Behandeling Begrotingen Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en Diergezondheidsfonds 2025



Verslag van de vergadering van 18 februari 2025 (2024/2025 nr. 19)

Aanvang: 17.01 uur

Status: ongecorrigeerd

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2025 (36600-XIV).

Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Thans is aan de orde de behandeling van het wetsvoorstel 36600-XIV, Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2025. Ik heet de minister en de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Kluit namens GroenLinks-PvdA.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. De monitor van de NOVI laat zien dat de doelen op het vlak van water, natuur en leefbaarheid niet in zicht zijn. De meeste van die doelen kennen een negatieve trend, zowel op de korte als de lange termijn. Feit is dat met de begroting die voorligt, de doelstellingen van die verschillende wetten verder weg raken dan ooit. Als gevolg van het groeiende mestmoeras worden ondertussen ook andere belangrijke doelstellingen bedreigd, zoals de volkshuisvesting, modernisering van onze economie en de verduurzaming van de energiesector.

Maar ik ga terug naar de natuur, want daar hebben we het vandaag over. Even leek er voor de natuur met het NPLG licht aan de horizon, maar dit kabinet heeft het programma weer afgeschaft en het transitiefonds leeggeplunderd. De rechter wees het kabinet hard terecht voor deze feiten. Maar ook de boerenstand krimpt verder voort. 1.200 boeren beëindigden in 2024 hun bedrijf. Minder dan 10% van de boeren is onder de 40 jaar. Ik kan niet anders dan concluderen dat dit kabinet met deze begroting blijft inzetten op de massa-extinctie van dieren, planten en insecten, maar ook van de boeren in Nederland. Dat is voor mijn partij onacceptabel.

We moeten daarbij ook kritisch kijken naar ons eigen functioneren in de Eerste Kamer. De uitspraak van de Greenpeacerechtszaak is ook een brevet van onvermogen voor de kwaliteit van de wetten die wij hier laten passeren. Ook het rapport "Met recht balanceren" van het PBL spreekt daar boekdelen over. Dit alles heeft als dubieus resultaat dat we nu niet alleen de PAS-melders hebben, maar dat er bij zo'n 50% van de boerenbedrijven onzekerheid is over hun juridische status. Hele woonwijken schijnen illegaal geworden te zijn en natuurherstelprojecten komen niet van de grond vanwege de vergunningverlening. Dat is natuurlijk een dramatische uitkomst van wat we hebben gedaan. Dat is een hele goede reden voor zelfreflectie in onze Kamer.

Dat gezegd hebbende, ligt er in de verdeling der machten natuurlijk wel een grotere verantwoordelijkheid bij het kabinet, onze uitvoerende macht, om maatschappelijke problemen rechtmatig en doelmatig op te lossen. Daarmee kom ik tot mijn eerste vragenpakket over herstel van de natuur. Er is een twaalfkoppige commissie benoemd, die met oplossingen gaat komen voor de doorlopende stikstoframp. Hoe kan het dan dat er door ditzelfde kabinet besluiten worden genomen die evident de uitstoot regionaal en landelijk doen toenemen? Ik denk bijvoorbeeld aan de uitbreiding van Schiphol en de uitbreiding van Eelde. Bijna de helft van Nederland heeft geen lopende vergunningverlening meer, maar dit kabinet ziet wel ruimte om de luchtvaart uit te breiden. Dat snapt toch echt helemaal niemand! Mijn eerste vraag is: welke rol hebben de staatssecretaris en de minister op zich genomen toen dit in het kabinet besproken werd? Hebben zij op dat moment actief gepleit om dit niet te doen?

De natuur gaat nog steeds snel achteruit en de waterkwaliteitsdoelen zijn bij lange na niet binnen bereik. Mijn tweede vraag is: gaat de ministeriële commissie ook kijken naar effectieve normeringen om de doelen te halen, zodat wij niet helemaal op slot komen in Nederland? Is het kabinet bereid om daarbij toe te zeggen dat de inhoudelijke resultaten leidend zijn voor de commissie en niet de financiën?

Het belangrijkste is — ik wijs ons allen daarop, maar in het bijzonder de minister en staatssecretaris — dat de kosten van het niet bereiken van de doelen weleens hoger kunnen uitvallen dan de kosten van het investeren in die doelen. Als wij een bouwstop oplopen en daardoor 50 miljard euro aan bouwprojecten mislopen, dan lopen we bijvoorbeeld al 10 miljard euro aan btw mis. We hebben het dan nog niet eens over de inkomstenbelasting van al die bouwvakkers die daardoor niet kunnen werken. Het herstellen van de natuur zou centraal moeten staan en niet de financiën. Is het kabinet bereid om onderzoek te doen naar de financiële kosten voor de samenleving en de overheidsfinanciën van het niet naleven van de Kaderrichtlijn Water en de natuurdoelen?

Naast de financiën gaat het ook om grip op de grondmarkt. Mijn collega's mevrouw Bromet en de heer Van Campen hebben een initiatiefnota aangeboden. Fijn dat u die positief ontvangen heeft, maar wat gaat u er nu daadwerkelijk mee doen? Wilt u ons daarover informeren?

De minister heeft vorige week een plan geïntroduceerd voor een nieuwe drempelwaarde voor vergunningverlening: 1 mol. Zonder een effectief reductieprogramma is dit echt knollen voor citroenen verkopen aan de boeren. Wij willen vanuit GroenLinks-PvdA beleid dat de natuur herstelt. Op die manier is een drempelwaarde misschien niet eens meer nodig, omdat er geen probleem meer is in de natuur. Dan verdwijnt de drempel, worden de administratieve lasten enorm verlaagd en hebben we een mooie, sterke natuur.

Kan de minister toelichten hoe ze gaat voorkomen dat de nieuwe drempelwaarde leidt tot een enorme toename van de stikstofdepositie? Er worden duizenden vergunningen per jaar verleend. Als die allemaal tegen 1 mol aan zitten, gaat het om honderden, misschien wel duizenden mollen per hectare per jaar erbij. Ik zou hierop graag een reactie willen van de staatssecretaris, want hij is verantwoordelijk voor het herstel van de natuur. Het lijkt mij zo niet makkelijker te worden, dus ik ben benieuwd hoe hij dat gaat aanpakken. Tot slot heb ik nog een vraag aan de minister en de staatssecretaris: welk pakket aan maatregelen staat hier nu tegenover om die nieuwe drempelwaarde te realiseren?

Dan de maatschappelijke ondermijning van het beleid van het kabinet. Grote spelers uit de agrarische industrie kopen bedrijven van stoppende boeren op en nemen daarmee de ruimte in die eigenlijk voor jonge en duurzame boeren bedoeld is. Een dieptepunt hierbij is de Van Driel Groep, die samen met anderen de piekbelasters voor de neus van het kabinet heeft weggekocht. We weten dat veel van deze locaties onhoudbaar zijn. Hoe voorkomt het kabinet dat de Van Driel Groep hier geld aan gaat verdienen? Kunnen wij voorkomen dat zij 30% winst maken op de aankopen die zij hebben gedaan? Wat heeft het kabinet gedaan om deze bedrijven aan te spreken en om deze route af te sluiten? Ik zou hierover graag een update krijgen. Wordt er bijvoorbeeld gekeken naar het landelijk instellen van het recht op eerste aankoop, zodat agrarische bedrijven niet voor de neus van het kabinet kunnen worden weggekocht?

De minister stelt op meerdere plekken dat ze veel verwacht van doelsturing. Dat klinkt geweldig, maar de juridische zekerheid is allerminst duidelijk. De agrarische sector heeft, zo hoorden wij van de NVWA, op verschillende gebieden een positief nalevingspercentage van 30% tot 40%. De controle en handhaving door zowel de marechaussee als de NVWA op het boerenbedrijf moeten strak op orde zijn om dit te laten werken. Tot onze verbazing kwamen we erachter dat de NVWA moet bezuinigen, met een krimp van 2,5% door solidariteitsmaatregelen. Extra taken vereisen echter extra geld en extra mensen. Kan de minister toezeggen dat de NVWA gaat groeien en zich goed kan voorbereiden op die doelsturing?

Deze Kamer gaat wellicht hopelijk vanavond een motie aannemen om geld uit het Klimaatfonds beschikbaar te stellen voor de landbouwsector. Hoe kijkt de minister daarnaar? Welke mogelijkheden ziet zij om de klimaat- en stikstofopgave aan elkaar te koppelen? Welke omvang denkt zij daarbij nodig te hebben? Welke randvoorwaarden wil zij daarbij gaan stellen?

Dan kom ik bij de start van de memorie van toelichting. De minister begon met de onderwerpen voedsel, veiligheid en internationale samenwerking op het gebied van voedsel. Recent ben ik door de Raad van Europa benoemd als rapporteur voor de humanitaire crisis in Gaza. De voedselvoorziening is daar erg precair. In Gaza is de agrarische sector vrijwel vernietigd. Tegelijkertijd is een stabiele voedselvoorziening van groot belang om te komen tot duurzame vrede. Welke hulp en kennis kan de minister organiseren, zodat de mensen in Gaza zo snel mogelijk weer hun eigen eten kunnen produceren? Ik denk dat Nederlandse bedrijven hierbij een belangrijke rol kunnen spelen. Ik hoop dan ook dat de minister mij wil helpen om dit te organiseren.

Tot slot, voorzitter. Het is belangrijk bij dit soort debatten niet uit het oog te verliezen waar we het nou eigenlijk over hebben. Wij willen de natuur beschermen. Dat is de kern van het debat. We willen de natuur ook herstellen, maar de trends lopen steeds de negatieve kant op. Ik heb een mooi boekje meegenomen om even door te bladeren, ook voor de collega's. Het gaat over zweefvliegen. Het zijn echt een soort buitenaardse wezens, die overal in Nederland rondvliegen. Ze hebben allerlei kleuren. Prachtig. En ze steken ook nog eens bijna nooit. De staatssecretaris heeft hier onderzoek naar laten doen. Dank daarvoor. Maar het gaat niet goed met ze. De staatssecretaris vertelde dat hij vooral een rol voor de provincie ziet om ze te beschermen, maar heel veel van de problemen liggen juist op nationaal niveau en vragen om rijksbeleid. Mijn vraag is of de staatssecretaris zijn eigen rol ambitieuzer kan invullen als het gaat om de bescherming van deze prachtige zweefvliegen. Ik hoor graag wat hij concreet gaat doen om deze buitenaardse schoonheid voor ons land te behouden.

Dank, voorzitter. Ik ben benieuwd naar de antwoorden. Ik hoop dat veel collega's even komen kijken.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kluit. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoord op onze vragen over de uitvoeringsstatus van onze aangenomen motie. Ik respecteer wat zij zegt over de primaire taak van zaakbegeleiders. Mijn fractie kan zich echter niet goed vinden in de constatering dat het vrijblijvend verkennen van andere wensen of knelpunten een probleem is, zeker niet als dat leidt tot meer gebouwde woningen en het ontzorgen van mensen die dat voor ons kunnen regelen. Dat privacy hierin een obstakel moet zijn, bevalt ons evenmin. De ondernemer moet natuurlijk altijd zelf kunnen bepalen wat hij deelt met derden of met vertegenwoordigers van de gemeente. Wellicht is hij er al jaren mee bezig, of misschien speelt de gedachte pas net door zijn hoofd.

Het is en blijft zo dat de mogelijkheid van kruisbestuiving door de zaakbegeleiders volgens mijn fractie niet optimaal of maximaal wordt benut. We hebben het in dit verband vaak over het pakken van de regie, maar dat betekent niet dat men alleen maar de instructies van de regeringsregisseur opvolgt. Een te enge taakopvatting lijkt ons funest. Het hoeft niet verkeerd uit te pakken als deze zaakbegeleiders naast hun primaire opdracht ook op zoek gaan naar kansen. Als een commerciële projectontwikkelaar een grote groep agrarische ondernemers in beeld heeft, en dat heeft hij, dan is het vanzelfsprekend dat ze aan crossselling en upselling zullen doen; bouwen is toch het doel.

Is er in alle provincies al een loket waar agrariërs of voormalig agrariërs naartoe kunnen om eventuele bouwplannen op hun erf waarbij woningen worden gerealiseerd te fasttracken via speciale spoedprocedures? De minister wekte niet de indruk dat zoiets al bestaat. Ik spreek regelmatig met agrarische ondernemers die hun frustraties bij ons neerleggen.

Het gaat bovendien om een groep mensen die meer dan gemiddeld beschikt over kapitaal, een groot erf of grond, zakelijke ervaring en veel doenvermogen, zoals we dat vaak noemen. Zij lopen met hun plannen tegen een veelkoppig bureaucratisch monster aan, en ik weet dat veel van hen de gedachte dan maar weer laten varen. Hoe vaak komt het voor dat je zo'n krachtige, initiatiefrijke doelgroep rechtstreeks in beeld hebt en kan bereiken via zaakbegeleiders? Hoe jammer is het dan dat we de kans om extra woonvoorzieningen te bouwen zomaar laten lopen, als de opdracht van deze begeleiders zo eng wordt geformuleerd?

Wonen op een voormalig boerenerf in een kleinschalige woonvoorziening klinkt als een droom voor veel ouderen. Het blijven altijd individuele afwegingen van de ondernemer zelf, maar als de overheid de hand reikt en een versneld bureaucratisch proces kan aanbieden, blijken er misschien wel veel meer geïnteresseerden te zijn dan u en wij denken. Maar dan moet het natuurlijk wel met enthousiasme aan de landbouwondernemers worden uitgelegd. De overheid moet dan ook concreet iets voor hen betekenen.

Mijn fractie is dus teleurgesteld dat onze motie niet is opgepakt zoals wij ons dat hadden voorgesteld, vooral ook omdat er voor agrarische ondernemers die op hun erf woonvormen willen ontwikkelen nog geen speciale routes bestaan waarmee ze rompslomp en bureaucratie deels kunnen vermijden. Dat blijft jammer. Een gemiste kans. Ik zou tenslotte de minister dan ook willen vragen of zij in dit verband echt geen ruimte ziet voor een wat meer ondernemende opstelling van de overheid in het algemeen en van de regionale zaakbegeleiders in het bijzonder.

Ik wacht het antwoord van de minister met belangstelling af. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers van de Partij voor de Dieren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Met deze begroting zet het landbouw-, natuur- en dierenwelzijnsbeleid grote stappen achteruit, in plaats van de urgente keuzes te maken waar Nederland en al haar inwoners, met en zonder vacht, naar snakken. De visie van dit kabinet op landbouw kan niet anders dan worden gezien als verouderd.

Al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw staat het principe van preventie centraal in het mondiale milieu- en duurzaamheidsbeleid, in Nederland bekend als de ladder van Lansink. Dit principe van eerst inzetten op het voorkomen van het ontstaan van afval en daarna pas op een zo duurzaam mogelijke verwerking daarvan wordt nu nog steeds wereldwijd toegepast, onder meer in het kader van de circulaire economie. End-of-pipe-maatregelen die de meest negatieve gevolgen van afval moeten voorkomen, zoals soms letterlijk een filter in een lozingspijp of schoorsteen, moeten als het even kan worden voorkomen.

Voorkomen is beter dan genezen, ook in het milieubeleid. Behalve dan bij dit kabinet, met name wat betreft het landbouwbeleid. Dit kabinet blijft tegen beter weten in inzetten op grootschalige industriële productie en export van zogenoemde dierlijke producten, met alle gevolgen van dien. Dieren worden in grote aantallen op dieronwaardige wijze gehouden. Ze worden stelselmatig verminkt, ze worden gescheiden van hun familieleden en eindigen na een dieronwaardig leven veel te jong in een slachthuis. Ze worden gezien en behandeld als productie-eenheden, niet als levende wezens met gevoel.

Deze op de export gerichte intensieve veehouderij stoot te veel broeikasgassen uit en produceert te veel stikstof en mest. In een poging de uitstoot binnen de wettelijk afgesproken normen te krijgen, wil de minister inzetten op zogenaamde innovatie. Behoud van een dieronwaardige bio-industrie wordt verkocht als zogenaamde duurzame veehouderij. In werkelijkheid is dit niets meer en niets minder dan een ouderwetse end-of pipe-maatregel, een maatregel die in de jaren zeventig, een halve eeuw geleden, al als verouderd werd gezien. De ladder van Lansink lijkt vergeten.

Koortsachtig zoekt dit kabinet samen met de sector naar nieuwe toepassingen om de meer dan 70 miljard kilo mest te verwerken. Mest wordt omgetoverd naar een bruine goudmijn, om zo van het afval af te komen en het verdienmodel van de bio-industrie te verbeteren. Zogenaamde dierlijke bijproducten worden vergist en vergast om zogenaamde groene energie te produceren. Er wordt ingezet op RENURE om nieuwe toepassingsmogelijkheden van mest te creëren. Preventie, de belangrijkste sport op de ladder van Lansink, wordt doelbewust overgeslagen.

En dit alles voor een sector die slechts 1,5% aan het bruto nationaal product bijdraagt, maar wel meer dan 60% van het landoppervlak van Nederland opslokt en de Nederlandse samenleving al jarenlang op slot zet. Terwijl de oplossing, te weten de transitie naar een echt duurzame en diervriendelijke landbouw, grondgebonden en gericht op productie voor de regio, allang bestaat. In deze echt duurzame landbouw is geen plek voor een grootschalige, voor de wereldmarkt producerende intensieve veehouderij. Er is simpelweg niet genoeg ruimte in Nederland voor honderden miljoenen koeien, varkens, kippen, schapen, geiten, konijnen en eenden die lekker rondrennen, wroeten, zwemmen, springen, spelen en zonnebaden.

Landbouw die zowel dierwaardig als duurzaam is, is per definitie kleinschalig en met de huidige aantallen dieren onmogelijk in Nederland. Maar het kabinet blijft aankoersen op behoud van de grootschalige intensieve veehouderij, die in essentie niet duurzaam is, en probeert die een klein beetje te verduurzamen. Hiermee wordt een dierwaardige veehouderij per definitie onmogelijk, voor zover een dierwaardige veehouderij bestaat; een dierwaardige veehouderij lijkt vooral een contradictio in terminis. Ik vraag aan de minister en de staatssecretaris hoe zij die afwegingen tussen de omvang van de veehouderij en de bestaande doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en dierwaardigheid zien.

Voorzitter. Het lijkt erop dat dit kabinet op verschillende belangrijke landbouwdossiers de tactiek van vertragen en niet-handhaven tot kunst probeert te verheffen. Een zeer pijnlijk voorbeeld hiervan is het verbod op het routinematig couperen van varkensstaartjes, dat dateert uit 1991. Dat wordt dus al 34 jaar niet gehandhaafd. Decennia van kabinetsbeloftes en Kamermeerderheden later worden nog steeds meer dan 99% van de varkensstaartjes afgebrand of afgeknipt, vaak zonder verdoving.

Nu schrijft de minister in een brief die we vandaag hebben gekregen, maar ook in het schriftelijk overleg, dat zij overweegt de wetgeving die nodig is om de open norm om het verbod op het routinematig couperen van varkensstaarten in te vullen, op te nemen in de AMvB over dierwaardige veehouderij. Ik heb de volgende vragen aan de minister. Kan de minister toezeggen dat ze dit zal doen, gezien de brede politieke en maatschappelijke steun om een einde te maken aan dit soort ingrepen? Als ze dit doet, wanneer zou dan het verbod op routinematig couperen van varkensstaarten ingaan? Hoe zit het met andere verminkingen die op grote schaal worden toegepast, zoals het onthoornen van koeien en geiten en het vijlen van hoektanden en het castreren van biggen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de AMvB? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Een tweede voorbeeld van hoe het niet-handhaven als politiek instrument wordt ingezet, is de verplichting om dieren die buiten worden gehouden, te beschermen tegen roofdieren, opgenomen in artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren. Deze verplichting bestaat al sinds 2014. Het niet-handhaven van deze norm richt enorme schade aan, niet alleen bij schapen die worden aangevallen, maar ook bij wolven, die onterecht in een kwaad daglicht worden geplaatst. Dit terwijl dit een hele redelijke verplichting betreft: als je dieren houdt, hoor je goed voor ze te zorgen.

Doordat het kabinet deze wettelijke verplichting niet handhaaft, ontstaat het beeld dat schapen niet kunnen worden beschermd tegen aanvallen van wolven, terwijl het tegendeel waar is. Buiten gehouden dieren kunnen prima worden beschermd. Met ondersteuning door de provinciale subsidies voor wolfwerende maatregelen en het landelijke Wolf Fencing-team kost het voornamelijk wat tijd en moeite; voor een eigenaar die van zijn dieren houdt zou je zeggen een kleine moeite. 99% van alle aanvallen van wolven op buiten gehouden dieren betrof dieren die niet achter een deugdelijk wolfwerend hek stonden. Alweer dat cijfer van 99%. Wat is dat in het landbouwdossier? Schandalig! Boeren laten hun schapen, die van hen afhankelijk zijn voor hun veiligheid, in de kou staan. Dat zou je verwaarlozing kunnen noemen. En de minister en de staatssecretaris laten ze hiermee wegkomen door niet te handhaven.

Net als bij het routinematig couperen van varkensstaartjes gebruikt de minister hier het argument dat het een open norm betreft en dat die verder moet worden uitgewerkt. Wij zouden als Kamer al voor de zomer van 2024 worden geïnformeerd over de contouren van deze uitwerking, en we wachten hier nog steeds op. Ik vraag de minister en de staatssecretaris: wat is de huidige stand van zaken van de verdere uitwerking van de norm in artikel 1.6? En wanneer verwachten de minister en de staatssecretaris dat kan worden gestart met de handhaving van de uitgewerkte norm? Is de minister het met de Partij voor de Dieren eens dat het huidige gebrek aan handhaving het debat over wolven negatief beïnvloedt?

Onze fractie vindt die norm eigenlijk hartstikke handhaafbaar. Ik citeer: "Een dier wordt bescherming geboden". Glashelder! De NVWA is het blijkbaar met ons eens, gezien de officiële waarschuwing van een schapenhouder eind vorig jaar, toen de NVWA oordeelde dat de schapen — ik citeer weer — "onvoldoende werden beschermd". Het artikel is dus wél handhaafbaar. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Ten slotte het Programma Aansluiting Wind Op Zee-Eemshaven. De minister van Klimaat en Groene Groei bereidt een besluit voor over de aanleg van elektriciteitskabels van windmolenparken ten noorden van Schiermonnikoog naar de Eemshaven. Ze heeft het voornemen te kiezen voor een route die voor de natuur zeer schadelijk is, namelijk dwars door de Waddenzee en onder Schiermonnikoog door, terwijl andere routes minder schadelijk zijn voor de Waddenzee, ons mooie UNESCO Werelderfgoed. De minister van KGG kiest voor de goedkopere en niet voor de geadviseerde duurzamere variant, terwijl er in Friesland, Groningen en Noord-Holland brede steun is om te kiezen voor de route met veel minder impact. Uiteraard is de Partij voor de Dieren voor windenergie, maar dit kan met veel minder impact op de natuur. Ik vraag de minister dan ook of zij bereid is in overleg te gaan met haar collega van KGG, om de mogelijkheden te bespreken voor de route met de minste impact op de natuur en de economie in de regio. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter, ik rond af. De minister van Landbouw heeft gedogen tot norm verheven. Decennialang worden heldere besluiten om politieke redenen niet gehandhaafd, tegen de wil van beide Kamers in. Hierdoor wordt het voor deze Kamer vrijwel onmogelijk om begroot beleid te toetsen op doelmatigheid, doeltreffendheid en handhaafbaarheid. Ik overweeg een motie op dit onderwerp. Ik hoor graag een reflectie van de minister hierover.

Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Visseren. Dan is het woord aan de heer Rietkerk namens het CDA.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rietkerk i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. De CDA-fractie maakt zich grote zorgen over de voortgang van de noodzakelijke activiteiten voor het verduurzamen en gezond maken van de landbouw en de natuur. In de Wet stikstofreductie en natuurverbetering zijn duidelijke doelstellingen vastgelegd voor de jaren 2025, 2030 en 2035. Uit diverse onderzoeken blijkt dat deze doelstellingen met het huidige beleid niet gehaald worden. Dat is ook de reden waarom de rechter het kabinet heeft aangespoord om extra maatregelen te nemen.

Voorzitter. De uitdagingen voor de agrarische sector waren al groot en worden steeds groter. De resultaten blijven tot nog toe achter bij de doelstellingen. Intussen blijkt dat de natuur er nog slechter aan toe is dan werd geconstateerd ten tijde van het vaststellen van de doelen. Toch heeft de regering besloten het Transitiefonds landelijk gebied en natuur en het bijbehorende bedrag van 24 miljard af te schaffen. Ook zijn alle plannen in het kader van het NPLG gestopt. Veel regionale bestuurders hebben keihard gewerkt om samen met landbouworganisaties, de agrarische sector, natuurorganisaties en vele anderen te komen tot plannen voor een betere natuur en duurzame landbouw. Wij horen van gedeputeerden en Statenleden uit alle regio's, van CDA-huize en inmiddels ook van andere politieke partijen, dat de irritatie en teleurstelling nog steeds groot zijn. Dat is terecht. Er begon juist vertrouwen in elkaar en energie te ontstaan. Last but not least is er nog de uitspraak van de Raad van State inzake het intern salderen met een terugwerkende kracht van vijf jaar. Graag een reflectie van de minister.

Voorzitter. Ons land dreigt volledig op slot te gaan. De verlaging van de stikstofuitstoot is dringend noodzakelijk. Alleen dan kan er weer worden gebouwd, kan infrastructuur worden aangelegd om de netcongestie aan te pakken en kunnen fabrieken weer werk maken van de noodzakelijke duurzaamheidsmaatregelen. In dat opzicht zouden we willen pleiten voor een wettelijke basis om wél te kunnen investeren, met zo weinig mogelijk stikstofgebruik in de bouwfase, zodat we niet alleen de letter, maar juist ook de bedoeling van de wet voor ogen houden. De kost gaat immers voor de baat uit. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. De CDA-fractie constateert dat veel boeren, natuurbeschermers, regionale en lokale bestuurders, maar ook de bouw, de energieleveranciers, de industrie en veel betrokken burgers, er weinig meer van begrijpen en verward zijn over hun toekomst. Zij vragen zich af: hoe betrouwbaar is de overheid eigenlijk? Doet elke regio er nog wel toe bij deze regering? Welke keuzes moet ik maken als ik een bedrijf heb en toekomstbestendig wil blijven? Is er voor mij als jonge boer nog een kans om met inzet van innovatie en moderne bedrijfsvoering een bedrijf te starten?

Hoe realistisch is het nieuwe plan van de minister om de stikstofdrempelwaarde te verhogen? Laten we wel zijn, wij zouden deze mogelijkheid zeker omarmen. We hebben daar de afgelopen jaren niet voor niets een pleidooi voor gehouden. We hebben hierover bovendien recent nog schriftelijke vragen gesteld. De minister antwoordde op 31 januari jongstleden nog dat daar over anderhalf jaar helderheid over is. Gezien de recente uitlatingen van de minister, vragen wij de minister of deze termijn nog steeds correct is.

Dat neemt niet weg dat de uitdagingen om de doelstellingen te realiseren, blijven bestaan. De PAS-melders wachten sinds 2019 al op legalisatie en in 2027 is de deadline voor de Kaderrichtlijn Water. Eind dit jaar moet 40% van de kwetsbare natuur een gezond stikstofniveau hebben, en in 2030 50%.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):

Ik moest aan collega's uitleggen hoe het werkte. Ik heb toen maar de analogie van de emmer genomen. We hebben een emmer die vol zit met mest. De vraag van de drempelwaarde is: hoe groot is de druppel die er nog bij kan? Maar elke druppel die we erin doen, leidt tot een overstroming en dan moeten we dweilen. Mest dweilen is niet het allerleukste om te doen. Mijn vraag is de volgende. Het CDA is ook voor een drempelwaarde. Wat zou u nou doen om die emmer leger te krijgen?

De heer Rietkerk (CDA):

Alle maatregelen in het NPLG, met 24 miljard, zijn erop gericht om stikstof in algemene zin naar beneden te brengen. Daar is de CDA-fractie voor. Echter, we zitten nu helemaal op slot. Dat betekent dat we vastlopen op 0,005. Daar vragen wij een uitzondering op bij bijvoorbeeld de bouw van duurzame installaties. Wij zijn dus op zich niet tegen een verhoging van die drempelwaarde.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Wat zou u er om te beginnen tegenover zetten? Voor zover ik me kan herinneren bent u ook voor de groei van Schiphol en de groei van de economie. U was geen voorstander van het gedwongen uitkopen van boeren. Waar zit dan de oplossing voor het CDA?

De heer Rietkerk (CDA):

De oplossing voor het CDA zit 'm in dat robuuste meerjarenprogramma met structurele maatregelen en incidentele financiering, de 24 miljard, om daarmee de doelen te gaan halen. Als we in 2023 en 2024 die maatregelen hadden uitgewerkt in de samenleving — alle regio's hadden die plannen - dan waren we veel verder geweest dan nu, met een streep door dat hele transitiefonds van 24 miljard.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Nog één vraag. Niemand is tegen een drempelwaarde, al kun je nog discussiëren over hoe die zich verhoudt tot doelsturing, als er een goed programma tegenover staat. Maar het probleem is natuurlijk dat er nooit een goed programma tegenover is komen te staan. Volgens mij moeten we de vrijblijvendheid eraf halen. Want als we niet helder maken hoe we het gaan doen en wat er wat ons betreft wel bespreekbaar is, dan blijven we terugkeren. We hebben op dit moment ... 50% van de boerenbedrijven heeft intern gesaldeerd en weet niet waar ze aan toe zijn met hun vergunning. Ook in deze Kamer blijven we er veel te vrijblijvend over praten. Het NPLG is er niet meer. Dus als u zegt dat u voor een drempelwaarde bent, dan moet u ook nu, zonder NPLG, aangeven wat er dan concreet moet gebeuren.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

De CDA-fractie heeft volgens mij aangegeven wat zij wil. Iedereen zal wat moeten minderen. Die stikstofuitstoot moet wat naar beneden. Een drempelwaarde is een ander vraagstuk. We hebben daar eerder vragen over gesteld. Wetenschappers van TNO zeggen ook: daar kun je wellicht iets bij doen. Wij zeggen tegen het kabinet: "Kom eens met duidelijkheid daarover. Moeten we daar nog anderhalf jaar op wachten of kunnen we morgen of overmorgen een aantal zaken oppakken?" Zo staan wij erin. Als het gaat om leesbaarheid en sociaal-economische impulsen via het Programma Landelijk Gebied ... Die heb je ook nodig om uiteindelijk de natuur te herstellen en een duurzame landbouw te organiseren. Dat zit allemaal in dat programma, dat helaas geschrapt is.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. Gelet op mijn betoog verbaast het de CDA-fractie wat er in de huidige begroting van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur staat. Het aantal noodzakelijke activiteiten om de doelstellingen te halen is eerder hoger dan lager geworden. Wij hebben niet voor niets vorige week een motie ingediend om 5 miljard uit het Klimaatfonds te bestemmen voor de agrarische sector. Voor ons is de vraag dan ook: is deze begroting daadwerkelijk effectief? Staan de doelstellingen en de begrote activiteiten en de financiële middelen wel in relatie tot elkaar? Is hier wel sprake van een correcte proportionaliteit? Zorgt de combinatie van een miljardenbezuiniging en het vastlopen van de systemen niet voor een onuitvoerbare opgave? Anders gezegd: kan de minister, gegeven de huidige situatie, in relatie tot het vele werk dat gedaan moet worden om de doelstellingen te realiseren, aangeven hoe zij dit met deze bescheiden en vrij beleidsarme begroting gaat realiseren?

Wij kijken uit naar de beantwoording van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rietkerk. Dan is het woord aan mevrouw Van Aelst namens de SP, maar niet dan nadat ... Meneer Oplaat, u bent niet de woordvoerder. Dat is uw collega die naast u zit. Als u het kort houdt, geef ik u de gelegenheid om een vraag te stellen, maar dat is niet gebruikelijk.

De heer Oplaat i (BBB):

Volgens mij wil ik gebruikmaken van de mogelijkheid om een interruptie te plaatsen.

De voorzitter:

Dat recht heeft u niet. Ik heb het recht om u dat te geven en daar maak ik nu gebruik van.

De heer Oplaat (BBB):

Daar ben ik u bijzonder erkentelijk voor. Ik had nog even een vraag aan de heer Rietkerk. Er wordt zo makkelijk gepraat over het NPLG en zo. Maar weet u nog hoeveel de provincies vroegen?

De heer Rietkerk (CDA):

Zeker. De provincies hebben meer dan 50 miljard gevraagd. Echter, er was 24 miljard. De provincies vroegen het voor tien jaar. Die 24 miljard was voor vijf tot zes jaar. Vervolgens kun je in ieder geval veel forser starten dan nu.

De heer Oplaat (BBB):

De tweede vraag is als volgt. In de discussie werd nog wel het een en ander over de drempelwaarde en weet ik wat door elkaar gehaald. Het gaat over een ondergrens van 1 mol. En het gaat over een kritische depositiewaarde van boven de 1 mol, afhankelijk van het natuurdoeltype. Dat werd wat door elkaar gehaald en op zich is dat jammer. Mijn vraag is: heeft u vertrouwen in de brief die naar de Tweede Kamer is gestuurd? Morgen is daar pas het debat over. Kunnen mensen, zowel de in bouw en de evenementen als in de landbouw, hiermee geholpen worden?

De heer Rietkerk (CDA):

Ik wacht eerst het antwoord van de minister op onze schriftelijke vragen af, want het gaf me geen vertrouwen. Dat zou namelijk nog anderhalf tot twee jaar duren. Het moet naar de Raad van State en naar de Raad voor de rechtspraak. Dat is veel ingewikkelder. Dus ik wil eerst de minister gelegenheid geven om uit te leggen wat zij beoogd heeft met bepaalde interviews en stellingnames. Dan kom ik er in de tweede termijn zeker op terug.

De voorzitter:

Mevrouw Visseren namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Dank, voorzitter. Ik heb een punt van orde. De heer Oplaat lijkt hardleers te zijn. We hebben hier vorig jaar uitvoerig gesproken over de integriteitscode en over de rol van de heer Oplaat tijdens landbouwdebatten. De heer Oplaat heeft belangen in de landbouwsector. We hebben het er hier uitvoerig over gehad dat er schijn van belangenverstrengeling is als de heer Oplaat hier het woord voert op het landbouwdossier. Dus ik maak daar bezwaar tegen.

De voorzitter:

Waarvan akte. Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van Aelst namens de SP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):

Dank, voorzitter. Fijn dat mevrouw Visseren ons zo scherp houdt. We zien een grote kaalslag in de begroting voor Landbouw. Middelen om boeren uit hun benarde situatie te kopen zijn weggegeven. De stikstof- en mestproblematiek zijn verre van opgelost, ook met deze begroting. Boeren, natuur en dieren hebben uiteindelijk het nakijken, en dan vooral de kleine boeren, die de dupe zijn van de niet-opgeloste mestproblemen en de schaalvergroting. Een koude sanering onder familiebedrijven is uiteindelijk het gevolg.

Voorzitter. Bij de behandeling van de vorige Landbouwbegroting heeft u mij horen vertellen dat Nederland als landbouwland bijzonder is. Maar hoe kan het dan dat als we naar de antwoorden van deze minister op onze vragen kijken, deze zeer sterke innovatieve sectoren zoals de Nederlandse land- en tuinbouw en visserij uiteindelijk zo slecht hebben ingespeeld op de kwaliteit van leefomgeving en het klimaat?

De minister zegt in haar antwoorden dat er de afgelopen jaren al veel gebeurd is en noemt vervolgens nagenoeg alleen ontwikkelingen die tot stand kwamen door subsidies en met stimulering van de overheid. De SP was eigenlijk juist ook heel benieuwd naar acties vanuit de sector zelf, zonder stimulans, subsidie of dwang. Zowel de inspanningen van de sector als die van het Rijk hebben er de afgelopen 75 jaar niet voor gezorgd dat er een sector ontstond die produceerde zonder schade aan het milieu, in balans met de natuur en met respect voor de leefomgeving. Onze vraag aan de minister is dan ook: hoe kan dit? Schoten wet- en regelgeving misschien tekort? Was de lobby vanuit de sector te groot en hoe open is het ministerie over waar die lobby vandaan kwam en over het effect van die lobby op het beleid van dit ministerie? Zijn de problemen wellicht te ver vooruitgeschoven of is het mogelijk dat boeren door steeds wisselend wiebelbeleid geen duurzame keuzes kunnen of durven maken? Of heeft het economisch belang veel te veel voorrang gekregen, ten koste van milieu, dier en leefomgeving?

Voorzitter. Op onze schriftelijke vraag op welke significante wijze de Nederlandse land- en tuinbouw gaat bijdragen aan het in balans brengen van de natuur en op welke termijn, is het antwoord dat er voor herstel van de natuur generiek en specifiek beleid wordt uitgevoerd en ontwikkeld. De land- en tuinbouw dragen volgens de minister bij via de reductie van de stikstofuitstoot, via agrarisch natuur- en landschapsbeheer en via de gebiedsgerichte aanpak. De minister stelt dat er reeds beleid in uitvoering is en dat dit beleid intensivering behoeft. Daarom werkt de minister aan een uitwerking. Maar over welk generiek en specifiek beleid gaat het hier dan? En met welk resultaat? Afplaggen van natuur helpt slechts tijdelijk en is dus niet duurzaam. Kalk strooien in de natuur helpt slechts tijdelijk en is niet duurzaam. Dus welk beleid dan wel, vragen wij de minister.

Over kunstmest stelt deze minister, net als haar voorganger, dat zij het gebruik wil terugdringen door alternatieven uit dierlijke mest te stimuleren. Onafhankelijke informatie over kunstmest, zo valt ons op, is steeds schaarser. Vroeger had je vanuit de overheid productschappen die onafhankelijke informatie gaven. Nu kun je eigenlijk alleen nog maar via de kunstmestleverancier aan informatie komen als gevolg van liberalisering.

Maar er is met kunstmest nog een ander groot probleem. Fosfor is namelijk niet oneindig beschikbaar. Wij zijn dan ook benieuwd welke maatregelen de minister treft om te voorkomen dat fosfor verdwijnt na eenmalig gebruik omdat het vernietigd wordt via het riool of biovergisting. Kortom, hoe maakt deze minister fosforgebruik circulair?

Voorzitter. We zijn benieuwd of de minister onderschrijft dat zowel kunstmest als gewone mest, die via stikstofkrakers bijna kunstmest wordt, tot gevolg heeft dat de organische stoffen die insecten nodig hebben eigenlijk volledig ontbreken. En dan bedoel ik insecten die weer door weidevogels gegeten worden. Dat levert dus geen positieve bijdrage aan de biodiversiteit.

Voorzitter. Mevrouw Kluit noemde het zojuist al: we zijn als Kamer op werkbezoek geweest bij de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit. Dat was zeer interessant, maar, in alle eerlijkheid, ook ontluisterend. Wij zijn behoorlijk geschrokken van het vaak lage spontane nalevingspercentage in de verschillende landbouwsectoren. In de visserij, bij veehouderijen met een mestoverschot, in de tuinbouw en op vele andere plekken is het spontane nalevingspercentage bijzonder laag en zijn er daardoor heel veel overtredingen. De NVWA heeft vanzelfsprekend niet voldoende menskracht om daar doorlopend op te controleren. Wij zijn benieuwd wat de minister daarvan vindt.

Is de minister het met ons eens dat bedrijven door een overtreding te begaan, bijvoorbeeld door te veel landbouwgif te gebruiken of te veel mest uit te rijden, in oneerlijke concurrentie zijn met bedrijven die zich wel netjes aan de geldende wetten en regels houden? Immers, als jouw bedrijf meer landbouwgif gebruikte en daardoor bijvoorbeeld mooiere peren oogst, terwijl je buurman dat niet heeft gedaan en zich netjes aan de regels heeft gehouden, dan heb jij met je mooie peren eigenlijk een oneerlijk concurrentievoordeel. Als jij stiekem meer mest uitreed en daardoor lagere kosten hebt, heb je oneerlijk minder kosten dan de boer die zich netjes aan de regels heeft gehouden. Graag een reactie van de minister.

In lijn daarmee zijn we ook benieuwd of de minister het met ons eens is dat het oneerlijke concurrentie is voor Nederlandse boeren als landbouwproducten uit andere landen, die aan totaal andere wetten en regels moesten voldoen, op de Nederlandse markt komen. Het dumpen van Nederlandse landbouwoverschotten op de wereldmarkt, vaak in landen met een kwetsbare landbouw, is ook concurrentievervalsing voor de boeren in die landen. Welke maatregelen neemt de minister om deze drie vormen van concurrentievervalsing aan te pakken?

Voorzitter. Dan een ander, maar niet minder belangrijk onderwerp, namelijk de bestaanszekerheid van huisdierbaasjes. Het aantal zaken over verwaarloosde honden en katten steeg de afgelopen twee jaar met respectievelijk 15% en 22%. Hier gaat heel veel leed achter schuil, van dieren zelf, maar ook van baasjes die ontzettend veel van hun dier houden, maar gewoonweg niet langer kunnen opbrengen wat private-equitybedrijven van hen vragen in de dierenartsenzorg. De bestaanszekerheid van deze baasjes staat stevig onder druk door de oplopende winsten van private equity in de dierenartsenzorg. De onverzadigbare honger naar winst maakt dat private equity klanten en de bedrijven zelf leeg blijft zuigen tot er geen druppel meer uit te halen is. Er liggen op dit moment twee moties uit de Tweede Kamer om private equity in de dierenzorg terug te dringen, maar we zien daar in deze begroting bar weinig actie op. Wij zijn heel benieuwd hoe deze minister de bestaanszekerheid van huisdierbaasjes gaat beschermen. Overigens zijn we ook heel benieuwd wat het uiteindelijk voor effect heeft op boeren en hun dieren als dierenartsen zulke hoge tarieven vragen.

Voorzitter. Terug naar de toekomstbestendige landbouw. Omdat wij denken dat er echt toekomstbestendige keuzes nodig zijn voor de toekomst van natuur, mens en dier, in ons land en daarbuiten, weid ik daar toch nog wat verder over uit tijdens deze Landbouwbegroting en wil ik schetsen waar het wat de SP betreft naartoe zou moeten ontwikkelen.

Ik zei het vorig jaar al: Nederland is leidend op landbouwgebied. Vele ontwikkelingen komen van onze universiteiten en daar mogen we ook best trots op zijn. De ontwikkelkracht van boeren, wetenschappers, onderzoekers en ondernemers in ons kleine land is best bijzonder. Maar er is ook een keerzijde. De ontwikkeling gaat samen met schaalvergroting en intensivering van grondgebruik. Het landbouwsysteem is in de greep van grote handelshuizen, voedselproducenten, supermarktketens, zuivelconcerns, zaadveredelaars, doorverkopers en banken. Vele van hun hoofdkantoren zitten uiteindelijk ook in Nederland. Zij opereren op wereldschaal en verdringen in het Globale Zuiden de lokale landbouw. Het tropische regenbos sneuvelt ten faveure van palmolie en sojaplantages. Veevoer en bestanddelen voor kunstmest worden in Nederland op grote schaal geïmporteerd. Een grote hoeveelheid dierlijke mest blijft hier uiteindelijk achter, met desastreuze effecten voor de kwaliteit van natuur en milieu, en de gezondheid van mens en dier. Andere landen blijven uiteindelijk door deze ontwikkeling achter met een verarmde grond, omdat al die voedingsstoffen naar Nederland zijn verscheept, met een mestberg en een verlammend stikstofprobleem tot gevolg.

Die internationaal opererende bedrijven zijn uiteindelijk de aanjagers van schaalvergroting en intensivering. In hun kielzog nemen zij de universiteiten, onderzoeksinstellingen en overheden mee. Het hele landbouwsysteem is op dit moment gericht op meer, groter en goedkoper. Wat er nog aan natuur over is in het agrarische gebied, wordt bestreden met landbouwgif ten gunste van een grotere oogst, terwijl het verdienvermogen van boeren uiteindelijk stevig onder druk staat. Het boerenland raakt op die manier zo dood als een pier. De bodem en het grondwater zijn vervuild. De uitstoot van ammoniak bedreigt de biodiversiteit en onze natuurgebieden.

De ruimte voor natuurlijk gedrag van dieren in de veehouderij is sterk beperkt. Het aantal stalbranden is jaar na jaar duizelingwekkend. De gezondheid van mens en dier staat steeds meer op het spel, zoals de Q-koorts, diverse varianten van vogelgriep en de recente onderzoeken over de gezondheid rond geitenhouderijen lieten zien.

Om het land met grote machines te kunnen bewerken, is de grondwaterstand flink naar beneden gebracht. Daardoor oxideert het veen. Hierdoor is er een grote toename van de CO2-uitstoot. Steeds meer land is eigenlijk onbruikbaar zonder het grondwater nog verder te verlagen. In de glastuinbouw is het energieverbruik gigantisch, ook na pogingen tot verduurzaming. De impact van de energiecrisis laat ook zien dat het niet uit kan met hogere prijzen.

De boerenstand is en wordt door deze ontwikkeling steeds verder gedecimeerd. Veel gezinsbedrijven produceren in armoede en boeren hebben een inkomen onder de armoedegrens. Alleen de grote kapitaalintensieve bedrijven blijven zo over. Het zijn bedrijven die de band met natuur, landschap en samenleving steeds verder aan het verliezen zijn. Onterecht worden boeren vaak met de nek aangekeken vanwege alle problemen in de land- en tuinbouw. Het is ook onterecht dat alle boeren, agro-industrieel en kleinschaliger, over één kam worden geschoren. Heel veel boeren zouden wel anders willen, maar zijn afhankelijk van de internationale concerns, die uiteindelijk de totale markt dicteren.

Het onderkennen van het werkelijke probleem, een veel te intensieve landbouw, is de halve oplossing. Veel boeren zijn onderdeel van de oplossing, zoals Herenboeren en Caring Farmers. Bij beide concepten bracht ik deze zomer een inspirerend werkbezoek. Uiteindelijk zijn er heel veel andere kleinschalige boeren, die in plaats van tegen de natuur met de natuur werken. Zij hebben last van de intensivering en de schaalvergroting. Wij zeggen: ondersteun die initiatieven die leiden tot een landbouw die gestoeld is op de draagkracht van de bodem, het water, de lucht en de natuur, die draagvlak heeft onder de bevolking en de boeren een welverdiend inkomen biedt voor hun veelzijdige beroep.

Hoewel de Nederlandse boer een van de besten, zo niet dé beste is, en stappen zet op weg naar duurzaamheid, zal het heel veel beter moeten. Dat betekent niet stilstaan of teruggaan in de tijd, waar we heel eerlijk gezegd bij dit kabinet soms aan denken, maar voorwaarts gaan, tegen de stroom in, tegen de wereldconcerns die de landbouw in hun greep hebben. Om de bakens te verzetten is niet een terugtredende overheid nodig, maar juist een heel sterke overheid, want gezonde landbouw en voeding zijn meer dan producten die de markt kan produceren. De markt gaat het niet oplossen zonder een overheid die sterke eisen stelt. We vragen daarop een reactie van deze minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Aelst. Dan is het woord aan de heer Dessing namens Forum voor Democratie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dessing i (FVD):

Voorzitter, dank u wel. De begroting van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur laat een aantal zaken aan ons zien. Duidelijk is dat deze begroting nog steeds wordt gegijzeld door ons zelfgecreëerde stikstofprobleem en de bijbehorende door Greenpeace gewonnen rechtszaak over stikstof. Wat wij lezen en als antwoord op onze vragen hebben geconcludeerd, is dat al het gereserveerde geld voor 2024 wordt doorgeschoven naar 2025 en zal opgaan aan de uitkoop van boeren. Ook lezen wij dat er een haalbaar juridisch alternatief moet komen voor de schijnmodelwaarde van de KDW, die dit niet-bestaande stikstofprobleem alleen maar groter maakt. Sterker nog, het zoeken naar een alternatief voor de KDW impliceert dat de minister het stikstofprobleem nog steeds als feit erkent, ondanks dat de drempelwaarde, ofwel de ondergrens, nu van een onmeetbaar vogelpoepje per hectare wordt opgehoogd naar 1 mol, wat zeer waarschijnlijk ook juridisch niet houdbaar zal blijken te zijn.

De drempelwaarde en zelfs het ophogen daarvan is niet de oplossing, omdat de KDW het eigenlijke probleem is, dat door deze minister met deze maatregelen nog steeds in stand wordt gehouden. De KDW is namelijk de stikstofnorm, terwijl de drempelwaarde niets meer of minder is dan de waarde waarmee deze norm mag worden overschreden. Feit is dat het enige haalbare alternatief is om stikstof als graadmeter voor gezonde natuur uit de wet te halen en te erkennen dat er geen stikstofprobleem is. Er zijn voldoende meetbare alternatieven die kijken naar de staat van de natuur. Dat laatste is wat Brussel van ons vraagt, niet meer en niet minder.

Deze minister houdt de KDW in stand en nu liggen alle stikstofreductiemaatregelen op tafel. Ik noem het verder verlagen van de maximumsnelheid en maatregelen in de industrie, de luchtvaart en bij de boeren. Alleen het schrappen van de KDW zal de impasse opheffen en de bouw weer op gang brengen. Dat zal de boeren weer lucht geven, zodat ze kunnen doen waar ze goed in zijn, namelijk ons voedsel produceren op een manier zoals ze dat generaties lang al zeer succesvol en zonder problemen doen. Dan vervalt ook de noodzaak van uitkoop van boerenbedrijven. Dit zal de begroting van deze minister dus direct enorm veel lucht geven. Kortom, deze minister houdt de stikstofcrisis in stand en geeft daarmee haar achterban, de boeren, valse hoop op een uitweg uit deze situatie. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Wat zien we nog meer in deze begroting? Voor klimaatvriendelijke veehouderij is circa 2,1 miljoen gereserveerd. Dit wordt beschikbaar gesteld voor maatregelen op het veehouderijbedrijf gericht op de reductie van broeikasgassen via voer, dier, stal en mest. Ook is er 2,2 miljoen beschikbaar voor diverse subsidies die tot doel hebben het stimuleren van ketenbrede verduurzaming in alle veehouderijsectoren. Daarnaast is er 3,2 miljoen beschikbaar voor de stimulering van emissiearm veevoer.

Voorzitter. Nogmaals, het is voor onze fractie volstrekt helder waar de prioriteiten van niet alleen BBB, maar ook alle andere rechtse coalitiepartijen, dus PVV, VVD en NSC, daadwerkelijk liggen. Dit is GroenLinksbeleid, verkocht met de inspanning om het echt niet zo ver te laten komen. Maar dit kabinet blijft inzetten op het reduceren van stikstof, het faciliteren van een voedseltransitie en het vasthouden aan peperduur klimaatbeleid, waar ook de boeren aan mee moeten doen.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):

Ik wil even een feitelijk punt maken. Dit is geen GroenLinksbeleid. Als GroenLinks aan de macht was, zouden we echt iets heel anders doen.

De heer Dessing (FVD):

Waarvan akte. Ik vervolg mijn betoog.

Er is dus niets veranderd. Het perspectief voor de boeren zal ook niet veranderen, ondanks de aanwezigheid van BBB in dit kabinet. Zoveel is wel duidelijk als je deze begroting leest. Zoveel is ook duidelijk, omdat afgelopen week tijdens het debat over de begroting van Klimaat bleek dat BBB de boeren 5 miljard euro wil geven, en daarmee het klimaatbeleid belangrijker vindt dan de overlevingskansen van de Nederlandse boeren.

Voorzitter. Wat lezen wij nog meer? Ik citeer: "Boeren moeten zo min mogelijk stuiten op onnodig belemmerende voorschriften of regels. Het kabinet spant zich in om voorwaarden te scheppen zodat voedsel van het land, uit de stal en uit de kas eerlijk kan worden beloond." Dat is dus een inspanning voor voorwaarden die juist ontstaan wanneer overheden zich zo min mogelijk bemoeien met de markt. Dat is niet mogelijk door onze binding aan allerlei verdragen uit onder andere de EU. Is de minister het met Forum voor Democratie eens dat het probleem ligt bij de onnodig belemmerende voorschriften of regels die opgelegd worden door internationale organisaties? Wat zijn dan de concrete inspanningen die het kabinet hierop kan leveren?

Ondertussen is enkele weken geleden onder andere de wet voor de versterking van de toepassing van het profijtbeginsel bij de watersysteemheffing aangenomen. Kan de minister reflecteren op hoe dit soort wetten zich verhoudt tot deze inzet om inspanningen van voedselproducenten eerlijk te belonen? Hoe kan het kabinet het bovenstaande beweren terwijl het gelijktijdig met deze wetgeving boeren op extra kosten jaagt? Of kan deze minister leven met het feit dat de boeren met deze wet minder winst maken?

Nog een citaat: "De overheid werkt aan het belonen van maatschappelijke diensten die de landbouw levert, zoals het versterken van biodiversiteit op boerderijen. Voor het perspectief van de agrarische sector en de voedselproductie zet het kabinet zich in om hoogwaardige landbouwgrond te beschermen." Kan de minister concretiseren wat in deze passage met "belonen" wordt bedoeld? Is dat louter het bestaansrecht op lange termijn voor de voedselproducenten; wordt dat geïmpliceerd?

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn: deze begroting staat bol van de uitgaven die het leven van de Nederlandse boer bemoeilijken en die zijn bestaansrecht ondermijnen. In plaats van in te zetten op het afschaffen van klemmende regels, zoals bij het niet-bestaande stikstofprobleem, wordt er slechts geld gereserveerd voor uitkoop van boeren en om het oplossen van deze niet bestaande problemen te faciliteren. De fractie van Forum voor Democratie kan hier onmogelijk mee akkoord gaan. Laten we alsjeblieft het gezond verstand weer laten prevaleren en laten we de boeren weer de ruimte geven om te doen waar zij goed in zijn, namelijk het produceren van ons voedsel. De Nederlandse agrarische sector is wereldwijd toonaangevend en dat moet zo blijven. Laten we de boer weer op nummer één zetten. Forum voor Democratie staat vierkant achter de boeren en kan daarom deze begroting onmogelijk goedkeuren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dessing. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Ik schors de vergadering tot 19.00 uur voor de dinerpauze. Na de schorsing gaan we verder met het antwoord van de regering in eerste termijn.

De vergadering wordt van 17.58 uur tot 19.00 uur geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel 36600-XIV, Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2025. Thans komen we bij het antwoord van de regering in de eerste termijn. Ik geef het woord aan de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Wiersma i:

Dank, voorzitter. Goed dat we vandaag met elkaar spreken over de begroting van LVVN. Het is natuurlijk niet gebruikelijk om dat in februari van het lopende jaar te doen, maar goed, het was niet anders. Ik ga uw vragen in vier blokjes beantwoorden. Ik begin uiteraard met het setje vragen dat over de financiën gaat, over de begroting zelf en wat andere financiële punten. Ik heb dan nog een blokje dat over stikstof en de rekenkundige ondergrens gaat. Vervolgens heb ik een blokje landbouw en dierwaardigheid en nog een mapje overig.

Voor u ligt de begroting van 2025, een jaar waar we al een tijdje in zitten. In de basis zitten natuurlijk veel vaste punten, maar er zit ook nieuw beleid in. Dat is wel echt belangrijk. Zo worden er middelen vrijgemaakt voor de eerste stappen in het natuurherstelplan. Zoals u weet is de Natuurherstelverordening vorig jaar aangenomen en vloeien daar verplichtingen uit voort die we met Europa zijn aangegaan. Het is belangrijk dat daarin dit jaar de eerste stappen gezet kunnen worden.

Er zitten ook middelen in die uit de envelop komen die bij het hoofdlijnenakkoord zat voor de saneringsregeling van de garnalenvisserij. O, nee, die komt niet uit die envelop. Wat wel uit de enveloppen komt — daar kom ik nu op — is een mestpakket. Vorig jaar is daar een uitgebreide brief over gekomen. Daar hebben wij in een eerder debat al uitvoerig met elkaar over gesproken.

Het gaat ook over doelsturing. We hebben in dit regeerprogramma met dit kabinet de keus gemaakt om de omslag in de landbouw in te zetten naar doelsturing. Met de incidentele middelen uit de enveloppen voor 2025 gaan we de eerste stappen zetten. Een deel gaat naar innovatie. Dat is ook een belangrijk speerpunt van dit kabinet. Er worden middelen vrijgemaakt voor natuurmonitoring, visserij en de eerste stappen voor dierwaardigheid.

Dan ga ik over naar de vragen die gesteld zijn en dan begin ik met een vraag van het CDA. De vraag is hoe de omvang van de LVVN-begroting zich verhoudt tot de ambities die er liggen op deze dossiers. Vooropgesteld, als minister weet ik natuurlijk hoe groot de uitdagingen en hoe complex de zaken zijn waar wij met dit departement voor staan. Desalniettemin is voor het lopende jaar 4,7 miljard aan uitgaven begroot. Dat is niet niks. Daarnaast hebben we in het hoofdlijnenakkoord 5 miljard incidenteel beschikbaar gesteld om de komende jaren te investeren in de landbouw. Vanaf 2026 zullen we tot besteding komen.

Wat ook van groot belang is is dat ik hard aan de slag ben om plannen uit te werken, die u weldra tot u zult kunnen nemen. Er is 500 miljoen aan structurele middelen voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer. We zullen het straks ook nog hebben over het NPLG. Dat was een eenmalig fonds dat alleen in een omslag van het een naar het ander voorzag, maar niet als daar vervolgens ook onderhoudskosten uit voort zouden vloeien. Ik ben blij dat we met deze 500 miljoen, wat structurele middelen zijn, echt mooie stappen kunnen gaan zetten. Dat zal natuurlijk later komen. Deze 500 miljoen structureel komt per 2026 beschikbaar voor LVVN. We zijn op dit moment echt volop bezig om die plannen tot wasdom te laten komen.

Mevrouw Kluit van GroenLinks-PvdA had een vraag over de voorstellen met betrekking tot het Klimaatfonds. Die vraag krijg ik niet voor het eerst, kan ik u vertellen. Mijn collega, de minister van KGG, heeft in haar debat gezegd dat daarvan geen sprake is op dit moment. Sterker, bij de instelling van de Klimaatwet, die uiteraard ook door deze Kamer is geweest, is expliciet een artikel opgenomen om de landbouw uit te sluiten van middelen uit het Klimaatfonds. Dat is gedaan vanuit de gedachte dat het transitiefonds onder andere toegankelijk zou zijn voor de landbouw.

De vier coalitiepartijen hebben mij gevraagd uitvoering te geven aan het hoofdlijnenakkoord, op grond waarvan wij doelen met elkaar hebben afgesproken, waaronder een omslag naar doelsturing in de landbouw. Daar zat een financiële tabel bij en dat zijn de kaders op grond waarvan ik met mijn beleidsvoorstellen kom. Dat hele pakket zal uiteraard ook aan deze doelen bijdragen. Dat waren de vragen in dit blokje.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):

Ik heb twee vragen over twee verschillende onderwerpen uit dit blokje. Ik begin over dit laatste punt. Er ligt een motie waarover we nog niet hebben gestemd, omdat we pas vanavond stemmen. Mijn verwachting is dat we die zullen aannemen. Volgens die motie zouden de middelen van het Klimaatfonds wel opengesteld moeten worden voor de landbouw. De reden is precies zoals u die ook schetst: de landbouw is niet opgenomen in het Klimaatfonds, omdat er toen een ander fonds was, dat er nu niet meer is. De klimaatdoelen zijn anders dan de stikstofdoelen. Deels overlappen die elkaar, maar grotendeels niet. Als deze motie wordt aangenomen, gaat u zich dan inzetten om dat Klimaatfonds wel voor de landbouw open te stellen?

Minister Wiersma:

Wij staan hier beiden vanuit onze eigen rol in het hele parlementaire speelveld. Ik geef uitvoering aan de politieke opdracht die ik heb meegekregen vanuit een onderhandelingsresultaat, dat is gebaseerd op de onderhandelingen tussen de vier dragende partijen van het hoofdlijnenakkoord. Dat is waar ik van uitga. Uiteraard kan het zo zijn — dat is ook de taak van het parlement — dat andere politieke besluitvorming tot stand komt. Als mijn kaders veranderen als gevolg van politieke besluitvorming, zal ik mij daartoe verhouden. Vooralsnog ga ik uiteraard uit van de kaders die ik heb.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Dat snap ik, maar stel dat wij vanavond deze motie aannemen, want het debat vorige week verliep alsof we het gaan aannemen, gaat u daar dan enthousiast voor lopen? We geven u dan toch een zetje in de rug richting het Klimaatfonds, als ik het zo mag noemen. Gaat u dat zetje dan ook benutten?

Minister Wiersma:

Nogmaals, wij staan hier beiden vanuit onze eigen rol. Als kabinet hebben wij ons te verhouden tot de opdracht die ons bekend is, en dat doe ik. Wat de politiek verder besluit, is echt voor de politieke besluitvorming. Als dit leidt tot een ander kader, zal ik daar uiteraard uitvoering aan geven.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ik had nog een vraag over de natuurmonitoring. Is die nu ook al beantwoord? U zei daar wel iets over.

Minister Wiersma:

Ik had in mijn inleiding misschien nog even willen benoemen dat ik iedereen wil bedanken voor de uitgebreide vragen die aan mij zijn gesteld. De staatssecretaris van LVVN is verantwoordelijk voor onder andere het natuurbeleid en het visserijbeleid. De vragen die op zijn beleidsterreinen zijn gesteld, zullen door de staatssecretaris, de heer Rummenie, beantwoord worden.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Dan ga ik ervan uit dat staatssecretaris Rummenie zal terugkomen op mijn vraag naar de natuurmonitoring van zweefvliegen.

De voorzitter:

De heer Rietkerk.

De heer Rietkerk i (CDA):

Ik hoorde dat de minister aangaf dat de 5 miljard middelen voor de landbouw vanaf 2026 worden ingezet. Ik hoorde de minister ook zeggen dat de €500.000 voor agrarisch natuurbeheer ook vanaf 2026 worden ingezet. Sorry, 500 miljoen structureel vanaf 2026. Vanaf 2025 dus nog niet. Mijn vraag is gericht op het tweede bedrag, die 500 miljoen structureel voor agrarisch natuurbeheer. Kan de minister toezeggen dat de agrariërs en landgoedeigenaren dan bij de uitvoering daarvan gebruik kunnen maken van contracten van twaalf jaar of langer?

Minister Wiersma:

Die toezegging kan ik niet in die zin doen dat dat per definitie het geval is. Ik gaf zojuist al aan dat we op dit moment die kaders aan het uitwerken zijn. Het is mijn nadrukkelijke wens om met langjarige contracten te gaan werken. Sterker nog, ik overweeg zelfs om te onderzoeken of we bijvoorbeeld een onderdeel kunnen inzetten in veenweidegebieden, wat enorm kan bijdragen aan het doelbereik. Ik moet kijken of ik er met mijn collega's in het kabinet uit kom om nog langer dan twaalf jaar te hanteren. Dat zal afhangen van het pakketonderdeel. Mijn absolute wens is om in te zetten op langjarige vergoedingen. Ik kan er echter niet op vooruitlopen en dat niet toezeggen. U heeft wel de toezegging dat langjarige contracten mijn uitgangspunt zijn.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik hoor een toezegging van de minister dat ze zich inzet voor twaalf jaar en langer. Maar voor het doelbereik is het nodig om zicht te hebben op welke maatregelen dan onder die meerjarige contracten gaan vallen, en dat is ook van belang voor het beoordelen van de begroting. Kan de minister daar nu of op een later moment informatie over geven? Die hebben wij wel nodig om het doelbereik te kunnen afzetten tegen de middelen die ingezet worden.

Minister Wiersma:

We spreken vandaag over de begroting van 2025. Daar zitten de middelen voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer die we structureel in de begroting krijgen, nog niet in. Op dit moment wordt volop gewerkt aan de totstandkoming van dat beleidspakket. Als dat uitgekristalliseerd is, zal ik u daarover informeren. Dat gaat natuurlijk via de ordentelijke weg. Wij zullen elkaar daar nog over spreken. Dit was mijn eerste kopje, over geld. Het is ook wel bijzonder dat we waarschijnlijk twee begrotingen in één jaar zullen behandelen. Dit komt waarschijnlijk aan het eind van het jaar weer terug.

Dit is het blokje over stikstof en de rekenkundige ondergrens. Ik begin met een vraag van mevrouw Kluit van GroenLinks-PvdA over de rekenkundige ondergrens. Die wordt hier drempelwaarde genoemd. Zij vraagt hoe we gaan voorkomen dat die voor een toename aan stikstofdepositie gaat zorgen. Ik wil even beginnen met onderscheid te maken tussen een drempelwaarde, die ten tijde van de Programmatische Aanpak Stikstof gold, en de rekenkundige ondergrens. Die verschillen significant van elkaar. Een drempelwaarde is een door de overheid gekozen beleidsmatige waarde waaronder vergunningverlening niet noodzakelijk is. Daar hoort vanzelfsprekend een pakket aan maatregelen tegenover te staan.

Het proces van de rekenkundige ondergrens is al een aantal jaren geleden ingezet, met name via het Interprovinciaal Overleg. De rekenkundige ondergrens gaat uit van de wetenschappelijke onderbouwing in het rekenmodel AERIUS, dat op dit moment rekent vanaf 0,005 mol. Dat is 0,07 gram op 10.000 vierkante meter. Dat is de berekening die nu wordt toegerekend aan een individueel project. Het is een schijnzekerheid dat je op 1 hectare, 10.000 vierkante meter, kunt rekenen tot 0,07 depositie van een project tot 24 kilometer verderop.

De rekenkundige ondergrens is de wetenschappelijke onderbouwing dat het model daar niet toe in staat is en dat dit leidt tot schijnzekerheid. Om tot beleid te komen dat beter uitvoerbaar is en minder afhankelijk is van modellen, was er al een brede wetenschappelijke consensus dat de grens van 0,005 mol onhoudbaar was.

Met het onderzoek naar de rekenkundige ondergrens zetten we stappen richting een rekenkundige ondergrens en dat is iets anders dan een drempelwaarde. In 2023 heeft het Interprovinciaal Overleg een onderzoek gestart naar een rekenkundige ondergrens, inclusief een impactanalyse waarin de mogelijke consequenties van zo'n ondergrens worden beschreven. Uit deze impactanalyse is gebleken dat de totale stikstofdepositie niet groter wordt dan de prognose voor 2030. Dit komt doordat veel sectoren door andere factoren dan stikstof beperkt worden. In sommige sectoren spelen de productierechten een rol, terwijl in andere sectoren andere begrenzende aspecten invloed hebben. Hierdoor wordt verwacht dat de depositie niet zal afwijken van de verwachte waarde. Deze impactanalyse is overigens publiek toegankelijk, dus die kunt u vinden op de website van het IPO.

Dit betekent niet dat er regionaal of lokaal geen significante effecten kunnen optreden. Flankerend beleid zal absoluut noodzakelijk zijn. Dit staat er wel los van, want de rekenkundige ondergrens is puur gebaseerd op de beperkingen van het model.

Het CDA had ook een vraag over de rekenkundige ondergrens.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Ik moet eerlijk zeggen dat ik het erg ingewikkeld vind om te begrijpen, maar dat ligt ongetwijfeld aan mij. Het IPO was vrij kritisch over de rekenkundige ondergrens. De wetenschappelijke onzekerheid in de modellen kan zowel naar beneden als naar boven uitvallen. Dat betekent dat we een groter risico accepteren en meer activiteiten toestaan. Dan denk ik — en misschien is dat mijn boerenverstand — dat dit tot meer uitstoot zal leiden. De minister verwijst naar andere sectoren, maar we weten dat die sectoren hun doelen voor stikstofreductie ook niet halen. Het kabinet heeft zelfs een aantal maatregelen genomen die daar haaks op staan, zoals bij de benzineaccijnzen. Hoe werkt dat precies? Kunt u daar nog iets meer over zeggen?

Minister Wiersma:

Nogmaals, ik verwijs naar de impactanalyse. Dit is een wetenschappelijke onderbouwing van de consequenties van het invoeren van een rekenkundige ondergrens. Als minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur weet ik veel over de begrenzing van emissies. In sommige sectoren worden emissies begrensd door productierechten. Op dit moment is er zelfs sprake van een afname van productierechten, omdat er een afroming op plaatsvindt. Als we kijken naar de totale trend, dan werd er in de jaren negentig in de landbouw in Nederland 224 miljoen kilogram fosfaat geproduceerd. Dit jaar is de nieuwe grens vastgesteld op 150 miljoen kilogram fosfaat. Dit is een aanzienlijke reductie en dat is ook geborgd met de dierproductiestelsels. In de industrie wordt dit bijvoorbeeld geregeld via het ETS-systeem. Uiteindelijk zien we een neerwaartse trend die we goed moeten borgen. Dat is ook de opdracht voor de ministeriële commissie. Het zit in een aantal sectoren. Er valt echt nog wel werk te verzetten, vooral op het gebied van stikstofemissies. Dit even in antwoord op uw vraag.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij klopt dat niet, want de afname die u noemt was al nodig. Die kan dus niet ingezet worden om een extra toename op te vangen. Die was gewoon al nodig om de doelen te behalen. Heel goed dat dat is gebeurd. De boeren hebben daarvoor goed hun best gedaan. Andere sectoren hebben nog meer hun best gedaan, en ook doelen bereikt. Maar deze afname was al meegenomen in de cijfers. We gaan nu weer meer activiteiten toestaan. Dat is heel mooi. Volgens mij zijn we het daar allemaal over eens. Maar dan moeten wel maatregelen genomen worden om ervoor te zorgen dat die extra toename niet leidt tot een absolute toename, want we moeten naar een afname.

Minister Wiersma:

Nogmaals, ik zie deze sporen echt als afzonderlijke sporen. De rekenkundige ondergrens gaat uit van de beperkingen van het model. Het onderzoek van het IPO heeft aangetoond dat het pad van de totale depositie in 2030 niet significant afwijkt van het huidige beeld. Wat betreft het borgen van de dalende trend ben ik het met u eens. Dat heb ik zojuist ook uitvoerig uitgelegd. Daar worden stappen voor gezet in verschillende sectoren. Het is ook iets waar de ministeriële commissie de komende tijd mee aan de slag gaat.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Het huidige pad is door de rechter afgeschoten als onvoldoende. Daarom zitten we in de situatie waar we nu in zitten. De afname is er, maar die gaat dus niet snel genoeg. U schept nu meer ruimte voor activiteiten zonder dat u de bijbehorende extra effort doet. Als de minister die twee paden van elkaar losknipt, zitten we de facto in dezelfde situatie als bij de PAS. Dan komt misschien mijn vraag, want volgens mij begrijp ik het nu goed. Dat vind ik trouwens heel jammer, want ik had gehoopt dat er nog een golden bullet was. Dit leidt ertoe dat bedrijven gaan rekenen met het spoor van de rekenkundige ondergrens en dat we over twee jaar, of nu, nog meer bedrijven en ontwikkelingen hebben die illegaal zijn of die een slechte vergunning hebben.

De voorzitter:

Tot slot, minister.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Mijn vraag aan de minister is: dat is toch een verantwoordelijkheid die wij niet kunnen en moeten nemen in het Nederland van nu? Wij kunnen toch niet blijven doorgaan met activiteiten illegaal maken omdat wij niet aan die grote stap willen die nodig is?

De voorzitter:

Tot slot, minister.

Minister Wiersma:

Ik ben het er helemaal mee eens dat dit echt niet lichtzinnig gedaan moet worden, zo'n rekenkundige ondergrens. Dat is juist waarom er vanaf 2023 al gewerkt is aan de wetenschappelijke onderbouwing waarom dit soort kleine deposities niet kunnen worden toegerekend aan een klein project. Ik denk dat dit kan bijdragen, want er zijn ook heel veel projecten die nu juist kunnen gaan reduceren en die daarin stappen kunnen zetten. Uiteindelijk kan dit juist bijdragen aan het doel dat in dit kader gesteld is.

We gaan met de ministeriële commissie ook kijken naar de geborgde dalende trend wat betreft stikstofemissies. Die is er nu overigens ook al, maar bij gebrek aan borging aan de voorkant kunnen we die niet helemaal inboeken als een effect van overheidsbeleid. Dat beter borgen is echt iets waar we naar moeten kijken.

Wat betreft de huidige doelen: de rechter heeft ook iets gezegd over de bewegende doelen in het licht van de KDW die aanvankelijk in 2025 gehaald zouden worden met het huidige beleidspad. Door de actualisatie van de kritische depositiewaarde werd het doelbereik groter. Het is een bewegend doel. Daar kun je eigenlijk niet op sturen. Dat is ook iets waar we binnen de ministeriële commissie echt goed met elkaar naar gaan kijken, zoals ook in de brief staat die ik vorige week naar de Kamer gestuurd heb. Spoor één, wet- en regelgeving en hoe we die goed in elkaar moeten zetten, zeker op dit dossier, verdient veel energie van deze commissie.

De heer Oplaat i (BBB):

Complimenten aan de minister voor hoe zij dit dossier tot in de theoretische kennis beheerst. Ik wil even naar de praktijk. We komen uit een wet die moeilijk in elkaar zat en waarbij de vergunningverlening vastzat. De PAS-melders zijn symbool geworden bij de nieuwe voorstellen zoals het kabinet die bedacht heeft. Hoeveel van die PAS-melders kunnen we straks aan een geldige vergunning helpen, naar uw verwachting?

Minister Wiersma:

Ik heb een brief gestuurd over de PAS-melderproblematiek. Ik vind het ook echt verschrikkelijk hoe zij in de problemen geraakt zijn. Dat is ook de reden dat wij erg voorzichtig zijn, ook met die rekenkundige ondergrens. Maar wij zien wel dat er consensus over is dat die 0,005 niet onderbouwd is. Op het moment dat er een rekenkundige ondergrens komt die ook juridisch houdbaar is, zullen de meeste PAS-melders uit de problemen zijn. Op dat moment zijn zij niet illegaal, maar wel vergunningvrij, omdat zij onder die rekenkundige ondergrens zitten. Dat zal ervoor zorgen dat zij weer in een legale situatie zitten.

Wat betreft de overige stikstofaanpak is de ministeriële commissie op dit moment heel hard aan de slag, zoals u ook begrepen hebt, om ook voor andere oplossingsrichtingen in het stikstofdossier te gaan.

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Ik wil een punt van orde maken. Naar mijn weten en naar mijn lezing van onze integriteitscode handelt de heer Oplaat in strijd met onze integriteitscode, omdat hij zijn belangen in de sector niet vermeldt voor hij het woord neemt in dit debat. Ik vraag de voorzitter in te grijpen.

De voorzitter:

De heer Oplaat heeft zijn belangen vermeld op de website. We hebben hem opgeroepen om die belangen hier ook te melden voordat hij het woord voert. Hij voert vandaag niet het woord; hij doet een interruptie, wat iets heel anders is. Dat is niet een zodanige ordeverstoring dat ik daarop ingrijp. Dat is mijn oordeel.

Minister, vervolgt u uw betoog.

Minister Wiersma:

Ik kom op de vraag van het CDA hoe realistisch de stikstofdrempelwaarde, dus de rekenkundige ondergrens, is. Ik denk dat die zeer realistisch is. Die waarde is echt wetenschappelijk onderbouwd. Er is wetenschappelijk brede consensus over dat de huidige drempelwaarde niet onderbouwd is. Dit blijkt ook al uit eerdere rapportages. Hordijk heeft er al iets over gezegd, TNO heeft zich er eerder over uitgelaten en de Universiteit van Amsterdam heeft dat ook gedaan. In al die onderzoeken wordt gesteld dat het model een toepassingsbereik heeft — dat heeft ieder model — en dat er daarom ook een onderbouwde ondergrens moet zijn. Petersen heeft op al die inzichten voortgebouwd en heeft voorgesteld dat de ondergrens gebaseerd kan worden op de meet-/detectielimiet. Dat vergt een expertoordeel en dat is eerder nog niet gedaan. Het rapport is gepeerreviewd en ziet er goed uit. Daaruit blijkt ook uit wel dat de meet-/detectielimiet als basis breed gedragen wordt.

In andere lidstaten van Europa wordt ook een detectielimiet als basis gebruikt voor een ondergrens. Uiteindelijk moet ik daarover als minister een afweging maken, op basis van de adviezen uit de wetenschap. Ik weet dat het 1 mol is; dat is een afspraak die voortvloeit uit het hoofdlijnenakkoord. Er zijn ook mensen die zeggen dat het in Duitsland meer dan 20 is; dat zou ook kunnen. Uiteindelijk is het alsnog een afweging om dit te interpreteren, maar op dit moment is het realistisch om te zeggen dat de rekenkundige ondergrens er komt. En dan moet die juridisch standhouden; dat is wel het vervolgtraject.

In de beantwoording van de vragen is ook gerefereerd aan de anderhalf jaar. Dat heeft ermee te maken dat wij als overheid, als kabinet, allereerst de Raad van State vragen om met een oordeel over de rekenkundige ondergrens te komen. Maar vervolgens is het nog wel zo dat ook de bestuursrechter er een oordeel over zal uitspreken. Gemiddeld genomen kunnen we stellen dat als die rekenkundige ondergrens in een zaak wordt ingebracht, wij er dan over ongeveer anderhalf jaar, more or less, uitsluitsel over hebben.

Dat was ook de volgende vraag, zie ik hier; die was ook van het CDA. Die ging over of ie eerder dan verwacht kon worden ingevoerd. Dat verschil in tijd zit 'm dus niet in wanneer ie kan worden ingevoerd. Dat kan in principe relatief snel. Maar het duurt circa anderhalf jaar tot het moment dat ie ook bij de Raad van State getoetst is.

De heer Rietkerk (CDA):

Dan bent u consistent met de antwoorden die we in januari hebben ontvangen. Wij hebben gevraagd naar het TNO-rapport en eerder ook al naar die 1,0. Het antwoord was dat het nog minimaal anderhalf jaar kan duren, ongeveer, omdat advies van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nodig is. Het is goed om de volgende vraag te stellen aan de minister. Stel, ik ben een jonge boer of een oude boer in het oosten of het westen van het land en ik lees in de beeldvorming dat een probleem binnen korte tijd opgelost wordt. U zegt hier eigenlijk: qua verwachtingen moeten de samenleving en ook de agrarische ondernemers weten dat ze in ieder geval anderhalf jaar moeten wachten en dat de rechtspraak er ook nog advies over moet geven. Dat hoor ik u nu zeggen.

Minister Wiersma:

Uiteindelijk weet je het natuurlijk honderd procent zeker als het ook langs de bestuursrechter geweest is. We hebben dit ook bij de ViA15-uitspraak gezien, waarin de afkapgrens is ingebracht. Die houdt stand, en dat gaat ook over de wetenschappelijke beperkingen van een model. Dit is wel de route die we met elkaar gaan bewandelen.

Mevrouw Kluit van Partij van de Arbeid-GroenLinks had nog een vraag over een pakket aan maatregelen tegenover de drempelwaarde. Zoals ik zojuist ook in mijn inleiding aangaf, volgt de rekenkundige ondergrens echt uit de wetenschappelijke argumentatie dat de in een model berekende depositiebijdrage onder deze grens niet met zekerheid aan een individuele bron kan worden toegerekend. Dat betekent dat daar geen pakket aan gekoppeld hoeft te worden. Desalniettemin zien wij natuurlijk, ook op grond van jurisprudentie en verplichtingen die wij hebben vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn en de manier waarop we die geïmplementeerd hebben, dat wij ook moeten werken aan die geborgde dalende lijn aan stikstofemissies. Daar zijn we mee bezig. Maar de ondergrens heeft niet zozeer een maatregelenpakket nodig, omdat dan echt vanuit de beperkingen van het model wordt geredeneerd.

Het CDA pleit voor een wettelijke basis om wel te kunnen investeren in de bouwfase, zodat we de bedoeling van de wet voorhouden. Het antwoord hierop is dat we in de ministeriële commissie natuurlijk alles op alles gaan zetten om de mogelijkheden te verkennen. Wat kunnen we doen, ook aan wet- en regelgeving, om de gewenste ontwikkelingen op gang te helpen en te houden? Daar wordt op korte termijn heel hard aan gewerkt.

De heer Dessing van Forum voor Democratie maakte de opmerking dat het zoeken naar een alternatief voor de kritische depositiewaarde impliceert dat er een stikstofprobleem is en dat het verhogen van de drempelwaarde niet de oplossing is. De kritische depositiewaarde blijft in stand en het enige alternatief is erkennen dat er geen stikstofprobleem is; hier staat een hele samenvatting van uw inbreng. Zoals ik zojuist ook zei, zijn wij uiteindelijk natuurlijk verplicht de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederlandse wetgeving te implementeren. Het vastleggen van de omgevingswaarde met een reductiedoel, het percentage onder de omgevingswaarde brengen, in de Omgevingswet is een manier geweest om daaraan te voldoen. Daar ontkomen we niet aan.

Dan het erkennen van het stikstofprobleem. De kritische depositiewaardes zijn een internationaal wetenschappelijk erkende indicator. Er zijn natuurlijk heel veel verschillende kritische depositiewaardes, maar het is wel een wetenschappelijk erkende indicator dat als de waarde overschreden wordt, verslechtering niet kan worden uitgesloten. In de Vogel- en Habitatrichtlijn zit een verslechteringsverbod. Ik heb dus niet de illusie dat wij helemaal kunnen stoppen met het stikstofbeleid. Ik geloof oprecht dat we door de borging goed op orde te brengen, alsnog ook ruimte voor economische activiteiten kunnen vinden. Ik ben vanuit de landbouw ook bezig om richting een systeem van doelsturing te gaan, met bedrijfsspecifieke emissiedoelen. Ik vind dat echt stappen in de goede richting. Het is complex, maar het is de goede richting. Tot zover mijn antwoord, zeg ik via de voorzitter, want ik zie dat er een interruptie is.

De heer Dessing i (FVD):

Ik wil toch even terugkomen op de opmerking "dat we er niet onderuit komen dat". Ik heb ook betoogd dat wij er wel degelijk onderuit kunnen komen, want wij hebben onszelf gecommitteerd aan stikstof als graadmeter voor de staat van de natuur. Daar refereerde wat u zei over de Vogel- en Habitatrichtlijn ook aan. Maar er zijn andere mogelijkheden om dat te doen, want Brussel vraagt ons alleen om te monitoren wat de staat van de natuur is. Ook de Habitatrichtlijn zegt dat de staat van de Nederlandse habitat op dit moment eigenlijk helemaal goed is. Ook in dat opzicht hebben we dus geen problemen. Er is dus een ondergrens waaraan we niet voldoen, die waarschijnlijk juridisch niet houdbaar is en die veel onzekerheid zal veroorzaken voor boeren. Dat is toch geen structurele oplossing? Is de minister het met onze fractie eens dat we gewoon naar Brussel kunnen gaan om te zeggen dat we stikstof uit de wet gaan halen, als we een echte oplossing willen en echt uit deze impasse willen komen?

Minister Wiersma:

Uiteraard zijn wij ook bezig om serieus te kijken — dat heeft in spoor één van de ministeriële commissie ook echt veel ruimte gekregen — hoe we wet- en regelgeving kunnen wijzigen om tot werkbaar beleid te komen. Een onderdeel daarvan is het uit de wet halen van de omgevingswaarde, maar daar moet een juridisch houdbaar alternatief tegenover staan. Ik ben het eens met de heer Dessing dat er lidstaten zijn die niet zozeer op stikstof sturen en dat de daadwerkelijke staat van de natuur leidend moet zijn, zeker bij natuurbeleid. Die omslag hebben we ook gemaakt. Maar goed, daar zal mijn collega, staatssecretaris Rummenie, straks nader op ingaan. Hij is namelijk verantwoordelijk voor natuurbeleid.

Desalniettemin zit er in Nederland ook een verslechteringsverbod in de Vogel- en Habitatrichtlijn. In Nederland hebben de natuurdoelanalyses in 2023 geconstateerd dat er verslechtering is opgetreden in de stikstofgevoelige natuurgebieden. Daar is wel consensus over. In Nederland worden er ook veel rechtszaken gevoerd, juist op deze indicatoren. Er is verslechtering opgetreden. Stikstof is een van de drukfactoren die daarin ook moeten worden meegenomen. Ik ben het volstrekt met de heer Dessing eens dat er meer drukfactoren zijn. Daar moeten we in de toekomst ook echt goed naar kijken. We zien dat de natuur extra floreert in jaren dat er veel regen valt. Dat komt de hydrologie dus echt ten goede. Ook de stikstofgevoelige natuur doet het daar heel goed bij. In jaren van droogte is dat niet zo. Dat zijn dus ook allemaal aspecten die we mee moeten nemen.

De heer Dessing (FVD):

Maar toch, met alle respect, er zou volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn verslechtering van de natuur zijn. Het onderzoek van de heer Prins heeft uitgewezen — misschien kan de staatssecretaris daar later ook wat over zeggen — dat slechts 6 van de uit mijn hoofd 5.000 soorten in de Vogel- en Habitatrichtlijn een lichte verslechtering hebben. Laten we ons nou echt gijzelen door die kleine situatie, terwijl we weten dat we de hele economie platleggen? Doordat we stikstof op deze manier categoriseren en in de wet houden, schieten we onszelf in de voet. Bovendien geven we de boeren schijnhoop met de belofte dat we naar 1 mol gaan, want die blijven nog steeds in de problemen.

Minister Wiersma:

Ik ben het met de heer Dessing eens dat we alles op alles moeten zetten om tot goed, realistisch en uitvoerbaar beleid te komen. Er is een ministeriële commissie opgericht om daar met alle energie naar te kijken. Het debat over het specifieke natuurbeleid zou ik naar mijn collega willen doorschuiven. Ik denk dat we uiteindelijk wel op stikstofemissiereductie blijven inzetten. Het heeft namelijk ook alles te maken met het beperken van verliezen. Dat doen we echt al jaren, al heel lang. Dat is in ieders belang. Ik sta wel echt voor beleid dat dat mogelijk maakt. Het is ook een van de drukfactoren, dus we ontkomen er niet aan om ook daar goed beleid voor te formuleren.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Dessing.

De heer Dessing (FVD):

Het blijft vreemd dat een voedingstof voor planten nu met een grens van één vogelpoepje per hectare al een probleem is en dat we dat blijven accepteren. Dat zal onze fractie in ieder geval niet accepteren.

De voorzitter:

Blokje drie.

Minister Wiersma:

Ik begin met een vraag, want dit gaat over de landbouw en een stukje dierwaardigheid. De eerste vraag is van het lid Van Aelst-den Uijl van de SP en gaat over de ontwikkelkracht van de toekomstbestendige landbouw en over dat er veel ontwikkelingen uit Nederland komen, maar dat er ook een keerzijde is. Ik ben het daar natuurlijk mee eens. We hebben de meest innovatieve landbouw van de wereld. Dat is echt te danken aan het vakmanschap van onze boeren. Als ik hier, maar ook in de Tweede Kamer, naar debatten luister, zouden we dat bijna vergeten, maar zij staan echt wereldwijd bekend als duurzame topvoedselproducenten. Ik ben daar persoonlijk echt trots op. Uiteindelijk is het wel zo dat wij met Wageningen en alle onderzoeken die we hier laten doen, ook andere landen op de wereld kunnen helpen om duurzamer te worden. Ook door andere landen, van binnen en van buiten Europa, wordt echt vaak een beroep gedaan op de expertise die hier wordt opgedaan.

De voorzitter:

Minister, u wordt erop geattendeerd dat de naam van de fractie "GroenLinks-Partij van de Arbeid" is, en niet andersom.

Minister Wiersma:

Oké, waarvan akte.

De voorzitter:

Ik hoor dat fractieleden daarom lachen. Ik word daar vanuit de fractie op geattendeerd, dus ik neem dat natuurlijk serieus.

Minister Wiersma:

Dat staat dan ergens op mijn briefjes. GroenLinks-PvdA, dus.

Ik was nu overigens bij een vraag van de SP. Daar ga ik dus even mee door. Een vraag over de Nederlandse landbouw en de import en export. Natuurlijk is dat een punt van voortdurende aandacht, met heel veel verantwoordelijkheid. Er worden afspraken gemaakt, in de Round Table on Responsible Soy bijvoorbeeld, waar het soja betreft. Daarbij zullen de Europese afspraken over transparantie in de keten bedrijven ook verder aanmoedigen om in de gehele keten duurzaam te gaan produceren.

Van het CDA kreeg ik een vraag over het NPLG en het fonds. Er zijn zorgen over de voortgang van de verduurzaming en de doelstellingen die behaald moeten worden, ook in relatie tot de uitspraak van de Raad van State. Dit kabinet is een andere weg ingeslagen. Daarbij is de focus komen te liggen op generiek beleid met in de basis innovatie. Daar waar het nodig is, in de gebieden waar doelbereik dan nog uit beeld is, kan men via de nota Ruimte voor Landbouw en Natuur gebiedsspecifiek en uitvoeringsgericht nog additionele instrumenten inzetten. Dat zijn trajecten waar ik met de medeoverheden uitvoering aan geef. Op dit moment geven zij ook uitvoering aan gebiedsspecifieke projecten, zoals de koploperprojecten. Ik heb nog een handtekening kunnen zetten om de provincies daarvoor van middelen te voorzien. Ik ben daarover op structurele basis in gesprek met de medeoverheden, die daar een belangrijke rol in spelen.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik wil het toch hebben over het schrappen van de 24 miljard, want daar ging onze vraag ook over. Ik wil dat nog onder de aandacht brengen bij de minister en dan eindigen met een vraag. In 2024, maar vooral in 2025 is die 24 miljard geschrapt. Ik heb de minister beluisterd. Pas in 2026 komt er 5 miljard extra voor de landbouw. Pas in 2026 wordt er gedacht aan meerjarige agrarische beheerovereenkomsten, hopelijk structureel voor goede doelen. Daarnaast zie je dat er al in 2025 doelstellingen en taakstellingen zijn voor bijvoorbeeld het beleid voor de agrarische sector wat betreft natuurherstel en de stikstofdoelen. Onze kernvraag is eigenlijk: kan de minister nu aangeven hoe zij met zo'n grote bezuiniging, die wordt gevoeld in alle regio's, de doelstellingen in 2025 wil realiseren, gelet op dit financiële kader? U kan geen gedeputeerde die op landelijk gebied zit, bellen die de pijn niet ervaart. Maar de pijn wordt ook zeker gevoeld door de agrarische bedrijven en de omgeving als het gaat om investeringen daar.

Minister Wiersma:

De middelen voor het lopende jaar zijn al toegekend aan de provincies. Die hebben met de koploperpakketten soms bijna een pakket aan middelen gekregen. Ik zei net ook al in mijn inleiding dat ik daar zelf nog de handtekening voor heb mogen zetten. En dat niet alleen, ik heb ook gezien dat er een aantal provincies benadeeld zijn wat betreft die koploperpakketten. Ik zag dat al als gedeputeerde, want ik was voorheen zelf landbouwgedeputeerde in Friesland, ook over het programma. Toen ik minister werd, heb ik er allereerst naar gekeken en mijn team opdracht gegeven om aanvullende middelen te zoeken voor de provincies die minder geld toebedeeld hadden gekregen vanwege de financieringssystematiek die gehanteerd werd bij het toekennen van middelen voor de maatregelenpakketten.

Op dit moment is er, denk ik, 6 miljard beschikbaar gesteld aan de provincies. Daar geven zij nu volop uitvoering aan. Zij hebben er een aantal jaren voor nodig om dat weg te zetten en daar uitvoering aan te geven. Dat zijn allemaal middelen die ook bijdragen aan het doelbereik. Dat is 1,6 miljard. Daarnaast zit er op dit moment 2,9 miljard in de uitvoering. Daarbij spelen de provincies ook een belangrijke rol; met uitkoopregelingen. Ik heb daar met de twee zwaarst belaste provincies zelfs nog bilaterale bestuurlijke overleggen over, omdat we met elkaar echt goed moeten kijken naar wat de impact voor die provincies is. In die provincies grijpt het echt diep in dat daar zo veel landbouwbedrijven stoppen. Het is in totaal iets van 5 miljard. En ja, vanaf 2026 komt er dan nog ongeveer een miljard per jaar vrij vanuit het hoofdlijnenakkoord, met dien verstande dat daar 500 miljoen structureel per jaar tegenover staat. Dat zei ik net ook al. Met alles wat er nu ook al in uitvoering is, telt dat uiteindelijk op tot veel meer dan alleen die 24 miljard. Er werd net gevraagd naar langjarige contracten. Dat zijn middelen waar je inderdaad ook langjarige afspraken over kunt maken.

Het transitiefonds zag alleen op de periode tot 2035. Dat was niet voor vier jaar. Dat was tot 2035. Het voorzag ook alleen in een transitie, alleen in een omschakeling van het een naar het ander. De provincies hebben er toen ook al heel erg voor gewaarschuwd dat er veel vervolgkosten bij zouden komen die op dat moment ongedekt waren. Alles bij elkaar opgeteld zie ik echt dat er veel in uitvoering is. De provincies hebben veel middelen gekregen om de komende jaren in hun processen verder te gaan. Daarnaast zijn wij met alle nieuwe beleidsvoorstellen aan de slag en zal dat vanaf 2026 aanvullend gaan lopen, met 500 miljoen structureel op de LVVN-begroting om te investeren in het landelijk gebied.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik hoor de minister toch ongeveer hetzelfde zeggen als zij eerder zei. Dan heb ik een hele concrete vraag. Wat heeft dit kabinet, wat heeft deze minister nu extra geïnvesteerd in relatie tot het wegvallen van de middelen? We hebben het over de begroting voor 2025. Het gaat mij dus niet om wat er al is toegezegd en gedaan. De Raad van State heeft de uitspraak gedaan dat je vijf jaar terug moet rekenen wat betreft vergunningverlening. Overijssel is gestopt met een regeling die ze zelf wilde financieren. Dus er is volstrekte onduidelijkheid. De vraag is heel concreet: wat investeert dit kabinet, deze minister nu extra in landbouw in het landelijk gebied?

Minister Wiersma:

De pakketten liggen natuurlijk voor. De aanvullende middelen uit het hoofdlijnenakkoord die voor 2025 zijn vrijgemaakt, omvatten 40 miljoen. Er zit een heel plan bij, met allerlei voorstellen voor wat we daarmee willen gaan doen. Die heb ik zojuist ook opgenoemd. Als de begroting wordt goedgekeurd, kunnen we daar morgen nog mee aan de slag.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Dat betekent 40 miljoen, hoor ik de minister zeggen. De regionale projecten voor leefbaarheid, sociaal-economische ontwikkeling, landbouwverduurzaming en natuurherstel vragen gewoon een veel groter bedrag. De vraag is dan — daar kom ik in de tweede termijn wel op terug — of het doelbereik waarvan het kabinet in het hoofdlijnenakkoord zegt dat het daarachter blijft staan, voor 2025 met 40 miljoen kan worden gerealiseerd.

Minister Wiersma:

Ik ben dan ook wel benieuwd naar de doelen van 2025, want in mijn beleving zien we op latere jaren en werken we daar op dit moment naartoe via een heel uitgebreid spoor. Wat de middelen betreft: ik krijg via een financiële tabel een kader toegekend waar ik uitvoering aan geef. Dat doe ik naar eer en geweten.

De SP had nog een vraag: er produceert na 75 jaar nog geen sector zonder schade aan het milieu; was de regelgeving te matig of was de lobby vanuit de sector te groot? En is mijn departement eerlijk over het effect van de lobby op beleid? En zijn de problemen te ver vooruitgeschoven of is het ecologisch belang onvoldoende meegenomen? Dat zijn wel een hele hoop vragen in één vraag. De waarheid is natuurlijk dat 75 jaar geleden de meeste mensen in Nederland voedselzekerheid en -productie echt het grootste belang vonden, want op dat moment was die niet vanzelfsprekend. Op dit moment is dat wél het geval en worden er andere wensen en diensten gevraagd, die in mijn beleving soms ook niet helemaal recht doen aan het duurzame karakter dat onze landbouw al heeft, want de emissies uit de landbouw zijn echt veel kleiner dan 25 jaar geleden. Er is enorm veel verduurzaamd en er is enorm veel gereduceerd, op alle gebieden. Natuurlijk is er ook nog veel te doen; ik ben de eerste die dat zegt. Zo ben ik met bijvoorbeeld de akkerbouw in gesprek. Zij komen met een systeem van benchmarking om ook vol op gewasbeschermingsmiddelenresiduen in te zetten. Ik vind ook echt dat dat moet. Ik ben ook met al die andere sectoren in gesprek. Ik zie dan juist een sector die graag wil meebewegen en stappen wil zetten. Dat geldt zeker ook voor de jonge boeren; daar word ik altijd enorm enthousiast van.

De sector zegt helemaal niet dat het allemaal bij het oude moet blijven. Ik zie een sector die voor een groot deel de doelsturingssystematiek echt draagt, ook al gaat die echt niet voor iedere individuele boer leuk zijn; die gaat echt iets betekenen. De sector ondersteunt mij daarin en helpt mij daarin verder. Natuurlijk wordt er vanuit alle sectoren informatie gegeven voor ons beleid. Dat gebeurt vanuit de landbouwpartijen, maar ook vanuit de natuurpartijen. Het is uiteindelijk aan een kabinet om al die informatie naast elkaar te leggen en te wegen wat de weg is om te komen tot goed beleid. Dat is mijn verantwoordelijkheid. Daar doen wij helemaal niet geheimzinnig over. Dat gebeurt allemaal in openheid en eerlijkheid. Dat gebeurt niet achter gesloten deuren, om het zo maar te zeggen.

Mevrouw Kluit van GroenLinks-PvdA had een vraag over de VanDrie Group en het gerucht dat circuleert — er zit in zekere zin misschien wel een kern van waarheid in — dat zij hebben gedaan aan het opkopen van boerenbedrijven die ook aan uitkoopregelingen meedoen. Ik ga er tenminste van uit dat mevrouw Kluit dat bericht bedoelt, dat ik natuurlijk ook gezien heb. Zij vroeg wat wij kunnen doen om hen aan te spreken en die route dicht te regelen.

Daarbij wil ik vooropstellen dat deze regelingen vrijwillig zijn. Een ondernemer kan zelf besluiten om daar wel of niet aan mee te doen. Een eerste recht van koop is echt een heel draconische maatregel. Ik ben vooralsnog niet van plan om daartoe over te gaan, want dat zou je heel goed moeten motiveren. Die motivatie zie ik nu niet, want er is veel animo voor de vrijwillige beëindigingsregeling.

Wat ik mij wel voor kan stellen, is dat het om zeer courante moderne bedrijven gaat. Het zijn niet alleen dat soort bedrijven overigens, want dat gerucht ging ook. Dat zijn bedrijven waarvan je zou zeggen dat het zeer toekomstgerichte bedrijven zijn. Vanwege het ondernemersklimaat willen zij zich toch uit laten kopen. Ik kan me voorstellen dat een bedrijf daar een bod op wil doen — dat staat iedereen vrij namelijk — omdat het die toekomstgerichte bedrijven niet kwijt wil. Ik kan me voorstellen dat zoiets speelt. Maar nogmaals, ik heb geen signaal dat dit op grote schaal speelt.

Nogmaals, er is veel animo voor de uitkoopregelingen. Persoonlijk vind ik dat we daar soms lichtzinnig over praten hier, en dan bedoel ik niet alleen de Eerste Kamer, maar ook de Tweede Kamer. Aan opkoop gaat echt een emotioneel diepgaand traject vooraf. Er gaat heel wat aan vooraf voordat agrariërs daartoe overgaan. Ik wil dat niet reduceren tot iets wat alleen maar ons doel moet dienen, want er zit een hele ethische discussie over waarden achter. Daar wil ik ook graag aandacht voor vragen hier.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de timing van de avond. Heeft u hierna nog één blokje, minister? Het blokje overig?

Minister Wiersma:

Ja. Dat is wel zeer beperkt.

De voorzitter:

Klopt het dus dat u nog één blokje hebt?

Minister Wiersma:

Ja.

De voorzitter:

En heeft de staatssecretaris evenveel spreektijd nodig als de minister of minder? Minder? Dank. We hebben namelijk ook nog stemmingen aan het einde van de avond en veel mensen moeten daarna nog ver reizen. Ik houd het even in de gaten. Mevrouw Kluit, als u het in dit kader een beetje bondig wilt houden, dan wordt dat gewaardeerd.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Die stemmingen zijn over anderhalf uur gepland, dus dat gaat lukken. Mijn vraag was een andere. Wat u beschrijft herken ik helemaal. Ik zal daar nooit lichtzinnig over praten. Dat doe ik nooit. Ik praat ook nooit lichtzinnig over de boeren. Mijn vraag ging over de VanDrie Group, maar ik hoor ook geruchten over andere bedrijven, die overbiedt op de uitkoopregeling, die al heel ruim is. We weten ook dat het soms om bedrijven gaat, hoe modern ze ook zijn, die nooit op die plek een toekomst zullen hebben, gewoon omdat de depositie daar echt heel duidelijk is. Wat gaan wij nou doen als wij die bedrijven alsnog gaan aankopen? Gaan wij dan weer 130% betalen? Dat betekent dat wij de VanDrie Group, een zeer kapitaalkrachtig bedrijf dat het beleid van de minister ondermijnt, gaan belonen met 30% of 20% extra. Ik zie u nee schudden, dus kunt u toezeggen dat u dat heeft dichtgeregeld?

Minister Wiersma:

De uitkoopregelingen en de financiering, de waardebepalingssystematiek, werken niet op de manier die de mevrouw van GroenLinks-PvdA nu schetst. De regeling werkt niet met die systematiek.

De voorzitter:

Mevrouw Kluit? Zij ziet ervan af. Gaat u door, minister.

Minister Wiersma:

Ja. Ik heb gehoord wat u zei, voorzitter, dus ik ga kort en bondig antwoorden.

De Partij voor de Dieren vroeg hoe ik de afweging maak tussen intensieve landbouw en de noodzakelijke verduurzaming en dierwaardige landbouw. Ik zie in alle sectoren echt heel concrete stappen richting verduurzaming. Die initiatieven zijn talrijk. Daar draag ik graag aan bij. Er zijn verschillende aspecten van duurzaamheid. Ik heb oog voor alles. Wat de dierwaardige landbouw betreft: op dit moment is er natuurlijk de AMvB over dierwaardige veehouderij. Parallel daaraan loopt een convenanttraject over dierwaardige veehouderij. Ik zie echt dat alle sectoren concrete stappen zetten. Dat is een traject dat ik natuurlijk eerst nog met de Tweede Kamer ga bewandelen, maar ik zie dat er heel veel energie is op al die onderwerpen waar mevrouw Visseren aan refereert.

Ik heb nog een vraag van de SP, over welke maatregelen ik tref om het gebruik van fosfor circulair te maken. Aan kunstmest en mest met stikstofkraker ontbreken stoffen voor insecten. Daarom dragen ze niet bij aan biodiversiteit. Wil ik daarop reflecteren? Ik heb beloofd om mijn antwoorden kort en bondig te houden, maar u begon over fosfor en daar kan ik altijd best uitvoerig over spreken. Maar ik zal dat niet doen. Laat ik vooropstellen wat ik zojuist zei over emissies reduceren. Het verliezen van nutriënten is echt een speerpunt voor dit kabinet, en zeker ook voor mij persoonlijk. Daar valt fosfor natuurlijk ook onder. We zien met name bij fosfor een heel groot lek via de rioleringszuiveringsinstallaties. Ik erken ook dat dit een eindige grondstof is en dat we daar zeer zuinig op moeten zijn. Ik hoorde volgens mij ook iets over mestvergisting. Als het gaat om mestvergisting, wil ik vooropstellen dat fosfor en andere nutriënten — behalve de koolstofcomponent, want dat wordt als CH4, als methaan, gebruikt — in onder andere de dikke fractie of het digestaat overblijven. Op die manier wordt juist bijgedragen aan circulariteit.

Ik ben het er wel mee eens dat daar minder organische stoffen in zitten die onder andere insecten interessant vinden. Wij zetten ook in op een nieuwe derogatie, zoals u weet. Dat zorgt er wel voor dat er toch meer dierlijke mest op land geplaatst zou kunnen worden. Dat is zeker voor de insecten een goede bijdrage. Ik hoop ook dat ik daar later positief nieuws over kan delen, voor de boer en de insecten.

Mevrouw Visseren had een vraag over het couperen van varkensstaarten, namelijk of ik kan toezeggen dat dit in de AMvB dierwaardig komt. Zij vroeg hoe het zit met andere ingrepen en hoe het zit met de AMvB. Ik heb zojuist al een tipje van de sluier opgelicht. Ik loop momenteel echt een intensief traject door met alle sectoren, ook in het convenanttraject. Dat traject loopt nu volop, as we speak. Ik zit iedere week met meerdere sectoren om de tafel, waarbij ik dus echt de energie zie om ook zelf binnen zo'n convenant tot verdere afspraken te komen. Ik heb natuurlijk ook aangegeven dat ik zit met een kritische Eerste en Tweede Kamer en een AMvB waar echt concrete punten in moeten staan. Ik ben daar heel ver gevorderd mee. Ik kom binnenkort met het concept voor internetconsultatie. Dan zult u daar meer van terugzien, onder andere met betrekking tot dit onderwerp.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank voor de antwoorden. Ik stelde een hele concrete vraag: kan de minister toezeggen dat het verbod op het couperen van varkensstaartjes wordt opgenomen in de AMvB? De minister sprak van: ik overweeg het mee te nemen. Het is een wettelijke verplichting die al decennia staat. Dit is het instrument om hier stappen in te zetten. Ik zocht een sterker woord dan "overwegen" te integreren in de AMvB. Kan de minister zeggen wat zij van plan is met dit dossier van ingrepen in de AMvB?

Minister Wiersma:

Het betreft een open norm. Het invullen van die open norm heeft een plek in de AMvB die straks ter consultatie gelegd wordt.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Is dat een proces of wordt die open norm in de AMvB al dichtgetimmerd?

Minister Wiersma:

In de tweede termijn zal ik terugkomen op hoe dat technisch precies zit.

Ik blijf bij de Partij voor de Dieren. Er werd gevraagd naar de doelmatigheid en de handhaafbaarheid en of er om politieke redenen niet gehandhaafd zou worden. Ik wil uitspreken dat ik me daar niet in herken. Uiteraard spannen wij ons in om beleid doelmatig vorm te geven. Ons instituut voor handhaving ziet daar ook op toe.

De SP had een vraag over de tarieven van dierenartsen. Mijn collega zal daar straks wat uitvoeriger over spreken, omdat private equity inderdaad met name bij gezelschapsdieren consequenties heeft, zorgwekkende consequenties zelfs. Daar is een onderzoek naar uitgezet. De signalen zien met name op de gezelschapsdieren. Ik heb op dit moment geen signalen ontvangen over de tarieven en dat het ook speelt op het boerenerf. Private equity speelt met name in de gezelschapsdierenmarkt en is minder actief in de diergeneeskundige zorg voor landbouwhuisdieren. Dat speelt daar nog niet zozeer. Bij de gezelschapsdieren is het ongeveer 20% tot 40%. Het percentage bij de landbouwhuisdieren is mij niet bekend, maar dat is echt een stuk lager. Mochten daar zorgwekkende ontwikkelingen in zijn, dan volgen wij die natuurlijk op de voet. Mijn collega zal zo meteen terugkomen op dat onderzoek.

Ik kom weer bij de Partij voor de Dieren, met een vraag over de wolf en de open norm. Deze vraag is aan de staatssecretaris gesteld. Ik vind dat we de invulling van de open norm zorgvuldig moeten aanpakken. Daarbij moeten we ook de bescherming van het toekomstperspectief van de schapenhouders in het bijzonder aandacht geven. Er is tijd nodig om alle benodigde stappen procedureel te doorlopen. Dat gaat ook over de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets. Het moet uiteindelijk ook worden genotificeerd bij de Europese Commissie. Als situaties zich herhaaldelijk voordoen, kan de NVWA daar al op handhaven. Dat begint uiteraard met een waarschuwing. De interventies die de NVWA tot nu toe gepleegd heeft, voorzien in de gevallen waarin er regelmatig aanvallen geweest zijn.

Het CDA had een vraag over toekomstbestendigheid voor jonge boeren, en of er met inzet van innovatie en moderne bedrijfsvoering voor jonge boeren een bedrijf te starten is. Ik zou willen zeggen dat de jonge landbouwers natuurlijk echt een sleutelrol hebben in het voortbestaan en de levensvatbaarheid van onze landbouwsector. Ik vind ze echt van groot belang en ik vind ook dat we hen moeten blijven ondersteunen. Dat kan via het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat kan ook via de vestigingssteun voor jonge boeren. Uiteraard is op dit moment … Er staat ook in het regeerprogramma dat er met jonge boeren en kennisinstellingen gewerkt wordt aan de ontwikkeling van een kenniscentrum om het bedrijfsovernameproces te ondersteunen. Het is denk ik zeer complex om als jonge boer een nieuw bedrijf te starten als er geen sprake is van opvolging, ook gezien het stille kapitaal dat in de sector doorgeschoven moet worden. Maar ik ben het met de heer … Excuses, uw naam staat er niet bij. Ik ben het met het CDA eens dat …

De voorzitter:

De heer Rietkerk.

Minister Wiersma:

Rietkerk, ja. Nu weet ik het. We moeten echt zuinig zijn op de opvolging in de landbouw omdat we al jaren zien dat het opvolgingspercentage laag is. Het is dus voor mij echt een persoonlijk streven om met ondersteunend beleid voor de jonge boeren te komen. Zij zijn namelijk de voedselproducenten van de toekomst.

De heer Dessing van Forum voor Democratie had de vraag of er te veel regelgeving van internationale organisaties is en wat we daaraan kunnen doen. Ik denk niet dat we dat zo een-twee-drie kunnen stellen. We hebben bijvoorbeeld ook profijt van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik vind het natuurlijk wel van belang dat er een level playing field is. Daar zetten we ons ook voor in. We zetten ons ook in tegen regeldruk. Ik zou dat dus niet zo direct een-op-een kunnen beamen.

Het CDA had nog een vraag over de keuzes die je als bedrijf moet maken om toekomstbestendig te blijven. Ik wil daarbij vooropstellen dat het natuurlijk niet aan mij is om keuzes te maken voor een agrarisch bedrijf. Het is juist zo dat dit kabinet naar het systeem van doelsturing wil, zodat iedere ondernemer zelf keuzes kan maken wat hij op zijn bedrijf wil doen om binnen de milieugebruiksruimte te produceren en op die manier bij te dragen aan voedselzekerheid. Die doelsturing zie ik echt als een heel belangrijke bouwsteen voor dat plaatje, als het kader voor een toekomstperspectief.

Er zijn natuurlijk wel allerlei regelingen waarmee we bijdragen aan het maken van keuzes voor toekomstbestendigheid. Er zijn subsidies voor agrarische bedrijfsadvisering en dergelijke. Er zijn ook zaakbegeleiders voor ondernemers die gebruik willen maken van de regeling uitvoering aanpak piekbelasting. Maar goed, dat is helaas niet om je bedrijf toekomstbestendig te maken.

Er was nog een vraag van de SP over concurrentie als boeren uit andere landen niet hoeven te voldoen aan Europese regelgeving. De vraag is wat ik daarvan vind. In het hoofdlijnenakkoord hebben we gezegd dat we niet willen importeren wat we niet mogen exporteren, of wat we niet mogen produceren! Dat zit natuurlijk ook in het feit dat wij dat belangrijk vinden. Als we vanwege het klimaat of maatschappelijke wensen hoge productiestandaarden opleggen en we zetten onze markten vrij open voor producten die niet onder die voorwaarden zijn geproduceerd, dan is dat geen level playing field. Dat is niet iets wat we als land direct helemaal zelf kunnen regelen. Dat er een level playing field moet zijn is ook iets wat ik voortdurend in Europees verband aan de orde stel. Als het bijvoorbeeld om handel gaat, worden dit soort zaken vaak in handelsverdragen geadresseerd. Het stellen van die productie-eisen aan die geïmporteerde producten, met name uit derde landen, kan dus alleen multilateraal of op EU-niveau, maar daar zet ik mij uiteraard wel voor in.

Dit is wel even goed zo. Dat was het blokje.

De heer Dessing (FVD):

Ik moet even kauwen op het antwoord dat de minister gaf op mijn vraag. Ik hoor haar spreken over een multi-level playing field. We hebben het over EU-richtlijnen, maar we hebben voor onszelf met die Habitatrichtlijn allesbehalve een multi-level playing level gecreëerd. Is de minister dat met onze fractie eens?

Minister Wiersma:

Ik denk dat iedere lidstaat de richtlijn op een andere manier implementeert en dat de productiewijzen verschillend zijn in ieder land. Dat is onomstotelijk vastgesteld, denk ik.

De heer Dessing (FVD):

Dus wat ik de minister hoor zeggen is dat er theoretisch een multi-level playing field zou zijn, maar dat we ons met ons eigen beleid in de voet hebben geschoten en dat we dat multi-level playing field in ons eigen nadeel hebben beslecht door vast te houden aan de stikstof die we in de wet en dus met de Habitatrichtlijn hebben vastgelegd?

Minister Wiersma:

Ik zie dat in die zin wel anders. Productiewijzen zijn anders, maar dat wil niet zeggen dat dat de agrarisch ondernemers in die andere lidstaten een betere boterham verdienen. Ik denk dat wij in Nederland echt de beste boeren van de wereld hebben en dat die ook nog een redelijk inkomen kunnen verdienen. Dat blijft wel een punt van aandacht en ook zorg, kan ik u vertellen, omdat zij in de hele keten wel de kwetsbaarste schakel zijn. In die keten zijn producten bovendien niet houdbaar. Een fiets kun je tien jaar in een schuur laten staan tot de prijzen goed zijn. Bij voedsel werkt dat niet zo. Dat blijft een punt van aandacht. We moeten op al die kritieke punten scherp zijn, maar ik denk dat gemiddeld genomen heel veel lidstaten juist een voorbeeld kunnen nemen aan de landbouw in Nederland. Op Landbouw- en Visserijraden heb ik natuurlijk heel veel bilaterale gesprekken met collega's waar de landbouw echt nog een ontwikkelslag te maken heeft. Hele kleine landbouwbedrijven kijken met argusogen naar hoe goed we het in Nederland doen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Dessing.

De heer Dessing (FVD):

Dat laatste ben ik met de minister eens, maar laten we alsjeblieft de boeren in Nederland de ruimte geven om dat ook duidelijk te maken en niet met de knellende regels die er nu liggen.

Minister Wiersma:

Ik ben dagelijks bezig om me daarvoor in te spannen.

Ik heb nog een blokje overig. Ik begin met een interessante vraag. Ik had hem niet helemaal meegekregen. De vraag van 50PLUS, van Van Rooijen, is of ik een loket zou kunnen openen waar voormalig agrariërs bouwplannen in kunnen zien; of ik daarin een bredere formulering voor zaakbegeleiders zou kunnen overwegen en of er geen ruimte is voor een meer ondernemende opstelling van de overheid en specifiek van de zaakbegeleiders. Op dit moment zijn die bouwplannen natuurlijk deels in te zien op het moment dat er een bouwvergunning aangevraagd wordt bij de betreffende gemeente. Sorry, ik kijk naar de verkeerde. Excuus. U moet ons hier vaker uitnodigen, want ik moet u toch nog allemaal iets beter leren kennen. Excuses daarvoor.

Op dit moment pakken de zaakbegeleiders al een zo breed mogelijk mogelijke rol voor de ondernemers die hun bedrijf willen beëindigen en kijken ze naar wat de mogelijkheden zijn op zo'n erf voor ontwikkeling na het beëindigen van het landbouwbedrijf. Daarin zijn de wensen van die ondernemer leidend. Die zaakbegeleiders sturen daar natuurlijk niet in, maar die adviseren echt bij de wens van die ondernemer. Het actief aanbieden van deze optie lijkt me daarom niet passend, omdat de zaakbegeleider echt bedoeld is om te luisteren in zo'n emotioneel proces van bedrijfsbeëindiging en om mee te denken met de ondernemer die zijn onderneming wil eindigen.

Maar uiteraard, op het moment dat er vanuit het bedrijf de behoefte bestaat om iets aan ontwikkeling hiervan te doen, zal de zaakbegeleider daarin bemiddelen en het stoppende bedrijf in contact brengen met medeoverheden. Ik vind het een interessante gedachtegang. Ik kan niet zeggen dat die bij de zaakbegeleiders past, maar ik ben wel bereid hierover eens met mijn collega van VRO van gedachten te wisselen. Ik weet dat minister Keijzer ook voortvarend aan de slag is met het faciliteren van dit soort ontwikkelingen. Ik ga onderzoeken of we daar een extra koppeling kunnen maken.

De voorzitter:

De heer Van Rooijen heeft nog een korte aanvullende vraag.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Ik ben wel lang, maar kort van stof. Ik dank de minister voor het antwoord. Kan zij toezeggen dat wij daarover op een geschikt moment ook namens de minister van Volkshuisvesting wat meer horen? Ik denk dat een aantal ouderen heel graag op een boerenerf een plekje zouden willen hebben. Dat zou enorm veel ruimte geven voor de plekken die ouderen dan vrijmaken voor onze kinderen en kleinkinderen.

Minister Wiersma:

Als u mij daar even de tijd voor gunt, wil ik daar op een gegeven moment een terugkoppeling van geven, waarin ik kijk wat we zouden kunnen doen. Dat zeg ik toe.

Ik heb nog een vraag van de heer Dessing van Forum voor Democratie om het belonen van maatschappelijke diensten te concretiseren. Is er op lange termijn bestaansrecht voor voedselproducenten? Dat zou dan het belonen van maatschappelijke diensten zijn. Of dat het bestaansrecht is, zou ik niet willen stellen. Uiteindelijk zijn onze boeren voedselproducenten. Ik vind oprecht dat als je een eerste levensbehoefte produceert, je daar een goed verdienmodel bij moet hebben om je inkomsten uit te kunnen halen.

We zien dat er vanuit de maatschappij allerlei aanvullende vragen zijn om ook diensten te produceren die niet direct op de voedselmarkt gebracht kunnen worden en die zich op die manier in waarde kunnen vertalen. Als andere diensten geleverd moeten worden, moet daar wel een compensatie tegenover staan. De gemiddelde grondprijs in Nederland — prik me er niet op vast, het is geen akkerbouwgrond — is op dit moment €80.000 per hectare. Je kunt als boer niet daarin investeren en vervolgens bloemetjes gaan kweken, omdat de maatschappij dat zo graag wil. Daar moet dan een vergoeding tegenover staan. Ik chargeer een beetje met "bloemetjes", want de maatschappelijke diensten gaan nog wel verder dan dat. Die 500 miljoen is dus om een gedegen vergoeding te geven voor al die aanvullende diensten, die eigenlijk niets met de directe primaire bedrijfsvoering te maken hebben. Het gaat niet alleen om een kostendervingscompensatie, want wij vragen nogal wat van de voedselproducenten.

Er was ook nog een vraag over de Wet versterking profijtbeginsel met betrekking tot de watersysteemheffing. Ik begrijp dat deze wet door beide Kamers is gegaan; in de Tweede Kamer zelfs al in de eerste helft van 2024. Ik zou willen vragen om dat debat met mijn collega van IenW te voeren, want dit is voor mij op dit moment een voldongen feit. De wet is uitgebreid in beide Kamer behandeld. In het kader van de tijd ga ik naar de volgende vraag.

Mevrouw Kluit van GroenLinks-PvdA had een vraag over wat we kunnen doen voor Gaza met betrekking tot de landbouw, ook in het kader van de voedselzekerheid. Ik zou u voor deze vraag toch willen verwijzen naar mijn collega van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Op het moment dat er behoefte is aan ondersteuning of kennis op het gebied van landbouw, ben ik natuurlijk gaarne bereid om met mijn collega daarover in gesprek te gaan en te zien of we daarin een bijdrage zouden kunnen leveren.

Het CDA vraagt of elke regio er nog wel toe doet bij deze regering. Ik gaf al aan dat ik met de nota Ruimte voor Landbouw en Natuur goed in gesprek ben met medeoverheden. Dat is met name met de provincies, want die zijn veelal uitvoerend, maar ook met de VNG, de koepel van de gemeenten, en ook met de Unie van Waterschappen, en als het nodig is met specifieke waterschappen, provincies en gemeenten. Met gemeenten wel iets minder, moet ik eerlijk zeggen.

De vraag was: doet de regio er nog wel toe? Een van de eerste dingen die ik heb gedaan toen ik minister werd, was kijken of we middelen konden vinden om de minderbedeelde provincies te helpen, die met de cyclus van de maatregelenpakketten minder geld toebedeeld hadden gekregen, waardoor zij minder uitvoering konden geven aan hun beleidsplannen. Een van de eerste opdrachten die ik binnen mijn departement heb weggezet, is: ga op zoek, ga kijken hoe we deze provincies toch nog tegemoet kunnen komen. Ik kom zelf uit Friesland. Elke regio telt. Dat vind ik van groot belang en dat blijkt ook wel uit de aanpak van dit kabinet en van mijn departement.

De voorzitter:

Meneer Rietkerk, kunt u het bij één vraag laten?

De heer Rietkerk (CDA):

Zeker, voorzitter. Mooi dat deze minister die beweging heeft gemaakt voor de plaatsen waar geïnvesteerd moet worden. Maar dan toch de vraag. 2,5 miljard per jaar hadden de provincies gezamenlijk nodig om de gedragen plannen te realiseren. Daar zijn de regio's heel druk mee geweest, niet één maand, niet twee maanden, maar heel lang. Op die plannen vanuit de regio en vanuit Provinciale Staten is de vraag van de CDA-fractie gebaseerd. Ziet dit kabinet, ziet deze minister de regio's nog wel?

Minister Wiersma:

Wat ik net zei: wij zien de regio's zeker. Het is een breed gedeeld standpunt van het hele kabinet. Over de plannen, waar de heer Prins van het CDA …

De voorzitter:

De heer Rietkerk.

Minister Wiersma:

O, Rietkerk.

De voorzitter:

U was in de buurt. Het was in ieder geval de goede fractie.

Minister Wiersma:

Dit vind ik heel vervelend. Ik houd altijd van het onthouden van alles en ik schiet daarin op dit moment te kort. Nogmaals excuses daarvoor.

De vorige gebiedsplannen — u had er zojuist een debatje over — vroegen 60 miljard. De structurele middelen die er zijn, tellen natuurlijk op. Ook na 2035 blijft dat doorlopen. Bij de inzet van die middelen trek ik op met de medeoverheden. Dat zal betekenen dat een aantal van de voorziene plannen voor doelbereik opnieuw een plek zullen krijgen binnen de nota Ruimte voor Landbouw en Natuur.

Maar nogmaals, wij zullen iedere euro effectief moeten uitgeven en tegen het licht moeten houden. Als ze echt goed aansluiten op het doelbereik, zullen ze daarin een plek kunnen vinden. Vooralsnog hebben de provincies enorm veel geld gekregen van het kabinet. Ik mocht de handtekening zetten, maar het was echt mijn voorganger die dat allemaal op het kleed heeft getrokken. Daar kunnen zij de komende tijd voortvarend mee aan de slag.

De heer Oplaat (BBB):

Ik zal het kort bij één vraag houden, voorzitter. Ik hoor mensen in deze Kamer weleens zeggen dat zij voornemens zijn om tegen de begroting te stemmen. Wat betekent dat voor de koploperprojecten, voor de provincies en voor de regio's?

Minister Wiersma:

Dan zullen we een aantal zaken niet direct in uitvoering kunnen brengen. De koploperprojecten zijn al toegezegd, dus die zullen niet zo snel spaak lopen, maar er zijn een aantal andere zaken in deze begroting die wel degelijk dit jaar ten uitvoer gebracht moeten worden, ook als het gaat om oplossingen richting de mestmarkt. Er zitten echt belangrijke zaken in deze begroting. Ik heb in het begin van dit verhaal op een rijtje gezet waar we echt uitvoering aan moeten geven. Het liefst moeten we daar morgen mee beginnen. Dat is van groot belang. Ik hoop van harte dat wij met uw goedkeuring vanavond met een goedgekeurde begroting huiswaarts kunnen gaan.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Nog een laatste keer een punt van orde. De heer Oplaat handelt in strijd met de integriteitscode van deze Kamer. Ik heb het al twee keer eerder gemeld tijdens dit debat. De voorzitter zei na mijn laatste opmerking dat de heer Oplaat niet het woord voert, maar interrumpeert. Ik heb de Gedragscode integriteit nog even nagelezen, maar daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten woordvoering. Mijn conclusie blijft daarom dat de heer Oplaat in strijd handelt met onze Gedragscode, die de orde in ons huis organiseert. Ik zou de voorzitter willen vragen om in te grijpen, omdat de heer Oplaat verzuimt zijn belangen in de sector te melden wanneer hij het woord voert in onze Kamer.

De voorzitter:

Ik begrijp uw opmerking. Ik heb zelf ook nog gekeken naar de eerdere klacht die u daarover heeft ingediend. Het College van Voorzitters en Ondervoorzitters heeft toen geoordeeld — daarin heeft u dus gelijk — dat het lid Oplaat zijn relevante nevenfuncties actief moet melden aan het begin van zijn betoog. Dit is conform artikel 2, het tweede lid van de Gedragscode, inclusief de overweging om bij het debat als woordvoerder op te treden. Het College beveelt ook aan om dit in toekomstige gevallen te doen.

Ik heb even gewacht of hij echt structureel ging interrumperen, want dan zou je nog kunnen zeggen dat een interruptie niet veel invloed heeft op het debat. Maar als dat structureel wordt, zoals nu het geval is, dan is dat wel zo. Ik begrijp dus ook uw opmerking. Ik heb hierover tijdens de dinerschorsing met de heer Oplaat gesproken en hem hierop aangesproken. Heel veel meer dan dat kan ik helaas niet doen. Ik kan hooguit constateren dat de heer Oplaat zich — dat geldt ook voor zijn fractie en zijn fractievoorzitter — tot nu toe niets gelegen laat aan onze Gedragscode. Veel meer dan dat kan ik voor de Handelingen niet vastleggen. Ik betreur dit wel. Ik doe nogmaals een oproep aan de heer Oplaat en mevrouw Lagas, de fractievoorzitter, om hierover na te denken en het gesprek hierover gaande te houden. Ik ben daar ook zeer voor beschikbaar.

Om de heer Oplaat nu, op grond van een ordeverstoring, het woord te ontnemen, gaat mij te ver. Dat doe ik dus niet. Ik moet het hier dus bij laten op dit moment. Ik roep ons allemaal op om de Gedragscode, die ook vanuit de Raad van Europa op ons is afgekomen, serieus te nemen. We moeten daar met elkaar serieus mee omgaan en het niet naast ons neerleggen.

Dank u wel voor uw interventie. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Staatssecretaris Rummenie i:

Dank u wel, voorzitter. Ik begin meteen met de vragen. Ik had een vraag van mevrouw Kluit. De natuur gaat achteruit en de waterkwaliteit is niet binnen bereik. Gaat de commissie kijken naar normeringen? Wordt het bereiken van doelen boven het financieren van de maatregelen gesteld?

Via de Kaderrichtlijn Water zijn de normeringen bepaald voor de waterkwaliteit. Voor de normering van de waterkwaliteit verwijs ik naar mijn collega, de minister van IenW, als verantwoordelijk bewindspersoon voor de Kaderrichtlijn Water. In het kader van de Natuurherstelverordening werk ik met mijn ministerie aan een natuurherstelprogramma. Hierin worden doelen en maatregelen voor het tegengaan van de verslechtering van de natuur nader uitgewerkt. De kosten van de maatregelen staan niet boven de doelen voor natuurherstel, maar de beschikbare financiële middelen zijn wel een factor in de maatregelen die genomen kunnen worden. We zullen daarom goed kijken naar de te verwachten impact en daarmee naar de kosteneffectiviteit van de maatregelen.

Dan had ik nog een vraag van mevrouw Kluit. Wil het kabinet onderzoek doen naar de financiële kosten van het niet naleven van de Kaderrichtlijn Water en natuurdoelen? Het kabinet werkt aan het behalen van de doelen die zijn gesteld door de Kaderrichtlijn Water en de Vogel- en Habitatrichtlijn. De inzet is om de doelen te halen en de verplichtingen na te leven. Het is nu te vroeg om te spreken over de kosten van het niet naleven. De minister van IenW werkt aan de restopgaven en ik werk aan een natuurherstelplan.

Dan had ik nog een vraag van mevrouw Kluit. Welke maatregelen gaat de staatssecretaris nemen voor de bescherming van de zweefvlieg op nationaal niveau? De achteruitgang van populaties van bijen, vlinders en zweefvliegen in ons land en wereldwijd baart mij zorgen. Biodiversiteitsbehoud is uiteraard belangrijk voor voedselzekerheid, de economie en de natuur. Ik zie de Nationale Bijenstrategie, waarin diverse maatschappelijke partijen zich gezamenlijk inzetten voor het voortbestaan van de zweefvliegen, als een heel belangrijk instrument. Dat ondersteun ik met kennisontwikkeling en kennisverspreiding via de financiering van de Kennisimpuls Bestuivers. Een belangrijke maatregel is het creëren van voldoende leefgebied van voldoende kwaliteit voor de zweefvliegen. Uit de evaluatie van vijf jaar Nationale Bijenstrategie kwam naar voren dat er lokaal en regionaal succesvolle initiatieven zijn geweest, maar dat er meer nodig is om de negatieve trend te keren. Hier hebben de betrokken partijen al aanbevelingen voor gedaan. Die zal ik uiteraard meenemen bij de uitwerking van de Natuurherstelverordening, waarin doelen en beleid voor bestuivers verder zullen worden opgepakt. Daarbij ontwikkelen we ook de monitoring.

Dan had ik ook nog een vraag van de Partij voor de Dieren, van mevrouw Visseren-Hamakers: "De minister van Klimaat en Groene Groei is voornemens een schadelijke route te kiezen voor windparken en routes die daarvoor nodig zijn, door de Waddenzee en door Schiermonnikoog, terwijl minder schadelijke routes denkbaar zijn. Wilt u in overleg gaan met de minister van KGG om haar ervan te overtuigen om voor minder impactvolle routes te kiezen?" Het gaat op dit moment om een voorkeursalternatief dat de procedure ingaat voor een planMER en de zienswijzen. Er zijn inderdaad zorgen over de impact van de kabels op niet alleen de natuur van de Waddenzee, maar ook de landbouw in Groningen. Impact op natuur en landbouw moet zo veel mogelijk worden vermeden, daar zijn de minister van KGG en ik het over eens. De minister van KGG werkt daarom aan oplossingen om de aanlanding met zo min mogelijk impact te ontwikkelen, dus met respect voor natuur en perspectief voor de landbouw. Als de minister een tracé heeft uitgewerkt zal ik in mijn rol van bevoegd gezag vergunningaanvragen toetsen aan de kaders van de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Dan had ik een vraag van … Ik weet het even niet. Mevrouw Van Aelst? Zeg ik dat goed?

De voorzitter:

Over welke fractie gaat het?

Staatssecretaris Rummenie:

De Socialistische Partij.

De voorzitter:

Dat is mevrouw Van Aelst.

Staatssecretaris Rummenie:

Dan zei ik het goed. "Aan wat voor maatregelen werkt de minister? Kalk strooien en afplaggen zijn niet duurzaam." Om te komen tot natuurherstel zet ik in op maatregelen die leiden tot systeemherstel, zodat de natuur weer robuust wordt. Kalk strooien of afplaggen is soms als eenmalige ingreep nodig. Op de lange termijn is dat uiteraard niet duurzaam. Met systeemherstel brengen we de condities weer duurzaam op orde, zodat de natuur weer kan floreren. U kunt hierbij denken aan hydrologische herstelmaatregelen om verdroging te voorkomen en waterkwaliteit te verbeteren of het tegengaan van invasieve exoten, zodat het ecosysteem daar niet meer door verstoord wordt. Dit soort maatregelen worden door de provincies genomen, met voorrang waar verslechtering is geconstateerd.

Dat was mijn eerste blokje, voorzitter.

De voorzitter:

Laten we dan doorgaan met het tweede.

Staatssecretaris Rummenie:

Dat is het blokje overig. Daarbij had ik een vraag van mevrouw Kluit over luchthavens: "Hoe kan het dat er besluiten worden genomen met betrekking tot Schiphol en Eelde die het probleem verergeren? Hoe is hier wel ruimte voor? Welke ruimte hebben de minister en de staatssecretaris op zich genomen toen deze dossiers besproken werden? Hebben zij hiertegen gepleit?" Mevrouw Kluit, ik heb hier geen beleidsrol. De aanvraag voor een vergunning wordt getoetst aan de invloed op de N2000-gebieden. Dat gebeurt aan de hand van de instandhoudingsdoelstellingen die bij de aanwijzing zijn vastgelegd. Daarbij wordt rekening gehouden met de referentiesituatie. Dit is geen politieke afweging, maar het toepassen van kaders uit beleid en wetgeving. Ik ben het bevoegd gezag. Nu is er wel een nieuwe situatie met intern salderen, die weer om een nieuwe toetsing zal vragen. Dan had ik een vraag, ook van mevrouw Kluit, over de grondmarktinitiatiefnota. Wat gaat de bewindspersoon doen met de initiatiefnota van Bromet en Van Campen? Tijdens het commissiedebat met de vaste Kamercommissie dat ik met uw collega's van de Tweede Kamer op 30 januari jongstleden had, heb ik toegezegd dat ik de voorstellen uit de initiatiefnota De wijsheid in pacht zal meenemen in de herziening van de pachtgeldregelgeving. In mijn eerste reactie heb ik aangegeven dat veel voorstellen in lijn zijn met mijn voornemens. Zo wil ik evenals de initiatiefnota inzetten op het stimuleren van langdurige pacht. Ook wil ik het mogelijk maken dat partijen op vrijwillige basis duurzaamheidsafspraken in hun contracten opnemen. Momenteel bereid ik de kabinetsreactie voor die ik binnenkort naar de Tweede Kamer zal sturen.

Dan had ik ook van u een vraag over bezuinigingen op de NVWA. Er wordt bezuinigd op de NVWA, maar kan de minister toezeggen dat de NVWA gaat groeien, zodat de NVWA kan controleren op doelsturing? U vroeg het aan de minister, maar de staatssecretaris gaat erover. Zoals u weet is het werkprogramma voor 2025 onlangs gepubliceerd. Door het vorige kabinet zijn vanaf 2022 oplopend tot 2028 structureel extra middelen beschikbaar gesteld om de disbalans tussen taken en middelen te verminderen, om zo de positie en het toezicht van de NVWA te versterken. Het behoud van deze middelen is een noodzakelijke randvoorwaarde voor de NVWA om door te kunnen bouwen aan haar organisatie. Daarnaast heeft het huidige kabinet aan de ministeries een taakstelling opgelegd. Dit leidt inderdaad tot financiële kortingen op de bijdragen van LVVN en VWS aan de NVWA. Binnen dat kader maakt de NVWA nadere risicogebaseerde keuzes in het toezicht en de versterking van de organisatie. Ook tegen de achtergrond van de extra middelen zet de NVWA haar toezicht zo veel mogelijk risicogericht in. Die keuzes treft u aan in het werkprogramma. De NVWA groeit, maar vandaag, zeg ik tegen mevrouw Kluit, praten we over de begroting voor 2025. Ik zal u volgend jaar meenemen in de begroting voor 2026, waarbij ik ook zal ingaan op de doelsturing. Een toezegging kan ik niet doen.

Dan had ik een vraag van mevrouw Van Aelst van de SP over het werkbezoek aan de NVWA. Er is sprake van een laag naleefpercentage bij visserij en tuinbouw en veel overtredingen; de NVWA heeft niet voldoende menskracht om daarop te controleren. Is de staatssecretaris het met de SP eens dat bedrijven door een overtreding te begaan in oneerlijke concurrentie zijn met bedrijven die zich wel aan de regels houden? Zoals u weet houdt de NVWA risicogericht toezicht. De beschikbare middelen worden daarmee zo gericht mogelijk ingezet. Door het risicogericht toezicht worden overtredingen tegengegaan en overtreders bestraft. Daarmee is het toezicht erop gericht dat alle spelers zich echt aan de regels houden.

Dan had ik nog een interessante vraag — het staat me niet bij van wie — over dierenartskosten.

De voorzitter:

Mevrouw Van Aelst.

Staatssecretaris Rummenie:

Mevrouw Van Aelst, sorry. Haar vraag gaat over de bestaanszekerheid van huisdierbaasjes en het aantal zaken over verwaarloosde honden en katten, dat in de afgelopen twee jaar van 15% tot 22 % gestegen is. De bestaanszekerheid staat onder druk. Ook noemt zij de kosten van private equity. Er liggen twee moties van de Tweede Kamer om private equity terug te dringen, maar de SP ziet daar niets van terug in de begroting. Hoe gaat de staatssecretaris de bestaanszekerheid van huisdierbaasjes beschermen?

De signalen en zorgen over hoge tarieven voor de diergeneeskundige zorg voor gezelschapsdieren deel ik volkomen. Daarom heb ik onderzoek laten uitvoeren naar de prijsontwikkeling van de diergeneeskundige zorg voor gezelschapsdieren en naar de mogelijke rol van ketens daarbij, in lijn met de twee genoemde moties. Dit onderzoek is afgerond en stuur ik binnenkort naar de Tweede Kamer. Tevens heeft de ACM laten weten dat ze dit jaar marktonderzoek doet naar de diergeneeskundige zorg voor gezelschapsdieren. Ik sta trouwens in goed contact met de beroepsgroep hierover.

Tot slot wil ik nog meegeven dat de toename van verwaarlozing niet per se hoeft voort te komen uit hoge dierenartskosten. Daar zijn helaas soms ook andere redenen voor.

Dat waren mijn vragen, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, staatssecretaris. Thans komen we bij de tweede termijn van de Kamer, maar niet dan nadat de heer Dessing nog een korte vraag heeft gesteld. We laten het bij één vraag, meneer Dessing. Anders gaan we het echt niet redden.

De heer Dessing i (FVD):

Een korte vraag, een korte reminder. In mijn interruptiedebat met de minister heb ik even verwezen naar de Vogel- en Habitatrichtlijn. De minister gaf aan dat de staatssecretaris daar misschien nog wat over zou kunnen aanvullen, dus vandaar.

Staatssecretaris Rummenie:

Dan hebben we het eigenlijk niet alleen, als ik het bij elkaar mag nemen, over de Vogel- en Habitatrichtlijn, maar ook over het natuurherstelplan. Zoals u weet — het staat ook in het regeerprogramma — ga ik beginnen aan een herwaardering van de N2000-gebieden. Ik heb in mijn eerste gesprek met de Eurocommissaris daar ook al over gesproken. Ik ga daarbij kijken naar welke habitats, zoals die ook in de Greenpeace-uitspraak stonden, rood en oranje zijn. Maar ik ga daarbij ook kijken hoe uniek die zijn in heel Europa. Ik weet dat er alleen maar binnen Nederland gecompenseerd kan worden, maar ik heb tegen de Eurocommissaris gezegd dat ik haar verzoek, gezien de beperkte ruimte in Nederland, om er eens over na te denken of compensatie van habitats die elders ook voorkomen, niet ook op Europese schaal zou kunnen gebeuren.

Het andere wat u van mij wilt weten, gaat over de drukfactoren. De minister heeft daar natuurlijk al het een en ander over gezegd. Ik ben het met haar eens: stikstof is een hele belangrijke drukfactor, maar het is zeker niet de enige. Ook daarover ga ik toch een andere richtlijn uitwerken, als we het hebben over de staat van de natuur voor natuurgebieden. Die zal meer gebaseerd zijn op alle drukfactoren. Daarbij wil ik ook in kaart brengen in welk gebied stikstof nu echt de allerbelangrijkste drukfactor is, of welke andere. Ik zou ernaartoe willen dat we alleen die gebieden waar stikstof heel duidelijk de belangrijkste drukfactor is "stikstofgevoelige gebieden" gaan noemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Of wilt u nog wat zeggen?

Staatssecretaris Rummenie:

De herwaardering gaat nog wel verder, denk ik. Dat staat ook in het regeerprogramma. We willen echt een robuuste natuur gaan scheppen. Versnippering van natuur hoort daar in mijn ogen niet bij. Als er in kleine gebieden unieke habitats zitten, zal ik die uiteraard respecteren. Maar mocht er een mogelijkheid zijn om die te compenseren in andere natuurgebieden, dan gaat mijn voorkeur toch naar robuuste natuurgebieden uit.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kluit voor haar tweede termijn namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ik begin maar met het laatste: compensatie van habitats in de rest van de Europese Unie. Het lijkt mij zeer onwenselijk als wij onze opgave in andere Europese landen neerleggen. Het is namelijk onze natuur, Nederlandse natuur. Er is geen sprake van dat we die in Oost-Europa of waar u dat dan ook zou willen doen, kunnen realiseren. De natuur is ook vaak aangewezen omdat de soorten grotendeels hier voorkomen. Wij hebben er belang bij om die te beschermen, omdat wij de hele populatie beschermen. Ik hoop dus dat de staatssecretaris daar iets meer over kan zeggen dan dit.

Ik heb een paar vragen en dan kom ik een afronding. Mijn vraag over de luchthaven was niet zozeer gericht op de vergunningverlening, maar op de beleidsmatige keuzes die we maken ten aanzien van krimp en groei. Het vorige kabinet koos voor krimp van Schiphol, in onze ogen niet genoeg, maar het was wel krimp, en het huidige kabinet kiest voor groei ten opzichte van de afgelopen anderhalf jaar. Wat hebben de beide bewindspersonen daarbij ingebracht? Want dat leidt tot extra depositie in de stikstofdeken.

Dan de rekengrens. De heer Oplaat nam deel aan het debat en vroeg om duidelijkheid te geven over de PAS-melders. Tegen de heer Oplaat en beide bewindspersonen zeg ik: wij zeggen tegen PAS-melders dat ze voorlopig veilig zijn, om het vervolgens over anderhalf jaar of drie jaar alsnog bij de rechter te beslechten. Dat is ondermaatse wetgeving. Dat zouden we onze samenleving echt niet meer moeten aandoen. Voor de helft van de landbouwbedrijven is onduidelijk waar ze aan toe zijn wat betreft vergunningverlening. Het is blijkbaar nog niet genoeg voor u, maar wel voor ons. Het moet gewoon ophouden. Wij moeten wetgeving maken waardoor bedrijven gewoon weten waar ze aan toe zijn. Dat betreft niet alleen boeren, maar ook bouwbedrijven. Ik vraag dus nogmaals om een programma om de stikstofemmer leeg te maken. Dat moet op korte termijn gebeuren, want anders zijn we te laat.

Ik ga naar het NPLG. De heer Rietkerk heeft eigenlijk prima samengevat welke opgaven er liggen bij de boeren. Dat budget is er nu niet meer. De minister stelt zelfs dat het geld leidend is voor de doelen in haar werk. Maar ik wil de minister er toch ook aan herinneren dat zij is aangesteld om de doelen te bereiken. Als er onvoldoende middelen zijn, is het dus haar taak om te zorgen dat er voldoende middelen bij komen. Ik vraag de minister daarom, ook met een verwijzing naar het Klimaatfonds, om zich, met ons als steun in de rug, in te zetten voor die extra budgetten en voor veel meer.

De NVWA. De staatssecretaris wijst naar extra middelen die het vorige kabinet heeft toegewezen. Dat gaat om 100 miljoen per jaar. Maar die 100 miljoen per jaar was voor taken die ook al zonder middelen waren toegewezen. Daar kunnen we de doelsturing dus niet uit betalen. Dat is voor taken die we ook al bij de NVWA hebben neergelegd. Vervolgens hoorden we ook in de debatten dat risicogericht sturen een oplossing is. Maar dat is geen oplossing. Het leidt er alleen maar toe dat er geen controle en handhaving is. Dat leidt ertoe — ik verwijs naar een brief die vandaag bij ons op de agenda stond over het mestdossier — dat we 170.000 vrachtwagens met mest kwijt zijn en dat er in een heel jaar twee boetes zijn uitgedeeld. Ik weet niet veel van pakkansen en of mensen zich eraan houden, maar als er 50.000 bedrijven zijn en er twee boetes worden uitgedeeld, dan denkt iedereen: dat kan ik maken. Er moet dus een tandje bij. Als we naar doelsturing gaan, beste staatssecretaris, moet er ook gewoon boter bij de vis.

Dan ga ik naar de toezegging dat de kosten niet leidend zijn bij de ministeriële commissie. Daar wil ik u voor danken. Ik wil u er vooral ook aan houden dat we dat terugzien bij de uitwerking van de plannen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Visseren namens de Partij voor de Dieren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Voorzitter. Dank aan de minister, de staatssecretaris en de ambtenaren van het ministerie voor de beantwoording van onze vragen, zowel in het schriftelijk overleg als vanavond.

De Partij voor de Dieren is het met de minister eens dat we zorgvuldig moeten omgaan met het feit dat sommige boeren zullen besluiten om hun bedrijf te beëindigen. Een rechtvaardige transitie is van groot belang, niet alleen in de landbouw, maar ook in andere duurzaamheidstransities. Als de samenleving veranderende producten en diensten vraagt van ondernemers en hun werknemers, dan moeten we daar zorgvuldig beleid op formuleren, niet alleen om draagvlak te houden, maar ook vanuit het uitgangspunt van rechtvaardigheid.

Dit neemt niet weg dat we ook oog moeten hebben voor andere stakeholders in de landbouw, die ook rechtvaardig beleid verdienen. Denk aan de voorlopers in de duurzame en diervriendelijke landbouw, die door te traag en onvoldoende ambitieus beleid worden benadeeld. Denk natuurlijk ook aan de dieren die worden gehouden in de veehouderij.

Ik heb helaas wat magere antwoorden gekregen op mijn vragen in de eerste termijn — dat is tenminste mijn evaluatie van de antwoorden — terwijl ik toch mijn best had gedaan om vrij concrete vragen te formuleren. Ik ga ze niet allemaal herhalen, maar ik zou de minister en de staatssecretaris willen vragen om nog een keer naar mijn vragen te kijken. Het waren er in totaal elf. Ik heb, op een paar vragen na, weinig of maar gedeeltelijke antwoorden gekregen. Dus graag in tweede termijn alsnog een poging om mijn zeer concrete vragen te beantwoorden.

De begroting van het ministerie stelt, zoals ik in de eerste termijn al zei, de fractie van de Partij voor de Dieren niet gerust. Het kabinet blijft met deze begroting inzetten op het in stand houden van de grootschalige bio-industrie, terwijl dit niet verenigd kan worden met de andere doelen op het gebied van landbouw, natuur en een gezond platteland.

De staatssecretaris gaf antwoord over de kabels in de Waddenzee. Hij antwoordde dat als zijn collega, de minister van KGG, klaar is met haar besluitvorming, hij dat besluit gaat toetsen. Maar mijn vraag was juist: wil hij aan de voorkant van dat besluit in overleg gaan met de minister om te kijken of ze samen tot een zo impactloos mogelijk besluit kunnen komen, dus niet aan de achterkant, maar juist aan de voorkant?

De minister heeft een aantal antwoorden gegeven over mijn vraag over wat er in de AMvB staat. Mijn concrete vraag aan de minister was: kan zij toezeggen dat het verbod op het couperen van varkensstaartjes en andere ingrepen bij dieren in de veehouderij wordt opgenomen in de AMvB? Zij zou daar in tweede termijn op terugkomen, dus ik kijk daarnaar uit.

Voorzitter. Ik heb mijn bijdrage in eerste termijn beëindigd met een reflectie op het zeer trage uitwerken van open normen, wat dan in de praktijk op gedogen gaat lijken. Tussen het vaststellen van beleid en het verder handen en voeten geven aan open normen in dat vastgestelde beleid, zit soms een periode van decennia. Daar heb ik twee voorbeelden van gegeven in mijn eerste termijn. Dit is wat onze fractie betreft zeer zorgelijk. We proberen al decennialang per dossier het tempo erin te houden, maar we voelen ons toch genoodzaakt om over de dossiers heen een meer algemeen geformuleerde motie in te dienen. Die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bestuursrechters in Nederland uitgaan van een beginselplicht van bestuursorganen om handhavingsbeslissingen te nemen indien wettelijke voorschriften niet worden nageleefd;

overwegende dat handhaving van bestaande wet- en regelgeving van belang is voor de betrouwbaarheid van de overheid en wordt gerekend tot de beginselen van de rechtsstaat;

overwegende dat er gevallen zijn waarin ministers zich langdurig aan nakoming van de handhavingsplicht onttrekken, met als argument dat open normen daaraan in de weg staan zolang deze normen niet nader met aangepaste regelgeving zijn geconcretiseerd;

spreekt uit dat langdurig uitstel van invulling van open normen de doelmatigheid, doeltreffendheid en handhaafbaarheid van aangenomen wet- en regelgeving schaadt en niet in overeenstemming is met rechtsstatelijke beginselen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Nicolaï, Koffeman en Van Aelst-den Uijl.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter M (36600-XIV).

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank, voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording in de tweede termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Visseren. Dan is het woord aan de heer Rietkerk namens het CDA.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rietkerk i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank ik minister Wiersma voor haar antwoorden. De begroting voor 2025 is inderdaad relatief beleidsarm. Dat is niet toevallig, maar dat komt doordat er in 2025 amper extra budget bij gekomen is. Op dit moment kan er naar ons idee niet echt iets substantieels in gang gezet worden. De minister gaf op een vraag van de heer Oplaat al het antwoord dat de koploperprojecten nog van Rutte IV zijn. Gelukkig zijn die miljoenen er. Dat gaat gewoon door. De doelen staan volgens dit kabinet. En daar zit nu net het probleem. Er is 24 miljard wegbezuinigd. In 2026 komt er pas geld voor de landbouw, 5 miljard. Er wordt pas vanaf 2026 500 miljoen structureel geïnvesteerd.

We hebben het nu over de begroting voor 2025. Voor 2025 heeft het kabinet een eerste deadline voor stikstofdoelen. In februari 2025 zouden de PAS-melders gelegaliseerd moeten zijn. In 2027 is de deadline voor de Kaderrichtlijn Water. In 2030 is de tweede deadline voor de stikstofdoelen. Dat zijn de doelen. Deze deadlines zijn onhaalbaar als we de eerste twee jaar gaan zitten duimendraaien omdat het kabinet voor 2025 geen fors extra budget voor landbouw, natuurherstel en leefbaarheid wil vrijmaken. Met deze begroting maakt het kabinet de taakstelling die toch aan de agrarische sector wordt opgelegd via de te halen doelen, bijna onuitvoerbaar.

Voor doelrealisatie was er 2,5 miljard per jaar, in totaal 24 miljard voor tien jaar. Nu is er voor één jaar 40 miljoen extra. Hoe bereikt deze minister met fors veel minder geld in 2025 de doelstellingen voor 2025, 2027, 2030 en 2035? Ik vraag het nu voor de derde keer namens de CDA-fractie. Voor onze fractie is het antwoord op deze vraag echt nodig om een oordeel over deze begroting te kunnen geven.

De minister gaf ook aan: "Ik krijg ook maar een financieel kader toegewezen waarbinnen ik moet werken." Er is hier een motie aangenomen, en wellicht straks ook in de Tweede Kamer. Gaat de minister zich bij de Voorjaarsnota nu hard inzetten voor extra middelen voor de landbouw, nu de doelen gewoon niet te realiseren zijn met dit kleine beetje extra geld voor 2025, of niet?

Tot slot, voorzitter. Ons beeld is als volgt. Er is een streep gezet door de gedragen meerjarenplannen van de regio's en door de 24 miljard, 2,5 miljard per jaar. Er komt wel 40 miljoen in 2025 voor terug, niet voor landbouw, natuurherstel en leefbaarheid, maar voor andere zaken. Er zijn geen alternatieve plannen voor 2025. Er is geen juridische zekerheid in 2025. Er is geen borging en geen geld voor leefbaarheidsplannen voor de regio's. Klopt dit beeld, vraag ik de minister.

Tot slot. Het debat over de begrotingsmiddelen gerelateerd aan de doelen voor 2025 tot nu toe heeft onze fractie nog niet overtuigd. De antwoorden uit de tweede termijn neem ik mee naar ons fractieberaad.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rietkerk. Dan is het woord aan mevrouw Van Aelst namens de SP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):

Dank, voorzitter. En dank voor de beantwoording. De meeste vragen zijn in ieder geval een beetje beantwoord. Dat is bij eerdere debatten ook niet altijd zo geweest. Maar verschillende vragen van mij zijn toch, in alle eerlijkheid, slechts half beantwoord, vooral in het stukje waarin de loftrompet over de landbouw in de huidige vorm gestoken werd. Dat was niet per se de verdieping die wij zochten. Wij vinden het dan ook jammer dat de minister niet is ingegaan op een daadwerkelijk toekomstbestendige landbouw, omdat we juist nu een visie nodig hebben om boeren toekomstperspectief te bieden.

Het bepleiten van bijvoorbeeld een nieuwe derogatieregeling, waarvan de minister weet dat die niet haalbaar is, is voor boeren oneerlijk en biedt hen uiteindelijk geen enkel perspectief. Mevrouw Kluit van GroenLinks-Partij voor de Arbeid stelde het net al onomwonden: de boeren weten op deze manier niet waar zij aan toe zijn en zijn het kind van de rekening. Inmiddels lijken ook de voorlopers, de boeren die het juist heel goed doen, steeds meer het kind van de rekening te worden. De heer Rietkerk legde daarnaast zojuist de vinger op de zeer zere plek: de middelen om uit de problemen te komen ontbreken volledig.

Voorzitter. Ik ga graag nog in op twee punten die in de eerste termijn onvoldoende beantwoord zijn, of waar ik net iets meer verdieping zocht. Het eerste punt is oneerlijke concurrentie van Nederlandse boeren op de wereldmarkt en het dumpen van overschotten, maar ook de oneerlijke concurrentie hier in dit land van boeren die zich niet aan de regels houden, te veel landbouwgif gebruiken, te veel mest uitrijden of zich op allerlei manieren niet aan de regels houden. Daardoor veroorzaken zij oneerlijke concurrentie voor die boeren die zich wel netjes aan de regels houden.

Ik kreeg daarop een antwoord dat identiek was aan het antwoord dat mevrouw Kluit kreeg over de NVWA; ik denk dat het letterlijk copy-paste was: de NVWA heeft genoeg mensen, de NVWA stuurt op risico's en de NVWA controleert daarmee. Dat is geen antwoord op mijn vraag. De vraag was: vinden deze staatssecretaris en deze minister dat er sprake is van oneerlijke concurrentie wanneer de ene boer door meer landbouwgif te gebruiken dan mag, mooiere peren kweekt dan de boer die zich netjes aan de regels houdt, waardoor die boer met extra grote peren meer geld verdient en een betere concurrentiepositie heeft en dat dit dus oneerlijk is tegenover de boer die zich wél aan de regels houdt?

Dan als laatste nog over de dierenartsen. We zijn blij dat de staatssecretaris ziet wat private equity daar kapotmaakt en ziet wat dat doet voor de baasjes en de kosten die ze hebben, maar de stap verder is: wat leren we hier dan van? Het is nu deze sector die door de private equity kapotgemaakt en helemaal leeggezogen is. Uiteindelijk komen de baasjes nu dus in problemen en gaat dit ten koste van hun bestaanszekerheid. We hebben hier gezien dat het rampzalig is als private equity op deze manier mag razen in een sector. Wat leert dit kabinet daarvan? En hoe gaan we voorkomen dat een andere sector de volgende is? Wie weet zou dat de sector zijn van landbouwhuisdieren of een totaal andere sector. Ik hoor heel graag hoe dit kabinet dat gaat voorkomen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Aelst. Dan is ten slotte het woord aan de heer Dessing namens Forum voor Democratie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dessing i (FVD):

Voorzitter, dank u wel. Ook dank aan de minister en de staatssecretaris voor de toch wel wat uitgebreide antwoorden op onze vragen, ook al is de content, de inhoud, van die antwoorden toch teleurstellend. Ik heb in de eerste termijn namelijk betoogd dat wij het "stikstofprobleem" niet als een probleem zien en dat alle maatregelen die wij terugvinden in deze begroting, eigenlijk neerkomen op het plakken van een pleister op dat probleem.

Ik zal een aantal voorbeelden noemen. Op onze vraag over de belemmerende voorschriften heeft de minister geantwoord dat internationale wetgeving niet voor veel problemen zorgt. Maar in de zin daarna noemde de minister wel de stikstof- en de uitstootregels van de EU, die ons op dit moment juist beperken. Ik heb ook een vraag gesteld over de versterking van de toepassing van het profijtbeginsel, waar de boeren op dit moment last van hebben. Daar wilde de minister geen antwoord op geven, maar het blijft een feit dat boeren daar gewoon last van hebben en dat ze daardoor extra op kosten worden gejaagd. Wat betreft het belonen en het bestaansrecht van voedselproducenten, wat vervolgens wordt geïmpliceerd in de toelichting, moet ik helaas toch concluderen dat de 500 miljoen een doekje voor het bloeden is. De minister beloont eigenlijk de boeren om wat wij hun opleggen, zodat ze überhaupt in bedrijf mogen blijven.

Het fundamentele punt blijft dus: we hebben hier een begroting die geld uitgeeft voor een niet bestaand probleem, waar we op een heel andere manier structureel naar kunnen kijken. De minister heeft impliciet ook toegegeven dat stikstof niet de enige drukfactor is, dus dat daar zeker naar gekeken kan worden. Maar er wordt de politieke keuze gemaakt om er niet naar te kijken. Dat is enorm teleurstellend. Daarom blijf ik bij onze conclusie dat we als signaal tegen deze begroting zullen stemmen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dessing. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Zijn de minister en de staatssecretaris in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Nee? Is vijf minuutjes schorsing voldoende? Dan schors ik tot 21.10 uur.

De vergadering wordt van 21.02 uur tot 21.10 uur geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Ik vraag de leden om hun plaatsen in te nemen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Wiersma i:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen en er ligt een motie. De motie is een spreekt-uitmotie, dus die ga ik geen appreciatie geven, want dat is aan uw Kamer.

Ik begin bij de vraag van mevrouw Van Aelst van de SP over oneerlijke concurrentie, zowel wereldwijd als binnen Nederland. Ik heb in mijn eerste termijn volgens mij uitvoerig benadrukt hoe belangrijk een gelijk speelveld is voor mij. Het is echt een uitgangspunt. Dat geldt zowel voor de handel binnen de EU en binnen EU-beleid als in de handel met derde landen. Ik heb zojuist geschetst op welke manier wij daar inzet op plegen. Daar zet ik mij voor in. Dit is eigenlijk een terugkerend onderwerp bij alle Landbouw- en Visserijraden, waarbij het belang hiervan voortdurend wordt benadrukt. Binnen Nederland is er natuurlijk ook aandacht voor handhaving om dat gelijke speelveld te waarborgen. Maar ik wil voorkomen dat het beeld ontstaat dat boeren zich massaal niet aan de regels houden. Ik ken veel boeren, ik doe veel bedrijfsbezoeken en ik zie veel boerengezinnen — het zijn vaak gezinsbedrijven — en dan zie ik dat zij zich met hart en ziel inzetten voor de voedselproductie van Nederland. Ik zeg niet dat het nooit fout gaat, maar daar is de handhaving voor, en die ziet daar goed op toe.

Er was nog een vraag van mevrouw Kluit van GroenLinks-PvdA. Zij wilde toch nog terugkomen op de luchthavensituatie en onze inzet daarop. In dit kader ging het natuurlijk niet over vergunningverlening, maar om de beleidsmatige keuze voor krimp of groei. Wat hebben we daarop ingebracht? Mijn LVVN-standpunt is dat het uitgangspunt moet zijn dat iedere sector bijdraagt aan emissies en dat iedere sector ook aan de lat staat om emissiereductie te bewerkstelligen. Dat is mijn inzet.

Mevrouw Kluit had nog een vraag, die ook werd gesteld door de heer Rietkerk van het CDA. Ik heb intussen even een heuse Wikipediapagina van de heer Rietkerk bestudeerd, over een indrukwekkende politieke carrière tot nu toe. Afijn, het ging over de middelen om de doelen te halen. Ga ik steun zoeken in de Eerste Kamer voor extra geld? Ik val een beetje in herhaling. In het hoofdlijnenakkoord zijn hierover afspraken gemaakt, ook over de budgetten die we per departement beschikbaar krijgen. Daar geef ik uitvoering aan. Dat is mijn uitgangspunt. Het bereiken van de doelen is natuurlijk van groot belang. Dat is ook de reden dat ik iedere euro die wij uitgeven optimaal inzet. Dat even in antwoord op deze vraag.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):

Ik heb nog een vraag over de groei van de luchtvaart. Ik snap wel wat u zegt. Ik snap dat de minister misschien aarzelingen voelt om er iets concreter over te zijn, maar feit is dat, als u de rekenkundige ondergrens wil laten werken, de groei van Schiphol daar haaks op staat. Het juridische risico neemt enorm toe. Ik hoor eruit dat er wel iets over gezegd is, maar ik hoor niet dat u er vol tegenin bent gegaan. Is de minister bereid om in de toekomst wel van zich te laten horen bij dit soort projecten, ook publiekelijk, en te zeggen dat dit niet in het belang is van de opgave die zij aan het realiseren is?

Minister Wiersma:

Nogmaals, ik wil de rekenkundige ondergrens los houden van een mogelijk pakket aan maatregelen of whatever. Die staan voor mij echt los van elkaar. Mijn uitgangspunt is dat elke sector die stikstofemissies veroorzaakt, ook een bijdrage zal moeten leveren. Dat geldt wat mij betreft voor alle sectoren. Die inzet neem ik ook mee in de ministeriële commissie. Binnen de ministeriële commissie zullen we op korte termijn ook met een concreet pakket aan maatregelen komen. Dat zit in spoor 2. Dat is een van de vier sporen waar we aan werken. Ieder spoor heeft veel energie, maar spoor 2 ook. Er zal absoluut iets komen. Mijn inzet heb ik zojuist gedeeld.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Is krimp van Schiphol en sluiting van Eelde onderdeel van de commissie en het werk van de commissie?

Minister Wiersma:

Dat kan ik zo niet stellen, omdat wij via de ordentelijke manier binnen het kabinet besluitvorming doen. Wij hebben een ministeriële commissie opgezet. Daar vindt op dit moment de voorbereiding plaats om te komen tot een pakket aan maatregelen. Ik kan er niet op vooruitlopen welke dat zijn. We hebben natuurlijk gezegd dat in de gedachtegang in principe alle opties op tafel moeten komen. Welke uiteindelijk gekozen worden, is aan de ministeriële commissie. Laten we dat ook rolzuiver houden. Die discussie voer ik binnen de commissie. Daarvoor is die opgericht. Zodra er meer over te zeggen valt, zullen we daarover communiceren middels een Kamerbrief.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Kijk, het is niet een vreemde mogendheid, hè. U bent lid van het kabinet. De minister is lid van het kabinet. De inzet kan toch alleen maar zijn: krimp Schiphol en sluiting Eelde? Anders kunt u uw doelen toch helemaal niet bereiken? Maar we gaan er ongetwijfeld over doorpraten.

Ik laat het financiële punt aan mijn collega van het CDA.

De voorzitter:

Met de naam Rietkerk.

De heer Rietkerk i (CDA):

De CDA-fractie heeft vooral bedoeld dat u als onderdeel van het kabinet straks en ook nu aan tafel zit in dat kabinet om te kijken of doelen gerealiseerd kunnen worden. Nu hebben we geconstateerd dat de 2,4 miljard per jaar in 2025 is teruggebracht naar 40 miljoen. Daar zit een heel groot gat tussen. De vraag van de CDA-fractie is: bent u het met ons eens dat er een te groot gat zit tussen het doelbereik dat u in 2025, 2027, 2030 en 2035 moet halen en de middelen? Gaat u zich sterk maken binnen het kabinet voor extra middelen voor duurzame landbouw, natuurherstel en leefbaarheidsplannen van de regio's?

Minister Wiersma:

Ik heb deze vraag in eerste termijn ook al beantwoord. Er is op dit moment 5 miljard in uitvoering. Dat is volop bezig op dit moment. Ik zie ook dat het best een opgave is om die middelen ook echt in de uitvoering weggezet te krijgen. Ik ben net als de heer Rietveld, zag ik op Wikipedia, gedeputeerde geweest. Op dit moment zijn er veel middelen. Daarnaast zijn er aanvullende middelen vrijgemaakt uit het hoofdlijnenakkoord. Ik heb de kaders daarvoor gecommuniceerd in een aantal brieven. Die worden dit jaar tot wasdom gebracht. Ik zie daar echt goede mogelijkheden, ook in combinatie met de inzet die we gedaan hebben op bedrijfsspecifieke doelsturing. Als het bijvoorbeeld gaat om de waterdoelen wordt in het achtste actieprogramma, dat vanaf 2026 gaat gelden, ook een ingroeipad op doelsturing opgenomen. Aan alle kanten zitten we op doelsturing te sturen. Elke euro wordt op doelbereik ingezet.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Een korte vraag. Ik ga heel concreet zijn, want u geeft hetzelfde antwoord als net en daar was de CDA-fractie niet tevreden mee. Neem het aantal hectares natuur in die gebiedsprocessen. In 2027 zou u het NNN, het Natuurnetwerk Nederland, gerealiseerd moeten hebben. Dat is het doel. U liep in 2023 al achter en u liep in 2024 achter. Voor 2025 zijn er geen extra middelen in de begroting te vinden, omdat dat transitiefonds is weggestreept. Haalt u dat doel dan in 2027 of niet? Dat is de concrete vraag. De vraag die daaronder ligt is of u zich niet moet inspannen om meer middelen daarvoor beschikbaar te stellen, want u gaat het gewoon niet halen.

Minister Wiersma:

Wat betreft de natuurdoelen verwijs ik de heer Rietkerk naar de staatssecretaris, omdat die verantwoordelijk is voor het natuurbeleid en de plannen voor de realisatie van het NNN.

Mevrouw Kluit van GroenLinks-PvdA heeft een vraag over de rekenkundige ondergrens. Ze geeft aan dat er wetgeving moet komen waardoor iedereen weet waar ie aan toe is. Met die rekenkundige ondergrens is de intentie juist om uiteindelijk ook met wetgeving te komen die niet berust op schijnzekerheid en schijnzekerheid in modellen. Daar is brede wetenschappelijke consensus over, ook door TNO en UvA. Ook de commissie-Hordijk heeft dat gezegd. Het feit is dat dit een zeer zorgvuldig proces is en dat hier echt uitvoerig wetenschappelijk onderzoek naar gedaan is, dat ook voor peerreview is aangeboden. De ViA15-uitspraak en de afkapgrens vloeien overigens ook voort uit de beperkingen van het model. Dat is ook een stuk duidelijkheid. Ik ben het er helemaal mee eens dat dat uiterste voorzichtigheid vereist. Dat is ook de reden dat het zo lang geduurd heeft voordat we hiermee verder kunnen.

Mevrouw Visseren had een vraag over de open norm en het couperen van staarten. Ze vroeg of dat in de AMvB wordt opgenomen. Ja, dat ben ik van plan.

Mevrouw Visseren had ook een vraag over de andere antwoorden. Ze vroeg of die opnieuw kunnen. Ik zie dat toch anders. Ik heb volgens mij alle antwoorden uitvoerig besproken. Ik ben ingegaan op het invullen van open normen, zowel voor de bescherming van dieren als voor de wolf. Ik heb het uitgebreid gehad over de AMvB dierwaardige veehouderij en het traject dat ik daarin beloop met alle sectoren en de convenantpartijen, waar de Dierenbescherming overigens ook onderdeel van uitmaakt. Ik ben daar heel concreet mee bezig. Ik doe dat op een zorgvuldige manier.

De heer Rietkerk vroeg of het beeld klopt dat er geen meerjarige plannen zijn; dat is de vraag die hier staat. Ik denk dat er een hele hoop plannen opgenomen zijn die hier juist veel meerjariger op toezien, maar waar we de eerste aanzet voor gaan maken in 2025. Dat is de dierwaardige veehouderij. Daar zitten ook middelen vanuit de incidentele envelop voor opgenomen. Dat is doelsturing. Daarvoor geldt precies hetzelfde. In 2025 zitten daar ook incidentele middelen in, maar het is echt een hele beleidsomslag in de agrarische sector voor de lange termijn. Regelingen voor de beëindiging, de aanpak natuurbeheer en de Natuurherstelverordening zijn allemaal opmaten, stappen, richting langjarige beleidsplannen. Daar gaan we liever vandaag dan morgen mee aan de slag. Die zitten er dus zeker in.

Even kijken. Dan kom ik bij de laatste vraag. Dat is de vraag of ik me bij de Voorjaarsnota ga inzetten voor extra middelen voor de landbouw. Die vraag moet ik natuurlijk beantwoorden door te zeggen dat ik niet vooruit kan lopen op de discussie die wij in het kabinet over de Voorjaarsnota voeren.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris, maar niet dan nadat mevrouw Visseren nog een vraag aan de minister heeft gesteld.

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Dank aan de minister voor de verdere beantwoording van de vragen. Er staan nog twee hele concrete vragen waar ik nog geen antwoord op heb gekregen en waar ik toch echt graag antwoord op zou willen als het kan. Als het verbod op routinematig couperen wordt opgenomen in de AMvB, zoals de minister nu heeft gezegd, wanneer zou het verbod op het routinematig couperen van varkensstaarten dan ingaan? Hoe zit het met de andere verminkingen die op grote schaal worden toegepast, zoals het onthoornen van koeien en geiten, het vijlen van hoektanden en het castreren van biggen?

Minister Wiersma:

Ik heb zojuist gezegd dat onderdelen hiervan een plek krijgen in de AMvB. Dit proces loopt op dit moment; ik ben ermee bezig. Als dat ten einde is zal ik eerst de Tweede Kamer daarover informeren en daar eerst het debat erover voeren. Het invullen van die open norm krijgt een plek in de AMvB. Verder is dit een proces dat op dit moment loopt. Ik wil daar verder nog niet op vooruitlopen.

De voorzitter:

De staatssecretaris.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Staatssecretaris Rummenie i:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een vraag van mevrouw Kluit over de habitat. Ik wil even heel duidelijk zijn, want ik wil geen misverstanden. Unieke habitats in Nederland sluit ik uiteraard uit van de herwaardering. Laat daar dus geen misverstand over bestaan. De richtlijn geeft nu aan dat het verplicht is om op eigen grondgebied unieke natuur te realiseren. Zoals ik net al zei ben ik echter wel met provincies een traject gestart om te kijken bij welke natuur- en habitattypen we daar lastig invulling aan kunnen geven. Deze worden momenteel geïnventariseerd. Daarbij zal ik toch, speciaal als het over kleine gebieden gaat waar problemen zijn, naar Europa gaan om te spreken over alternatieve mogelijkheden.

Dan had ik nog een vraag van u. Die ging erover dat het risicogericht handhaven geen oplossing is en dat de naleving veel te laag is. Uiteraard neem ik dat signaal heel serieus, mevrouw Kluit. De NVWA kan niet overal zijn. De NVWA is een onafhankelijke toezichthouder. Zij maakt zelf op basis van signalen een eigen risicoafweging en de afweging hoe toezicht en handhaving worden uitgevoerd. Toezicht en handhaving zijn natuurlijk niet dé oplossing voor naleving. Iedereen moet wetten en regels naleven. Daarin is eigen verantwoordelijkheid ook belangrijk. De NVWA is in de handhaving een sluitstuk, maar geen begin.

De voorzitter:

Mevrouw Kluit, ik geef u één vraag.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):

Daar zijn we het helemaal over eens, maar mijn vraag was de volgende. U legt extra taken bij de NVWA neer. De NVWA heeft extra geld gekregen van het vorige kabinet voor taken die niet gefinancierd waren. Mijn vraag was: legt u extra geld naast de extra taken die u met doelsturing bij de NVWA neerlegt?

Staatssecretaris Rummenie:

Ik heb u al gezegd dat er for the time being, tot 2028, extra geld bij komt. En er is sprake van een taakstelling. We praten vandaag over het budget van 2025 en ik zal u volgend jaar meenemen in de doelstelling voor het budget van 2026.

De voorzitter:

Vervolgt uw betoog.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter …

De voorzitter:

Mevrouw Kluit, ik heb u één vraag gegeven. Daar laat ik het echt bij, gezien het tijdstip. We moeten nog gaan schorsen en we hebben nog een hele stemming. Ik laat het hier nu even bij. Staatssecretaris, vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Rummenie:

Dan had ik nog een vraag van mevrouw Van Aelst van de SP. Die ging over de kosten van dierenartsen en private equity. Ik kijk heel concreet naar de ontwikkeling bij dierenartsen. Dat heb ik zojuist uitgebreid toegelicht, dacht ik. Daar kijkt de ACM in een extra onderzoek ook naar. Als dat in andere sectoren nodig is, zal het kabinet daar ook naar kijken. Maar ik zou zeggen: wacht nou even mijn brief naar de Tweede Kamer af over ons onderzoek. Die komt na het reces.

Dan had ik nog een vraag van de Partij voor de Dieren over de kabels in de Waddenzee. Ik ben op dit moment al in gesprek met KGG hierover. Ik kan dus toezeggen om dit te doen.

Voorzitter. Het was geen vraag, maar ik wil toch even zeggen wat er gebeurt als de begroting niet wordt aangenomen. De Natuurherstelverordening kan niet uitgevoerd worden. De saneringsregeling voor de garnalenvisserij en de toekomstvisie kunnen niet uitgevoerd worden. Het pakket van 40 miljoen uit het hoofdlijnenakkoord betreft mest, dierwaardigheid, natuur, visserij, doelsturing en innovatie. Ik vraag of u daarbij stil wil staan.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Kluit, ik krijg de indruk dat u nog een opmerking richting de staatssecretaris had, dus gaat uw gang.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Haast is goed, maar zorgvuldigheid is beter. De staatssecretaris geeft gewoon een verkeerd antwoord. De staatssecretaris heeft namelijk in zijn eigen begroting een krimp van de NVWA opgenomen. Daar heb ik het ook over gehad. Dat gaat om 2,5%, met daarbovenop het amendement-Bontenbal. U geeft extra taken. Mijn vraag is of de NVWA mee kan groeien. Wij gaan over doelmatigheid. Wij gaan over effectiviteit.

Staatssecretaris Rummenie:

Ja, de NVWA kan meegroeien, want er zijn gelukkig nieuwe middelen, zoals digitalisering en drones. Die zullen de effectiviteit van de NVWA verder verhogen.

De heer Rietkerk i (CDA):

De vraag die ik aan minister Wiersma stelde, zou de staatssecretaris beantwoorden. Ik help hem door de vraag opnieuw te stellen. In 2027 is het doel waar dit kabinet, en u als staatssecretaris en minister, achter staan, om 80.000 hectare van het Natuurnetwerk Nederland te realiseren. De voortgangsrapportages geven aan dat u achterloopt. Dan is de vraag de volgende. Het budget wordt fors verminderd. De 2,4 miljard, waar ook natuurherstel in zit, gaat terug naar een schamele 40 miljoen. Wat is het antwoord van de staatssecretaris wanneer ik vraag naar het bereiken van het doel in 2025, het realiseren van natuurherstel, en het budget dat er niet of amper is?

Staatssecretaris Rummenie:

Dat is net natuurlijk al beantwoord. Wij gaan ook aan stikstofborging doen. Die komt de natuur ook ten goede. Dat vergeet u de hele tijd. Ik wil trouwens ook nog even het volgende aangeven. U heeft natuurlijk helemaal gelijk met die getallen, maar tot 2030 zit er nog 8 miljard in verschillende natuurplannen die we wel hebben. Ik ga er uiteraard naar kijken om dat effectiever in te zetten, want het is allemaal belastinggeld. Ik heb net al aangegeven dat er bij natuurbeleid ook het een en ander zal veranderen. Wij gaan waarschijnlijk nog veel meer het accent leggen op alleen daar aan de slag gaan waar de stikstofgevoelige natuurgebieden het het hardst nodig hebben. Er zijn meerdere wegen naar Rome. Als je effectiever bezig bent, kun je soms met minder budget hetzelfde bereiken.

De heer Rietkerk (CDA):

De vraag die ik probeerde te stellen was, los van de meerdere wegen naar Rome, de volgende. U onderschrijft de doelen die in deze beide Kamers zijn vastgesteld. Het kabinet onderschrijft die ook. Dat staat in het hoofdlijnenakkoord.

Staatssecretaris Rummenie:

Klopt.

De heer Rietkerk (CDA):

Dat betekent dat u in 2025 een bepaalde doelstelling wil halen, een aantal hectares natuur. Daar is geen woord Frans bij: 80.000 hectares in 2027. U komt er bijna 30.000 tekort in '24, '25, '26.

Staatssecretaris Rummenie:

Ja.

De heer Rietkerk (CDA):

Wat is in '25 het extra budget om de achterstand bij de doelen die u wilt realiseren, in te halen? Dat is de vraag.

Staatssecretaris Rummenie:

Als u het budget vandaag niet goedkeurt, komen wij zeker geld tekort. Laat ik daarmee beginnen. Wij moeten werken in de kaders die we hebben. We gaan dat geld zo effectief mogelijk inzetten. Ik ga nu niet vooruitlopen op wat wij allemaal in de ministeriële commissie gaan doen. U hoorde van de minister dat van alle sectoren een bijdrage wordt gevraagd. Ik denk dat u ook begrijpt dat als wij nu na veertien jaar met een goede stikstofborging komen, gedragen door alle sectoren in Nederland, die ook ten goede gaat komen aan de kwaliteit in de natuurgebieden. Dat is niet een kwestie van geld alleen.

De voorzitter:

Mevrouw Visseren, een afsluitende vraag.

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Er staat nog één vraag open als ik mijn wiskunde goed heb bijgehouden. Naar aanleiding van artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren heb ik gevraagd wanneer de minister of de staatssecretaris — ik geloof dat de staatssecretaris deze vraag zou beantwoorden — verwacht dat kan worden gestart met de handhaving van de uitgewerkte norm.

Staatssecretaris Rummenie:

Als de norm is ingevuld natuurlijk.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Ik kreeg een niet echt concreet antwoord op de vraag wat de stand van zaken is van de verdere uitwerking van de norm. Er is geen tijdpad bij genoemd. Er is alleen gezegd dat men druk bezig is. Dat stel ik op prijs. Wanneer denkt de minister — ik zal haar er niet op vastpinnen — dat ze de uitgewerkte norm kan gaan handhaven?

Staatssecretaris Rummenie:

Als we zover zijn, sturen we uiteraard een brief naar de Tweede Kamer.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Is dat in een halfjaar? Is dat in drie maanden? Is dat volgende maand? Is dat over 5 jaar?

De voorzitter:

Ik hoor dat u daar in een brief op terugkomt?

Staatssecretaris Rummenie:

Ja, precies.

De voorzitter:

Dat is een toezegging voor een brief aan deze Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik leg aan de Kamer de mogelijkheid voor om, zoals besproken in het College van fractievoorzitters, zo dadelijk, dat is vanavond, over het wetsvoorstel te stemmen. Ik heb begrepen dat de heer Rietkerk daarover het woord wenst. Daarvoor geef ik hem nu het woord.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft, gelet op de tweede termijn en de behandeling in dit debat, iets meer tijd nodig om te stemmen, ook over de motie, en stelt voor om de stemming niet vanavond te doen maar na de voorjaarsvakantie.

De voorzitter:

Dat is een duidelijk ordevoorstel. Kan de Kamer zich erin vinden dat we over twee weken over dit wetsvoorstel stemmen? Daar kan iedereen zich in vinden. Niemand heeft daar bezwaar tegen? Ik kijk even rond. Dan is dat besloten.

Dat geldt ook voor de motie-Visseren-Hamakers op het stuk met de letter M (36600-XIV). Die wordt ook over twee weken in stemming gebracht. Daar kan de Kamer zich ook in vinden. Dit wil wel zeggen dat we na de schorsing gaan stemmen over de twee eerdere wetsvoorstellen die vandaag zijn behandeld en over de twee moties van de heer Koffeman. Die zijn al in uw bezit.

Ik ga nu schorsen voor tien minuten zodat de Griffie de stemmingslijst kan afronden en u desnoods nog even kunt kijken naar de wetsvoorstellen en de twee moties om zo dadelijk te kunnen stemmen. Ik schors voor tien minuten.

De vergadering wordt van 21.35 uur tot 21.50 uur geschorst.