Dat moest en zou voor kerstmis. Toen bleek dat de minister, Koolmees, al een brief had gestuurd aan de partijen met de boodschap dat de Kamer dat misschien niet meer voor kerstmis zou doen — daar moesten we zelfs extra voor terugkomen in het reces — maar dat hij het dan met terugwerkende kracht kon invoeren. Overigens staat in de considerans van deze wet letterlijk dat de wet zal ingaan op het moment van verschijnen in de Staatscourant — dat is een bijna letterlijk citaat — en dan terugwerkende kracht tot 1 januari zal hebben. Mocht de wet dus later worden aangenomen — een begrotingswet is gewoon een wet — dan kunnen al die uitgaven waar mensen nu naar uitzien, met terugwerkende kracht per 1 januari worden gedaan. Daaruit zal, denk ik, dus weinig pijn voortvloeien, zeg ik in het bijzonder tegen D66.
Ik wil met mijn fractie in de pauze graag meedenken over een suggestie van de heer Kox, maar voor de goede orde: ik heb vorige week gezegd dat ik hoopte dat mijn motie niet in stemming zou hoeven komen als het regeerakkoord bevredigend zou zijn. Daardoor is misschien een procedureel misverstand ontstaan, want ik denk dat ik die motie nu bij dezen op de agenda moet zetten, zodat erover gestemd kan worden vanmiddag. Dat is de motie 35925, letter G. Ik bied die dus aan voor de stemmingen — dat is afhankelijk van het ordevoorstel, maar ik denk dat die in ieder geval in stemming komt — om de nieuwe minister, samen met deze minister, de meest warme, hete aanmoediging te bieden.
De voorzitter:
Ik kijk even rond en ik voeg motie 35925, letter G, toe aan de agenda van hedenmiddag. Dank u wel. De minister.
Minister Ollongren:
Ik zal nog een paar vragen beantwoorden die zijn blijven liggen. Ik wil er toch tegenover zetten wat de andere route is: wel instemmen met de begroting en vervolgens bij het nieuwe kabinet, met het akkoord in de hand, aandringen op versnelling en bespoediging, zodat 2022 geen verloren jaar is. Dat geeft meer zekerheid op de andere onderdelen die in deze begroting zitten. Nogmaals, ik vind het ook bestuurlijk nog best ingewikkeld. We willen graag een betrouwbare partner zijn in de richting van de gemeenten, de woningbouwcorporaties en degenen die heel hard bezig zijn met de versterkingsopgave in Groningen. Voor al die partijen is het natuurlijk veel prettiger om al te weten dat ze hier gewoon op kunnen rekenen. Het geeft toch onzekerheid over de continuïteit van tal van trajecten. De BZK-begroting is gewoon meer dan het onderdeel Wonen.
De heer Crone (PvdA):
Dit is nou net een beetje overkill. Ik gaf net aan: minister Koolmees heeft vorig jaar een brief gestuurd aan alle sociale partners: die pensioenregelingen gaan echt wel door, want de Kamer heeft op die onderdelen helemaal geen problemen; die liggen op een ander onderdeel. U kunt zo'n brief ook sturen, demissionair, in alle omstandigheden, aan wie dan ook. We hebben het hier ook gezegd: alles gaat door, behalve dit ene punt.
Minister Ollongren:
Ik heb het gehoord, maar ik zet er een andere route tegenover. De heer Crone, iedereen hier, gaat er zelf over welke keuze hij of zij daarin maakt. Maar dat is een route die mijns inziens precies hetzelfde resultaat oplevert en geen onzekerheid geeft voor de rest van de begroting. Dat wilde ik er dus even tegenover zetten, vanwege het hartstochtelijke pleidooi dat ik hoor voor de andere route. Nogmaals, technisch kan het. Ik denk dat iedereen goed luistert en weet waar de discussie hier over gaat, maar de Comptabiliteitswet wordt regelmatig aangehaald vandaag en die geldt ook. Zolang er geen akkoord op de begroting is, kan ik wel een bestuurlijke toezegging doen — prima — maar het geld is er dan nog niet en kan niet uitgegeven worden. Dat is gewoon een feit.
Voorzitter. Dan waren er nog een paar andere opmerkingen. Het punt van de heer Crone was dat de begroting omlaaggaat. Ik hoop dat hij goed heeft meegewogen dat het geld, dat wel degelijk beschikbaar is gesteld, dat extra miljard, natuurlijk ook moet worden gezien als onderdeel uitmakend van deze begroting, inclusief het Belastingplan en de 500 miljoen. Het is dus niet zo dat je door in te stemmen met deze begroting, instemt met een lager bedrag. Dat blijft gewoon mooi op peil, of is zelfs iets meer.
De heer Van Hattem had nog een paar opmerkingen over locaties voor statushouders. Over wat er tussentijds gebeurt in gemeenten et cetera krijgt de Kamer gewoon brieven. Maar ik had het over de tussenvoorzieningen; ik dacht dat de vraag van de heer Van Hattem daar ook over ging. Voor de tussenvoorzieningen hebben we 800 tot 1.000 wooneenheden in beeld. Dat vraagt nog uitwerking. Ik verwacht het resultaat daarvan pas medio volgend jaar. Vandaar dat ik dat had genoemd. Maar over alles wat tussentijds sneller wordt gerealiseerd, wordt het parlement uiteraard geïnformeerd.
De heer Van Hattem vroeg ook nog welke rechtsmiddelen kunnen worden ingezet door omwonenden als gemeenten plannen hebben voor tijdelijke huisvesting voor statushouders. Daarvoor gelden gewoon de reguliere inspraakprocedures bij gemeenten.
Daarmee … Misschien is dit een beetje een onbevredigend einde aan dit debat. Er liggen nu opties voor, maar ik denk dat het vooral aan de Kamer is om te kiezen. Ik hoop dat ik in ieder geval alle vragen die er waren, in voldoende mate heb beantwoord. Ik dank alle senatoren voor de goede samenwerking. Het was mij een groot genoegen om hier te mogen zijn en deze portefeuille te mogen doen. Ik wens u een rustige jaarwisseling en een mooie kerstperiode.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, en insgelijks.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Volgens mij is al gezegd dat een van de leden stemming wil over het wetsvoorstel. Ik stel voor dat we vandaag aan het einde van de vergadering stemmen over het wetsvoorstel en over de zojuist toegevoegde motie.
De vergadering wordt van 12.25 uur tot 13.31 uur geschorst.