Verslag van de vergadering van 11 februari 2025 (2024/2025 nr. 18)
Aanvang: 14.15 uur
Status: ongecorrigeerd
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025 (36600-XIII);
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (XXIII) voor het jaar 2025 (36600-XXIII);
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Klimaatfonds voor het jaar 2025 (36600-M).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Ik heb begrepen dat mevrouw Visseren het woord wenst namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank, voorzitter. Wij willen met betrekking tot de begrotingsstaat van de Koning, nummer 36600-I, graag geacht worden aantekening te hebben gevraagd.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Janssen namens de SP.
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. Ook de SP was dusdanig onder de indruk van het vorige debat dat wij vergaten aantekening te vragen. Ook wij worden dus graag geacht aantekening te hebben gevraagd bij de begrotingsstaat van de Koning, 36000-I.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen.
De leden van de fracties van de SP en de PvdD wordt conform artikel 88 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2025 (36600-I) te hebben kunnen verenigen.
Thans is aan de orde de gezamenlijke behandeling van de wetsvoorstellen 36600-XIII, Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2025, 36600-XXIII, Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei voor het jaar 2025, en 36600-M, Vaststelling van de begrotingsstaat van het Klimaatfonds voor het jaar 2025. Ik heet de minister van Klimaat en Groene Groei van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Crone namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Fijn dat we even met de minister in overleg kunnen over de begrotingen van EZK, KGG en het Klimaatfonds. Helaas vallen die begrotingen ons een beetje tegen. We hadden natuurlijk hoge verwachtingen van de maatregelen ter ondersteuning van de energietransitie, maar het kabinet heeft in het coalitieakkoord nogal wat maatregelen geschrapt. Die zijn voor een deel bekend. Het gaat om een paar subsidies, maar ook om een aantal regulerende maatregelen met betrekking tot de warmtepomp, elektrische auto's, groene waterstof, batterijen enzovoorts. Dat vinden we natuurlijk jammer. Dus ja, de minister moet ons dus toch nog overtuigen waarom we voor die begroting moeten stemmen.
De minister erkent dat de doelen van 55% reductie voor 2030 nu niet worden gehaald. De minister dient dus een begroting in die er niet toe bijdraagt dat haar doelen gehaald worden. Dat kan ze misschien wel uitleggen, maar ik heb ook weer begrepen dat de minister veel tegenwind ervaart, die met de week sterker wordt. Wij voeren oppositie voor het goede beleid, dus ook voor een minister die het goede beleid wil voeren. Ik wil vandaag dus graag oppositie voeren voor mevrouw Hermans. Dat doe ik zonder voorbehoud. Maar dan vraag ik ook graag een herhaling van de toezegging in het coalitieakkoord, die u ook in de schriftelijke antwoorden hebt gegeven, namelijk dat het kabinet zich wel zal houden aan de internationale verplichtingen. Dat was een voorwaarde van de VVD en NSC. Maar in het coalitieakkoord gold dat ook voor BBB en de PVV. Ik mag toch aannemen dat de minister zal bevestigen dat de doelen overeind blijven.
Vraag twee is dan: hoe gaan we die doelen halen? Dat hoeft van mij natuurlijk niet alleen maar met subsidies en ondersteuning. Het kan bijvoorbeeld ook door het afschaffen van subsidies, zoals de fossiele subsidies. Maar ik vraag zeker ook om normering, beprijzing en het handhaven van de besparingsplicht. In het kader van beprijzing wil ik een mooi voorbeeld herhalen indachtig de heer Hofstra, die we hier twee weken geleden hebben herdacht. Ik was met Pieter Hofstra Kamerlid in de Tweede Kamer. Daarna zat hij in de Eerste Kamer. We hebben toen ingevoerd dat we vuile auto's wat duurder maken, bijvoorbeeld via de bpm of andere belastingen, en schone auto's wat goedkoper. Je ziet dat je budgetneutraal soms heel veel kunt doen met beprijzing, normering en dit soort accentverschuivingen. Ik noem dat voorbeeld graag omdat ik goede herinneringen heb aan de heer Hofstra van de VVD, met wie de samenwerking altijd heel goed ging. Daar willen we graag opnieuw oppositie voor voeren. Ik wil dus graag van de minister horen wat zij rond de Voorjaarsnota hierover verwacht te kunnen melden. Ik snap dat zij af en toe misschien nog wel een schot voor de boeg wil geven, maar ik mag toch aannemen dat zij het hoofd niet al in de schoot legt voordat de onderhandelingen daarover beginnen.
Voorzitter. Een apart punt is de agrarische sector. We kennen allemaal het grote stikstofprobleem. Maar het gaat om meer dan dat. De agrarische sector is namelijk een grote uitstoter van niet alleen CO2, maar ook het broeikasgas methaan. Dat heeft een veel sterker effect dan CO2. De uitstoot van stikstof en andere broeikasgassen moet dus echt omlaag. Dat zwaard snijdt soms aan twee kanten. Het loopt dan gelijk op. Maar soms is dat niet het geval. Het is natuurlijk helemaal niet goed om in te zetten op kunstmest, want energetisch gezien vergt dat heel veel energie. We zijn dus absoluut niet voor alleen technologische oplossingen. Maar we zullen de landbouwdiscussie natuurlijk vandaag niet voeren; dat doen we met de minister van Landbouw. Zonder klimaatreductie kunnen we niet met de agrarische sector verder, want die krijgen geen toegang tot het Klimaatfonds. Dat is zo afgesproken, want we hadden het transitiefonds. Maar dat is er nu niet meer. Er is natuurlijk zwaar bezuinigd op het transitiefonds. Dat foutje moet nu dus hersteld worden door alsnog ruimte te maken in het Klimaatfonds voor de agrarische inzet. Dat kan bijvoorbeeld door de 5 miljard voor kernenergie naar voren te halen. Wie had ooit gedacht dat de heer Bontenbal met dit idee zou komen? Dat vond ik een dubbelgoede suggestie van hem: minder kernenergie en meer klimaat via de agrarische sector. Ik hoop dat de minister dat ook prachtig vindt, want dan heeft zij binnen haar budget meer ruimte om samen met LVVN de agrarische sector aan te pakken. Ik vraag de minister graag of zij daar steun aan wil geven. Ik weet natuurlijk dat andere fracties daar straks ook naar zullen vragen.
Voorzitter. Dan nog een ander punt. De heer Bontenbal heeft ook iets gedaan wat me helemaal niet bevalt: het onderwijspakket wordt voor een deel betaald met bezuinigingen op het ambtelijk apparaat. Ik begrijp dat de belofte uit het regeerakkoord dat er niet gekort wordt op uitvoering en toezicht, nu is vervallen. Ik begrijp dat er wel wordt gekort op de NVWA, de ACM en andere toezichthouders. Ik heb een vraag daarover aan deze minister, want dat kan natuurlijk helemaal niet. We hebben hier net nog het Energiewetdebat gehad, waardoor de ACM juist extra taken krijgt. Dat staat er los van dat de ACM misschien nog niet genoeg taken had, want daar ga ik niet over. Ik wil graag de toezegging van de minister dat er een sterke toezichthouder blijft en dat er niet bezuinigd wordt op de ACM, de NVWA en andere, conform het regeerakkoord. Ik wil bovendien de suggestie doen dat de meeste toezichthouders worden betaald door de sector zelf, bijvoorbeeld de AFM. Die discussie herinner ik me ook nog goed. De banken en verzekeraars vonden het maar niks, maar ze betalen wel. Moeten we er niet eens aan denken dat het toezicht in de energiesector bijvoorbeeld niet door de algemene belastingbetaler betaald wordt, maar door de energiesector zelf? Dat zou ik best een aardige opening vinden om eens een debat over te voeren met elkaar. Dan gaat dit dus niet ten koste van de budgettaire middelen in het algemeen. Ik zie uit naar de antwoorden, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Crone. Dan is het woord aan de heer Baumgarten namens JA21.
De heer Baumgarten i (JA21):
Meneer de voorzitter, dank u wel. Circa anderhalf jaar geleden hield ik mijn maidenspeech in deze Kamer tijdens een debat met minister Jetten bij de behandeling van de implementatie van de Europese Klimaatwet. Toen heeft minister Jetten mij niet kunnen overtuigen van de doelmatigheid van een miljarden verslindend klimaatbeleid. De logica werd en wordt opgeofferd aan de blinde ambitie om als gidsland voorop te lopen in de energietransitie. Door de Nederlandse uitstoot van CO2 te reduceren kunnen we de wereld redden, zo lijkt het. Let wel, de Nederlandse uitstoot van CO2 bedraagt circa 0,4% van de CO2 die mondiaal wordt uitgestoten. De EU stoot circa 7% uit van het mondiale totaal aan CO2.Wat hier in het Westen met veel pijn en moeite ten koste van burgers en bedrijven wordt gereduceerd aan CO2-uitstoot, wordt in China en India in veelvoud tenietgedaan. Voor veel burgers is de huidige energierekening al nauwelijks te betalen. Bedrijven hebben toenemend moeite om concurrerend te blijven. De topman van Eneco refereerde gisteren in De Telegraaf nog aan de in Europees verband bizarre hoogte van de energierekening voor burgers en bedrijven door de kosten van netwerkbeheer en belastingen, die juist een belemmering vormen voor de energietransitie.
Daarmee zeg ik natuurlijk niet, meneer de voorzitter, dat we niets moeten doen aan het gebruik van fossiele energie, maar ik wil oproepen tot realisme en aanpassing aan de werkelijkheid. Dit is niet een poging tot aanpassing ván de werkelijkheid. In mijn ogen is de opwarming van de aarde namelijk een gegeven. Ik voel het echter als mijn plicht om ervoor te waken dat huishoudens en bedrijven opgezadeld worden met absurde doelen, prijzen en kostbare deugrapportages. Boven alles drijven we de maakindustrie en dus de werkgelegenheid Nederland en de EU uit. En China en India zijn weer de lachende derde! De netcongestie door het instabiele aanbod en gebruik van elektriciteit is inmiddels dusdanig dat nieuwe bedrijven zich hier niet eens meer kúnnen vestigen. Ik verneem graag van de minister welke oplossingen en tijdlijnen zij ziet om dit laatstgenoemde majeure probleem op te lossen.
Als ik dan vervolgens inzoom op de begroting van Klimaat en Groene Groei 2025, inclusief die van het Klimaatfonds, dan heb ik de stellige indruk dat er na het aantreden van het nieuwe kabinet bitter weinig is gewijzigd. Het is alsof Rob Jetten nog steeds voor ons staat. We kunnen lezen dat er van de 4,5 miljard aan begrote uitgaven circa 3 miljard euro gepompt wordt in ruim 40 regelingen en subsidies. Dat brengt mij bij een logische vervolgvraag aan de minister. Hoe ziet de minister überhaupt toe op nut, effect en doelmatigheid van dit woud aan regelingen en subsidies? Inhoudelijk valt bovendien op dat er bovenmatig veel middelen vloeien naar windturbines en waterstoftechniek. Ik vind dat bijzonder problematisch, omdat de mogelijkheden voor waterstof als stabiele vorm van energie nog mijlenver en jaren verwijderd voor ons liggen. Groene waterstof kost met €13 per kilo zo'n €10 meer dan de fossiele varianten. Per jaar is dat zo'n 2,4 miljard euro duurder. De uitrol van groene waterstof is op zijn minst vertraagd tot 2033, heeft de minister al aangegeven. Bovendien is het maar zeer de vraag of deze experimentele bron van energie voor grootschalig gebruik überhaupt ooit haalbaar wordt. Ik verneem graag van de minister hoe zij hiertegen aankijkt en hoe ze de onherroepelijke stijging van de energieprijzen hierdoor gaat uitleggen.
Met het investeren in groene waterstof, waarbij we de hele Noordzee zo ongeveer moeten volplanten met windturbines omdat het stroompatroon danig fluctueert en het rendement zo laag is, creëert de minister nog een extra probleem. Immers, de terugverdiencapaciteit voor investeerders in kernenergie wordt dusdanig onzeker en lang dat er geen investeerders meer te vinden zijn. In arren moede gaat de minister maar over tot staatsdeelneming in de exploitatie van kerncentrales, zo kunnen we lezen in de brief van de minister van 5 februari jongstleden. Hiermee spannen we het paard achter de wagen. Het FD verwoordt het zelfs als "communistische kernenergie". Is de minister het met mijn fractie eens dat hier sprake is van contrair beleid?
Wat betreft windturbines, hoe logisch is het daarnaast om burgers op te zadelen met slagschaduw, laagfrequent geluid en horizonvervuiling, zonder dat ze daar iets over te zeggen hebben? Hoe logisch is het om tegen de wens van de eigen coalitie in voet bij stuk te houden en te weigeren een fatsoenlijke afstandsnorm vast te leggen? Minister Hermans lijkt dat allemaal heel normaal te vinden. Terwijl haar eigen coalitiepartijen oproepen tot een betere norm, niet meer dan vier keer de hoogte van zo'n gigantische turbine, weigert de minister deze op voorhand en houdt zij de deur wagenwijd open voor nog meer windturbines en nog dichter op woningen. Ook lijkt een forse ruzie in vak K, of zelfs een mogelijke val van dit kabinet, geen enkel beletsel voor deze minister om dit windei door te drukken.
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer de economische redenering in het betoog van collega's altijd te volgen, maar ik zie enige inconsistentie bij u. U zegt dat er niet meer wordt geïnvesteerd in windmolens. Wereldwijd is dit een booming industrie. Het is logisch, als de rente stijgt, dat je even een hiccup krijgt en voor nieuwe financieringsarrangementen zorgt. Maar bij kernenergie moet u toch met de minister vaststellen dat geen privaat bedrijf zelf wil investeren in kernenergie, zelfs als je goudgerande garanties geeft? Dan kunt u zeggen dat u dat niet wilt, maar dan wilt u dus twee dingen niet: geen wind- en geen kernenergie.
De voorzitter:
Dus uw vraag is?
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Of dat zo is. Ik zeg dat hij dus allebei niet wil.
De heer Baumgarten (JA21):
Ik pleit ervoor om te investeren in een stabiele vorm van energie. Met de windmolens waarmee de minister voornemens is om de hele Noordzee vol te planten, creëren we juist een instabiele vorm van energie, die ook nog eens een enorme belasting is voor het elektriciteitsnet. Als we die instabiele vorm van energie gebruiken om waterstof op te wekken, halen we tegelijkertijd eigenlijk de businesscase voor kernenergie onderuit. Daardoor kunnen we per definitie geen investeerders vinden voor die stabiele, CO2-vrije vorm van energie. Dat is mijn punt.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Daar kunnen we een end in meegaan, maar dan hoop ik ook dat u niet meer in kernenergie wil investeren, net als de markt. Dat spreekt mij aan. Dan hoor ik dus dat kernenergie niet meer in uw pakket zit.
De heer Baumgarten (JA21):
Die conclusie is echt voor rekening van de heer Crone. Wij zijn groot voorstanders van kernenergie, juist omdat het een stabiele vorm van energie is, die goed opgeschaald kan worden en die ook CO2-vrij is.
Voorzitter. Ik ga door met mijn betoog. Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie niet nog meer windturbines wil plaatsen, of geld in de bodemloze put van groene waterstof wil gooien. We willen de tegenstrijdige prikkels tussen waterstof en kernenergie uit het beleid hebben om zo kernenergie ook voor externe investeerders weer rendabel te maken. De burger zit bovendien niet te wachten op een nog hogere energierekening en op nog meer windturbines op gehoorafstand in zijn achtertuin. Bedrijven willen zich kunnen vestigen en blijven concurreren. Met enkele kerncentrales erbij — dat is bewezen techniek — kunnen we Nederland prima voorzien van voldoende stabiele energie. De eerste uitputting vanuit het Klimaatfonds voor kernenergie volgt pas in 2027. Waarom toont de minister hier niet meer ambitie? Wat houdt haar tegen om vol in te zetten op deze betrouwbare bron van CO2-vrije energie?
Als laatste wil ik graag van de minister weten welke middelen zij in 2025 beschikbaar stelt voor klimaatrealisme c.q. klimaatadaptatie.
Meneer de voorzitter, een verzuchting. Het wordt tijd dat we in dit huis gaan nadenken over het effect van de volstrekte absentie van een koerswijziging door het relatief nieuwe kabinet, ondanks een eclatante verkiezingsoverwinning voor rechts.
Meneer de voorzitter. Hier wil ik het in eerste termijn bij laten. Ik zie uit naar de antwoorden van de regering. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baumgarten. Dan is het woord aan mevrouw Prins, namens het CDA, mede namens de ChristenUnie.
Mevrouw Prins i (CDA):
Voorzitter. Zoals gezegd voer ik hier graag het woord, mede namens de ChristenUnie. Ik wil stilstaan bij het Klimaatfonds. Het werken aan een beter klimaat en aan verduurzaming en versterking van gezonde landbouw en natuur achten onze fracties van groot belang. Het baart de fracties dan ook grote zorgen dat diverse onderzoeken aangeven dat wij de wettelijk vastgelegde klimaat- en stikstofdoelstellingen niet tijdig zullen behalen. Deze zorg wordt nog versterkt door de recente uitspraak van de Raad van State inzake intern salderen, inclusief de terugwerkende kracht van vijf jaar. Deze uitspraak zal overigens juridisch terecht zijn. Echter, dit maakt het wel extra moeilijk om als land te bouwen aan een meer toekomstbestendige samenleving, met een gezond klimaat, duurzame landbouw, sterke natuur, en groene energie en industrie. Het spreekt voor zich dat wij zeer benieuwd zijn naar de aanvullende plannen van het kabinet om deze doelstellingen wel te realiseren.
Voorzitter. Een en ander betekent in ieder geval dat het Klimaatfonds zo effectief mogelijk moet worden ingezet. Resultaten op korte termijn zijn gewenst. Indertijd is in de memorie van toelichting bij het Klimaatfonds aangegeven dat investeringen in de landbouw worden uitgesloten, omdat daartoe het Transitiefonds landelijk gebied en natuur was opgezet. Wij moeten echter constateren dat genoemd transitiefonds is afgeschaft, terwijl de landbouw een grote bijdrage levert aan de emissies van stikstof en broeikasgassen. Onze fracties pleiten er dan ook voor dat het Klimaatfonds ook beschikbaar komt voor versterking en verduurzaming van de landbouw, zodat op relatief korte termijn resultaten behaald kunnen worden. Zoals de CDA-fractie reeds in de Tweede Kamer heeft voorgesteld, denken wij daarbij aan een bedrag van 5 miljard. Dit bedrag zou bijvoorbeeld gevonden kunnen worden door het verlagen van de investeringen in kernenergie. Samen met de fracties van BBB, GroenLinks-PvdA, D66, ChristenUnie en OPNL zullen wij daartoe een motie indienen.
Voorzitter, tot zover onze bijdrage.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Prins. Dan is het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank u, voorzitter. Vandaag behandelen we de begrotingen van Economische Zaken, Klimaat en Groene Groei, en het Klimaatfonds. Deze begrotingen laten heel helder de prioriteiten van dit kabinet zien. Het kabinet zegt een duurzame economie en het behalen van de klimaatdoelen belangrijk te vinden, maar de beleidskeuzes in deze begrotingen laten iets heel anders zien: geen groene groei, maar groeiende greenwashing. Ik zal dit betoog op twee onderwerpen verder uitwerken.
Voorzitter. Ten eerste kernenergie. Kernenergie, zoals iedereen hier weet, produceert hoog-, middel- en laagradioactief afval. Hoogradioactief afval dient vele duizenden jaren, tot een kwart miljoen jaar, veilig te worden beheerd. Voor laag- en middelradioactief afval is dat honderden tot duizenden jaren. Laat ik die jaartallen wat concreter maken. Als we 250.000 jaar teruggaan in de tijd, de periode waarin hoogradioactief afval veilig moet worden beheerd, komen we uit in de prehistorie. Er woonden neanderthalers in Noordwest-Europa. De moderne mens woont pas zo'n 15.000 jaar in Nederland. En hunebedden, waarvan we denken "goh, die zijn toch best oud", zijn pas 5.000 jaar oud.
Vooruitkijkend zien we dat 250.000 jaren, ervan uitgaande dat een generatie 30 jaar duurt, ruim 8.300 generaties vertegenwoordigen. Dit geeft toch een heel andere invulling aan de term "duurzame energie". We zadelen dus 8.300 generaties na ons op met radioactief afval, terwijl Nederland geen kernenergie nodig heeft, zoals in een debat hier in de Eerste Kamer is beaamd, of eigenlijk schoorvoetend is toegegeven, door de voorganger van de minister. Kan de minister hierop reflecteren vanuit het perspectief van intergenerationele rechtvaardigheid, dat onderdeel is van het concept brede welvaart en een van de uitgangspunten is van het Nederlandse en het mondiale duurzaamheids- en klimaatbeleid? En hoe kan het kabinet garanderen dat de opvang van radioactief afval over een periode van vele duizenden jaren tot een kwart miljoen jaar veilig plaatsvindt? Dat is op z'n zachtst gezegd toch een beetje naïef. Graag een reactie van de minister. Wat zijn de risico's als het misgaat? Wordt hier onderzoek naar gedaan? Wat zijn hiervan de resultaten? En is deze minister bereid de politieke verantwoordelijkheid te nemen voor de extra risico's van het extra radioactieve afval vanuit de plannen van dit kabinet, zoals het langer openhouden van Borssele, de vier nieuwe kerncentrales en de ontwikkeling van SMR's?
Zoals we allemaal weten, kleven er naast het radioactieve afval nog vele andere problemen aan kernenergie. Zo zijn er niet alleen in de toekomst maar ook vandaag de dag al risico's, zoals de recente besmetting in Borssele van drie medewerkers met radioactieve stoffen, waarvan de oorzaak nog onbekend is. Bovendien is kernenergie helemaal geen hernieuwbare energie; de wereldwijde voorraad uranium is eindig. Ook zijn de milieu-impact van de mijnbouw van uranium, de bouw en sloop van kerncentrales, en andere aspecten in de productieketen onduidelijk. En uranium dat in Nederland wordt gebruikt, wordt opgewerkt in Rusland. Dit heeft dus ook geopolitieke consequenties. Om voor opwerking onafhankelijk te worden van Rusland, onderzoekt het kabinet wat het zou betekenen om gebruikte splijtstofelementen niet te hergebruiken maar meteen op te slaan als radioactief afval. Ik vraag de minister hoeveel extra radioactief afval dit zou betekenen.
Het kabinet maakt zich dus schuldig aan greenwashing door kernenergie als duurzame energie te bestempelen en een ouderwetse, dure, milieuonvriendelijke en niet-rechtvaardige technologie tot centerpiece van het klimaatbeleid te maken. Miljarden aan kostbare klimaatbudgetten worden verspild aan een vervuilende technologie, miljarden die in één klap alle begrotingsproblemen van het huidige kabinet zouden kunnen oplossen en een enorme bijdrage zouden kunnen leveren aan het oplossen van de grootschalige problemen waar Nederland mee worstelt. Dit gebeurt, terwijl de overheid heel gemakkelijk kan kiezen voor een andere koers. De overheid heeft namelijk een doorslaggevende rol tijdens de hele levensloop van kernenergie: tijdens de ontwikkeling en de bouw van kerncentrales, tijdens de productie van kernenergie, tijdens de ontmanteling van kerncentrales en bij de opslag van radioactief afval.
Een overzicht. Zo is 70% van de aandelen van EPZ, de eigenaar van de kerncentrale in Borssele, in handen van provincies en gemeenten. Zij betalen als medevergunninghouder een tarief voor de opslag van radioactief afval aan COVRA, dat op haar beurt 100% in handen is van het ministerie van Financiën. Dit ministerie is ook aandeelhouder van een derde van de aandelen in Urenco, dat uranium verrijkt. Ook reserveren lokale overheden als mede-eigenaar gelden voor de ontmanteling van Borssele. Geschatte kosten: 629 miljoen euro. Het ministerie van Financiën staat voor 9,2 miljard euro garant in het kader van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen. Daarnaast heeft de rijksoverheid 14,1 miljard euro in het Klimaatfonds opgenomen voor de ontwikkeling van nieuwe kerncentrales. En de KGG-begroting omvat zo'n 350 miljoen euro voor kernenergie, inclusief 12,8 miljoen voor het langer openhouden van Borssele. Poeh, dat was een lange lijst!
Publiek geld wordt dus rondgepompt tussen verschillende overheidsinstanties. Zonder overheden geen kernenergie; daarover ben ik het eens met de heer Baumgarten van JA21. Sterker nog, private investeerders zijn, zoals de heer Baumgarten al zei, zeer terughoudend om in kernenergie te investeren, want zij vinden het te riskant. De bouw van de kernreactor in Petten laat zien hoe moeizaam zulke projecten verlopen, met alle risico's van dien. Wat hebben we geleerd van dit project in Petten met het oog op de plannen van dit kabinet, is mijn vraag aan de minister.
Dit kabinet kiest dus niet voor een kleinere overheid, zoals het de keuzes in de begrotingen voor 2025 graag zelf uitlegt. Het kabinet voert pijnlijke bezuinigingen door om investeringen mogelijk te maken in een technologie die de consequenties van ons veel te hoge energieverbruik neerlegt bij 8.300 generaties na ons. Waarom investeert dit kabinet niet meer in vermindering van energieverbruik in plaats van het vergroten van de productie van energie? Is de minister, gezien de omvang van de voorgenomen investeringen, bereid onderzoek te doen naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de voorgenomen investeringen in kernenergie, waarin de impacts van de hele productieketen worden meegenomen en deze investeringen te vergelijken met andere klimaatmaatregelen? Mijn fractie overweegt een motie op dit onderwerp.
Voorzitter. Het tweede onderwerp waarop dit kabinet de plank volledig misslaat is zogenaamd groen gas. Onder het mom van groen gas wordt verdiend aan het vermarkten van zogenaamde bijproducten uit de bio-industrie, zogenaamde dierlijke bijproducten. Wat een verschrikkelijk naar woord. Deze worden vergist en vergast in naam van de energietransitie, ondersteund door subsidie van de rijksoverheid. Hippe termen, zoals hernieuwbare energie, de bio-economie, de circulaire economie en de kringlooplandbouw, verhullen het feit dat miljoenen dieren dagelijks lijden in de bio-industrie en dat de intensieve veehouderij enorme duurzaamheidsproblemen veroorzaakt. De overheid stimuleert de ontwikkeling van zogenaamd dierlijk groen gas door verschillende regelingen en programma's die samen ten minste 600 miljoen euro omvatten. Ook is er een wetsvoorstel in voorbereiding voor een bijmengverplichting voor zogenaamd groen gas, terwijl het stimuleren van zogenaamd dierlijk groen gas de bio-industrie in stand houdt.
Bedrijven gevestigd in Nederland verwerken zogenaamde dierlijke bijproducten uit de categorieën 1 en 2 in zogenaamde groene stroom. Onder die categorieën dierlijke bijproducten vallen onder EU-verordening 1069 uit 2009 onder meer — ik citeer — "dierlijke bijproducten die worden verzameld bij het behandelen van afvalwater, onder andere in slachthuizen, zogenaamd flotatieslib, slib uit het afvalwater van slachterijen waar onder meer bloed, eiwitten en vet in zit, mest, de inhoud van het maag-darmkanaal en mengsels van categorie 2- en categorie 3-materiaal". Door dat laatste kan de hele lijst van categorie 3-producten ook worden gebruikt, inclusief bloed, delen van dieren, waterdieren en delen van waterdieren. Dan hou ik het nog netjes. Ik raad iedereen aan de verordening zelf te lezen.
Het lijkt erop dat het meeste van het dierlijke groene gas wordt gemaakt van mest en flotatieslib, maar Nederlandse producenten van dierlijk groen gas en Kamerbrieven en schriftelijke antwoorden van de minister sluiten andere soorten dierlijke bijproducten niet uit. Het is dus onduidelijk wat en wie er in ons groene gas zit. De fractie van de Partij voor de Dieren vraagt zich af wat er groen is aan dit gas. Weet de minister welke specifieke dierlijke bijproducten worden gebruikt in de productie van groen gas dat in Nederland wordt geproduceerd en op de Nederlandse markt wordt verkocht? Kan de minister reflecteren op het als groen gas vermarkten van dierlijke bijproducten uit de bio-industrie? Hoe groen is dit dierlijke groene gas als je de milieu-impact van de hele bio-industrie meeneemt? Kan de minister reflecteren op de dierwaardigheid van het gebruik van dierlijke bijproducten om energie te produceren? Hoe kan dierlijk groen gas als hernieuwbaar worden gezien? Een dier is toch niet hernieuwbaar? Graag een reflectie van de minister.
Is de minister bereid te onderzoeken hoe consumenten van groen gas kunnen worden geïnformeerd over de herkomst van dit gas? Is de minister bereid onderzoek te doen naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de subsidies op de verschillende soorten groen gas om beter inzicht te krijgen in de mate waarin deze subsidies bijdragen aan de verschillende doelen van de overheid? Mijn fractie overweegt een motie op dit onderwerp.
Voorzitter. De fractie van de Partij voor de Dieren wordt behoorlijk verdrietig van de keuzes op het gebied van Economische Zaken, Klimaat en Groene Groei van dit kabinet. We maken ons ernstige zorgen. Het beleid is niet doeltreffend en niet doelmatig. Niet alleen worden de klimaatdoelen niet gehaald, maar onder het mom van klimaatbeleid wordt niet-duurzame en dieronvriendelijke industriepolitiek bedreven.
Ik kijk uit naar de antwoorden van de minister en voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren. Dan is het woord aan de heer Van der Goot namens OPNL.
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we met de minister van KGG over haar begroting voor 2025. Zoals u weet, staat de afkorting KGG niet alleen voor Klimaat en Groene Groei, maar ook voor kleine en grotere gasvelden. Juist voor KGG in die tweede betekenis vraagt onze fractie vandaag speciaal aandacht, in het bijzonder voor de ingrijpende gevolgen van mijnbouwactiviteiten in Nederland.
Voorzitter. Het is de Nederlandse Staat, minister, regering en parlement, die bepaalt waar mijnbouw plaatsvindt. Met deze keuzes worden delfstoffen en gasvelden omgezet in economische winst, voor de staatskas en voor bedrijven. Dat zijn een boel eurotekens op het netvlies. De regio daarentegen ziet deze eurotekens ook, maar dan vooral in schadeposten. De gevolgen van de aardbevingen in Groningen kennen we inmiddels. Zo moet het dus nooit weer. In Zuid-Limburg zijn de naweeën van de mijnbouw, nota bene 50 jaar na het sluiten van de laatste mijn, nog altijd gaande. Zie hiervoor de recente noodkreet van de Provinciale Staten van Limburg. Mijnbouwschade heeft vele gezichten en zo voltrekt zich momenteel een stille ramp in de regio. Het is de gestage bodemdaling, niet de acute aardbevingen, die bij veel kleine gasvelden, in de noordelijke provincies, in de kop van Overijssel en onder de Waddenzee, voor de problemen zorgt. We hebben het over verzakkende woningen, maar dat niet alleen. Er is ook schade aan kritische infrastructuur, zoals sluizen en bruggen, en een onbeheersbare waterhuishouding, getuige de waarschuwing van Wetterskip Fryslân. Schade voor burgers, schade voor overheden als waterschappen en gemeenten, schade voor boeren, en ook voor de natuur. Krijgen deze partijen nu en tot in lengte van dagen de rekening gepresenteerd, vraagt men zich in Friesland steeds meer af. In Groningen leerden we waar dat toe leidt.
In Limburg — ik ga de hele wereld langs — hebben de Provinciale Staten een duidelijke boodschap richting de Staat. Als je als Rijk uiteindelijk in 2023 tegenover Limburg je verantwoordelijkheid erkent, moet dat ook blijken uit je handelen. Dat kan beter en dat moet beter, zegt Limburg. Afgelopen vrijdag namen de Provinciale Staten unaniem een motie aan voor meer urgentie. Het loket voor afhandeling van mijnbouwschade laat daar nog altijd op zich wachten en komt er op zijn vroegst pas in 2026. Om de Limburgse gedeputeerde Demollin te parafraseren: zorgvuldigheid is belangrijk, maar tempo ook.
Voorzitter. Mijn fractie is van mening dat het principe "de vervuiler betaalt" ook op dit dossier van toepassing is, althans moet zijn. Dit is niet slechts een juridische regel, maar een oproep voor maatschappelijke rechtvaardigheid die ook de uitvoering moet betreffen. Immers, bewoners raken verstrikt, en uiteindelijk murw, in ingewikkelde, peperdure, bureaucratische en juridische procedures en wachten jarenlang in onzekerheid op het krijgen van een schadevergoeding. Dit laten we nooit weer gebeuren, zeiden we na de parlementaire enquête gaswinning. Een rechtvaardige behandeling betekent een algemeen recht op compensatie, met een breder en toegankelijker waarborgfonds mijnbouwschade. Dit fonds zou bijvoorbeeld moeten worden gevuld door een deel van de winst van concessiehouders af te romen, zodat inwoners gegarandeerd en tijdig schadeloos worden gesteld, ongeacht de omvang of het moment van de schade. Immers, mijnbouwschade heeft een lange adem.
Voorzitter. Wat mij opvalt, is dat de noordelijke provincies door alle mijnbouwactiviteiten inmiddels zijn uitgegroeid tot een modern wingewest. We hebben als parlement veel waardevolle en terechte lessen mogen leren van het Groningenveld en van Zuid-Limburg. Het zou de Nederlandse Staat sieren als hij laat zien dat de rijksoverheid een lerende overheid is. Dat is goed voor dit dossier, dat is goed voor het vertrouwen van de burger in de overheid en daarmee ook goed voor de vitaliteit van onze democratie. Kortom, het probleem van mijnbouwschade is een structurele kwestie van maatschappelijke rechtvaardigheid. Of beter gezegd, van het gebrek daaraan: de lusten voor de Staat en de concessiehouders en de lasten voor de regio, tot in lengte van dagen.
Het is veel te makkelijk om deze verantwoordelijkheid af te schuiven op de concessiehouders en de bewijslast bij burgers en lokale overheden te leggen. Want, zoals gezegd, het is de Nederlandse Staat — lees: minister, regering en parlement — die bepaalt waar de mijnbouw plaatsvindt.
Voorzitter. Ik heb slechts één vraag voor de minister. Hoe gaat zij ervoor zorgen dat de geschetste rechtvaardigheid in woord én daad een harde voorwaarde wordt bij ieder volgend beleid of besluit in dit dossier, zoals vergunningen, schaderegelingen en omgekeerde bewijslast? Ik kijk uit naar het antwoord van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Goot. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Economische Zaken, Klimaat en Groene Groei, alsmede het Klimaatfonds, een eigen ministerie en de doelen van het klimaatakkoord zijn, ook in een coalitie met de PVV, grotendeels of helemaal overeind gebleven. De roep vanuit rechtse opiniemakers en vanuit de andere kant van de oceaan om de bijl in het klimaatbeleid te zetten heeft in het Nederlandse regeerakkoord geen gevolg gekregen. Het is er niet makkelijker op geworden om nog een tandje bij te zetten, maar in de basis is de aanpak toch in stand gehouden. Het sportieve applaus en de collegiale aanmoedigingen van de linkse fracties jegens de klimaatinzet van dit kabinet zijn dan ook volkomen logisch en begrijpelijk. Ik meen dat ironie nog steeds is toegestaan in de Eerste Kamer.
Mijn fractie stelt er in elk geval veel prijs op dat het klimaatbeleid door dit nieuwe kabinet niet een-op-een bij het grofvuil is gezet. Wij tellen wat dat betreft onze zegeningen. We geloven ook nog steeds dat de doelen haalbaar zijn, ook al is dat nu nog niet altijd aantoonbaar. De fractie van 50PLUS is techno-optimistisch. Dat wil zeggen dat wij geloven dat de inzet voor klimaatbeleid een locomotief in gang heeft gezet die niet meer te stoppen is en die over de jaren ook steeds meer op snelheid zal komen en zal moeten komen. Dan is het juist nuttig dat het ene kabinet grote stappen zet en dat het volgende kabinet die stappen consolideert en optimaliseert. Onophoudelijk blijven smijten met nieuwe plannen, fondsen of nationale koppen brengt dat proces juist eerder in gevaar. Tot zover mijn inleiding.
Minister, nu komt het. Voor mijn fractie is het van groot belang dat het klimaatbeleid doelmatig en effectief is. In 2023 kreeg de voormalige minister van Economische Zaken de volgende vraag: "Welk deel van het nationale klimaatbeleid zou overbodig zijn als de beprijzing van CO2 via het Europese ETS en het CBAM optimaal wordt gemaakt?" Zijn antwoord vond ik onthutsend: "Bijna al het nationale klimaat wordt dan overbodig." Ik moet vaak terugdenken aan deze vraag en aan dat antwoord. Een beetje ontluisterend. Want hoeveel geld besteden we op nationaal niveau inmiddels aan klimaatgerelateerd beleid? Hoeveel functionarissen zijn er al binnen de overheid en in het bedrijfsleven die bezig zijn met klimaat en klimaatbeleid? Bij optimale beprijzing zouden veel van die functionarissen dus iets anders kunnen gaan doen: huizen bouwen, lesgeven, ouderen verzorgen, de krijgsmacht versterken enzovoorts. Mijn vraag aan de minister is of zij het eens is met het antwoord van haar voorganger op de vraag welk deel van het nationale klimaatbeleid overbodig zou worden als, let wel, de beprijzing van CO2 via het Europese ETS-systeem en het CBAM-systeem optimaal zou worden gemaakt. Graag een toelichting als u het er niet mee eens bent, want ik verwacht dat een VVD-minister nog veel meer sympathie heeft voor de marktgedreven aanpak via het ETS-systeem.
Voorzitter, ten slotte. Dat brengt mij op het onderwerp kernenergie. Dat is een vorm van energie die helemaal vrij is van CO2-beprijzing via het ETS-systeem, want kernenergie is immers CO2-vrij. Mijn fractie steunt de inzet van het kabinet volgend uit het regeerakkoord. Wij complimenteren de minister met haar meest recente brief over dit onderwerp — regeren is vooruitzien — waarin de totstandkoming van de nieuwe staatsdeelneming voor kernreactoren wordt aangekondigd. Ik heb de volgende vier vragen. Heeft het de voorkeur dat marktpartijen vanaf het begin deelnemen in de nieuw op te richten houdstermaatschappij of in werkmaatschappijen, of kunnen zij later aansluiten of instappen? Twee. Kan het zijn dat marktpartijen starten met een klein aandeel dat zij later mogelijk willen uitbreiden of kan er ook gestart worden met een relatief groot minderheidsaandeel, zoals 49%? Drie. Is het denkbaar dat de houdstermaatschappij of de werkmaatschappijen starten met een meerderheidsaandeel van private partijen? Ten slotte vier. Kan de omvang en de bereidheid van private investeerders voor kernenergie toenemen of afnemen als CO2-beprijzing via ETS in de toekomst flink zou worden aangepast?
Ik wacht de antwoorden van de minister met belangstelling af.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan mevrouw Van Aelst namens de SP-fractie.
Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):
Dank, voorzitter. Allereerst zou ik de minister willen bedanken voor de uitgebreide en in veel gevallen duidelijke antwoorden. Uit de antwoorden bleek, zoals eerder ook in de Tweede Kamer duidelijk werd, dat Nederland zijn klimaatdoelen niet gaat halen met het huidige beleid. Nederland doet simpelweg te weinig, zowel in het opwekken van duurzame energie als in het besparen van energie. Dat is een treurige constatering, vooral als je kijkt naar de effecten van te weinig en ineffectief klimaatbeleid. Daar kom ik zo meteen nog even op terug. Dit zou echter ook een kans kunnen zijn voor dit kabinet om in te zetten op klimaatrechtvaardigheid en om in te zetten op klimaatbeleid dat bijdraagt aan bestaanszekerheid. Dat is klimaatbeleid dat er daadwerkelijk toe doet. Aangezien de kans dat we met de huidige maatregelen de doelen halen nihil is, stelde de minister in de Tweede Kamer sowieso met een pakket aan maatregelen te zullen komen. Dat is heel mooi, maar rijkelijk laat. Wij vragen ons dan ook af of de minister dit als kans gaat benutten om ook andere beleidsdoelen rond het versterken van bestaanszekerheid en het verkleinen van de kinderarmoede in Nederland te halen.
Voorzitter. De slechts zeer beperkte focus op verduurzaming en besparing verbaast de SP. Al zeker vijftien jaar bepleit mijn partij dat elke bespaarde kuub of kilowattuur niet duurzaam opgewekt hoeft te worden. Toch is er amper handhaving op bijvoorbeeld de energiebesparingsplicht. Elke kilowattuur of kuub die iemand in armoede niet hoeft te betalen, draagt sterk bij aan diens bestaanszekerheid. Hiermee pak je zowel bestaanszekerheid als klimaatbeleid op. De makkelijkste en snelste manier — de Tweede Kamer besprak dit ook al met de minister — is door met FIXbrigades achter de voordeur van mensen direct maatregelen te nemen.
Voorzitter. Wij denken echt dat de inzet van dit kabinet op die besparing achterblijft. Wij zijn heel benieuwd wat de minister daarmee gaat doen in de richting van de Voorjaarsnota. De energierekening gaat voor inwoners met dit kabinet namelijk omhoog. Zie ook het debat in de Tweede Kamer voor de discussie daarover. Door te treuzelen met maatregelen die de energierekening van inwoners positief raken, brokkelt uiteindelijk de steun voor verduurzaming onder inwoners af. Die steun hebben we keihard nodig om daadwerkelijk maatregelen te kunnen nemen, gezien de gigantische opgave waar we voor staan.
Voorzitter. We hebben het dan alleen nog maar over de rechtvaardigheid hier in Nederland en de impact van klimaatverandering op inwoners met een smalle beurs. Zoals mijn partij ook bij de behandeling van de Energiewet stelde, baart het ons echter sterk zorgen dat dit kabinet er erg weinig oog voor heeft dat klimaatbeleid op dit moment ook vaak de armste landen ter wereld schaadt. Wat ons betreft zou klimaatbeleid zónder slavernij en kolonialisme voor benodigde grondstoffen moeten gaan. Bij de inzet van dit kabinet op zaken als thuisbatterijen lijkt op dit moment totaal geen oog te zijn voor de grote impact op mens en milieu bij de winning van de benodigde grondstoffen. Klimaatbeleid behoort rechtvaardig te zijn, niet alleen hier in Nederland, maar ook daarbuiten.
Voorzitter. Dan warmte. We behandelen hier binnenkort de wet waarmee we warmtebedrijven als publieke voorziening in publieke handen gaan brengen. Wat de SP betreft zou dat ook een opmaat moeten zijn naar het overbrengen van alle energiebedrijven in publieke handen. Zij kunnen dan vanuit publiek belang helpen de verduurzamingsopgave op te pakken. De afhankelijkheid van marktpartijen, met hun grillen en winstbejag, is wat de SP betreft niet alleen onwenselijk maar ook ronduit contraproductief bij de aanpak van klimaatverandering.
Bij warmte hoort wat ons betreft ook de vraag: van wie is de warmte in de grond? We zien voorbeelden waarbij het tuinbouwkapitaal boort naar geothermie en zich op basis van vergunningen in een diameter van kilometers, de warmte in de bodem toe-eigent. Vervolgens wordt de overcapaciteit verkocht aan publieke bedrijven, wat publiek geld kost. Wij vragen de minister: waarom is er niet een publiek bedrijf, onder democratische controle, dat boort naar warmte? Glastuinbouwbedrijven kunnen die warmte dan kopen van een publieke partij. Bij een geval in Pijnacker-Nootdorp moest de gemeente zelfs bijspringen met een lening, omdat de private partij de risico's niet kon dragen. Daardoor bleven de lusten privaat, maar werden de lasten publiek, omwille van het warm kunnen stoken van het zwembad en huizen. Warmte is een van de belangrijkste inzetten van dit kabinet in de energietransitie. Wij zijn oprecht heel benieuwd hoe de minister omgaat met warmte in de bodem die vooralsnog van ons allemaal is, maar via vergunningen ineens van één bedrijf kan worden.
Voorzitter. Wat we in deze begroting echt missen is de samenhang tussen klimaatbeleid en andere beleidsterreinen, zoals vervoer. Door enorm dure bus- en treinkaartjes verschraalt het vermarkte openbaar vervoer en zal het autogebruik toenemen. Daarmee zal de uitstoot toenemen en zal er volgens autopartijen meer geïnvesteerd moeten worden in asfalt, wat niet kan, gezien de stikstofproblemen. Het is een gemiste kans dat de win-win-win-opties tussen verschillende beleidsterreinen niet benut zijn. Het is best zorgwekkend dat het kabinet met zijn beleidskeuzes problemen in de toekomst wederom groter maakt. Er is namelijk helemaal geen stikstofruimte om meer asfalt aan te leggen. Als er meer asfalt aangelegd moet worden, is er minder ruimte voor woningbouw en bedrijven. Wij vragen ons af hoe de minister bij het klimaatbeleid de samenhang ziet tussen de verschillende beleidsterreinen.
Voorzitter. Ik zei net al dat ik het graag zou willen hebben over wat de effecten zijn als we te weinig doen tegen klimaatverandering. Die effecten zijn enorm. Voor mijn partij is de inzet tegen klimaatverandering en voor duurzaamheid en milieu vanzelfsprekend. Wij zien de bittere noodzaak voor mens, dier, milieu én economie. We zien echter ook dat een aantal partijen met lange tanden klimaatbeleid voert, of zelfs klimaatbeleid tegenwerkt. Dat is waarom ik in dit debat over klimaat en economie wil uitzoomen op de effecten op diezelfde beleidsterreinen en andere beleidsterreinen, als Nederland zo weinig blijft doen als op dit moment het geval is. Zonder een drastische aanpak van klimaatverandering lopen de kosten voor opwarming van de aarde dit decennium wereldwijd mogelijk op tot 1,7 biljoen dollar per jaar. In de decennia daarna kan het zelfs verder stijgen naar 30 biljoen dollar in 2075. Dit stelde een groep van 738 economen afgelopen dinsdag. Ook kwam er in dit onderzoek naar voren dat twee derde van deze economen denkt dat het verstandig is om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Zij stellen dat de opbrengsten daarvan opwegen tegen de kosten die gemaakt moeten worden, bijvoorbeeld door het op peil houden van de voedselvoorziening en het voorkomen van natuurrampen.
Uit cijfers van de Verenigde Naties blijkt dat er tussen 2000 en 2019 ruim 7.300 natuurrampen hebben plaatsgevonden en dat de schade 3 biljoen dollar is. Dat is een onacceptabele hap uit het wereldwijde bruto binnenlands product. De schade is in de laatste twintig jaar toegenomen met 50%, los van de enorme menselijke schade, het menselijk leed van natuurrampen, en de impact die het voor zo veel mensen heeft. Klimaatverandering tast oogsten aan. Akkerbouwers onderschrijven dat de gevolgen van klimaatverandering voor 61% van hen opbrengstenderving met zich meebrengt door toenemende weersextremen, zo stelt onderzoek van Nieuwe Oogst in 2024. En ook voor inwoners kost het klauwen met geld door schade aan hun woningen.
Voorzitter. Het tast simpelweg onze economie aan. Wij wachten dan ook met smart op een pakket in de Voorjaarsnota waarmee Nederland stopt met het aantasten van de eigen economie en de eigen winstgevendheid. We horen graag een reflectie van de minister op dit thema. Hoe ziet zij dat het niet aanpakken van klimaatverandering effect heeft op onze eigen economie?
Voorzitter. Dan de economie; ik kijk ondertussen even naar de tijd. De impact van private equity, de invloed van roofkapitalisme op onze economie is groot. Kinderopvang, de energievoorziening, de zorg, parkeergarages en vele andere bedrijven: zij hadden ooit een zo belangrijke rol in het voorzien in eerlijke banen en leverden een bijdrage aan wijken, buurten, sportclubs en ga zo maar door. Bij veel voorzieningen die zijn opgebouwd met publiek geld en nagenoeg volledig afhankelijk zijn van dat publieke geld, eigent de winstnemer zich dat geld privaat toe zonder maar iets bij te dragen of toe te voegen aan de samenleving. De economie is op dit moment zeer ver weg van een bedrijf als Philips, dat een sportvereniging opzette — u kent 'm vermoedelijk allemaal nog steeds — investeerde in woonwijken en zich verantwoordelijk voelde voor het welzijn van de medewerkers, van schoonmaker tot leidinggevende. Het is vanzelfsprekend niet een verleden dat ik wil idealiseren, gezien ook bijvoorbeeld de positie van vrouwen in die tijd, maar het is wel een tijd waarin een bedrijf minder ver van de wijk verwijderd was en roofkapitalisme minder kans kreeg.
De economie raakt ook steeds verder weg van het investeren in het publiek belang en het opbouwen van kennis en eigendom voor het algemeen belang. Dan hebben we het nog niet over de veroorzaakte puinhopen, die vervolgens alsnog met publieke middelen moeten worden opgelost. Denk aan Co-Med, de energiecrisis, de vele toeslagen die nodig zijn om hoge winsten van bedrijven te subsidiëren. Private-equitybedrijven hebben op dit moment maar één doel: zo snel mogelijk zo veel mogelijk geld uit een bedrijf en een samenleving zuigen, zonder kosten te maken of bij te dragen aan voorzieningen.
Niet alleen laat dit kabinet roofkapitalisme ten koste gaan van publieke voorzieningen, ook andere bedrijven lijden hieronder. Zo hebben bedrijven rondom Chemours enorme economische schade. Dat komt dan nog boven op de gezondheidsschade voor inwoners en de milieuschade. Wat betreft de aanwezigheid van bedrijven die ons milieu vervuilen zal er volgens de minister steeds een evenwichtige afweging tussen economische en andere belangen moeten plaatsvinden. Maar tot welke grens is de minister bereid te gaan als het gaat om het handhaven van zwaar vervuilende bedrijven zoals Tata en Chemours? Hoeveel schade mogen omwonenden en omliggende bedrijven lijden ten behoeve van de winst van aandeelhouders?
Voorzitter. Resumerend: de SP mist een langetermijnvisie en mist de impact van beleidskeuzes van het ene ministerie op beleid en effecten bij andere ministeries. Zo heeft de karige inzet op klimaat direct gevolgen voor landbouw, wonen en economie. Het toestaan van roofkapitalisme en het in de uitverkoop zetten van publieke voorzieningen drijft zorgkosten onnodig op en maakt dat je als overheid steeds minder knoppen hebt om aan te draaien. Onrechtvaardig klimaatbeleid en het beleid van de afgelopen kabinetten en dit kabinet leiden tot meer armoede en meer ongelijkheid. En ga zo maar door.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Aelst. Dan is het woord aan de heer Panman namens de BBB-fractie.
De heer Panman i (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst: de BBB steunt de koers van deze regering zoals deze is overeengekomen in het regeerakkoord. Dat doen wij op alle vlakken, dus ook de koers die deze minister van Klimaat en Groene Groei heeft voor het klimaat en het Klimaatfonds. Wel hebben wij drie punten van zorg, die we graag naar voren willen brengen. Dat zijn de normen, dat is een evaluatie en als derde is dat de landbouw.
Ik begin met het eerste punt: de normen. Inmiddels is het 2025 en resteert er slechts vijf jaar tot het behalen van de wettelijke vastgestelde klimaatdoelstelling van 55% reductie ten opzichte van 1990 in 2030. Hoewel de Europese Rekenkamer in juni '23 reeds aangaf dat de vorige doelstelling van 49% zeer waarschijnlijk niet gehaald kon worden, heeft de regering de doestelling toen toch verhoogd naar 55%. Ik zou graag van de minister willen weten op welk percentage reductie wij op dit moment zitten.
Volgens de Klimaat- en Energieverkenning, de KEV, van vorig jaar, 2024, wordt een reductie van 45% tot 52% verwacht in 2030. De vorige doelstelling van 49% was al niet zeker, maar met de huidige 55% lijkt Nederland zich dus nog verder in de hoek te hebben geverfd. Tevens weten we inmiddels dat er organisaties zijn die een verdienmodel hebben gevonden in het aanspannen van klimaatrechtszaken tegen de Nederlandse Staat. Rechtszaken die de Staat tijd en vooral belastinggeld kosten. De vraag aan de minister is: welke strategie heeft zij nu blijkt dat wij de doelstelling niet gaan halen?
De vorige minister gaf toentertijd aan dat er 28 miljard euro nodig was voor het beperken van de opwarming met 0,0036 graden. Dat was met de inzichten van voorjaar '23 en voordat Amerika en waarschijnlijk Indonesië en wellicht andere landen zich terugtrokken uit het Parijsakkoord. Mijn vraag aan de minister is: staat zij nog achter de zienswijze op kosten, het beleid en te realiseren resultaten van de vorige minister?
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Ik kom graag even terug op de opmerking van de heer Panman dat het een verdienmodel zou zijn om de overheid te vragen om zich aan haar eigen wetten te houden. Zou de overheid zich niet gewoon aan haar eigen wetten moeten houden, punt?
De heer Panman (BBB):
Dat ben ik zeker met de heer Crone eens. Niet alleen burgers, maar ook de overheid zelf moet zich aan de wet houden. Maar naar de mening van de BBB hebben we onszelf nu met scherpe wetgeving van 55% — want dat ligt in de wet vast — in de hoek geverfd.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Maar dat kunt u burgers en bedrijven niet verwijten. Dan moet de overheid haar eigen doelstellingen bijstellen. De rechter moet de overheid kennelijk naleving van de wet afdwingen. Dat vind ik heel gek. Dat ondergraaft het vertrouwen in de overheid. De overheid moet zich zelf aan de wet houden. Dan is er geen rechtszaak tegen de overheid nodig.
De heer Panman (BBB):
Ik deel de suggestie die de heer Crone in het begin deed dat de overheid dan de wet moet aanpassen. Dat zou een goede aanpak zijn volgens de BBB-fractie.
Voorzitter. De BBB-fractie pleit in ieder geval voor haalbare doelstellingen en daarmee voor meer realistisch beleid. Immers: haalbare doelstellingen motiveren en onhaalbare doelstellingen frustreren.
Mijn tweede punt gaat over de pauzeknop en eventueel een tussentijdse evaluatieknop. Na de ondertekening van het Parijsakkoord in april 2016 is dat vertaald naar een Europese doelstelling van onder de 1,5 graden Celsius en CO2-neutraliteit in 2050. De BBB-fractie is van mening dat wij allen vanuit rentmeesterschap sowieso een verantwoordelijkheid dragen voor onze aarde, zodat toekomstige generaties veilig en in een gezonde omgeving kunnen leven, met de beschikbaarheid over voldoende en betaalbaar voedsel. Echter, ook horen, lezen en zien we steeds meer ongewenste bijeffecten van de klimaatmaatregelen die we tot nu toe bedacht en uitgevoerd hebben, bijvoorbeeld windmolens.
Voor de BBB-fractie getuigt het van gezond verstand als beleid en maatregelen regelmatig getoetst worden op beoogd resultaat, de snelheid waarmee ze verlopen en eventuele onvoorziene bijeffecten. Zo is netcongestie een bijeffect. Door een evaluatie kan de keuze gemaakt worden tussen doorgaan, bijsturen of eventueel stoppen. De BBB-fractie zou graag zien dat we een tussentijdse evaluatie uitvoeren voor alle klimaatmaatregelen. Ze ziet dat als een pauze- of evaluatieknop. Mijn vraag aan de minister is of ze kan toezeggen bestaand beleid en maatregelen te evalueren op alle bijeffecten en effecten zoals die op milieu en maatschappij, vanaf de creatie van het product en het gebruik van de maatregel tot en met het beëindigen en het recyclen. Het betreft dus de totale productlifecycle.
Voorzitter. Dan kom ik bij mijn derde punt: de landbouw. Reeds op 27 juni 2023, en ook in december vorig jaar, toen wij het Klimaatfonds behandelden, heeft de BBB-fractie opgemerkt dat landbouw geen perceel heeft in het Klimaatfonds. Nu, anderhalf jaar later, hebben we nog steeds de situatie dat in het Klimaatakkoord, waarin vijf sectoren worden onderkend, "Landbouw en landgebruik" wel wordt onderkend als sector die kan bijdragen aan de klimaatdoelstelling, maar de agrarische sector, met uitzondering van de glastuinbouw, in het Klimaatfonds nog steeds geen toegang heeft tot financiële ondersteuning.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het eind van uw inbreng, denk ik, gezien de tijd.
De heer Panman (BBB):
Nou, nog niet helemaal. Bijna.
De voorzitter:
Nou, ik denk het toch wel. Maakt u het even af?
De heer Panman (BBB):
Ik zie een interruptie.
De voorzitter:
Ja, ik ook, maar u bent bijna ... Ik geef u nog enkele seconden.
De heer Panman (BBB):
Met plezier. De Wetenschappelijke Klimaatraad stelt dat boeren onmisbaar zijn om de klimaatdoelen te halen. De agrarische sector kan dus een belangrijke bijdrage leveren aan de Nederlandse klimaatdoelen. Dit zijn kostbare investeringen. Hiervoor heeft de agrarische sector wel financiële ondersteuning nodig. De agrarische sector heeft zelf al eens berekend daarvoor ongeveer 8 miljard nodig te hebben. Tevens leven we nu in een periode waarin de overheid scherp aan de wind moet varen. Daarmee stelt de BBB 5 miljard vanuit het Klimaatfonds voor.
Een afsluitende vraag aan de minister: kan de minister toezeggen dat ook de agrarische sector middels een eigen perceel toegang krijgt tot het Klimaatfonds voor een bedrag van 5 miljard? Als de minister nog de mogelijkheid ertoe heeft, zou ik ook graag een terugkoppeling willen over het debat van afgelopen december waarin wij het Traktaat van Meppen naar voren brachten. Ik ben benieuwd of er op dat punt nog een ontwikkeling is. Ik kijk uit naar de beantwoording van de regering.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat laatste uitsluitend voor zover het ook binnen de begroting past. Dit is geen vragenuurtje, maar een begrotingsbehandeling. Mevrouw Visseren namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Ik ga even terug naar een paar minuten geleden in het betoog van de heer Panman. De heer Panman vroeg om een brede evaluatie van verschillende beleidsterreinen ten aanzien van hun invloed op milieu, duurzaamheid en andere aspecten. Wil de heer Panman ook een evaluatie van het landbouwbeleid en de impact daarvan op duurzaamheid, milieu en andere aspecten? Kan de heer Panman daar alstublieft over uitweiden?
De heer Panman (BBB):
Wij zijn er natuurlijk op alle beleidsterreinen voorstander van om regelmatig de vinger aan de pols te houden om evaluaties uit te voeren en te kijken of we op de goede weg zijn. Daar sluiten wij andere beleidsterreinen niet bij uit, maar we doen dit zeker ook voor het klimaatbeleid.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Maar vraagt de heer Panman in zijn betoog vandaag dan ook om een evaluatie van het landbouwbeleid?
De heer Panman (BBB):
Nee.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Waarom vraagt de heer Panman niet om een evaluatie van het landbouwbeleid en de impact daarvan, bijvoorbeeld op het klimaat?
De heer Panman (BBB):
Als wij hier in dit debat evaluaties voor allerlei soorten beleid zouden aanvragen, gaan wij buiten de agenda van dit debat. Voor nu gaat het over het Klimaatfonds.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Visseren.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Aan de ene kant wil de heer Panman dus financiering vanuit het klimaatbeleid voor landbouw …
De heer Panman (BBB):
Ja.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
… en aan de andere kant wil de heer Panman geen evaluatie van de klimaatimpact van de landbouwsector. Dat is mijn constatering.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Panman.
De heer Panman (BBB):
Wij willen een evaluatie van de klimaatmaatregelen die tot nu toe zijn bedacht en in uitvoering zijn.
De heer Dessing i (FVD):
Ik heb met belangstelling geluisterd naar het betoog van de heer Panman. Ik begrijp uit zijn woorden dat de fractie van de BBB voor de volle honderd procent achter het klimaatakkoord staat. Aan de andere kant is het natuurlijk een partij die opkomt voor de boeren en die ziet dat de boeren het zwaar hebben; dat zien wij allemaal. De oplossing die de BBB aandraagt, is een bedrag van 5 miljard om de boeren te helpen om klimaatbeleid uit te voeren. Is de BBB het met de fractie van FVD eens dat je de boeren misschien écht zou kunnen helpen door het klimaatbeleid af te schaffen, zodat de boeren kunnen doen wat ze doen en gewoon kunnen boeren? En dan hebben we het nog niet eens over het stikstofbeleid gehad.
De heer Panman (BBB):
In mijn betoog heb ik aangegeven dat de BBB-fractie, ook vanuit rentmeesterschap, zo goed mogelijk wil zorgen voor de aarde, zodat we een leefbare omgeving hebben voor komende generaties. Wij leven in het klimaat en daar moeten wij ook goed voor zorgen. U hoort mij dus niet zeggen dat wij per definitie het hele klimaatbeleid in de prullenbak moeten schuiven. Wel moeten wij tussentijds een evaluatie uitvoeren om te kijken welke maatregelen in het klimaat effectief zijn en ook resultaat halen en welke een aanpassing behoeven of eventueel gestopt moeten worden. Het gaat mij dus om de klimaatmaatregelen. Het gaat mij niet om het klimaatbeleid. Dat heb ik ook aan het begin van mijn betoog aangegeven, toen ik zei dat de BBB-fractie achter de route van deze regering staat zoals die is vastgelegd in het regeerakkoord. Het klimaatbeleid maakt daar onderdeel van uit. Daar staan wij dus achter.
De heer Dessing (FVD):
Kan ik daaruit concluderen dat de fractie van de BBB het klimaatbeleid boven het welzijn, de productiviteit en de levensvatbaarheid van de boerensector stelt, terwijl de effecten van datzelfde klimaatbeleid — de heer Panman noemde het ook in zijn betoog — eigenlijk niet meetbaar zijn?
De heer Panman (BBB):
Er zijn vele studies over wat wel en niet meetbaar is. Wij hebben sowieso te maken met een veranderend klimaat. Daar hebben de Nederlandse burgers en de Nederlandse landbouw ook mee te maken. Wij willen deze 5 miljard — dat is een hoop geld — graag gebruiken om de landbouw duurzaam te maken. Wij willen dus bijdragen aan fossielvrije voertuigen, CO2-berging en vermindering van uitstoot van broeikasgassen. Dat zijn enorm kostbare investeringen, ook voor de agrarische sector. Dat moet wel mogelijk gemaakt worden. Er wordt op dit moment continu naar de landbouw gewezen; zij zouden van alles moeten doen. Maar daar moeten ook middelen voor zijn. De landbouw is de enige sector die geen perceel heeft in het Klimaatfonds. Ik pleit er daarom voor dat de landbouw ook een perceel krijgt, namelijk van 5 miljard.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Dessing.
De heer Dessing (FVD):
Ik constateer dat de levensvatbaarheid van de boerensector voor BBB ondergeschikt is aan het klimaatbeleid.
De heer Panman (BBB):
Voor de notulen: dat deelt de BBB niet; wij hebben een andere zienswijze. Het is bekend dat wij hart hebben voor boeren, platteland en burgers, dus voor de hele samenleving.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik vind het voorstel van de heer Panman intrigerend. Hoe ziet de heer Panman de relatie tussen zijn voorstel om 5 miljard uit het Klimaatfonds aan landbouw te besteden en de opgave voor een dierwaardige veehouderij?
De heer Panman (BBB):
Wij moeten ervoor zorgen, zeg ik tegen mevrouw Visseren-Hamakers, dat wij geen discussies gaan vermengen. Dat zijn landbouwdiscussies; het betreft sec de landbouw, die eigen problematiek heeft. We hebben het vandaag over het klimaat, de klimaatdoelstellingen en de bijdragen die de landbouw heel graag wil en kan leveren om de broeikasgasreductie mogelijk te maken.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Volgens mij ben ik geen discussies aan het vermengen; ik ben aan het proberen om een debat met de heer Panman te voeren over de relatie tussen klimaat en landbouw. Er is namelijk een relatie. Volgens mij moet je daar dus een debat over voeren. Je kan de landbouwsector op verschillende manieren laten bijdragen aan de klimaatdoelstellingen van de overheid en van het kabinet, waar de partij van de heer Panman onderdeel van uitmaakt. Dat kan je op een diervriendelijke en een minder diervriendelijke manier doen. Mijn vraag is dus heel erg relevant voor het debat van vandaag. Wat is de relatie tussen het voorstel van de heer Panman en de afgesproken ambitie van dit kabinet op het gebied van dierwaardige veehouderij?
De heer Panman (BBB):
Wij zijn als BBB-fractie voor een duurzame landbouw. Landbouw is meer dan alleen akkerbouw. Het omvat inderdaad ook veehouderij. We zijn dus ook voor duurzame veehouderij. Laat dat vooropstaan. Op dit moment spelen er binnen de landbouw, en specifiek binnen de veehouderij, andere discussies, bijvoorbeeld over het terugbrengen van stikstof. Dat gaat niet over klimaat. Dat wil ik dus buiten deze discussie laten. Het gaat mij met name om CO2, methaan, lachgas en fossielvrije voertuigen, dus om de landbouwbijdragen aan de reductie van broeikasgassen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Visseren.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Al die discussies hebben met elkaar te maken. Als je bepaalde discussies buiten beschouwing laat, maak je andere keuzes op het gebied van klimaat en de rol van de landbouw daarin, dus als je niet én stikstof én dierwaardigheid én andere opgaven in het landelijk gebied daarin meeneemt. Het is de afgelopen decennia zo misgegaan vanwege het gebrek aan integraliteit van beleid; vandaar dat ik de heer Panman bevraag. Ik vind het namelijk een intrigerend voorstel. Ik sta hier om het debat te voeren om scherp te krijgen wat het voorstel van de heer Panman is. Ik stel mijn vraag nogmaals. Is de heer Panman bereid om na te denken over de vraag die hij aan de minister stelt? Misschien stel ik deze vraag ook aan de minister. Kan de minister in haar beantwoording misschien ...
De voorzitter:
Nee, dat ...
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
... ook ingaan op mijn vragen over dierwaardige veehouderij en de relatie tussen de verschillende opgaven van de landbouwsector, niet alleen op het gebied van klimaat, maar ook op het gebied van andere problemen?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Panman.
De heer Panman (BBB):
Het is algemeen bekend dat de BBB een andere zienswijze heeft op de veehouderij in Nederland dan de Partij voor de Dieren. Daar wil ik het voor nu bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Goossen namens de BBB-fractie.
De heer Goossen i (BBB):
Voorzitter. De laatste van de tien Limburgse steenkolenmijnen sloot ruim 50 jaar geleden, eind 1974. Dat was de Oranje Nassau I. Zo kwam er een einde aan een periode waarin Limburg een grote bijdrage leverde aan de welvaartsgroei in Nederland. Nu nog leven er mensen die zelf of wier ouders in de mijnen werkten, zoals onder anderen ikzelf. In de jaren negentig werden de laatste waterpompen in Zuid-Limburg stilgezet, waardoor de voormalige mijngangen volliepen. Het stijgende mijnwater kan bodembeweging veroorzaken met als gevolg schade aan woningen. Behalve schade kan er ook ernstige grondwatervervuiling optreden.
Sinds 2015 bestaat de Stichting Calamiteitenfonds Mijnwaterschade. Deze stichting werd destijds opgericht om de meest ernstige vormen van schade op te lossen, waarbij de veiligheid van de woning in het geding is. In tien jaar tijd heeft stichting net geen 200 schadevergoedingen toegekend. Een nieuwe schaderegeling maakt het mogelijk om alle vormen van schade te claimen. Als die nieuwe regeling er is, wordt de stichting opgeheven. Helaas komt er door de vertraging op het ministerie voorlopig geen nieuwe regeling voor de afwikkeling van mijnschade in Zuid-Limburg. Niet eerder dan in januari 2026, zo blijkt uit de brief van de minister. Wat kan de minister doen om dit proces te versnellen? Kan er dit jaar al een loket komen voor schadeaanvragen of een pilot om ervaringen op te doen? Zijn parallelle processen eventueel mogelijk? Door stijgend mijnwater zijn er inmiddels duizenden woningen met schade, zoals scheuren in muren of verzakte kozijnen.
Voorzitter. De minister van Klimaat en Groene Groei moet een besluit nemen over de juridische status van de organisatie die de schadeclaims gaat afhandelen. Uit de brief blijkt nog steeds niet wanneer in Den Haag de knoop wordt doorgehakt. Dit leidt vervolgens tot vertraging bij het vaststellen van spelregels voor de schaderegeling. Ik zie de parallel met Groningen. Voor de mijnschaderegeling heeft het ministerie voor de periode 2024 tot en met 2026 een bedrag gereserveerd van 19,5 miljoen euro. Daarna wordt het 1 miljoen per jaar. Is dit alleen bedoeld voor de schades? Niemand weet om hoeveel schadegevallen het precies gaat. Ooit is een getal genoemd van 10.000 huizen, maar dat is nooit onderbouwd. Omdat het aantal schadegevallen lastig te berekenen of in te schatten is, is het onzeker of dit budget toereikend zal zijn om aan de verwachtingen te voldoen die richting die regio is verwekt. Wordt de pot aangevuld zolang dat nodig is?
De vorige staatssecretaris schreef in oktober 2023 aan de Tweede Kamer dat het plan was om van het schadekantoor een rijksdienst te maken, zoals ook de provincie en de gemeenten willen, maar dat is helaas bij woorden gebleven. In Groningen is voor de afhandeling van aardbevingsschade een speciale schadeorganisatie opgericht. Dat heet: Instituut Mijnbouwschade Groningen, IMG. Dat is een zogenaamd zelfstandig bestuursorgaan overheid, dat onder de rijksoverheid valt, maar onafhankelijk zijn taken uitvoert.
Het schadeloket dat in Limburg komt heet formeel Instituut Mens, Milieu en Mijnbouw Limburg, I3ML. Patrick van der Broeck, oud-dijkgraaf van het waterschap Limburg en Lilianne Ploumen, oud-minister, zijn inmiddels benoemd tot kwartiermaker om het proces vlot te trekken. Wat kan I3ML leren van IMG?
Ook hier pleit BBB voor meer invloed van de regio. Graag een toezegging van de minister. Net als Groningen een Nij begun verdient is het in Limburg na vijftig jaar hoog tijd voor een gluckauf koempels.
Kern van de nieuwe regeling is dat de bewijslast niet meer bij de huiseigenaren ligt. Zij hoeven niet langer onomstotelijk aan te tonen dat schade het gevolg is van steenkoolwinning destijds of het stijgende mijnwater nu. Het aannemelijk maken van de schadeoorzaak is straks voldoende. Maar ook daarvoor zijn spelregels nodig, want een regeling moet rechtvaardig zijn en behouden in eventuele rechtszaken.
Voorzitter. Ik sluit af met de opmerking dat de Limburgers lang genoeg hebben gewacht. Gezien de hoge urgentie van de afhandeling van de mijnbouwschade in Zuid-Limburg overweeg ik namens de BBB in tweede termijn twee moties in te dienen.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Goossen. Dan is nu het woord aan de heer Petersen namens de VVD-fractie.
De heer Petersen i (VVD):
Voorzitter. Uit het debat van vandaag kan al één conclusie worden getrokken: klimaat en groene groei leven, ook in deze Kamer. Zoals bekend vindt ook de VVD-fractie beleid gericht op duurzaamheid cruciaal. We hebben onze opvatting hierover al verwoord tijdens eerdere debatten hier, onder meer over de Klimaatwet en het Klimaatfonds. Mijn fractie is daarom blij met de aandacht die klimaat en groene groei krijgen van dit kabinet, zelfs met een eigen ministerie en een eigen minister. Tegelijkertijd hebben wij urgente vragen over de snelheid van de uitvoering, met name over het oplossen van de netcongestie, de maatwerkafspraken met grote bedrijven en de bouw van nieuwe kerncentrales. Ook hebben wij vragen over de hoge energieprijzen.
Het regeerprogramma zegt dat het kabinet stevig regie gaat voeren op de netcongestieproblemen. Volgens VNO-NCW staan inmiddels ruim 10.000 bedrijven op de wachtlijst voor een stroomaansluiting of de uitbreiding daarvan, en dit aantal groeit. Welke regie-initiatieven heeft het kabinet inmiddels al genomen? Wat kunnen we tegemoetzien in het lopende jaar 2025 en wat in de rest van deze kabinetsperiode? Welke tastbare effecten verwacht de minister hiervan op afzienbare termijn? Welke mogelijkheden heeft zij om deze effecten te versnellen? Zijn er tried and tested lessen die wij uit andere landen kunnen leren? Met andere woorden, wanneer is dit probleem opgelost?
Tijdens het debat over het Klimaatfonds heeft de VVD-fractie steun uitgesproken voor maatwerkafspraken met grote bedrijven. Het is cruciaal dat we onze kippen met gouden eieren gezond houden. Zij betalen in belangrijke mate de waardevolle voorzieningen waarop wij in Nederland zo trots zijn. Mijn fractie is er dan ook nogal van geschrokken dat ruim een jaar later met slechts één bedrijf bindende afspraken zijn gemaakt. Met tien bedrijven is een intentieverklaring overeengekomen. Met andere woorden, die zitten nog in het allerprilste stadium. Wat is de planning van de minister om met alle vijftien grootste industriële uitstoters bindende afspraken te maken, zodat deze bedrijven voor onze economie behouden zullen blijven, ook op lange termijn? Daarnaast wordt in het regeerprogramma de ambitie uitgesproken om de maatwerkaanpak zelfs uit te breiden. Kan de minister aangeven wat hiervan de status is?
De VVD-fractie is van oudsher groot voorstander van kernenergie. Het is schoon, behoorlijk veilig en het maakt ons land minder energieafhankelijk. Ook op dit punt kan het regeerprogramma op onze instemming rekenen. Het heeft onze fractie dan ook teleurgesteld dat het kabinet er niet in is geslaagd — het is al genoemd — om commerciële partijen te interesseren voor de bouw hiervan. Kan de minister aangeven welke gevolgen deze nieuwe realiteit heeft voor de bouw van de vier kerncentrales in ons land? Welke middelen heeft zij om ook hierop meer tempo te maken? Wanneer kunnen de nieuwe kerncentrales in gebruik worden genomen? Hoe verzekert de overheid zich hierbij van de vereiste expertise om deze kerncentrales zelf te ontwikkelen, inclusief vergunningen, financiering, aanbesteding, bouw en exploitatie? Welke verantwoordelijkheid heeft de overheid voor het werven, opleiden en behouden van cruciale medewerkers? Dit alles is, mild uitgedrukt, nog niet een bewezen forehand van onze overheid.
Wij zijn ook bezorgd over de ontwikkeling van de SMR's. De minister schetst dat de eerste SMR's in Nederland niet voor 2040 in gebruik zullen worden genomen. Sommige deskundigen verwachten zelfs niet voor 2045. Meneer Crone staat precies in de zichtlijn naar de minister; waarvan akte. Onze dringende vraag aan de minister is: hoe kan dit goed, en ook sneller?
De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):
Als ik nou maar geen blokkade in het beleid tussen de minister en de VVD creëer … Maar ik ga het toch proberen. Dank voor de brede aanpak die de heer Petersen kiest voor de kernenergie. Ik kom uit de tijd waarin de VVD alles wilde privatiseren: alle centrales, maar ook de energienetwerkbedrijven. Toen wilde al niemand in de private sector Borssele. Nu wil de particuliere sector nog steeds geen enkele kerncentrale. Vindt u dan dat de overheid een bedrijf moet oprichten dat daar 100% verantwoordelijk voor is? Want dat is nu de conclusie van de minister. Niemand wil instappen, zelfs niet als wij een bedrijf garanties geven, zoals in Tsjechoslowakije. Niemand wil dat. Vindt u dan dat er een nutsbedrijf moet komen? Ik zeg expres: nutsbedrijf.
De heer Petersen (VVD):
Wij zijn groot voorstander van kernenergie. Wij vinden het heel belangrijk dat die centrales er komen, om de redenen die ik nu heb genoemd maar ook al bij het vorige debat over het Klimaatfonds, in december 2023. Die dingen moeten er linksom of rechtsom komen, omdat we er fundamenteel in geloven dat dat een cruciaal onderdeel is van de hele energiemix waarvan we in Nederland afhankelijk zullen zijn, niet alleen vanwege het opleveren van de energie, waarvan wij de betrouwbaarheid op een voldoende niveau inschalen, maar het maakt ons ook energieonafhankelijk. Geopolitiek gezien is dat iets wat voor onze fractie ook behoorlijk belangrijk is. Als het op deze manier moet, en niet anders kan, staan wij daar positief tegenover.
De heer Crone (GroenLinks-PvdA):
Dat is een enorme wending. Ik ben blij dat de VVD in het vervolg allemaal nutsbedrijven wil voor alle taken die zij belangrijk vindt. Want dat geldt dan natuurlijk ook voor andere energievormen. Waarom niet? Maar de kernvraag blijft: neemt de VVD alle risico's over tijdens de bouw? De rentelasten, het risico van geen personeel kunnen vinden, en noem het allemaal maar op.
De heer Petersen (VVD):
Meneer Crone heeft vragen opgeworpen die bijna geciteerd zijn uit mijn inbreng van een minuut geleden. Dat zijn precies de vragen die wij aan de minister hebben gesteld. Wij zijn er heel nieuwsgierig naar hoe het kabinet daarnaar kijkt. Wat dat betreft bindt de beantwoording van de minister meneer Crone en mij. Ik kan de minister verzekeren dat dit niet heel vaak gebeurt. In dat opzicht maakt het ons extra nieuwsgierig.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Een intrigerend debat tussen de twee heren. Even om het scherp te krijgen: de VVD pleit dus voor investeringen in kernenergie. Dat zijn significante investeringen, zoals ik in mijn betoog ook mooi op een rijtje heb gezet. Is de VVD bereid om die investeringen als overheid alleen te doen? Vindt de VVD dat de investeringen het waard zijn, ook gezien het feit dat uranium een niet-hernieuwbare energiebron is? Dus die investering is per definitie maar voor een aantal decennia rendabel. Wat vindt de VVD daarvan?
De heer Petersen (VVD):
De VVD vindt dat de kerncentrales er moeten komen, omdat die in onze ogen een cruciaal onderdeel zijn van de mix. Daar heb ik het al over gehad. Daarnaast vinden wij het ook vanuit geopolitiek oogpunt belangrijk dat die centrales er komen, want dat maakt ons minder energieafhankelijk. Tegelijkertijd hebben wij vragen aan de minister, maar dat zijn precies de vragen die ik heb gesteld. Maar misschien sluit u zich ook aan bij meneer Crone en mij, maar dan vanuit uw perspectief, in de zin dat wij nieuwsgierig zijn hoe de minister perspectief kan geven bij de vragen die wij hebben gesteld. Maar dat is ook de reden waarom we die vragen hebben gesteld. Wij zijn dus benieuwd hoe de minister daarop zal reageren en welk perspectief zij zal geven.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik ben niet alleen geïnteresseerd in het antwoord van de minister. Dat ben ik zeker, maar ik ben ook geïnteresseerd in het antwoord van de VVD-fractie in deze Kamer. Misschien kunt u dus nog reflecteren op de vragen die ik zojuist heb gesteld.
Daarnaast heb ik in mijn betoog ook gezegd dat het huidige gebruik van kernenergie juist geopolitieke consequenties heeft. The last time I checked, had Nederland geen uranium op z'n eigen grondgebied. Wij kopen dus uranium in. Dit wordt opgewerkt in fabrieken in Rusland. Daar heb ik ook een vraag over gesteld aan de minister. Kernenergie is dus helemaal geen oplossing om die geopolitieke consequenties van ons energiebeleid op te lossen. Hoe kijkt u daarnaar?
De heer Petersen (VVD):
Het is een beetje naïef om te veronderstellen dat er met één druk op de knop een groot probleem is opgelost. Elk voordeel heeft dus z'n nadeel, om een voetballer te citeren. Maar ik citeer ook graag de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit het kabinet-Lubbers, Jan de Koning. Hij zei: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Dat is een belangrijke invalshoek. Die kiezen wij bij dit soort belangrijke vraagstukken, want picture-perfect krijg je het misschien nooit. Daarom heb ik ook die vragen gesteld aan de minister. Ik ben namelijk oprecht benieuwd naar het perspectief van het kabinet hierop. Dan kunnen wij daarmee weer onze gedachten verder ontwikkelen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Visseren.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik constateer dat ik geen antwoorden krijg op mijn vragen, dus ik probeer het nog een keer. Wat vindt u van het feit dat er voor het huidige gebruik van kernenergie in Nederland uranium wordt opgewerkt in Rusland?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Petersen.
De heer Petersen (VVD):
Wij zouden liever minder afhankelijk zijn van landen die geopolitiek gezien niet per se met ons meewerken, maar ik zeg opnieuw: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de minister, om te zien welk perspectief zij kan geven, ook op hoe zich dat verder zal gaan ontwikkelen vanuit haar beleving.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Petersen (VVD):
Ten slotte, voorzitter. De VVD-fractie vraagt aandacht voor de energieprijzen in Nederland. Die zijn cruciaal voor ons vestigingsklimaat en ons concurrentievermogen. In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat de energieprijzen niet significant uit elkaar mogen lopen met die in de buurlanden. Kan de minister een overzicht geven van waar Nederland nu staat? Zijn de zorgen hierover van ons bedrijfsleven terecht? Welke beleidsmaatregelen heeft het kabinet in petto om ons land hierbij aantrekkelijk en internationaal concurrerend te houden? De VVD-fractie ziet de antwoorden van de minister met veel belangstelling tegemoet. Wij sluiten graag af met de aanmoediging: geef gas!
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Petersen. Dan geef ik het woord aan mevrouw Aerdts namens de fractie van D66.
Mevrouw Aerdts i (D66):
Voorzitter, dank dat ik toch nog even in deze eerste termijn mag spreken.
Ik wil graag stilstaan bij het Klimaatfonds. We willen allemaal een veiliger, schoner en gezonder Nederland doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen. Ik zie veel Nederlanders ook hun best doen. Ze isoleren hun huis, leggen zonnepanelen op het dak, vervangen tegels door tuintjes of kopen een elektrische auto. Mensen doen wat ze kunnen en wat ze kunnen betalen. Maar we zien ook de gevolgen van klimaatverandering en het energiebeleid. Mijn collega's van de BBB en OPNL gingen hier in het kader van Groningen en Limburg al heel uitgebreid op in. En dan hebben we het nog niet eens over de geopolitieke implicaties van het veranderende klimaat.
Voorzitter. Nederlandse bedrijven kunnen geld verdienen met nieuwe, schone technologieën en producten. Het rapport van Draghi laat ook opnieuw zien dat we het in Europa afleggen tegenover de Verenigde Staten en Azië, omdat we te weinig investeren in groene energie. De overheid moet onze bedrijven waar mogelijk helpen om onderzoek en innovatie te stimuleren, maar dit kabinet smoort ambitie, innovatie en creativiteit in de kiem, door de gigantische bezuinigingen op onderwijs — daar zal mijn collega nog op terugkomen — maar ook door in deze begroting van het Klimaatfonds 1,2 miljard te bezuinigen op de ontwikkeling van groene waterstof en energieopslag. De minister schrijft zelf dat de bezuinigingen het moeilijker maken om de ambities voor waterstof te realiseren, maar verwacht pas tegen de zomer een beter beeld van de gevolgen te hebben. Deze bezuiniging slaat het fundament onder onze energievoorziening, en daarmee onder onze onafhankelijkheid en concurrentiekracht in de toekomst, weg. Dat voelen mensen misschien niet meteen in hun portemonnee, maar mensen die het bijvoorbeeld wel voelen, zijn de mensen die in de staalfabrieken werken. Vorige week nog trokken medewerkers uit de staalindustrie uit heel Europa naar Brussel om te protesteren voor de overgang naar groen staal. Dat kan niet zonder groene waterstof. Daar staan bedrijven om te springen. Wat zegt de minister tegen deze werknemers en bedrijven? Hoe denkt de minister onze industrie mee te nemen in de energietransitie door minder te investeren in groene waterstof? Hoe verhoudt deze afgezwakte ambitie zich tot de plannen van de Europese Commissie, zoals het Clean Industrial Plan?
Op deze manier gaat het niet lukken om minder broeikasgassen uit te stoten en een schonere en veiligere toekomst te creëren voor de jongere en toekomstige generaties. De minister heeft zelf aangegeven dat het behalen van de doelen haar topprioriteit is en dus moet er een tandje bij, of zeg maar gerust: een heel tandwiel. Ik ken de minister als iemand die voor haar handtekening staat. Ook haar partij ken ik zo. Ik geloof ook dat zij meer wil doen, maar we zien er nog zo weinig van terug. We moeten maar wachten op de Voorjaarsnota en dan is er toch wel weer een jaar voorbij waarin die klimaatdoelen verder weg geraakt zijn. We zouden dus heel graag toch meer ambitie zien. We zien enorme investeringen in kernenergie, maar onvoldoende op andere percelen. Dat is niet alleen deze minister aan te rekenen. Zij coördineert het beleid, maar is afhankelijk van haar collega-bewindspersonen.
Om de minister te helpen, vraagt D66 vandaag samen met GroenLinks, PvdA, BBB en het CDA de regering om geld uit het Klimaatfonds te gebruiken om bijvoorbeeld boeren te helpen met het verduurzamen van hun bedrijf. Wat D66 betreft komen die investeringen uit de nog beschikbare middelen op het perceel kernenergie. De landbouw kent zo veel uitdagingen. Wat ons betreft zou dit geld stevig geborgd moeten worden en direct en doelmatig worden ingezet om de methaan- en CO2-uitstoot te beperken. We zien het dan ook als een onderdeel van een breed pakket om ook de klimaatdoelstellingen in de landbouw te behalen. Het gaat tenslotte om geld uit het Klimaatfonds.
De minister moet over een paar maanden met een pakket aan nieuwe klimaatmaatregelen komen om zich aan de afspraken te houden. Hoe gaat de minister het aanpakken? Met wie is ze in gesprek? Wat zijn de mogelijkheden? Misschien kunt u alvast een tipje van de sluier oplichten, want, zoals de heer Crone het altijd zo mooi zegt: we willen graag oppositie voeren voor het beleid van deze minister, maar dan moeten we natuurlijk wel zien wat de plannen zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Aerdts. Dan wenst de heer Dessing nog het woord namens Forum voor Democratie.
De heer Dessing i (FVD):
Voorzitter, dank u wel. Dank voor de coulance dat ik hier nog even mag spreken. Wij behandelen vandaag de begrotingen van Economische Zaken en van Klimaat en Groene Groei voor 2025 en dit in een tijdsframe waarin de westerse wereld begint in te zien dat een klimaattransitie met als doel het reduceren van CO2 een heilloze en onbetaalbare missie is die onze economie verwoest en de huishoudens opzadelt met torenhoge energieprijzen, overbelaste netwerken, milieuvervuilende windturbines en een industrie die ten gronde dreigt te gaan. Energieprijzen hebben namelijk invloed op onze hele economische keten. Het inzetten op verlagen van het energieverbruik, zoals we dat in de begroting lezen, is symptoombestrijding die veel geld kost door subsidies, terwijl we de kern van het probleem, namelijk dat er geen klimaatprobleem is, niet onder ogen willen zien. Nee, minister, wij kunnen het klimaat hiermee niet beïnvloeden, hoe graag u dat ook zou zien. Wij kunnen als mens niet aan de thermostaatknop van de aarde draaien, zoals emeritus professor Kees de Lange jaren geleden in de Tweede Kamer al zei, en al helemaal niet door in te zetten op het reduceren van CO2, een voedingsstof voor planten, een onmisbaar bestanddeel van slechts 0,04% van onze atmosfeer en een onmisbaar onderdeel van de circle of life. De 1.000 miljard die we hiermee nodeloos laten verdampen kost de belastingbetaler ongelofelijk veel geld, geld dat we hadden kunnen gebruiken door in te zetten op lastenverlichting en betaalbare fossiele energie.
Wat betreft het redden van de planeet: daar is de planeet heel goed zelf toe in staat. Daar heeft zij geen energietransitie voor nodig. De bewijzen voor de theorie dat de mensheid de aarde verwoest hebben wij opgevraagd en die zijn gebaseerd op voorspellingen en modellen van het IPCC, een club wetenschappers die doen aan consensuswetenschap en die dus niets meer of minder doen dan het turen in een glazen bol en het einde van de wereld prediken. Dat is een zeer magere basis om onze economie te willen verwoesten en om als enige land in de wereld een ministerie van Klimaat te hebben, een totale contradictio in terminis.
Ik rond af. Laten we het voorbeeld van Amerika volgen en gezond verstand laten prevaleren door het klimaatakkoord naar de prullenbak te verwijzen. Daarmee vervalt de noodzaak van een geheel ministerie en de bijbehorende torenhoge begroting, die wij uiteraard op geen enkele manier kunnen steunen. Laten we dit geld gebruiken om verlichting te geven aan de burgers van Nederland door de belastingdruk te verlagen. Hiermee geven we de productiviteit en innovatie de hoognodige boost om Nederland weer in haar kracht te zetten. Let's make Holland great again.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dessing. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de beraadslaging.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De behandeling van de wetsvoorstellen zal later vanmiddag worden voortgezet. Ik schors de beraadslaging tot uiterlijk 16.15 uur.
De vergadering wordt van 15.51 uur tot 16.17 uur geschorst.