Verslag van de vergadering van 22 april 2025 (2024/2025 nr. 27)
Aanvang: 14.03 uur
Status: ongecorrigeerd
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2025 (36600-V).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Thans is aan de orde de behandeling van het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2025 (36600-V). Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken nogmaals van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Karimi, namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Waarom heeft een land buitenlands beleid? Niet om mooie woorden op papier te zetten, maar om effectief zijn belangen en waarden te verdedigen. Die twee vallen niet altijd samen. Juist dan komt het erop aan. Zelfs wie zich uitsluitend beroept op het nationale belang moet erkennen: vasthouden aan mensenrechten, rechtsstaat en internationale samenwerking is geen moreel extraatje, maar een strategische noodzaak. Zonder waarden geen legitimiteit, geen stabiliteit en uiteindelijk geen veiligheid.
Het uitdragen van die waarden is dan ook geen vrijblijvende keuze, maar een grondwettelijke opdracht. Sinds de herziening van de Grondwet in 1983 verplicht artikel 90 de regering om actief bij te dragen aan de ontwikkeling van de internationale rechtsorde. Die bepaling is niet symbolisch. Gezien zijn geschiedenis en internationale oriëntatie als een open en klein, maar welvarend en invloedrijk land draagt Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid voor het versterken van de rechtsorde en internationale samenwerking. Artikel 90 is daarmee zowel richtinggevend als toetsend. Buitenlands beleid moet worden beoordeeld op zijn bijdrage aan een stabiele, vreedzame en rechtvaardige wereldorde, ook wanneer dat bijdragen politiek ongemakkelijk is.
Ooit streefde Nederland naar een geïntegreerd buitenlandbeleid, waarin diplomatie, ontwikkelingssamenwerking, veiligheid en mensenrechten samenkwamen. Vandaag is daar helaas weinig van over. Wat resteert is een warboel van losse prioriteiten, ad-hocbesluiten en beleidsmatig opportunisme. Dit moet veranderen, zeker nu. Juist omdat Nederland zijn internationale gewicht nog slechts in Europees verband effectief kan inzetten, is het essentieel om actief bij te dragen aan een duidelijke, eensgezinde Europese koers. Als die uitblijft, verliest niet alleen Europa aan slagkracht, maar tast dat ook de belangen en geloofwaardigheid van Nederland zelf aan.
Voorzitter. In de memorie van toelichting bij deze begroting stelt de minister terecht dat de wereldorde is veranderd en dat ook het buitenlandbeleid mee moet veranderen. Hij wijst op 24 februari 2022, de Russische inval in Oekraïne, en op 7 oktober 2023, de terroristische aanslagen van Hamas in Israël, als geopolitieke keerpunten. Inderdaad, zowel Europa als het Midden-Oosten is sindsdien fundamenteel veranderd. Maar de memorie van toelichting dateert van voor de Amerikaanse verkiezingen en de inauguratie van Donald Trump op 20 januari 2025. Sindsdien leven we in een geheel nieuwe realiteit, een wereld waarin de VS niet langer vanzelfsprekend een democratische bondgenoot zijn.
Het multilateralisme wankelt en het internationale recht wordt structureel ondermijnd. De wereldorde die de minister in september 2024 nog met enige nuance schetste, is sindsdien razendsnel afgegleden in een zorgwekkende richting. Tegelijkertijd luidt de kern van de memorie van toelichting dat de NAVO de hoeksteen van ons veiligheidsbeleid blijft, met blijvende steun aan Oekraïne en inzet op mensenrechten, de internationale rechtsorde en digitale weerbaarheid. De band met de VS wordt aangehaald en Nederland zet in op een weerbaarder Europa. Maar wat is hier eigenlijk nieuw? Dit is geen heroriëntatie. Dit is beleid zoals we dat al jaren kennen. Waar is de inhoudelijke herziening, vraag ik de minister.
Neem bijvoorbeeld de verwijzing naar 7 oktober als aanleiding voor geopolitieke heroriëntatie. Maar waar blijkt de heroriëntatie uit? Nederlandse regeringen steunen Israël al decennia en dat beleid wordt onverkort voortgezet. In plaats van reflectie of herziening lezen we de bekende holle formulering: "Nederland blijft voorstander van de tweestatenoplossing". Maar de feiten op de grond zijn glashelder: de systematische vernietiging van Gaza, de voortschrijdende etnische zuivering op de Westbank en de openlijke ondermijning van elke tweestatenoptie door de Israëlische regering.
Dan is er Trump II. Een president die inzet op autocratie, die met de botte bijl hakt in de fundamenten van de democratische rechtsstaat en die actief werkt aan de ontmanteling van de internationale rechtsorde. Hij presenteert zich als vredesduif, maar zijn beleid komt in de praktijk neer op steun aan de imperialistische aanspraken van Poetin en de oorlog tegen Oekraïne. Dat is een fundamentele verschuiving. De kernvraag van dit debat is dus: waarop is het Nederlandse buitenlandbeleid vandaag de dag nog gebaseerd? Wat betekenen deze geopolitieke verschuivingen concreet voor onze keuzes, prioriteiten en morele positie?
Voorzitter. Dat we die vragen niet beantwoord krijgen, heeft niet alleen te maken met de snelheid waarmee het wereldtoneel verandert, maar ook met de binnenlandse politieke verhoudingen. De destructieve invloed van een schaduwminister, de leider van de PVV, de heer Wilders, op het Nederlandse buitenlandbeleid is inmiddels een feit. Of het nu gaat om steun aan Oekraïne, om het investeren in een Europees veiligheidsbeleid nu de VS hun handen aftrekken van de veiligheid van Europa of om het beschermen van de internationale rechtsorde in het Midden-Oosten, de leider van de PVV saboteert en ondermijnt de Nederlandse positie. Hij gooit zand in de diplomatieke machine, ondermijnt elke poging tot een samenhangende koers en, erger nog, kiest openlijk de kant van extreemrechtse oorlogsophitsers. Diplomatie vraagt om consequentie, consistentie, verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid. De heer Wilders vernietigt dat fundament, en deze minister en premier laten het gebeuren.
Voorzitter. Dan nu over Oekraïne en het Europese veiligheidsbeleid. In Oekraïne zien we hoe desastreus het beleid van Trump is. Zijn terugtrekking uit internationale samenwerking geeft Poetin de ruimte. De oorlog tegen Oekraïne intensiveert met de dag. Oekraïne moet op onze steun kunnen blijven rekenen, en daarbij past geen enkele aarzeling. Vrede en veiligheid in Europa vereisen meer dan militaire bijstand alleen. De minister moet vooroplopen in diplomatieke inspanningen, in de versterking van civiele weerbaarheid, cyberveiligheid en conflictpreventie. Wat is de visie op de Europese veiligheidsstructuur, nu artikel 5 van de NAVO niet langer gegarandeerd is? Wat is de Nederlandse strategie in een multipolaire wereld waarin China, India en de Golfstaten steeds bepalender worden? Het blijft op dit terrein oorverdovend stil bij deze regering. Als Nederlandse delegatieleider in de parlementaire assemblee van de OVSE, zie ik bovendien hoe deze grootste regionale veiligheidsorganisatie — die is opgericht als platform voor dialoog, juist tussen vijanden — steeds verder wordt gemarginaliseerd. De OVSE ziet veiligheid niet alleen als een militair vraagstuk, maar ook in haar ecologische, economische, democratische en menselijke dimensies. Als deze organisatie nog niet bestond, zouden we haar vandaag moeten oprichten. Is de minister het daarmee eens? Wat gaat hij doen om de OVSE nieuw leven in te blazen? Of heeft hij een ander alternatief?
Voorzitter. Ik kom nu te spreken over het Midden-Oosten. We kunnen en mogen het niet langer ontkennen: voor onze ogen voltrekt zich een genocide in Gaza, nota bene uitgevoerd met militaire en politieke steun van Nederland. Israël voert sinds 8 oktober 2023 een oorlog die verwoestender is dan alles wat de Palestijnse bevolking ooit eerder heeft meegemaakt. Er zijn meer dan 51.000 doden, het merendeel vrouwen en kinderen, en tienduizenden gewonden. Bijna de volledige bevolking van Gaza, bijna 2 miljoen mensen, is verdreven uit hun huizen. Er is sprake van een complete vernietiging van infrastructuur, ziekenhuizen, scholen, drinkwatervoorzieningen en woonwijken. Deze oorlog is doelbewust gericht op burgers. Honderden Palestijnse families zijn volledig uitgeroeid door Israëlische bombardementen, onder andere de familie Al-Najjar, 393 doden, de familie Al-Astal, 225 doden, en de familie Al-Masry, 226 doden. Er werden meerdere generaties tegelijk gedood. Afgelopen week werd de moedige fotojournaliste Fatima Hassouna samen met haar familie gedood, inclusief haar zwangere zus. Op de website van Al Jazeera is een lijst te vinden van 902 volledig uitgeroeide families. Ziet de minister ook dat deze lijst met de dag groeit? Uithongering wordt ingezet als oorlogswapen en medische hulp wordt geblokkeerd. Ziekenhuizen en scholen worden gebombardeerd. Journalisten worden vermoord en hulpverleners van de Rode Halve Maan worden geëxecuteerd en samen met hun platgewalste ambulances begraven. Het staakt-het-vuren van januari werd door Israël geschonden bij het beëindigen van de eerste fase. Daarmee liet premier Netanyahu zien dat hij niets, maar dan ook werkelijk niets geeft om het leven van Israëlische gijzelaars.
Bij dit alles slaagt Nederland er niet eens in om deze schendingen van het meest fundamentele humanitaire recht ondubbelzinnig te veroordelen. Ondraaglijk is de stilte van deze regering in het aangezicht van deze gruweldaden, die zich dagelijks voor onze ogen voltrekken. Op de Westelijke Jordaanoever vindt een etnische zuivering plaats. Kolonisten, beschermd door de Staat, verdrijven Palestijnse gemeenschappen uit hun huizen en dorpen. Israël bombardeert buurlanden, bezet delen van Libanon en steeds grotere delen van Syrië. De Verenigde Staten bombarderen Jemen, een van de armste landen ter wereld, waar de bevolking en vooral kinderen zwaar lijden onder het geweld. De regio glijdt af naar totale oorlog.
En Nederland? Nederland steunt Israël, politiek, militair en economisch, zonder rode lijnen. Geen wapenembargo, geen opschorting van het associatieverdrag, geen intrekking van het defensieakkoord, geen afstand van militaire samenwerking, geen consequenties, niets. De dubbele moraal is vernietigend. Rusland krijgt terecht te maken met sancties, isolatie en juridische vervolging. Maar Israël, zelfs nu het Internationaal Strafhof een arrestatiebevel heeft uitgevaardigd tegen Netanyahu wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, wordt beschermd, gekoesterd en gesteund. Waarom? Waarom koopt Nederland nog steeds wapens van Israël, wapens die getest zijn op Palestijnse lichamen? Waarom is het defensieakkoord niet opgezegd? Ik vraag de minister: trek dat verdrag zo snel mogelijk in!
Waarom draagt Nederland als gastland van het Internationaal Strafhof en het Internationaal Gerechtshof niet actief bij aan geloofwaardige internationale rechtshandhaving? Op welke manier heeft Nederland uitvoering gegeven aan de uitspraken van het Internationaal Gerechtshof? Waarom is het associatieverdrag met Israël niet opgeschort? Dat is toch wel het minste wat de EU kan doen? Deze minister weet beter. Hij was ambassadeur in Israël. Hij kent het systeem van bezetting, repressie en apartheid van dichtbij. Hij weet dat dit geen tijdelijke crisis is, maar een permanent regime van onderdrukking, mogelijk door westerse steun en straffeloosheid. Toch kiest hij ervoor om niets te doen. Daarmee is Nederland, samen met Duitsland en Hongarije, niet slechts passief, maar blokkeert het actief de totstandkoming van een eensgezind Europees beleid. Dat is niet alleen een strategische ramp, maar ook een morele catastrofe.
Bestaat er werkelijk geen rode lijn voor Nederland bij oorlogsmisdaden gepleegd door Israël? Wat betekenen dan de plechtige woorden in de memorie van toelichting dat Nederland zich inzet tegen straffeloosheid? Denkt de minister werkelijk dat hij geloofwaardig is zolang hij deze gruweldaden blijft wegmasseren met zinnen als "we spreken Israël hierop aan"? Of ontkent hij dat het tegenhouden van humanitaire hulp een oorlogsmisdaad is en dat het bombarderen van ziekenhuizen en tentenkampen en het opzettelijk doden van hulpverleners oorlogsmisdaden zijn?
Voorzitter. We willen een actie van deze minister die niet blijft steken in diplomatieke vaagheden. Hij weet immers beter dan wie ook dat de Israëlische regering immuun is voor vermanende woorden. Die hebben nog nooit iets uitgehaald.
De politieke betekenis van de ontwikkelingen in het Midden-Oosten en de gevolgen hiervan — langdurige instabiliteit, geweld in de regio's rond Europa, groeiende woede over dubbele standaarden en ondermijning van de internationale rechtsorde — zijn immens, voor Europa en voor Nederland. Ziet de minister dat werkelijk niet?
Voorzitter. De bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking en buitenlands beleid en de morele afgang rond Israël en Palestina leiden tot frustratie, demotivatie en institutionele ontreddering binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken zelf. Ambtenaren die zich jarenlang hebben ingezet voor mensenrechten en internationaal recht, voelen zich verraden en niet gehoord. Het lekken van interne documenten is geen incident, maar een symptoom van een diepe crisis. Tijdens de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer zei minister Veldkamp: "Zo kan ik niet functioneren". Hoe denkt hij daar nu over? Oud-ministers, oud-ambassadeurs en ambtenaren die ontslag nemen, nemen publiekelijk en met kracht afstand van het beleid van deze minister. Andere medewerkers protesteren al maanden wekelijks voor het ministerie. Het verschil tussen de officiële lijn en het morele besef binnen de eigen organisatie is inmiddels zo groot geworden dat het vertrouwen in de politieke leiding structureel is ondermijnd.
Hoe effectief denkt de minister onder deze omstandigheden nog te kunnen functioneren? Wat is zijn antwoord daarop? Negeert hij dit protest, dan verdwijnt het niet. Integendeel, de kloof wordt alleen maar groter.
Voorzitter, ik rond af. De wereld is radicaal veranderd. Sinds 20 januari 2025 is het fundament onder de internationale rechtsorde aan het wankelen gebracht. Nederland is verlamd door een disfunctioneel kabinet. Nederland heeft zichzelf gemarginaliseerd. Het buitenlandbeleid wordt gestuurd door de binnenlandse angst en kortetermijnpolitiek. Mijn fractie staat voor een actief buitenlandbeleid van Nederland, dat Europa sterker maakt zonder enig voorbehoud, dat staat voor internationaal recht zonder enig voorbehoud en dat staat voor multilateralisme zonder enig voorbehoud. Een beleid dat recht doet aan zowel onze belangen als onze waarden, dat geen uitzonderingen maakt voor oorlogsmisdadigers en genocideplegers omdat we hen als bondgenoten beschouwen, dat zich niet laat gijzelen door extreem- en radicaal-rechts, maar dat handelt in de geest van artikel 90 van onze Grondwet. Want wie zwijgt in het aangezicht van onrecht, maakt zich medeplichtig. De geschiedenis zal hard oordelen over degenen die een genocide konden voorkomen en stoppen, maar daartoe geen poging hebben gedaan.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter. 2025 lijkt het jaar te worden waarin we getuige zijn van misschien wel de grootste geopolitieke omwenteling sinds de Tweede Wereldoorlog: van het stemmen met Rusland en tegen Oekraïne in de VN tot het starten van een ongekende handelsoorlog. Trump gaat in zijn tweede termijn met een grote sloophamer door wat er nog over was van de zogenaamde op regels gebaseerde en door de VS geleide liberale wereldorde.
Met de mondiale financiële crisis en de daarna versnellende opkomst van China als wereldmacht, was natuurlijk al eerder duidelijk geworden dat de oude orde in verval was. De schok die als gevolg van Trumps geradicaliseerde America First-agenda nu door het systeem gaat, had wat dat betreft zonder het al veel langere schuiven van de tektonische platen van de wereldpolitiek niet kunnen plaatsvinden. Maar intussen lopen de spanningen tussen de VS en China, ook als gevolg van de handelsoorlog, verder op, woedt er ondanks de door de VS gestarte vredesbesprekingen nog steeds een verwoestende oorlog op het Europese continent, staat het Midden-Oosten nog steeds in brand en is Israël hard op weg de door Trump gesteunde etnische zuivering van Gaza werkelijkheid te laten worden.
De SP vindt dat we in deze wereld van ongekende geopolitieke turbulentie en onzekerheid in ieder geval twee dingen moeten doen: het hoofd koel houden én vasthouden aan het internationale recht als ons belangrijkste kompas. Dat betekent het tegengaan van straffeloosheid en het versterken van de internationale rechtsorde in het algemeen. Het betekent ook weerstand bieden aan de internationale afbraakpolitiek van Trump en zijn extreme unilateralisme, zo veel mogelijk vasthouden aan het multilateralisme en, waar mogelijk, dat weer versterken. Graag hoor ik van de minister welke kansen hij daartoe ziet, ook in Europees verband.
Bij multilateralisme hoort ook diplomatie. Juist in deze onvoorspelbare wereld, waarin we ons niet meer kunnen verlaten op oude bondgenoten en we zoeken naar nieuw houvast en nieuwe partners, is diplomatie belangrijker dan ooit. Dat is belangrijk, ook om op te komen voor Nederlandse belangen, voor onze soft power, voor het investeren en betere relaties, voor het oplossen en voorkomen van conflicten en voor het aanpakken van grensoverschrijdende problemen, zoals de klimaatcrisis. Erkent de minister het belang van diplomatie, juist in deze tijd? Ik vermoed dat zijn antwoord "ja" zal zijn, maar waarom bezuinigt dit kabinet dan op de diplomatie? Waarom wordt het mes niet alleen in ontwikkelingssamenwerking gezet, maar wordt er ook bezuinigd op het netwerk van onze diplomatieke posten? Wederom is er sprake van kortzichtigheid, van een domme bezuiniging. Onverantwoord ook, vindt mijn fractie. Zouden we, als je het Nederlandse belang voorop wilt stellen, juist niet meer in plaats van minder moeten investeren in de kracht van diplomatie? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. De SP ziet de bevordering van ontwikkeling van de internationale rechtsorde — de plicht van de regering zoals neergelegd in artikel 90 van de Grondwet — als een van de belangrijkste pijlers, zo niet de belangrijkste pijler van ons buitenlandbeleid. De minister zal het wederom vast beamen. Immers, de internationale rechtsorde dient ook onze belangen. Maar ik wil hem wel vragen eerlijk te reflecteren op de vraag of deze regering dat nu ook echt doet: de internationale rechtsorde bevorderen. Mijn fractie ziet, eerlijk gezegd, het tegenovergestelde: een minister die in zijn beleid bijdraagt aan de uitholling van de rechtsorde. Dit gebeurt in de eerste plaats doordat deze minister in woorden maar vooral ook in daden, of het nalaten daarvan, het internationaal recht in de praktijk niet op Israël van toepassing wil laten zijn of in ieder geval: Israël laat wegkomen met de grootste schendingen van dat internationale recht en zelfs met genocide. Ik kom daar straks nog uitgebreid op terug, maar duidelijk is dat dit de internationale rechtsorde in het hart treft.
Juist in deze tijd, waarin de internationale rechtsorde zo ontzettend onder druk staat, is het van het allergrootste belang dat wij, Nederland en Europa, er wél aan vast blijven houden. Is de minister dat met mij eens? Want als wij er niet aan vasthouden, wie dan wel? En ja, er komen allerlei dreigingen op ons af en daar moet je je tegen kunnen verdedigen, maar dan moet er wel iets overblijven om te verdedigen: onze waarden, het internationaal recht, waaronder respect voor en bevordering van mensenrechten.
Een en ander betekent ook dat wij onze relatie met wat onze belangrijkste en grootste bondgenoot was, moeten herzien. Die relatie is natuurlijk nu al grote schade toegebracht door de ronduit anti-Europese houding van de nieuwe Amerikaanse regering. Maar de vraag is of wij als Nederland nu vooral moeten inzetten op herstel van die relatie, of als Nederland en als Europa onze eigen koers moeten gaan varen. Hoe kijkt de minister daartegen aan? Is hij het met mij eens dat Trump niet alleen met hulp van nieuwe oligarchen zoals Musk de eigen democratische rechtsstaat dreigt te ontmantelen, maar ook ronduit lak heeft aan de internationale rechtsorde? Zo ja, welke waarden delen wij dan nog met de VS? Wat betekent dat dan voor de NAVO, als het grootste land van het bondgenootschap mogelijk straks geen democratische rechtsstaat meer is? Graag een reactie van de minister.
En wat vindt hij bijvoorbeeld van Trumps territoriale aanspraken op het grondgebied van een NAVO-bondgenoot, waarbij het gebruik van militair geweld teneinde het begeerde Groenland in te lijven door Trump niet werd uitgesloten? Mark Rutte durfde er als NAVO-sg zijn vingers niet aan te branden, maar ik neem aan dat onze minister hier toch wel vierkant achter het beginsel van het respect voor elkaars soevereiniteit staat? Dit raakt echt het fundament, ook van de NAVO. Is de minister dat met mij eens?
Het Amerikaans imperialisme van de naoorlogse periode, namelijk een liberaal imperialisme van Amerikaanse economische expansie via een proces van globalisering, wordt nu ingeruild voor een veel reactionairder en territorialer imperialisme. Met andere woorden, Trump volgt het voorbeeld van Poetin. Zo dreigen we op wereldschaal terug te gaan naar de negentiende eeuw. Ziet de minister deze beweging ook?
Voorzitter. Ruim drie jaar geleden was de wereld getuige van een van de ernstigste schendingen van het internationaal recht, namelijk van het geweldsverbod zoals neergelegd in artikel 2 van het VN-Handvest. De Russische agressieoorlog tegen Oekraïne gaat helaas tot op de dag van vandaag door. Dit gebeurt ondanks de pogingen van de Amerikaanse regering om tot een bestand te komen. Met Palmpasen waren we nog getuige van de afschuwelijke aanval op Soemy. Het is goed dat de minister die scherp heeft veroordeeld.
Over de aanpak van Trump en of die misschien niet juist averechts dreigt te werken, kunnen we het nog lang hebben. Maar het allerbelangrijkste is nu wel dat er een duurzame vrede komt; dat er na ruim drie jaar een einde komt aan het bloedvergieten; aan een oorlog die militair niet te winnen is; die twee jaar geleden al in een patstelling was verzand. Diplomatie is dus de enige uitweg. Is de minister dat met mij eens? Wat kan hij doen en wat kan Europa doen om dat te bewerkstelligen: het bereiken van die duurzame vrede, niet over de hoofden van de Oekraïners heen, maar met Oekraïne aan de onderhandelingstafel? Wat kan Europa en wat kan Nederland nog anders doen dan het uitwerken van een in de ogen van de SP nog volstrekt prematuur idee van een afzettingsmacht?
Intussen lopen de spanningen tussen Rusland en het Europese deel van de NAVO verder op. Is de minister, als Nederlands topdiplomaat, het met me eens dat we ook moeten nadenken over hoe we die spanningen weer kunnen verminderen en dus niet al onze kaarten in moeten zetten op wat herbewapening heet, maar overbewapening dreigt te worden?
Is de minister het met de SP-fractie eens dat we alles op alles moeten zetten om een langdurige nieuwe koude oorlog, met een grotere kans dan ooit op een hete oorlog, met Rusland te voorkomen? Waar wij ons als Europa al helemaal niet in moeten laten meezuigen, is een Amerikaanse koude oorlog, laat staat een daadwerkelijk gewapend conflict tussen Amerika en China. Is de minister het met ons eens dat dat niet in ons belang is en ook niet in het belang van Europa? Meent ook hij dat wij andere belangen hebben tegenover China en dat dat land ondanks de zorgen die wij hebben en de risico's een partner is en ook moet blijven? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. De internationale rechtsorde staat niet alleen onder druk omdat autoritaire leiders van grootmachten zoals Rusland en de VS er niets mee op hebben, maar ook doordat zij die het internationaal recht zeggen hoog te willen houden, het door hun beleid feitelijk uithollen. Tot die laatste categorie behoort helaas ook Nederland, want recht kan niet anders dan onpartijdig zijn, op gelijke wijze van toepassing op gelijke gevallen. Anders wordt wat recht was, krom. Als ik de minister vraag of hij het daarmee eens is, zal hij ongetwijfeld bevestigend antwoorden, maar helaas brengt hij dat principe niet in de praktijk.
Het meten met twee maten raakt de internationale rechtsorde in het hart, en ja, ik heb het hier natuurlijk over het beleid van deze regering tegenover Israël en Palestina. Er zijn inmiddels al meer dan 51.000 — en vermoedelijk nog veel meer — Palestijnen gedood door het genocidale Israëlische geweld, het merendeel vrouwen en kinderen. Iedereen kan de beelden live op televisie zien, dagelijks: uiteengereten kinderlijven, totaal platgebombardeerde en platgewalste steden en dorpen. Maar velen blijven wegkijken.
Soms wordt dat wegkijken wel heel moeilijk, zoals met de executie van vijftien hulpverleners door Israël. Het bewijs van de zoveelste door Israël gepleegde oorlogsmisdaad is overduidelijk, maar de minister komt in zijn reactie niet verder dan te stellen dat hier "vermoedelijk sprake is van een schending van het oorlogsrecht" en het uitspreken van zijn zorgen. En ja, de Israëlische ambassadeur werd zogenaamd ontboden, maar vervolgens was de minister daar zelf niet bij. Wat een loos gebaar! Deze minister spreekt wel vaker zijn zorgen uit, maar wat heeft dat geholpen om ook maar iets te voorkomen van het verschrikkelijke leed dat de Palestijnen wordt aangedaan? Kan hij één voorbeeld noemen?
Waarom wil de minister zelden verder gaan dan het uitspreken van vermoedens van een schending van het internationaal recht, ook als het bewijs zo overduidelijk is? Wil hij in ieder geval erkennen dat de Nederlandse regering een dergelijke terughoudendheid nooit heeft getoond ten aanzien van de door Rusland gepleegde oorlogsmisdaden? Begrijpt de minister de kritiek dat dit een dubbele standaard is die de bijl aan de wortel van het internationaal recht slaat? Maakt hij zich daar eigenlijk diep van binnen niet ook heel veel zorgen over? Waarom uit hij die zorgen dan niet? Waarom handelt hij daar niet naar door Israël in ieder geval krachtig te veroordelen? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Voor steeds meer mensen en partijen wordt het onmogelijk nog langer weg te kijken van de genocide die voor onze ogen plaatsvindt, een genocide waarvoor Zuid-Afrika nu al duizenden pagina's aan bewijs heeft verzameld, nadat het Internationaal Hof van Justitie al meer dan een jaar geleden tot de uitspraak was gekomen dat genocide door Israël plausibel is. De rapporten over Israëls misdaden tegen de menselijkheid en mogelijke schendingen van het Genocideverdrag blijven zich maar opstapelen. Ik wijs in het bijzonder op twee VN-rapporten, die van het speciale comité van afgelopen november, waarvan de centrale bevinding was dat Israëls wijze van oorlogsvoering — inclusief het inzetten van honger als wapen — overeenkomt met genocide. Dat het uithongeren van de Palestijnen en het volledig blokkeren van humanitaire hulp officieel beleid is van Israël werd vorige week nog eens bevestigd door defensieminister Katz. Wat vindt de minister van diens uitspraken? Erkent de minister dat Israël de bevolking van Gaza bewust afknijpt van elke humanitaire hulp en aan het uithongeren is?
Het tweede rapport van een ander onafhankelijk VN-comité is van vorige maand en laat zien hoe Israël systematisch seksueel en gendergerelateerd geweld, waaronder het vernietigen van faciliteiten voor seksuele en reproductieve gezondheid, inzet als wapen en dat dit ook als genocidale daad is aan te merken. Heeft de minister kennisgenomen van de inhoud van dit schokkende rapport? Zo ja, wat is hierop zijn reactie? Wat gebeurt er op het departement van de minister met deze rapporten? Hoeveel van dit soort rapporten moeten er nog verschijnen voordat de minister eindelijk tot actie overgaat? Is de minister zich er überhaupt van bewust dat het Genocideverdrag lidstaten ertoe verplicht actie te ondernemen om genocide te voorkomen? Wat heeft hij dan ondernomen om te voorkomen dat Israël genocide pleegt, ook in lijn met de uitspraak van het Hof van al meer dan een jaar geleden?
Intussen hebben de VN verklaard dat de humanitaire situatie in Gaza een nieuw schrijnend dieptepunt heeft bereikt, een nieuw dieptepunt sinds half maart Israël de genocidale oorlog weer heeft voortgezet door eenzijdig het bestand met Hamas te schenden. Waarom heeft de minister die schending eigenlijk nooit willen veroordelen?
Gelukkig zwelt de kritiek op het volstrekt moreel onhoudbare Israëlbeleid van dit kabinet steeds verder aan. Verschillende voorgangers van de minister alsook andere oud-ministers en oud-ambassadeurs riepen de regering onlangs nog op om de meest rechtse partijen in de coalitie te trotseren om Israëls genocidale oorlog te stoppen. Voelt de minister zich hierdoor aangesproken? Ik hoop het. Ik hoop dat hij dit zich aantrekt en hier ook naar handelt. Minister, zo vraag ik u via de voorzitter, sta op tegen die partijen die blijven wegkijken en laat het internationaal recht weer echt het kompas zijn van uw beleid. Maak van artikel 90 van onze Grondwet geen holle frase. Stop de uitholling van de internationale rechtsorde. Blijf niet langer wegkijken. Sluit u aan bij andere landen in de EU die wél willen optreden tegen Israël. En ga eindelijk, net als Frankrijk, over tot erkenning van de Palestijnse staat. Want waarom zouden we nog langer wachten met het stappen van die stap? Wanneer maakt dit kabinet nu eens concreet werk van de tweestatenoplossing in plaats van er enkel lippendienst aan te bewijzen? Schort het EU-associatieakkoord op en stop elke militaire samenwerking met Israël. Daarom zeg ik ook hier collega Karimi na, alsook alle oud-ministers en oud-diplomaten die ik net noemde: trek dat defensieverdrag met Israël, het zogenaamde SOFA, per direct in. Alleen al op grond van het Genocideverdrag en uit het voorzorgsbeginsel, waar de Adviesraad Internationale Vraagstukken in zijn advies van afgelopen oktober ook terecht op wijst, zou de minister niet anders kunnen.
Voorzitter, ik sluit af. Recht kan niet zonder macht, maar macht zonder recht betekent toegeven aan datgene waar we ons juist tegen zouden moeten verzetten in deze wereld van Trump en Poetin. Dan lopen we het levensgrote risico dat wat wij van waarde achten op de schroothoop van de geschiedenis gaat. Ik zie uit naar de beantwoording van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan mevrouw Belhirch namens D66.
Mevrouw Belhirch i (D66):
Voorzitter. "Hoeveel geweld zien we! Hoeveel minachting wordt er soms opgewekt jegens kwetsbaren, gemarginaliseerden en migranten! Gebruik de beschikbare middelen om de behoeftigen te helpen, honger te bestrijden en initiatieven te stimuleren die ontwikkeling bevorderen. Dit zijn de 'wapens' van de vrede: wapens die de toekomst bouwen, in plaats van doodszaaierij te zaaien." Met die woorden gaf paus Franciscus afgelopen zondag opnieuw een stem aan wie vaak niet gehoord worden. Hij herinnerde ons eraan dat ware macht begint bij compassie. Zijn overlijden betekent het verlies van een moreel baken in een tijd van wereldwijde onzekerheid. Zijn leiderschap zullen we missen.
In een wereld vol spanningen en verschuivingen spreken wij vandaag over de begroting voor het Nederlands buitenlandbeleid, want het buitenland raakt onze veiligheid, onze economie en onze waarden. Oekraïne, Gaza, Sudan, Myanmar, Congo en Jemen zijn niet alleen plekken op de kaart, maar brandhaarden van menselijk leed. Miljoenen mensen zijn op de vlucht of leven in angst. De oorlog in Gaza en de Russische agressie in Oekraïne raken ook onze samenleving diep. Ze brengen verdriet, verdeeldheid en confronteren ons met vragen over rechtvaardigheid, medemenselijkheid en leiderschap. De spanningen in de Indo-Pacific nemen toe. De dreiging van cyberaanvallen groeit. De wapenwedloop versnelt. De klimaatcrisis verergert instabiliteit. Droogte, voedselschaarste en natuurrampen wakkeren conflicten aan. En het internationaal recht staat onder druk, precies op het moment dat we het het hardst nodig hebben. Zoals de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de WRR, het treffend stelde: veiligheid is geen losstaand dossier. Onze weerbaarheid staat of valt met de samenhang tussen waarden, welvaart en visie.
Voorzitter. De oorlog in Gaza heeft de grenzen van menselijkheid overschreden en tast het fundament van het internationaal recht aan. Er moet een einde komen aan deze verschrikkelijke oorlog. Humanitaire hulp moet ongehinderd toegang krijgen, gijzelaars moeten worden vrijgelaten en er moet een onafhankelijk onderzoek komen naar oorlogsmisdaden. Veiligheid en vrede zijn rechten, voor Israëli's en Palestijnen. Zolang vrouwen en kinderen sterven onder het puin, kunnen wij niet wegkijken. Nederland is hoofdstad van het internationaal recht. Dat schept een verantwoordelijkheid, juist in tijden van oorlog. Een vraag aan de minister: wat doet Nederland concreet om toegang tot humanitaire hulp mogelijk te maken en om te voorkomen dat de hulp na juni stilvalt? Het oorlogszuchtige beleid van premier Netanyahu vraagt om kritische internationale toetsing en verantwoordelijkheid. Waar staat dit kabinet? Waar staat de minister? Waar blijft het Nederlandse leiderschap? Dit vraagt om een duidelijke principiële reactie, in Europees verband maar ook bilateraal.
Voorzitter. Een van de grootste geopolitieke verschuivingen is die in onze trans-Atlantische relatie. Onder president Trump is de VS opgeschoven naar een meer transactionele koers. Wat ooit een band van gedeelde waarden was, wordt nu meer en meer een relatie van belangen. Die koerswijziging laat sporen na. Niet alleen in beleid, maar ook in vertrouwen. De handelsoorlog raakt onze economie direct. Ze raakt onze bedrijven en onze banen en vergroot de geopolitieke onzekerheid. Mijn vraag aan de minister is hoe hij de huidige Nederlands-Amerikaanse relatie beoordeelt. Wat is de reactie van dit kabinet op deze verschuiving en de uitlatingen van Trump en Vance over Europa?
We zien wereldwijd een afbrokkeling van democratische waarden. Mensenrechten staan onder druk. De ruimte voor maatschappelijke organisaties wordt kleiner. Vrouwen, minderheden, journalisten en activisten wordt het zwijgen opgelegd. En dat gebeurt niet alleen ver weg. Ook binnen Europa, ook binnen Unie waait een conservatieve wind die vrijheid, gelijkheid en tolerantie ondermijnt. Nederland heeft als grondwettelijke opdracht het bevorderen van de internationale rechtsorde, vrede, veiligheid en stabiliteit. Dat is geen abstract ideaal. Het raakt aan wie we zijn en aan wat we willen betekenen, voor onze mensen en voor de wereld daarbuiten. Nederland heeft internationaal een sterke reputatie, maar zo'n reputatie is niet vanzelfsprekend. Ze is opgebouwd met decennia van diplomatie, strategisch beleid en overtuigde inzet voor internationale samenwerking. Die positie staat nu onder druk. Sinds dit kabinet is Nederland steeds vaker onzichtbaar op het internationale toneel. We zijn een betekenisvol handelsland met een sterke diplomatieke traditie, maar als we onzichtbaar zijn, verliezen we die plek en daarmee ook onze invloed. Zichtbaarheid is nu geen luxe, maar noodzaak. Als wij geen leiderschap tonen, doen anderen het, met andere belangen, andere waarden. Naast de WRR laat ook de IOB zien hoe die druk zich opbouwt. De diplomatieke slagkracht kraakt, de werkdruk is structureel te hoog, er is te weinig ruimte voor strategische deskundigheid en Nederlanders blijven ondervertegenwoordigd in EU- en NAVO-staven, met verlies aan invloed tot gevolg.
Voorzitter. Dankzij de inzet van de minister is het bezuinigingspercentage op de diplomatieke posten teruggebracht van 22% naar 10%. Dat verdient waardering, maar het blijft een forse klap. Hoe rijmt de minister de ambitie tot multilaterale invloed met het afschalen van ons diplomatieke netwerk? Wat doet hij concreet om Nederland op sleutelposities in multilaterale fora te krijgen? Welke impact hebben de aangekondigde sluitingen, niet alleen in euro's, maar ook in menskracht en geopolitieke zichtbaarheid?
De AIV waarschuwde al in 2017. Eerdere bezuinigingen op het postennet vormden een forse aanslag op het vermogen van Nederland om op te komen voor fundamentele waarden en belangen. Hoe voorkomt de minister dat we opnieuw die fout maken? Wordt er samengewerkt met gelijkgestemde landen om bijvoorbeeld posten te delen?
Afgelopen maand behandelden we met minister Klever de BHO-begroting. We gaan dat debat hier vandaag niet herhalen, maar ik wil wel één punt benadrukken. Oud-Commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp zei het treffend: een stabiel, ruim ontwikkelingsbudget is essentieel om veiligheidsdoelen te behalen. Defensie, diplomatie, handel en ontwikkelingssamenwerking versterken elkaar. Mijn vraag aan de minister is: wat is zijn visie op geïntegreerd buitenlandbeleid?
Voorzitter. Nederland behoort tot de kopgroep met betrekking tot multilaterale mensenrechtenfora. Die rol is waardevol en vraagt om inzet. Het is daarom zorgelijk dat het Mensenrechtenfonds wordt gekort. Ambassades hebben minder ruimte om organisaties en mensenrechtenverdedigers te ondersteunen. Instrumenten als Matra en Shiraka zijn juist nu essentieel, vooral aan de randen van Europa. Hoe blijft Nederland effectief bijdragen aan mensenrechten, zeker nu die steun onmisbaar is, vraag ik de minister.
Mensenrechten, maatschappelijke ruimte en gendergelijkheid zijn fundamenten van vrede. In fragiele regio's betekent veiligheid ook toegang tot recht, onderwijs en zorg. Vrouwenrechten zijn daarin een strategisch anker en toch worden vrouwen vaker uitgesloten, ook in vredesprocessen. Over twee maanden verwelkomt Nederland hier in Den Haag de NAVO-top, misschien wel de belangrijkste top sinds het einde van de Koude Oorlog. Deze top is meer dan een militaire bijeenkomst. Het is een kans om onze principes zichtbaar te maken en leiderschap te tonen. Hoe worden vrouwen, vrede en veiligheid, oftewel WPS, inclusief resolutie 1325 betrokken bij deze top?
Juist nu zien we dat vrouwen en vrouwenorganisaties steeds minder betrokken worden bij vredesonderhandelingen van Sudan tot Gaza, terwijl we weten dat hun betrokkenheid leidt tot duurzame vrede. Dit is geen idealisme. Dit is effectief veiligheidsbeleid. Kan de minister toezeggen dat Nederland, gezien onze trekkersrol, juist nu extra inzet toont op dit terrein, ook tijdens de NAVO-top?
Voorzitter. Wij hebben met grote verontwaardiging kennisgenomen van de aankondiging van de minister om het feministisch buitenlandbeleid los te laten. Juist nu, in een wereld waarin vrouwenrechten onder druk staan, vrouwen uitgesloten worden van vredesprocessen en gendergelijkheid wereldwijd wordt teruggeduwd, is het van essentieel belang dat Nederland pal staat voor dit beleid. Daarom dring ik er bij de minister op aan om dit beleid te handhaven. Het feministisch buitenlandbeleid is geen ideologisch project, maar een effectieve strategie voor vrede, stabiliteit en inclusieve ontwikkeling. Juist nu moet Nederland leiderschap tonen: niet terugtrekken, maar doorgaan, en niet relativeren, maar versterken.
Tot slot, voorzitter. Nederland heeft als klein land grote invloed gehad, juist omdat we waarden, diplomatieke kracht en internationale samenwerking durfden te combineren. Laten we koers houden: principieel, betrokken, moedig. Nederland moet zichtbaar zijn voor onze veiligheid, onze mensen en de wereld die op ons rekent. Vrede en veiligheid zijn namelijk geen gevolg van macht, maar van de moed om op te komen voor recht.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Belhirch. Dan is het woord aan de heer Hartog namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. Met de begroting van Buitenlandse Zaken nemen we vandaag een doorkijkje vanuit Nederland naar de wereld. Bij het tot stand komen van deze regering hebben de constituerende partijen vanaf het begin aangegeven dat de verhoudingen in de wereld aan het verschuiven zijn. Daarmee zouden we het ons volgens hen ook kunnen veroorloven om minder aan Buitenlandse Zaken en ontwikkelingssamenwerking uit te geven. De visie van mijn fractie verschilt hierin fundamenteel van de visie van deze regering. In onze ogen zouden we onze inspanningen juist moeten vergroten. De vraag van mijn fractie is dan ook hoe de minister deze fundamentele keuze van de regering rijmt met de opmerking in de memorie van toelichting van deze begroting, waarin de regering stelt dat de oplopende geopolitieke spanningen in de wereld juist een assertief kabinetsstandpunt verlangen.
Voor vandaag streeft mijn fractie echter geen breed politiek debat na. Wij zouden graag een aantal specifieke vragen willen stellen ter verduidelijking van de gemaakte keuzes. Daarbij willen we als thema's aan de orde stellen de bijdrage aan de EU, de indexatie van de niet-ODA-uitgaven en de mogelijke besparingen op de diplomatieke diensten.
Voorzitter. De begroting van Buitenlandse Zaken huisvest de bijdrage aan de Europese Unie. Mijn fractie begrijpt deze administratieve keuze en ziet ook dat de begroting in artikel 3 voor 99% juridisch verplicht is. Welke mogelijkheden ziet de minister dan voor het parlement om hier keuzes in te maken? Is het nog mogelijk, vraagt mijn fractie zich af, om bepaalde juridische verplichtingen niet na te komen? Heeft Nederland ook hier een voorbehoud van beschikbaarheid van budgettaire middelen gemaakt, zoals dit bijvoorbeeld bij Ontwikkelingshulp is gebeurd? De reden van mijn vraag is dat wij bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Handel geleerd hebben dat ook juridisch bindende contracten kunnen worden opengebroken als het parlement dat wil. Dat gold toen voor het contract met UNRWA. Hoe ziet de minister deze mogelijkheid?
Mijn fractie ziet in de memorie van toelichting een verhelderende uitleg van mee- en tegenvallers en van kasschuiven, die de uiteindelijke afdracht aan de EU bepalen. Hiervoor worden gedurende het jaar ook suppletoire begrotingen ingediend. Desalniettemin zijn er een aantal ontwikkelingen die bij mijn fractie wat vragen oproepen. Dat geldt ten eerste voor de invoerheffingen. De begroting voorziet een verminderd niveau van invoerheffingen. Dat lijkt in de Voorjaarsnota gedeeltelijk te worden bijgesteld, maar het is mijn fractie niet geheel duidelijk in welke mate. De recente ontwikkelingen in de wereldeconomie roepen vanzelfsprekend de vraag op wat er precies verwacht kan worden. Mijn fractie is natuurlijk niet enthousiast over de door de regering van de Verenigde Staten van Amerika ingezette tariefescalatie. Die betekent echter wel dat de eigen inkomsten van de EU omhooggaan. Heeft de regering hier een analyse van gemaakt? Zijn er verschillende scenario's ontwikkeld? Binnen welke bandbreedte kunnen wij suppletoire begrotingen verwachten?
Hieraan gekoppeld zijn de perceptiekosten van 25% die Nederland mag inhouden van de douaneheffingen. De minister geeft aan dat die niet budgettair verbonden zijn met het functioneren van de Douane. Toch zou mijn fractie een beter inzicht willen in de baten en de lasten. Hoe verhoudt de ruim 1 miljard aan perceptiekosten zich tot de operationele kosten van de Douane, met name voor zover het de inning van douanerechten betreft?
Mijn fractie wil ook nog even naar de uitgaven van de EU kijken. De minister rapporteert een onderuitputting van de EU-begroting die tot een kasschuif naar latere jaren leidt. Wat is echter de verwachte onderuitputting van het huidige MFK? Hoe kijkt de minister naar de voorstellen voor herziening van de cohesiefondsen om uitgaven voor Defensie en huisvesting toe te staan? Welke budgettair effect zal dat voor Nederland hebben?
Tot slot op dit thema de inkomsten vanuit de EU. Voor de nationale departementen hebben wij het zogenaamde HGIS-overzicht. We hebben echter geen overzicht van de inkomsten voor Nederland die via medeoverheden en universiteiten effectief de begroting van Buitenlandse Zaken binnenkomen. Ik heb hier bij eerdere begrotingsdiscussies al vragen over gesteld. Is de minister bereid om verder onderzoek te doen naar de totale directe inkomsten vanuit de EU-begroting voor Nederland en om hierover aan de Kamer te rapporteren? Kan de minister hier een toezegging op doen?
Dan het tweede thema. Mijn fractie heeft een vraag over de indexatie van de non-ODA-middelen. Mijn fractie begrijpt niet in hoeverre deze middelen nu precies het bni gaan volgen. De Voorjaarsnota schept hier verwarring over voor ons. Daarnaast is ook niet duidelijk of en waarom de ODA-middelen anders behandeld moeten gaan worden. Kan de minister uitleggen hoe dat precies zit? Welke verklaring heeft de minister voor het verschil in benadering?
Voorzitter. Het derde thema heeft mijn fractie ook al eerder aan de orde gesteld. Wij hebben binnen de EU een dubbele buitenlandse dienst. Als we dan toch naar meer efficiency zoeken, liggen daar wat mijn fractie betreft wel heel wat mogelijkheden. Volt ziet de Europese diensten en nationale diensten nu als parallelle diensten, die overleggen over de in te nemen positie. Op het gebied van het vergaren van inlichtingen en het analyseren daarvan is er een enorme doublure. De Kamer kent de wens van Volt om in de Europese Unie slechts één buitenlandse dienst te hebben, herenigd met de Europese Commissie. Mijn fractie vraagt aan de minister welke mogelijkheden hij tot die tijd ziet om doublures te vermijden en op een meer geïntegreerde manier samen te werken. Mijn fractie vraagt ook hoe wij op kleinere schaal, binnen de Benelux-landen, efficiënter met de middelen kunnen omgaan.
Voorzitter. Dan mijn laatste punt. In deze begroting neemt de regering het ook op voor Nederlanders die in het buitenland wonen en werken. Ik heb de minister hier in ons kennismakingsgesprek over bevraagd. Hij heeft toegezegd met vertegenwoordigende organisaties in gesprek te gaan over concrete problemen die Nederlanders in het buitenland ondervinden. Wat heeft de minister in de afgelopen maanden concreet gedaan om dit gesprek aan te gaan? Wat zijn daarvan de resultaten?
Voorzitter, ik kijk uit naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hartog. Dan is het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers, namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank, voorzitter. Over een paar weken staan we stil bij het einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederland en vieren we 80 jaar Nederlandse vrijheid. De Russische oorlog in Oekraïne en de terugtrekkende bewegingen van Trump plaatsen deze viering van 80 jaar vrijheid in een ander daglicht. Hoe bewerkstelligen we duurzame vrede in Europa? Dát is de vraag die de fractie van de Partij voor de Dieren centraal stelt tijdens deze vieringen. Ik ben blij dat we vandaag hierover in debat kunnen gaan met de minister van Buitenlandse Zaken, vanuit een perspectief van geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid.
Voorzitter. Het huidige debat over Europese veiligheid, de oorlog in Oekraïne, de dreiging van Rusland en de veranderde positie van de VS richt zich wat mijn fractie betreft te veel op bewapening en te weinig op vrede. Na het dramatisch verlopen gesprek tussen Zelensky en Trump in het Witte Huis en de dreigende taal van Trump richting de NAVO sloeg de paniek toe in Europa. Waar de Europese Unie normaal gesproken traag opereert, kwam Ursula von der Leyen nu bliksemsnel met een plan van 800 miljard voor ReArm Europe, waarmee de Europese regeringsleiders vrijwel unaniem hebben ingestemd. Onze fractie maakt zich grote zorgen over de vanzelfsprekendheid waarmee wordt gesproken over de noodzaak tot verdere grootschalige bewapening. Ik spreek hier bewust niet van herbewapening, want de Europese NAVO-lidstaten hebben al een indrukwekkend arsenaal aan wapens. Van herbewapening is dus geen sprake. Mijn fractie mist in het debat een kritische reflectie op de noodzaak én het gevaar van zo'n verdere grootschalige bewapening.
Europese burgers worden bang gemaakt door de continue en allesoverheersende retoriek over het risico dat Rusland een NAVO-lidstaat zou binnenvallen en daarmee artikel 5 zou testen, terwijl het bewijs voor zo'n veronderstelde dreiging niet wordt geleverd. Zo wordt er geen bewijs geleverd voor de intentie van Rusland om een NAVO-lidstaat binnen te vallen. Ook laat de drie jaar durende oorlog in Oekraïne zien dat de militaire capaciteit van Rusland niet zodanig is dat het een conflict met Europese NAVO-lidstaten aan zou kunnen.
Voorzitter. Uiteraard moeten Europese NAVO-lidstaten zich kunnen verdedigen als het onwaarschijnlijke scenario zich voordoet dat Rusland de NAVO binnenvalt. Maar het is niet aannemelijk dat er een noodzaak is om hiervoor grootschalig verder te bewapenen. Diverse deskundigen stellen dat Europa voldoende militaire middelen heeft, maar dat die middelen simpelweg niet voldoende op elkaar aansluiten. Niet duidelijk is waarom zo'n afstemming of meer gezamenlijke inkoop 800 miljard zou moeten vergen. Hoe kijkt de minister daarnaar? Is hij het met onze fractie eens dat het binnen de huidige defensiebudgetten opgelost zou kunnen worden als we effectiever samenwerken en focussen op verdediging?
Wapens brengen zelden vrede. Grootschalige verdere bewapening kan leiden tot een wapenwedloop waar niemand, mens, dier of natuur, beter van wordt. Grootschalige verdere bewapening kan dus voor verdere escalatie zorgen. Bovendien, miljarden die worden besteed aan wapentuig, kan je niet besteden aan pensioenen, onderwijs, zorg, klimaat, natuur of aan een duurzame en een diervriendelijke landbouw. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Een bewezen grotere dreiging voor Europese vrede en veiligheid zijn hybride dreigingen, zoals cyberaanvallen, aanvallen op strategische objecten of inmenging in het politieke en publieke debat. Dit zijn dreigingen waarover onder politieke analisten wel unanimiteit bestaat; je bestrijdt die niet met raketten en granaten. Europa en Nederland moeten investeren in de bescherming van deze objecten, diensten en processen, aangezien veiligheid veel breder is dan alleen territoriale veiligheid en ook fysieke, economische en ecologische veiligheid, en sociale en politieke stabiliteit omvat. Deze brede veiligheid krijgt volgens mijn fractie te weinig aandacht in het huidige debat.
We moeten dus werken aan de weerbaarheid van de Nederlandse samenleving. Hiermee bedoel ik niet alleen "een noodpakket in huis halen". Weerbaarheid omvat ook een sterke rechtsstaat, internationale samenwerking, een onafhankelijke pers, gedegen onderwijs en het via theater, kunst en film stimuleren van mensen om kritisch na te denken. Toch weet dit kabinet nog altijd niet hoe het moet omgaan met desinformatie. Sommige leden van het kabinet verspreiden zelf desinformatie, zoals minister Faber met haar uitspraak dat Zelensky de oorlog is gestart. Kamerleden trekken objectiviteit en onafhankelijkheid van rechters in twijfel, en er wordt rigoureus bezuinigd op de publieke omroep, op onderwijs en cultuur. Ook burgerschapsonderwijs, dat scholieren leert hoe de democratie werkt, schiet tekort.
Ik wil de minister vragen hoe het staat met de brede veiligheid van Nederland. In hoeverre denkt hij dat Nederland voorbereid is op aanvallen op civiele doelen? Hoe weerbaar is Nederland bij sabotage van onze stroomvoorziening of van communicatiesystemen? In hoeverre zijn we in staat om desinformatie te voorkomen en aan te pakken? Wat doet dit kabinet via internationale samenwerking, anders dan militaire samenwerking, om toekomstige conflicten te voorkomen? Welke consequenties hebben de bezuinigingen van dit kabinet voor onze brede veiligheid? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Onze fractie pleit voor een andere strategie dan "bommen en granaten". Na meer dan 1 miljoen slachtoffers in de oorlog in Oekraïne en ernstige schade aan dieren, natuur en milieu, kan verdere oorlogsretoriek niet de oplossing zijn. Wat de fractie van de Partij voor de Dieren betreft moet stevig worden ingezet op een breed vredes- en veiligheidsbeleid. Het bewerkstelligen van een duurzame en rechtvaardige vrede in Europa moet prioriteit krijgen. We missen in het debat dan ook een gedegen analyse van de alternatieven voor bewapening terwijl die er wel degelijk zijn. Ten eerste pleiten we voor een onmiddellijk staakt-het-vuren zodat gestart kan worden met onderhandelingen voor een duurzame vrede. Welke proactieve initiatieven neemt dit kabinet om een staakt-het-vuren te bewerkstelligen? Tot dit staakt-het-vuren steunt Nederland Oekraïne in zijn verdediging tegen de Russische agressie, zowel militair als civiel, binnen de kaders van het internationaal recht. Dat is dus onder meer met de garantie dat Nederlandse middelen niet worden ingezet voor clustermunitie en landmijnen.
Maar steun aan Oekraïne gaat verder dan dat. Daarom pleiten we ten tweede voor uitbreiding van de sancties tegen Rusland zolang de oorlog voortduurt. Ook moet onderzocht worden in hoeverre bevroren tegoeden van Russen kunnen worden geconfisqueerd. Ondanks de sancties importeert de EU nog steeds onder meer nikkel, kunstmest, aardgas, aardolie, ijzer en staal uit Rusland. Nederland importeert, naast deze producten, ook nog eens voor zo'n 2 miljard euro een bijna oneindige lijst aan producten uit Rusland, zoals koper, vis, zout, veevoer, aluminium en ja, wapens en munitie en nucleaire reactoren, om maar een paar voorbeelden te noemen. Ook gebruikt Borsele uranium dat in Rusland wordt verrijkt en speelt Nederland een belangrijke rol in de doorvoer van Russisch uranium. Dit moet stoppen, want onze sponsoring van de Russische oorlogseconomie valt niet te rijmen met de wens om Oekraïne te steunen in de oorlog. Is het kabinet van plan de sancties uit te breiden? Graag een reactie van de minister.
Ten derde pleiten we ervoor dat Nederland en Europa de mogelijkheden onderzoeken voor een vredesconferentie tussen Russische en westerse landen. Talks in plaats van tanks. De onderhandelingen over vrede tussen Oekraïne en Rusland kunnen hier onderdeel van uitmaken, aangezien de oorlog tussen Oekraïne en Rusland niet anders kan worden beëindigd dan via onderhandelingen.
De NAVO-top die eind juni in Den Haag, stad van vrede en recht, wordt gehouden, zou een goede gelegenheid zijn om naast de stand van zaken van de oorlog ook de organisatie van een vredesconferentie te bespreken. Met zo'n Nederlands voorstel wordt niet alleen gewerkt aan het einde van de oorlog en een mineral's deal, maar aan duurzame vrede in Europa. De vredesconferentie zou kunnen worden gehouden in Den Haag in de traditie van vredesconferenties in onze stad. Ook nu kan Nederland vanuit die geschiedenis een doorslaggevende rol spelen in de vrede. Graag een reactie van de minister. We overwegen een motie op dit punt.
Voorzitter. De krijgsmacht wil uitbreiden, maar jongeren staan niet te trappelen. Dat kan mijn fractie heel goed begrijpen, want wat doet het kabinet eigenlijk voor jongeren? Ik wil graag een aantal passages uit een opiniestuk van studente Julia van Dijk uit het NRC citeren, die zich afvraagt waarom het kabinet haar vraagt haar leven te geven voor Nederland, terwijl datzelfde kabinet de jongeren op alle fronten laten stikken. Ik citeer: "Terwijl er in recordtempo miljarden worden vrijgemaakt voor straaljagers, munitie en drones, blijven studenten wonen in schimmelwoningen, blijven klimaatplannen liggen en blijft de zorg piepen zonder structurele oplossingen. Onze bestaanszekerheid lijkt minder waard dan een hypothetisch conflict. De reflex tot herbewapening wordt zelden vergezeld van een even ambitieus plan voor diplomatie, conflictpreventie of vredesopbouw. Twijfel aan militaire uitbreiding wordt al snel als wereldvreemd idealisme afgedaan. Alsof meer wapens, meer dreiging en meer paraatheid de enige route naar veiligheid vormen. Het gaat hier ook om de richting die Europa inslaat: een steeds militaristischere toekomst, gestuurd door politieke en economische belangen, waarin alternatieven nauwelijks nog ter tafel komen. Natuurlijk is veiligheid belangrijk, maar wij zijn geen grondstof voor een oorlogsmachine. Wij zijn mensen met zorgen, dromen en het recht op een toekomst. Laat ze eerst maar eens vechten voor ons." Wat een prachtig betoog.
Voorzitter. Ik rond af. De Russische schrijver Tolstoj zei al meer dan een eeuw geleden: zolang er slachthuizen zijn, zullen er slagvelden zijn. Daarom ben ik voorts van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren-Hamakers. De heer Hartog namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Ik dank mevrouw Visseren-Hamakers voor haar betoog, maar ik heb een vraag over de samenhang tussen de verschillende voorstellen. Aan de ene kant vraagt u om een staakt-het-vuren. We moeten even kijken voor wie dat nou het gunstigst is. Dan vraagt u aan Nederland om met de sancties meer te gaan vuren. Tegelijkertijd vraagt u om in dezelfde brief een uitnodiging te sturen voor een vredesconferentie. Het is mij niet helemaal duidelijk hoe zo'n brief ontvangen zou worden door de strijdende partijen.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Volgens mij heb ik niet gezegd dat dat in één brief moest. Het is een samenhangend pakket aan voorstellen, dat ons inziens effectiever zal zijn dan alleen investeren in militaire middelen. Dat gezegd hebbende, gaan wij voor een onmiddellijk staakt-het-vuren. Wij zouden het graag vanmiddag laten ingaan, maar wij begrijpen ook wel dat dat vanmiddag niet ingaat. Tot we dat staakt-het-vuren hebben bewerkstelligd, stellen wij twee dingen voor: het blijven ondersteunen van Oekraïne en het uitbreiden van de sancties. Want het kan toch niet zo zijn dat we aan de ene kant Oekraïne blijven steunen en aan de andere kant voor 2 miljard aan handel drijven met Rusland? Dat is geen effectief buitenlandbeleid. Dat pakket voor een staakt-het-vuren en in de tussentijd het ondersteunen van Oekraïne en het uitbreiden van de sancties tegen Rusland is stap één. Tegelijkertijd kun je op de langere termijn werken aan een vredesconferentie.
De heer Hartog (Volt):
Dan kom je misschien op de vraag van de langere termijn, maar u stelde voor om zo'n vredesconferentie al in juni te doen. Ik vind dat relatief kort dag, zeker ook vanuit een organisatorisch oogpunt. Maar mijn vraag is nog steeds gericht op wat er gebeurt aan de ontvangende kant. U spreekt over de zendende kant, vanuit Nederland, maar laten we kijken naar de ontvangende kant. Een president als Poetin krijgt dan een brief waarin staat "we gaan nog meer sancties doen, maar, trouwens, we hebben in juni een conferentie; wil je met ons over vrede komen praten?" Ik begrijp niet hoe die twee met elkaar gerijmd kunnen worden.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Wij doen het voorstel om de NAVO-top in juni te gebruiken om de discussie over die vredesconferentie te starten. Het is dus niet zo dat wij voorstellen om een vredesconferentie in juni te houden. Dat zouden wij graag doen, maar wij snappen ook wel dat dat langer duurt dan een paar maanden. Het feit dat de wereldleiders in Den Haag zijn, willen we niet alleen gebruiken om de oorlog te bespreken, maar ook om de toekomst van de vrede te bespreken. Dát is ons voorstel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van den Oetelaar namens Forum voor Democratie.
De heer Van den Oetelaar i (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid. Vandaag bespreken we met name de uitgaven voor het versterken van de internationale rechtsorde, veiligheid en stabiliteit, een effectieve Europese samenwerking en het apparaat dat dit alles voor Nederlandse burgers moet bewerkstelligen. Deze uitgaven gaan over onze verhouding tot twee grote oorlogen, de zogenaamde bilaterale relaties en partnerschappen, en de uitvoering van mensenrechten en een internationale rechtsorde met de NAVO als hoeksteen.
Voorzitter. Dit is ons buitenlandbeleid, maar laten we helder zijn: dit beleid gaat niet over het behartigen van handelsrelaties die de Nederlandse burger ten goede komen. Het gaat niet over het beheersen van veiligheidsbedreigingen zoals ongecontroleerde migratiestromen. En het gaat al helemaal niet over het ontdekken van nieuwe werelden in letterlijke of figuurlijke zin. Nee, deze begroting staat voor precies het tegenovergestelde van wat het ministerie van Buitenlandse Zaken zou moeten doen volgens Forum voor Democratie. De kern van dit alles ligt besloten in één term die wordt genoemd in het eerste begrotingsartikel: de nieuwe wereldorde. Dat is een wereldorde waarin — zo lijkt het — het Nederlandse belang systematisch wordt opgeofferd.
Ons belang moet volgens deze begroting wijken voor een pseudoconventionele oorlog in een context van kernmachten, waarin het dodental uiteindelijk dat van de Eerste Wereldoorlog kan benaderen als we niet tot bezinning komen. Ons belang moet wijken in de context van een eeuwigdurende strijd in het Midden-Oosten die geen directe geografische bedreiging voor Nederland vormt, een federalisering van Europa die ons land reduceert tot een provincie met louter uitvoerende taken, en een complottheorie over massale mensenrechtenschendingen van een bijeengeraapte groep minderheden in een samenleving die — laten we eerlijk zijn — tot de meest vrije, tolerante en seculiere in de geschiedenis in de mensheid behoort. De overige begrotingsartikelen zijn uitvloeisels van de uitwerking van deze zojuist genoemde trends.
Het financiële deel van de stukken wordt nog voorafgegaan door een bezuinigingsparagraaf waarin in ieder geval voor dit jaar een bezuiniging van 42 miljoen euro aan belastinggeld wordt genoemd. De genoemde meerjarige bezuinigingen klinken goed, maar gezien de correctie van deze Kamer op de andere begrotingen en de plannen voor de Voorjaarsnota die in de afgelopen weken zijn aangekondigd, voelen ze alsof we met deze begrotingen op het verkeerde been worden gezet. Met name de partijen die financiële terughoudendheid hadden beloofd, komen dit bij alle begrotingen vooralsnog totaal niet na.
Als we vervolgens kijken naar de ontwerpbegroting, zien we dat er ondanks die niet al te hoopgevende bezuiniging onderaan de streep alsnog structureel voor miljoenen meer wordt uitgegeven dan er binnenkomt — nogmaals, voor volstrekt onzinnige prioriteiten die de Nederlandse belastingbetaler totaal niet dienen. Onze fractie zou, verwijzend naar haar senaatsfunctie, kunnen spreken over de onuitvoerbaarheid van deze begroting en dit beleid. Maar laten we het simpel houden: dit beleid is volstrekte geldverspilling. Dat is voor ons, en voor ons stemgedrag, voor nu voldoende.
Graag horen wij van de minister een reflectie op het volgende. De NAVO-top staat voor 51 miljoen euro op de begroting, maar recente berichten wijzen op organisatorische chaos en financiële risico's. Hoe garandeert de minister dat dit geen geldverspilling wordt? Waarom prioriteert hij deze top boven bijvoorbeeld een lastenverlichting voor de Nederlandse burgers? In de Voorjaarsnota lezen de werkende Nederlanders dat zij toch vooral meer zullen moeten gaan betalen.
Forum voor Democratie wil een ministerie van Buitenlandse Zaken dat weer gaat doen waarvoor het ooit is opgericht. Volgens ons zijn dat de volgende zaken. Het Nederlands belang altijd vooropstellen in het buitenland. Nauwe samenwerking met de ons omringende staten. Extra aandacht voor een goed contact met geëmigreerde Nederlanders in bijvoorbeeld Canada, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Normalisering van de verhoudingen met Rusland en het opheffen van de sancties. Steun voor de oppositie van minderheden, zoals christelijke gemeenschappen in het Midden-Oosten. De betrokkenheid van Nederland bij internationale organisaties zoals de EU, het WEF, de WHO en de NAVO herzien.
Voorzitter. Deze begroting is een blauwdruk voor Nederland dat zichzelf weggeeft. Forum voor Democratie verzet zich hiertegen. Wij roepen deze Kamer op om deze prioriteiten te verwerpen en te kiezen voor een buitenlands beleid dat onze boeren, burgers en belangen dient. Wij zullen tegen deze begroting stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Oetelaar. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering tot 16.00 uur.
De vergadering wordt van 15.14 uur tot 16.00 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Thans komen we bij het antwoord van de regering in eerste termijn. Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Veldkamp i:
Voorzitter. Het is een eer om hier te mogen zijn, voor mij voor het eerst hier plenair, en zelf achter de katheder te mogen staan. Je vraagt je dan af waarmee je je inleiding zult beginnen. Ongeveer iedere minister van het kabinet kreeg prachtige citaten van filosofen en schrijvers mee van uw edelachtbare voorgangers. Als u het niet erg vindt, voorzitter, schuif ik die toch terzijde. Anderen kunnen daar meer van weten dan ik op dit moment. Bij een aantal van de betogen die ik heb gehoord, moet ik wel denken aan iemand met wie ik, en waarschijnlijk velen van u, het beleidsmatig niet altijd eens waren of zijn, maar die toch weleens opmerkelijk dingen zei. Ik heb het over Donald Rumsfeld. Mevrouw Karimi kan zich herinneren dat ik in de VS werkte toen hij minister van Defensie was. Hij zei weleens: er zijn known knowns, er zijn known unknowns en er zijn unknown unknowns. In een wereld waarin op dit moment machtspolitiek en eigenbelang snel terrein winnen, neemt ook het aantal unknow unknows toe.
We moeten ons leren instellen op onzekerheid, zeker met de huidige Trumpregering in combinatie met de schuivende wereldverhoudingen. We moeten daarmee leren omgaan. De wereld is in transitie. De internationale ordening van na 1945 — en zeker ook van de afgelopen 35 jaar sinds de val van de Berlijnse Muur — staat sterk onder druk. Afspraken en regels die we gewend waren tussen landen, verliezen aan kracht. Ook het multilateraal stelsel schudt en beeft. Ik kom daar straks op terug. Het Westen zet niet meer de toon. Oude coalities veranderen, nieuwe coalities en nieuwe fora komen op, zoals BRICS en G20, en mondiaal zijn er structurele veranderingen gaande. Zij worden gestimuleerd door zaken als een assertieve opstelling van China, de agressieve machtspolitiek van Rusland, de opkomst van diverse middenmachten, een meer geëmancipeerd mondiaal Zuiden dat zich heroriënteert, en ook een veranderende houding en verhouding van de VS ten opzichte van de wereld.
Ik ben ervan overtuigd dat het zwaartepunt van het wereldgebeuren verschuift, deels naar het zuiden en deels zeker ook naar het oosten van de wereldkaart. We zien dat op economisch gebied. Velen van ons groeiden op in de tijd dat Rotterdam de grootste haven ter wereld had. Nu kijkend naar de statistieken, zie je een hele serie havens hoger in de ranking staan. Zij liggen allemaal in Azië, de meeste ervan in China. Als je kijkt naar de militaire verhoudingen en krijgsmachten, bedenk dan dat de krijgsmacht van een land als Zuid-Korea meer militairen in dienst heeft dan die van het VK, Duitsland en Frankrijk bij elkaar opgeteld. Dat heeft natuurlijk ook met een concrete dreiging te maken, maar dat een land welvarend kan zijn en welvaart voor zijn bevolking kan organiseren, maar ook zo'n grote krijgsmacht, zegt ook iets over de opkomst van Azië.
Je ziet het ook als je kijkt naar de weergaloze militaire opkomst van China: twee kernkoppen per week erbij, een fregat of destroyer in de marine erbij en er wordt gewerkt aan een zesde generatie gevechtsvliegtuigen. Je ziet het ook als je kijkt naar de diplomatieke verhoudingen in de vorige eeuw en in deze eeuw. In de vorige eeuw was het toch zo dat conflicten en oorlogen in Europa een ripple-effect hadden in de rest van de wereld. Ik denk dat dat nu is omgekeerd en dat het anders ligt. Nu kunnen vooral schuurpunten en conflicten in Azië zo'n effect vooroorzaken. Denkt u zich even in als er iets op het gebied van de status quo rond Taiwan zou veranderen.
Deels gaat het om processen die veel groter zijn dan wij ooit in beleid kunnen vatten en kunnen helpen aansturen vanuit een land als Nederland of Europa. Tot ongeveer 1800 waren de economieën van China en India de grootste ter wereld. Je zou kunnen zeggen dat die nu weer hun oude plaats beginnen in te nemen. Tegen 2050 zullen volgens veel ramingen China en India weer de eerste en tweede economie van de wereld worden. Dan hebben we het nog niet eens over de mogelijkheid dat zij hun betrekkingen herstellen. Na een oorlog, enkele jaren geleden in de Himalaya, zijn er bijvoorbeeld geen vliegverbindingen meer tussen beide landen. Maar denkt u zich eens in wat voor ongelooflijke kracht en economische dynamiek het kan betekenen als die betrekkingen zich volledig herstellen. De vraag is of een Trumpadministratie, om dat lelijke woordje te gebruiken, of een Trumpregering een dergelijke opkomst zal weten tegen te houden, met welk beleid dan ook.
Dat zijn ook demografische trends. Wij als Europanen, inwoners van Europa, maken 6% à 7% van de wereldbevolking uit; 88% van de wereldbevolking leeft niet in het Westen. Als Europeanen kunnen we ons dus ook geen Überlegenheitscomplex veroorloven. Europa wordt minder — excuses voor de Duitstalige term — Deutungsmacht, minder een duidingsmacht dan we misschien in het verleden gewend waren.
Voor Nederland verandert het wereldwijde speelveld. Het wordt onzekerder, onvoorspelbaarder. Nederland kan niet meer rekenen op of profiteren van een door het Westen overheerste wereld. Vrede, veiligheid, stabiliteit, vrijhandel, markttoegang, open aanvoerlijnen: het zijn geen vanzelfsprekendheden meer. Tegelijkertijd blijven we voor onze welvaart en veiligheid enorm van dat buitenland en van die wereld afhankelijk. Kortom, we staan voor een uitdaging. Hoe passen we ons aan? Hoe verhouden we ons tot die nieuwe wereld, die in een aantal opzichten is veranderd en verandert op een wijze die we zelf altijd hebben voorgestaan? We hebben zelf decennialang ook als Nederlands beleid gehad dat armoede moest worden bestreden en dat we blij kunnen zijn dat honderden miljoenen, miljarden mensen tot een middenklasse in de wereld zijn gaan behoren.
Ondertussen staan we voor grote uitdagingen. We worden geacht, gevraagd — en door de VS wordt het geëist — als Europese landen meer zorg te dragen voor onze eigen veiligheid en voor onze eigen omgeving in Europa; juist ook omdat een land als de VS zich meer op Azië wil richten en China als de grote opponent ziet. Hoe gaan we daarmee om? Als ik naar het regeerprogramma kijk, staat er letterlijk in: het kabinet gaat een realistisch buitenlands beleid voeren, dat de belangen van Nederland en Nederlanders dient, onze waarden niet uit het oog verliest en onze vrijheden verdedigt. Er zit dus een zeker pragmatisme in. We erkennen hoe de wereld verandert en zal blijven veranderen, maar dat vlakt onze waarden niet uit. Het vlakt onze belangen niet uit: van Nederland en Nederlanders, inclusief bijvoorbeeld bedrijven zoals het mkb. Het vlakt ook niet uit dat we moeten opkomen voor de vrijheden die ons dierbaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan lgbt-rechten, vrouwenrechten en dergelijke.
We zullen pragmatisch met de nieuwe wereld moeten omgaan, maar tegelijkertijd onze belangen moeten behartigen en onze waarden moeten koesteren. Dan kunnen we ons niet veroorloven alleen de taal van wenselijkheden te spreken. Dan zullen we ook de taal van werkelijkheden moeten spreken en geopolitieke finesse nodig hebben over hoe de wereld in elkaar steekt. We zullen ook moeten leren. We moeten leren van anderen. We moeten leren van opkomende landen. Ik vind het buitengewoon interessant, deze dagen, om bijvoorbeeld een Indonesische minister hier op bezoek te hebben of zelf op bezoek te gaan naar India of Singapore, en van hen te horen hoe zij tegen de huidige situatie in Europa aankijken. Er is heel veel van anderen te leren: juist nu.
In deze context is veiligheid voor ons in Europa een prioriteit. Een vreedzaam Europa is verleden tijd. Veiligheid is een voorwaarde voor onze welvaart. Onverminderde steun aan Oekraïne staat daarbij voor mij buiten kijf, want de hele oorlog in Oekraïne is een oorlog die onze veiligheidsstructuur, ons veiligheidsstelsel raakt. De manier waarop die oorlog gaat aflopen en welke arrangementen daarbij zullen worden uitgetekend, zal misschien voor jaren of misschien wel voor decennia de veiligheidsordening van Europa bepalen. In die context zitten wij nu. Ik hoor inderdaad ook verhalen zoals "moeten we dan niet een vredesconferentie organiseren?" In wezen is dat waar de Trumpregering met Rusland toe probeert te komen. Ik zeg er wel bij dat we zien dat Rusland treuzelt en alle wapens van geduld en tijd inzet.
Voorzitter. Een van de leden citeerde Tolstoj. Dat doet me denken aan generaal Koetoezov, die onder Napoleon aan Russische zijde diende en letterlijk zei "tijd en geduld zijn mijn oorlogswapenen". Dat zien we op dit moment in Rusland. Dat betekent, vind ik, dat we als Europa, vanuit Europa, de druk op Rusland juist nu moeten blijven opvoeren als wij willen dat Rusland daadwerkelijk vredesgezind aan tafel zou komen. We moeten de zestien sanctiepakketten die de EU heeft aangenomen, daadwerkelijk goed uitvoeren. De naleving daarvan is heel belangrijk. We hebben daar begin dit jaar een conferentie over gehad in Den Haag. We moeten ook werken aan een zeventiende pakket, inclusief zaken als de Russische schaduwvloot en hoe we omgaan met het omzeilen van sancties en met banken et cetera.
Onverminderde steun dus voor Oekraïne, blijvende druk op Rusland. Ondertussen zullen we als Europese landen veel moeten doen aan onze eigen veiligheid. We zullen die moeten versterken, niet omdat we oorlog willen, maar omdat we onze afschrikking moeten versterken om te voorkomen dat Poetin in de toekomst in de verleiding kan komen om de collectieve verdediging van het NAVO-gebied te testen. Er zijn allerlei redenen om te veronderstellen dat hij dat zal trachten te doen. Kijk alleen maar hoeveel munitie er op dit moment wordt geproduceerd, die niet naar de oorlog met Oekraïne vertrekt maar door Rusland apart wordt gezet. Kijk alleen maar naar hoe de Russische economie zich helemaal heeft ingericht op oorlog en op oorlogsvoering. Die zou ook na een vredesdeal over Oekraïne nog weleens denderend voort kunnen gaan.
We zullen de Europese afschrikking dus moeten versterken, en dat zullen we met name als Europese landen moeten doen, ook omdat de VS niet alleen burden sharing van ons eisen, maar burden shifting. Ze verwachten echt van ons dat wij meer zelf de broek ophouden voor onze eigen veiligheid. We moeten in dat kader ook meedoen aan allerlei nieuwe en nieuwsoortige verbanden, denk aan de Joint Expeditionary Force die door het VK wordt geleid om dit concreet vorm te geven.
De VS blijven een cruciale partner. We hebben er geen belang bij om aan te sturen op een trans-Atlantische breuk, niet wat onze veiligheid betreft en niet wat onze welvaart betreft. Maar ik zeg er wel bij dat het van belang is dat onze toekomst in Europa niet vanuit Washington of Moskou wordt bepaald, maar dat we die zo veel mogelijk zelf vanuit Europa bepalen. Dus ja, wij koesteren de trans-Atlantische band en er is alle reden om serieus te nemen wat door de VS op alle niveaus tegen ons wordt gezegd over het feit dat het Atlantisch bondgenootschap staat, inclusief artikel 5 — één voor allen, allen voor één, zoals ik het altijd maar samenvat. Maar er wordt werkelijk meer van ons verwacht wat onze eigen veiligheid betreft.
We moeten ook werken aan onze weerbaarheid en dat betekent niet alleen het versterken van onze afschrikking, maar ook een sterke economie. We kunnen onze afschrikking namelijk alleen versterken door onze defensie-uitgaven op te voeren, als we ons economische vermogen en onze concurrentiekracht in de wereld versterken. Ik wijs even op het rapport van de heer Draghi van eind afgelopen jaar. De Europese concurrentiekracht blijft achter. U hoeft het niet eens te zijn met alles wat dr. Draghi aan recepten voorschrijft, maar zijn analyse en zijn constatering over de gezondheid van de Europese economie is wel buitengewoon steekhoudend.
We moeten dus ook investeren in en werken aan onze concurrentiekracht en ons concurrentievermogen om de duurzame veiligheid in Europa te versterken. Een van de manieren waarop dat kan, stelt de Europese Commissie nu ook zelf voor, namelijk de regeldruk in Europa met name op het mkb te verzachten via de Omnibus-voorstellen. Van die regeldruk zegt de Commissie zelf dat die de Europese economie zo'n 150 miljard euro per jaar kost.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Ik dank de minister voor de inleiding. Ik vraag me af waar volgens hem deze inleiding eigenlijk afwijkt van de inleiding van zijn voorgangers een paar jaar geleden.
Minister Veldkamp:
Dat is een hele goede vraag: waar wijkt die af? Ik denk in de urgentie die we voelen en moeten voelen om juist de Europese pijler van de NAVO, de Europese defensie, de Europese veiligheid te versterken. Die urgentie is groot. We spreken graag de taal van wenselijkheid, maar we moeten ons verhouden tot de werkelijkheden en zullen als Europese landen meer de taal van de macht moeten leren spreken. We zullen ons steviger samen moeten opstellen. Dat hoeft niet altijd via de EU-instellingen te gebeuren. Het gebeurt dezer dagen ook met de Britse regering van premier Starmer. Het gebeurt ook met de Noorse regering, bijvoorbeeld samen in de coalition of the willing-overleggen die er plaatsvinden. Ik zie dat er wat dat betreft echt sprake is van een strategisch reveil, een strategisch ontwaken van Europese landen en dat dat ook nodig is. Dat is toch wel een fundamenteel verschil met hoe het de afgelopen tien jaar door mijn voorgangers op deze plaats werd verkondigd.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Zou ik de minister mogen uitdagen na te denken over: oké, vanaf nu tien jaar later? Hoe zou hij zich dan de relatie met de VS en de positie van de EU wensen? Zou hij het resultaat van het pragmatische beleid dat hij voert een beetje kunnen concretiseren?
Minister Veldkamp:
Ik denk dat de VS betrokken zullen blijven bij de Europese veiligheid, maar dat ze zich veel meer zullen ontwikkelen tot wat deskundigen wel noemen een offshore balancer, veel meer tot een soort laatste vangnet en veel minder tot een leidende militaire macht op het Europese continent. Op dit moment zijn er, afhankelijk van de rotaties, tot zo'n 105.000 Amerikaanse militairen op het Europese continent gestationeerd en talloze wat deskundigen noemen strategic enablers, strategische wapensystemen: vliegtuigen die inlichtingen verzamelen, elektronische contramaatregelen kunnen nemen, vijandelijke luchtafweer kunnen onderdrukken. Dat soort wapensystemen hebben Europese landen te weinig. Het wordt vooral ingevuld op het Europese continent door de VS. Ik denk dat dat in de toekomst gaat wijzigen. Er zijn nog geen concrete voorstellen van de VS daartoe die bijvoorbeeld in de NAVO worden neergelegd, maar ik denk wel dat dat de verwachting kan zijn. Dan heb je als Europa in de toekomst een ander soort relatie tot de VS.
Mag ik nog een element toevoegen? Ik denk dat afschrikking belangrijk is, maar ik denk weleens aan wat ik pas in een krant heb gezegd en wat collega staatssecretaris Gijs Tuinman vaak zegt. Je hebt een afschrikkende krijgsmacht nodig, maar je hebt ook een ronkende economie nodig, inclusief mkb, dus een concurrentiekrachtige economie, al was het maar omdat je anders die afschrikking niet meer kunt financieren. Ik zeg erbij dat je ook een weerbare samenleving nodig hebt. Een weerbare samenleving is in mijn optiek een samenleving die samen optrekt. Daar zit ook een sociaal-economische component in van het waarborgen van bestaanszekerheid voor allen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Over de weerbare samenleving kunnen we het heel gauw eens worden met de minister. Mijn laatste vraag is of de minister de relatie met de VS kan karakteriseren. Gaan we met de VS om als een bondgenoot? Gaan we de VS meemaken als rivaal of — we hopen dat het niet zover komt — als vijand? Wat voor ideeën heeft de minister daarover?
Minister Veldkamp:
Dan kom ik ook terug op wat de heer Van Apeldoorn in zijn betoog in de eerste termijn vroeg. Ik denk dat je goed moet kijken naar hoe de VS zich nu ontwikkelen. In de eerste plaats richten ze de blik meer op Azië, ook gezien de ongekende opkomst van China, inclusief de militaire opkomst. Dat zegt overigens niet alleen Marco Rubio, maar bijvoorbeeld ook mevrouw Penny Wong, de minister van Buitenlandse Zaken van Australië. De militaire opkomst van China is echt iets wat in Europese media erg onderbelicht is; die is echt gigantisch. Zij zeggen dat die historisch ongekend is. Ik weet niet zeker of dat zo is, maar die is echt gigantisch. De VS richten zich dus meer daarop en zullen van Europa verwachten dat het meer de eigen broek ophoudt. Tegelijkertijd zie je vanuit de VS onder de Trumpregering meer een soort grootmachtgedrag met een denken dat niet uitgaat van vrijhandel of volkenrecht, maar in de eerste plaats van macht, machtsuitoefening en invloedssferen.
Dat is natuurlijk wel iets wat ons zorgen baart en dat is denk ik iets wat terugslaat op wat een aantal van u in de eerste termijn heeft ingebracht: de multilaterale ordening en de internationale rechtsorde. Dan gaat het over, zoals de heer Van Apeldoorn zegt, wat wij vinden van de uitspraak van de heer Trump over Groenland. Natuurlijk, wij vinden dat er moet worden uitgegaan van de soevereiniteit van staten, zeker die van bondgenoten. Dus dat geeft in onze optiek geen pas, maar het is wel iets wat we zien nu van de VS. We zien een aantal elementen waar we zeggen: daar willen we samenwerken. We willen met de VS blijven samenwerken, want het is een ongelofelijk belangrijk land voor onze welvaart en veiligheid, maar er zijn wel elementen van het huidige beleid die zorgen baren. Dat geldt ook voor hoe de Trumpregering aankijkt tegen Rusland. Ik stel in ieder geval vast dat ze meer van Europese landen verwachten, dat we meer doen, maar dus ook wel een zekere revisionistische agenda hanteren. Waar ze hun macht willen behouden in de Indo-Pacific — excuses voor deze vervelende term — dus in Azië en het Stille Oceaangebied, zullen ze toch een andere rol willen spelen in Europa en daarbij maken ze ons buitengewoon duidelijk dat wij meer zelfstandig zullen moeten doen.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
De minister komt misschien later nog terug op dit punt, als het gaat om mijn vragen, maar ik wil hier toch nog even op inhaken en ook op wat mevrouw Karimi vroeg. Over de toekomstige relatie met de VS, ook tien jaar vooruitkijkend, zegt de minister dat hij verwacht de VS betrokken zullen blijven bij de defensie van Europa. Ik vraag me af of dat niet gewoon wensdenken is. Dat hoopt de minister, maar waar baseert hij dat op? En hij zegt ook: wij zullen moeten blijven samenwerken met de VS, want de VS zijn een hele belangrijke partner. Maar wat als de VS niet langer willen samenwerken met ons, onder Trump nu en misschien ook onder de opvolger van Trump? Trump heeft zelf openlijk gezegd "the EU has been founded to screw us", dus "die is opgericht om ons te naaien". Excuses voor het onparlementaire taalgebruik, voorzitter. Ik citeer de president van Amerika. We hebben nu niet dat tarief van 20% gekregen, maar voorlopig 10%. Maar dat kan alsnog 20% worden. Op een aantal producten is het veel meer: 25%. Er woedt dus een handelsoorlog. We weten ook wat de Amerikaanse vicepresident in de uitgelekte Signalappgroep over Europa heeft gezegd. We weten wat hij openlijk heeft gezegd, al eerder, tijdens de veiligheidsconferentie in München, hoe hij daar eigenlijk de aanval heeft geopend op de Europese democratie. En we weten waar de Trumpregering zelf mee bezig is als het gaat om de eigen democratische rechtsstaat, die volgens vele deskundigen ontmanteld dreigt te worden. Vele experts spreken over een constitutionele crisis, wat ook de vraag oproept …
De voorzitter:
Ja, de vraag. Daar was ik net naar op zoek.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, ik zal tot mijn vraag komen. De NAVO is ook een bondgenootschap van democratieën en wat als die grootste bondgenoot nu eigenlijk steeds minder een democratie dreigt te worden?
Minister Veldkamp:
Ik denk dat dat een heel relevante vraag is, maar ik zie wel een onderscheid. De VS hebben nu een regering die buitengewoon kritisch is over het fenomeen Europese Unie en het fenomeen Europese samenwerking en die liever zaken zou doen het individuele hoofdsteden, lidstaten, dan met de EU en de EU-instituties. Dat is anders, ervaar ik, voor de NAVO. Dat ervaren de premier, de minister van Defensie, de secretaris-generaal van de NAVO en dergelijke ook. Dus in het behoud van de NAVO wordt wel degelijk, ook breed gedragen in het Congres, een Amerikaanse rol gezien rond artikel 5, als een breder belang van de VS. Vandaar dat ik zeg dat het misschien meer een laatste vangnet wordt dan de leidende militaire macht op het Europees continent. Dat is een andere houding tot Europa dan als het gaat over handel, bijvoorbeeld. Daar zie je dat de VS, de regering-Trump, moeite hebben met het Europese gemeenschappelijke optreden op handelsgebied. Daar zal men toch aan moeten wennen denk ik, want dat is iets waar Europa samen zal moeten blijven staan.
Dit is een moeilijke periode. Het is een overgangsperiode. Ik denk dat we naar een overgangsperiode gaan van een aantal jaren. Mijn collega uit India zegt anderhalf tot drie jaar. Ik weet niet hoelang, maar het is een overgangsperiode. Ik denk dat de afgelopen periode, die van de afgelopen 35 jaar, de periode na de val van de Berlijnse Muur, een periode die vooral in het teken stond van globalisering, optimalisering van waardeketens, liberalisering en dergelijke, definitief ten einde is. Die keert niet terug. Het is nu een andere periode, waarin een aantal grootmachten meer geopolitiek wil handelen en de VS dat ook willen doen. Overgangsperiodes gaan altijd gepaard met ongemakken en grote risico's. Ik denk dat we door die overgangsperiode heen moeten. In deze periode zeg ik wel: ik ben niet uit op bruuske bewegingen en hele grote woorden jegens de VS, woorden die we misschien vanuit Europa niet kunnen waarmaken. Ik ben ook niet uit op een breuk met de VS, integendeel. Ik denk dat het wel van belang is dat we als Europa veel meer samen optrekken. Daar doel ik op bij dat strategisch ontwaken. Nogmaals, dat kan via de instituties en gemeenschappelijke standpunten gebeuren. Maar dat kan ook gaan om veel meer gemeenschappelijk optreden, juist met de Britten, Noren en anderen aan boord, om samen sterk te staan. Op een schaal van San Francisco tot Shanghai bezien is Nederland een heel klein land. We hebben minder inwoners dan een agglomeratie als Guangzhou in China. We moeten niet alleen maar vanachter het bordje Nederland en de VN verklaren wat onze principes zijn, maar we zullen ook met andere Europese landen moeten bekijken hoe we de koers van de wereld mogelijk kunnen beïnvloeden.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De minister kiest ervoor om geen bruuske woorden te gebruiken richting de Verenigde Staten: geen bruuske daden, geen breuk met de VS. Maar die bruuske woorden komen natuurlijk nu van de kant van de VS, en ook die bruuske daden. Daarom mijn vraag: in hoeverre komen de relatie met de NAVO en het trans-Atlantische bondgenootschap in het algemeen — dat werd door de Nederlandse regering, ook door uw voorgangers, altijd gezien als waardengemeenschap — onder druk te staan en hoe gaan we daar dan mee om? De minister denkt namelijk dat de VS qua defensie de achtervang zal blijven. Dat is een hypothese die nog bewezen zal moeten worden. De vraag is wel wat de Trump-regering daarvoor in de plaats zal eisen als het puur om een transactie gaat en niet meer ook om gedeelde waarden.
Minister Veldkamp:
Naar mijn ervaring gaat de NAVO in de eerste plaats om gedeelde belangen en is het de VS daar in de eerste plaats altijd om gegaan. De VS hebben in mijn ervaring altijd iets horizontaals en verticaals gehad binnen de NAVO. Dat is horizontaal in de zin dat men altijd benadrukte: wij zijn samen NAVO of je nou Luxemburg, IJsland of, tegenwoordig ook, Montenegro heet; wij zijn samen de NAVO en wij zijn samen bondgenoten. Maar van werkzaamheden in Washington herinner ik me ook dat als het erop aankwam, je wel degelijk ook soms aan die belangen werd herinnerd, de belangen van de VS en hoe die belangen gerelateerd waren aan de belangen van de Europese bondgenoten. Ik leer wat dat betreft ook weer van de Aziatische collega's. Bijvoorbeeld zo'n minister van Buitenlandse Zaken van Singapore zegt dan: wij zijn helemaal niet geschokt over de nieuwe houding van de VS, want wij hebben in de eerste plaats altijd naar de VS gekeken door de bril van belangen en minder door de bril van gedeelde waarden, zoals jullie Europeanen doen. Zij vinden het dus iets makkelijker om zich tot die nieuwe Amerikaanse houding, de houding van de Trump-regering, te verhouden dan dat voor ons is.
Ik citeer ook even de minister van India, waar ik pas op bezoek was. Hij zei: ja, hoe jullie uit het Westen de afgelopen decennia met China zijn omgegaan, is een dertigtal jaren van strategische suïcide. Nou, dat zijn zijn woorden. Maar hij vindt dat de manier waarop wij met China zijn omgegaan door het in de WTO, de Wereldhandelsorganisatie, op te nemen en door allerlei beleid te voeren waarbij China kon opkomen zonder dat daar eisen aan werden gesteld wat betreft in voldoende mate gelijk speelveld en dergelijke … Zij vinden dat Europa en het Westen daar anders mee hadden moeten omgaan. Zij zien dat de VS, velen in de VS, het idee hebben dat de wereld zoals we die de afgelopen decennia hebben ingericht, zich niet alleen tegen Amerikaanse economische belangen, maar zelfs ook tegen veiligheidsbelangen is gaan keren en dat de VS dat nu opnieuw aan het opschudden zijn. Dat opschudden is die overgangsperiode, die zij dan ook noemen. Dat gaat rauw. Dat is lastig. Dat is echt weleens vervelend. Dat gaat gepaard met hele rauwe uitspraken. Maar nogmaals, als ik kijk naar de Europese veiligheid en het Atlantische bondgenootschap, dan zie ik en hoor ik op alle niveaus dat men herhaalt dat dat bondgenootschap staat als een robuust politiek-militair bondgenootschap, inclusief de Amerikaanse atoomparaplu en inclusief artikel 5.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot. Dat is wat de minister hoort. Dat heb ik ook anderen horen zeggen. Ik snap wat de minister zegt over die belangen. Ik denk dat het van Amerikaanse kant ook heel helder is. Er is ook al veel retoriek geweest over die gedeelde waarden. De NAVO is voor Amerika in veel opzichten ook altijd een machtsinstrument of een instrument van Amerikaanse machtspolitiek geweest, maar dat wil niet zeggen dat die waarden er voor ons niet toe zouden moeten doen. Daarbij is de vraag ook wat die gedeelde belangen dan zijn, zoals de minister die nog ziet, want de minister zegt zelf dat Amerika zich feitelijk veel meer gaat richten op het indammen van China, op de Indo-Pacific en op de grote machtsstrijd met China. Ik denk dat dat niet Europa's strijd is. De NAVO is er voor de Europese veiligheid en niet voor het tegenhouden van China. Wat zijn dan dus die gedeelde belangen waar ook de defensieband van de VS en Europa volgens de minister nog steeds op zou rusten?
De voorzitter:
Tot slot, minister.
Minister Veldkamp:
In mijn optiek gaat dat over de veiligheid en stabiliteit van het Euro-Atlantisch gebied en dus met name Europa. Het is mij altijd opgevallen dat de NAVO binnen Amerikaanse instituties in Washington — of dat nou het Pentagon, het State Departement of de National Security Council en dergelijke is — telkens een onderdeel is van het Europabeleid; de NAVO is telkens ingebouwd in het Europabeleid. Het is voor hen niet zo alomvattend als dat in Nederland, België en dergelijke wordt ervaren. De veiligheid en de stabiliteit van het Euro-Atlantisch gebied zullen voor de VS misschien minder op nummer 1 komen te staan, maar zullen nog steeds wel van belang zijn, mede gezien het feit dat Europa een hele belangrijke handelspartner is voor de VS. Door de Trump-regering zal dat waardendeel misschien minder worden gekoesterd. We hebben ook allemaal de vicepresident gehoord en hoe hij dat in München heeft verwoord. Dat is een andere houding dan een heel aantal van u zou voorstaan — een aantal van u misschien niet, maar een heel aantal van u wel — en een andere houding dan je in veel Europese landen en regeringen ziet. Daar liggen dus misschien verschillen van inzicht, maar tegelijkertijd zijn die veiligheid en die stabiliteit van Europa ook een Amerikaans belang.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, mag ik u vragen om het kort te houden? Want u bent niet ingeschreven en we hebben daar geen rekening mee gehouden. Om 18.00 uur hebben we weer allerlei andere overleggen. Als u één vraag wil stellen … Gaat uw gang.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Ja, één korte vraag, voorzitter. De minister lokte die eigenlijk uit; anders was ik niet naar voren gekomen. "Uitlokking" bedoel ik trouwens in positieve zin. De minister refereerde eraan dat India had gezegd: jullie hebben China nooit voorwaarden gesteld sinds de WTO en dergelijke. Dat brengt mij op mijn vraag. China zoekt nu vanwege het tarievenbeleid van Amerika toenadering tot de Europese Unie: kunnen we samen op gaan trekken om daar iets aan te doen? Dan is mijn vraag aan de minister of je als EU dan niet ook tegen China moet zeggen: dan hebben wij de voorwaarde dat jullie moeten stoppen met de steun aan Rusland in de oorlog met Oekraïne.
Minister Veldkamp:
Dat is interessant, en dat zeggen we al. Kijk naar het NAVO-communiqué van de NAVO-top van juli afgelopen jaar. Daarin staat: China is een "decisive enabler" van de Russische oorlogsinspanning in Oekraïne. Ik zeg ook vaak dat je ziet dat Chinese bedrijven en instellingen daadwerkelijk een concrete bijdrage aan die oorlogsinspanning leveren, bijvoorbeeld door meervoudig te gebruiken goederen die ook in wapens opduiken aan Russische zijde, naar Rusland te exporteren. Dat is dus een onderwerp van gesprek en dat blijft het ook. Ik kan er dus zeker van zijn dat dat een gespreksonderwerp met China zal blijven.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat verandert niet door de toenadering van China naar Europa in de zin van: kunnen we samen optrekken naar aanleiding van het tarievenbeleid van Amerika? Als China iets aan ons vraagt, zouden we tegen China moeten zeggen: gedraag je dan eerst eens ten opzichte van Rusland met betrekking tot Oekraïne.
Minister Veldkamp:
Ja, juist ook omdat de oorlog tussen Rusland en Oekraïne zo ongelofelijk belangrijk is voor onze veiligheid, stellen we die daarom aan de orde. Dat hebben we bijvoorbeeld niet zo lang geleden ook heel duidelijk gedaan toen vicepremier Ding uit China hier op bezoek was, tot op het niveau dat ze vragen: waarom is dit voor jullie zo belangrijk? Omdat het voor ons niet alleen een principekwestie is. Voor ons is het ook een kwestie die onze veiligheid raakt. Dat moet dus onderwerp van die dialoog met China blijven. Die dialoog is respectvol, maar we zijn het af en toe ook niet met elkaar eens.
Voorzitter. Er is een aantal vragen gesteld over het multilaterale stelsel. Laat ik daar een aantal dingen over zeggen. De overgangsperiode noemde ik al, evenals de indruk die velen in de VS hebben dat de internationale ordening van de afgelopen decennia zich tegen hen is gaan keren. Men is bezig die ordening op te schudden. "Multipolariteit" is heel lang de term geweest die landen als India en dergelijke hebben gepropageerd. Maar nu is multipolariteit ook het Amerikaanse spreekpunt. Wat is die multipolariteit? Die kan coöperatief of conflictueus van karakter zijn. Momenteel zien we toch vaak het laatste.
Dat heeft gevolgen, zeg ik erbij, voor het multilaterale stelsel. Daar moeten we realistisch over zijn. Het bevriest ten minste een deel, een politiek deel, van het multilaterale stelsel, terwijl het meer technische deel voortgaat. Denk aan de VN-organisaties. In de Veiligheidsraad zagen we het aantal veto's de afgelopen tien jaar toenemen, terwijl organisaties zoals de International Telecommunication Union en de World Intellectual Property Organization gewoon voortvaren. Het multilaterale stelsel is geen levend wezen op zichzelf, maar een reflectie van de machtsverhoudingen, van de rapports de force, van de reële machtsverhoudingen in de wereld. We zullen daar realistisch over moeten zijn.
De Wereldhandelsorganisatie is eigenlijk al grotendeels bevroren tijdens de eerste regering-Trump en is tijdens de regering-Biden niet meer tot leven gewekt. We moeten er realistisch over zijn dat we helaas niet alles van dat multilaterale stelsel weer vlot kunnen trekken op een wijze die voor ons misschien gewenst is en die we ook in ons bredere belang zien, gezien het conflictueuze karakter ervan. Maar we kunnen nog steeds blijven inzetten op dat wat werkt, en dat doen we ook.
Ik denk ook even aan internationale financiële instellingen. Denk aan een instantie als de Wereldbank en wat daar plaatsvindt, zoals de middelenaanvulling van het zachte leenloket van de Wereldbank, IDA21. Daar heeft Nederland ook stevig op ingezet, met 935 miljoen euro. Dat is een substantiële bijdrage, waarmee we ook in de voorhoede blijven. We blijven ook denken over dat soort instellingen. In de discussie over hun evolutie blijven we als Nederland actief een rol spelen. Ik noem het voorbeeld van de Wereldbank, omdat dat heel specifiek en heel tastbaar is. We hebben het bijvoorbeeld gedaan in de discussies over kapitaaltoereikendheid binnen de instelling. Die hebben geleid tot het vergroten van de leencapaciteit met 150 miljard dollar in tien jaar tijd. Dus we kunnen wel degelijk in dat multilaterale stelsel verschil blijven maken en dingen blijven doen die helpen. Maar dan zullen we als Nederland ook actiever moeten blijven.
Je ziet echter ook instellingen — mevrouw Karimi noemde in haar betoog de OVSE — die heel belangrijk zijn en waarvoor we ons blijven inzetten, maar waarbij de realiteit zo is dat het mede door de houding van Rusland en de unanimiteit als besluitvormingsgrondslag in zo'n organisatie heel erg moeilijk is om dingen echt voor elkaar te krijgen. We doen het. We doen dat ook, bijvoorbeeld tijdens de laatste OVSE-ministeriële afgelopen december op Malta, door duidelijke taal te spreken in de vergaderingen. We doen dat bijvoorbeeld ook door functionarissen als de Hoge Commissaris inzake Nationale Minderheden, hier in Den Haag gevestigd, te blijven steunen in woord en daad. We doen het met een extra budgettaire bijdrage. We doen al die dingen. Die blijven we ook doen, maar we moeten ook erkennen dat het voor sommige organisaties, bijvoorbeeld de OVSE, echt moeilijk is om verder te komen.
Voorzitter. Over de internationale rechtsorde is ook een aantal dingen gezegd.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Als ik het goed begrepen heb, is de positie van de minister dat we politieke multilaterale organisaties eigenlijk al hebben opgegeven. We doen ons best ervoor, maar in principe zullen in deze conflictueuze multipolaire wereld vooral de technisch gerichte multilaterale instellingen werken. Is dat een correcte samenvatting?
Minister Veldkamp:
Ik denk dat Nederland het aan zijn beleid en belangen verplicht is om voluit te blijven inzetten op het functioneren van de multilaterale instellingen. Ik stel wel vast dat heel veel van de gedachtewisselingen bij de Algemene Vergadering, de ministeriële week van de VN — ik was er in september — buitengewoon declaratoir blijven. Dat heeft natuurlijk ook met het karakter van de VN te maken. Een meerderheid van landen in de Algemene Vergadering heeft thuis toch een vrij autoritair bewind en houdt er soms andere opvattingen op na dan een land als Nederland, Zweden of België. Ik stel gewoon vast dat dat declaratoire op dit moment helaas niet verandert. Dat betekent niet dat we dat geen prioriteit meer geven, dat we dat niet meer doen. Ik heb daar ook op Nederlands initiatief en onder Nederlands voorzitterschap in een zaaltje gestaan om te spreken over lhbt-rechten in de wereld. Maar je staat er dan met België en Luxemburg. Je staat daar met mevrouw Biden. Je staat daar met Scandinavische landen en helaas, helaas, te weinig vertegenwoordigers van landen uit het mondiale Zuiden die die boodschap ook willen aannemen. Maar we vinden wel dat we het moeten blijven doen, uit zaak van principe en belang.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik vrees dat u dan bij het onderwerp lhbt-rechten tegenwoordig ook nog graag wilt dat de Verenigde Staten luisteren, en niet alleen het mondiale Zuiden.
Minister Veldkamp:
Precies.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Mijn punt is eigenlijk een ander. Dat is de volgende vraag, zeker in Europees verband. Welke strategie bestaat er — ik hoop dat er een strategie bestaat of dat er over nagedacht wordt — om juist die politieke organisaties die ook buitengewoon belangrijk zijn voor de waarden die Nederland vertegenwoordigt, relevant te laten blijven? Denk bijvoorbeeld aan de Mensenrechtenraad van de VN.
Minister Veldkamp:
Wij zullen dergelijke organisaties uiteraard blijven koesteren, maar onze verwachtingen moeten helaas wel realistisch zijn. Het is dus zaak dat we blijven markeren waar we staan en ook waar Nederland blijft staan, juist in zo'n organisatie als de Mensenrechtenraad. Maar we moeten wel realistisch zijn over welk effect het op de grond heeft. We moeten er tegelijkertijd met diplomatie, inclusief stille diplomatie, aan werken om dingen voor elkaar proberen te krijgen. Juist in die multipolaire wereld zijn er veel meer wrijfpunten tussen landen, blokken en landenblokken, waarbij je soms voor de schermen diplomatie zal moeten bedrijven en waar er soms echt achter de schermen ruimte voor stille diplomatie moet zijn. Wat mij betreft wordt die ruimte voor stille diplomatie niet alleen ingevuld door landen die thuis autoritair bestuurd worden. Denk aan Qatar of aan Oman. Maar daarin zal ook een rol weggelegd moeten zijn voor parlementaire democratieën à la die in Nederland, Zweden, Noorwegen en dergelijke landen. Die rol konden wij enkele tientallen jaren geleden vaak ook oppakken.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Ik wil hier helemaal geen tegenstelling creëren tussen stille diplomatie en luidruchtige diplomatie. Wat mij betreft kunnen, afhankelijk van de context, beide ingezet worden. Mijn punt gaat eigenlijk over de vraag welke strategie wij hebben ten opzichte van multilateralisme. Het wordt gewoon jaar na jaar ondermijnd. Ik zie gewoon de strategie niet en ik vrees — dat zeg ik dan via de voorzitter tegen de minister — dat we het met alleen realisme en pragmatisme niet redden.
Minister Veldkamp:
Dat wil ik erkennen. We blijven de principes, de waarden, waar Nederland voor staat, koesteren. Dat we die blijven koesteren mag ook iedereen weten. Dat zullen we dus blijven doen. Het is voor Nederland echter niet voldoende om ons te wentelen in ons eigen gelijk. Wij zullen ook — daar zal ook een stukje stille diplomatie bij nodig zijn — handen en voeten moeten geven aan waar we dan voor staan. Ik noem als voorbeeld de verkiezingen in juli in Venezuela. De leider van de oppositie, de presidentskandidaat van de oppositie, Edmundo González, klopte bij de Nederlandse ambassade op de deur voor zijn veiligheid en zijn vrijheid. We boden gedurende een aantal maanden die geborgenheid en veiligheid, omdat dat tastbaar, heel tastbaar, en praktisch invult dat Nederland geeft om de rechtsstaat, om democratie en mensenrechten, ook in een land als Venezuela. Dat is dus geen verklaring die we in de Mensenrechtenraad of in de EU hebben uitgegeven. Maar het is wel een tastbare invulling van waar Nederland voor staat en waarvan anderen ook verwachten dat Nederland ervoor staat. De man klopte bij Nederland op de deur en dat is niet voor niks. Dat is omdat Nederland staat in een langjarige traditie van opkomen voor mensenrechten en de rechtsstaat. Dat blijven we doen.
Mevrouw Belhirch i (D66):
Misschien ben ik te vroeg, maar ik had een vraag aan de minister gesteld over de inzet van Nederland op multilateraal vlak. Het personeel blijft achter. Zoals de IOB aangaf is dat juist belangrijk. Ik weet niet of dat in dit blokje past of dat de minister daar later nog op terugkomt.
Minister Veldkamp:
Daar kan ik later nog op terugkomen.
Voorzitter. Een aantal opmerkingen is gemaakt over de internationale rechtsorde. Nederland heeft en houdt belang, niet alleen bij dat multilateraal stelsel, maar ook bij die rules based international order. Die is nooit helemaal "rules based" geweest, nooit helemaal "international" en nooit helemaal "order", maar als klein land met een internationale oriëntatie en internationale belangen en een open economie houden we wel belang bij het koesteren van die internationale stelregels. Daarom blijven we ons daarvoor inzetten in die nieuwe wereld, ook al wordt die rauwer, waarin sommige landen heel duidelijk hun eigen belangen nastreven, op dit moment de VS, of heel subtiel met woorden hun eigen agenda promoten, zoals we dat van China wel zien. Waar mogelijk moeten we bijdragen om die internationale rechtsorde te koesteren. Europese landen moeten daarin samen optrekken. Ik wil dan ook dat een land als Nederland daar in de EU een voortrekkersrol in blijft spelen, juist ook bijvoorbeeld wat betreft dat conflict dat ik eerder noemde, dat direct onze veiligheid raakt, de Russische agressieoorlog in Oekraïne. Ook op dat gebied moeten we dus heel duidelijk samen staan.
Dat gaat ook gepaard met een invulling op mensenrechten. Er is gesproken over ODA, non-ODA en kortingen daarbij. Daarover zeg ik: wij voeren wij geen chequeboekdiplomatie, maar proberen tastbaar dingen te doen die het verschil maken. Ik noemde het voorbeeld over uit Venezuela. We zetten ons ook in voor veiligheid in de wereld, voor de-escalatie en conflictbeheersing. Ik noem als voorbeeld de onderhandelingen die op dit moment gaande zijn tussen de VS en Iran over het voorkomen dat Iran een kernwapenstaat wordt. Die onderhandelen zijn belangrijk. Die steunen we. Tegelijkertijd willen we ook voorkomen dat dat doel uiteindelijk wordt nagestreefd op gewelddadige wijze, want daar zullen de regio en de wereld niet bij gebaat zijn.
Ik kom ook op hetgeen een aantal van de leden heeft gezegd over Gaza en Israël. Er zijn soms grote woorden bij gebruikt, woorden die — dat begrijp ik heel goed — voortkomen uit buitengewone zorg en verontwaardiging over het geweld dat wordt gebruikt. Hoofdinzet blijft voor Nederland en een heel aantal Arabische landen dat er toch echt wel weer een vorm van een staakt-het-vuren tot stand komt. Egypte, Qatar en anderen werken daaraan. De premier van Qatar is as we speak op weg naar Washington om daar weer over te spreken. Dat is een staakt-het-vuren waarbij gijzelaars kunnen vrijkomen, waarbij Hamas ook eist dat er een zicht komt op een einde aan het geweld en waarbij we natuurlijk ook willen dat Hamas geen onderdeel meer uitmaakt van het toekomstig bestuur van de Gazastrook en geen dreiging meer kan vormen voor Israël.
Over de kansen op dat staakt-het-vuren hoor ik heel verschillende geluiden wanneer ik met Arabische collega's spreek. Ik sprak vorige week met de Palestijnse premier Mohammad Mustafa. Die zei: zet die diplomatieke inspanning door, want er zijn kansen. Er zijn een aantal Arabische ministers van Buitenlandse Zaken die die kans ook duidelijk zien. Andere schatten die als veel geringer in. Helaas zal de sleutel voor hoe dat afloopt voor een groot deel in Washington liggen.
Ik zie ook dat er verschrikkingen plaatsvinden in de Gazastrook. Die gaan aan mij niet voorbij. Die zien we natuurlijk al sinds 7 oktober. We zien de continue gijzeling van 59 mensen, nog steeds, van wie er inmiddels 35 door de Israëlische autoriteiten dood zijn verklaard. Maar we zien ook de ellende in de Gazastrook zelf ten aanzien van talloze Gazanen. Ik maak me daar heel veel zorgen over. Naar mijn informatie is er sinds het einde van het huidige staakt-het-vuren op 18 maart een nieuwe fase aangebroken, waarin toch een aantal remmen aan Israëlische kant los zijn. We zien een nieuwe, vooral loyale minister van Defensie ten opzichte van de vorige. We zien een nieuwe Commandant der Strijdkrachten. We zien pogingen om het hoofd van de Shin Bet, de inlichtingendienst, te verwijderen. Het ziet ernaar uit dat de rules of engagement voor Tsahal, het Israëlische leger, zijn verruimd, en dat leidt tot handelingen waarvan ik zeg dat ze niet-proportioneel zijn en indruisen tegen het internationaal humanitair recht.
De zorgen van het kabinet daarover zijn echter zeer groot. Dat betekent dat we een aantal veroordelingen duidelijk hebben uitgesproken, in tegenstelling tot de suggestie die in sommige van de betogen in eerste termijn werd geuit. Het ging dan bijvoorbeeld om de blokkade op humanitaire hulp sinds 2 maart en de levering van elektriciteit aan de Gazastrook; dit heeft het kabinet veroordeeld. Ook het tot doelwit maken van humanitaire hulpverleners heeft het kabinet veroordeeld. Buitengewone zorgen over de situatie van humanitaire hulpverleners en de voortdurende blokkade, evenals de opmerking van de Israëlische minister van Defensie, de heer Katz, over annexatie van delen van de Gazastrook, waren reden voor het onlangs ontbieden van de Israëlische ambassadeur. Dat is een duidelijke stap die is genomen, en het kabinet staat achter die stap.
Ondertussen zien wij oplopend geweld op de Westelijke Jordaanoever, waarover ik mij grote zorgen maak. We hebben de legalisatie van dertien outposts gezien en de stichting van nederzettingen. Nederzettingen die geen nederzettingen waren naar Israëlisch recht, werden dat nu wel. Ook dat heeft het kabinet veroordeeld. Dat geldt ook voor het voortdurende geweld door gewelddadige kolonisten. Als ik dan mevrouw Karimi hoor spreken alsof we als kabinet het Europese handelen op dit punt tegenwerken, dan zeg ik erbij: die suggestie werp ik van mij. Ik heb daar een ander beeld bij, dat ik overhoud aan de EU-vergadering. Neem de Westelijke Jordaanoever en het geweld door gewelddadige kolonisten: dan lopen Nederland en Frankrijk in de EU voorop in het tot stand brengen van een derde sanctiepakket richting gewelddadige kolonisten en de organisaties daarvan. Dat wordt op dit moment nog door vier lidstaten geblokkeerd. Nederland zit hierbij in de voorhoede, en niet in de achterhoede. Dat is een voorbeeld. Als ik kijk naar zo'n ontbieding — ik heb het vorige week nagevraagd in Luxemburg, bij de EU-ministerraad — dan was er nog geen ander EU-lidstaat die sinds het einde van het staakt-het-vuren op 18 maart een dergelijke diplomatieke stap had genomen. Ook zie ik bij EU-verklaringen dat Nederland bepaald niet het lastigste land is als het gaat om het afgeven van verklaringen namens de EU-27. Sterker nog, we hebben vorige week zelfs het initiatief gelanceerd voor een EU-27-verklaring, die er nog altijd niet is. Ik heb daarop eind vorige week een tweet geplaatst met wat we eigenlijk gezegd willen hebben, zodat we het in ieder geval bilateraal opnemen als het als EU niet lukt. Nederland is wat dat betreft niet de emmer achter de boot, integendeel.
De voorzitter:
Een korte, verhelderende vraag van de heer Van Apeldoorn namens de SP.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De minister stelt terecht dat er zo snel mogelijk een nieuw staakt-het-vuren moet komen. Hij heeft het dan over het einde van het bestand van 18 maart. Erkent de minister ook dat dat bestand ten einde is gekomen doordat Israël zich heeft teruggetrokken en het heeft opgezegd? Er was een bestand dat voorzag in een tweede fase, die zou moeten leiden tot een permanent staakt-het-vuren en ook een permanente terugtrekking van Israël uit Gaza. Die regering heeft op alle mogelijke manieren duidelijk gemaakt dat zij dat niet van plan is. Dat is op dit moment de kern van het probleem.
Minister Veldkamp:
Ik herken dat. Maar als ik kijk naar de onderhandelingen die daaraan voorafgingen, met bemiddeling van Qatar en Egypte, en de rol van de VS, dan ging het op dat moment bij Hamas om de vrijlating van een aantal gijzelaars, een aantal van die 59 gijzelaars. Hamas zakte terug van elf, naar tien, naar vijf en vervolgens naar één gijzelaar. Dat was de heer Alexander, met een dubbele nationaliteit: Israëlisch en Amerikaans. Eén gijzelaar was voor Israël te weinig. Tegelijkertijd werd aan de kant van Israël onvoldoende zicht geboden op wat er na een tijdelijke verlenging van 40 of 50 dagen zou kunnen plaatsvinden, een perspectief op het einde van het geweld richting Hamas. Dat zijn de feiten die er toen op dat moment lagen. Dus ja, ik herken dat het oorspronkelijke staakt-het-vuren door Israël is geschonden, maar er zit wel een heel verhaal achter. Mijn Arabische collega's, die direct betrokken zijn, legden mij ook uit dat dit heel complex in elkaar zit.
Feit is dat op dat moment een poging tot verlenging van het staakt-het-vuren helaas niet is geslaagd, met als gevolg de enorme ellende die we sindsdien gezien hebben. Ik maak me buitengewoon zorgen om het Israëlische oorlogshandelen. Ik zie dat dit disproportioneel is en ik zie ook talloze stappen die indruisen tegen het internationaal humanitair recht. Tegelijkertijd, zeg ik erbij, zouden ook Hamas en Palestinian Islamic Jihad morgen de wapens kunnen neerleggen en gijzelaars kunnen vrijlaten, en zou er ook gebruik gemaakt kunnen worden van het aanbod van sommige Arabische landen om de Hamasleiding uit de Gazastrook te doen vertrekken. Ik zie ook dat op dat punt niet op is toegehapt. Het is dus een complex geheel, als je je verdiept in de details van zo'n staakt-het-vuren.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De minister maakt er nu een heel complex verhaal van. Hij zegt dat er een heel verhaal achter zit, maar volgens mij zit er vooral het volgende achter. Degenen die eigenlijk vanaf het begin duidelijk hebben gemaakt geen permanent staakt-het vuren en geen permanente terugtrekking uit Gaza te willen, sturen nu aan op een permanente bezetting van een deel van Gaza en omarmen het plan van Trump om in feite Gaza etnisch te zuiveren en te annexeren, wat radicaal-rechts in Israël al heel erg lang bepleit. Nu zegt de minister zelf — ik ben blij dat hij dit erkent — dat de remmen los lijken te zijn in Israël. Ik zou zeggen dat die remmen al veel eerder zijn losgegaan, maar dat die nu misschien nog meer zijn losgegaan. Ziet de minister ook niet dat dit niet alleen komt doordat er nu een nieuwe regering in het Witte Huis zit die nog meer dan de regering-Biden tegen Netanyahu zegt "ga je gang maar", maar dat eigenlijk Europa en ook Nederland daar te weinig tegenoverstellen en te weinig hebben gedaan om Israël ertoe te bewegen om te stoppen met deze genocidale oorlog? Zij hebben eigenlijk altijd gezegd "Het is ook het recht op zelfverdediging dat uitgeoefend wordt". Ik hoor de minister dat nu weer zeggen. Dus de remmen gaan los …
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Van Apeldoorn (SP):
De vraag is: wat is de verklaring voor het feit dat die remmen losgaan? Kan de minister reflecteren op zijn eigen rol en die van het Nederlands beleid daarin?
Minister Veldkamp:
Het Nederlandse beleid is wat dat betreft duidelijk. Ik vind dat er in de Nederlandse media en door maatschappelijke organisaties in Nederland soms een karikatuur wordt gemaakt van dat beleid. Nogmaals, als ik de beeldvorming in Nederland zet naast wat we daadwerkelijk in Brussel en ook in andere internationale organisaties proberen te bereiken, zie ik daar echt wel een contrast. Misschien moet ik het nog beter uitleggen en het nog beter naar voren brengen, en vaker in talkshows en dergelijke verschijnen om het uit te leggen. Maar ik zie dat daar een karikatuur van dreigt te worden gemaakt, omdat het beleid niet precies is zoals het weleens wordt voorgesteld.
Als het gaat om het Witte Huis: het zijn natuurlijk wel het Witte Huis en Trump en zijn mensen geweest die in aanloop naar de inauguratie van Trump op 20 januari er enorm aan hebben getrokken, nog met de uitgaande administratie van Biden en de Amerikaanse minister Antony Blinken, om een staakt-het-vuren in de Gazastrook überhaupt tot stand te krijgen. Er is dus ook een positieve rol van de Verenigde Staten geweest. Hoe het nu komt dat de VS nu niet hele zware druk zetten op Israël om zich te matigen in de Gazastrook en weer tot een nieuw staakt-het-vuren te komen, is niet helemaal duidelijk; daar zitten nog vraagtekens. Dat kan natuurlijk samenhangen met het feit dat er ook andere conflicten zijn waar dezelfde gezanten van de VS — ik noem de heer Witkoff — zich mee bezighouden, zoals het conflict Rusland-Oekraïne en het conflict VS-Iran. Dat is iets waar we met de VS het gesprek over moeten blijven aangaan.
Ik zeg niet dat Europa verdeeld is. Dat vind ik al te kort door de bocht en wat te makkelijk. Ik heb zelf ook in Israël gewerkt en kwam daar vaak tot de conclusie dat we het als Europeanen meer met elkaar eens waren dan het gemiddelde Israëlische coalitiekabinet. Een kabinet kan daar weleens rommelig in elkaar zitten, omdat men daar niet het principe van eenheid van kabinetsbeleid heeft. We moeten dus ook niet net doen of we als Europa geen gezamenlijke koers hebben. We staan in Europa met z'n allen voor de tweestatenoplossing, maar het operationaliseren van waar Europa staat en hoe het daarin handelt, blijkt in de praktijk vaak buitengewoon moeilijk. Maar nogmaals, Nederland is daarbij niet de vertragende factor.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot. Ik hoor de minister zeggen dat er een karikatuur wordt gemaakt van het Nederlands Israëlbeleid. Ik hoor hem ook in de media zeggen: "Wij zijn in ieder geval nog in gesprek met Israël, in tegenstelling tot andere landen, zoals Ierland". Overigens heeft Israël zelf gezegd dat het niet meer met Ierland praat. Maar wat heeft dat dan opgeleverd? De minister heeft het over "de remmen los" en "een catastrofale situatie in Gaza". Wie heeft die catastrofale situatie veroorzaakt? Dat is Israël. Maar ik hoor de minister dat niet scherp veroordelen. De minister zegt in gesprek te blijven. Welk leed aan de kant van de Palestijnen is daarmee voorkomen? Welke matiging is opgetreden aan de kant van Israël doordat de minister nog in gesprek is? Wat heeft zijn inzet in Europees verband concreet opgeleverd als het gaat om ervoor zorgen dat die remmen niet losgaan aan de kant van Israël, wat ze wel zijn gegaan?
De voorzitter:
Tot slot, de minister.
Minister Veldkamp:
Geheel niet in gesprek gaan betekent dat je niets bereikt. Dan bereik je dat wentelen in eigen gelijk door een boze verklaring op sociale media te plaatsen. Dat heeft waarde om uiting te geven aan de verontwaardiging die maatschappelijk wordt gevoeld, maar ik kijk ook naar mijn voorgangster, Hanke Bruins Slot, en naar wat de inzet van Nederland is geweest. Nederland heeft bijvoorbeeld meermaals het initiatief genomen tot zogeheten humanitaire demarches. Met een aantal landen zijn in Jeruzalem bij de Israëlische regering een aantal verzoeken, eisen en andere dingen op tafel gelegd op het gebied van humanitaire verbetering. Dat betrof bijvoorbeeld toegang van humanitaire hulp. Mevrouw Bruins Slot kan het mede op haar conto schrijven dat op een gegeven moment de grensovergang Kerem Shalom in het zuidoosten van de Gazastrook is opengegaan. Kissufim is even open geweest en kan daar ook onder worden gevat en Zikim in het noordwesten van de Gazastrook ook. Er is een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de landbrug Jordanië-Gaza. In Jordanië werden spullen voor de Gazastrook mede door de VS geïnspecteerd, die vervolgens zonder nadere inspectie de Gazastrook in konden. Een Jordaans initiatief is de luchtbrug met helikopers, waar Nederland militaire planners voor heeft geleverd.
Dat zijn enkele voorbeelden waarbij heel tastbaar is getracht, ook vanuit Nederland, een bijdrage te leveren. En ja, dat zijn kleine beetjes, maar we zijn ook geen groot land. We zijn ook niet een bepalende speler, maar ik denk dat het de moeite waard is om te blijven proberen een dergelijke inzet te plegen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
De minister zegt dat een aantal sprekers — ik neem aan dat ik daarmee ook word aangesproken — grote woorden hebben gebruikt. Welke grote woorden zijn dat? Dat er sprake is van genocide, van oorlogsmisdaden, van misdaden tegen de menselijkheid? Dat zeg ik niet, maar dat zijn uitspraken van het Internationaal Gerechtshof. Keer op keer verschijnen er rapporten van mensenrechtenorganisaties, maar ik hoor de minister deze woorden niet in de mond nemen. Waarom niet?
Minister Veldkamp:
Met "grote woorden" doelde ik bijvoorbeeld op de woorden van mevrouw Karimi dat Nederland actief blokkerend is in het tot stand komen van het Europees beleid. Die suggestie werp ik echt verre van mij. Als mevrouw Karimi dat in Brussel zou vragen, zal blijken dat Nederland in diverse initiatieven echt anders staat. Dat is echt iets anders.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik krijg graag een reactie op mijn vraag. De minister neemt nog steeds de uitspraken van het Internationaal Gerechtshof over de oorlogsmisdaden die daar gaande zijn, niet in zijn mond. Maatschappelijke organisaties verwijten de media dat er een verkeerd beeld gegeven wordt van zijn beleid. Dit is uw kans. Gebruik hier de ruimte. Vertelt u maar hoe u staat ten opzichte van een genocide die al achttien maanden plaatsvindt. Er zijn meer dan 51.000 doden gevallen. Humanitaire hulpverleners zijn geëxecuteerd en met hun ambulances begraven. En het kabinet zegt: er zijn geen rode lijnen ten opzichte van Israël. Is dat door maatschappelijke organisaties bedacht? Of is dat echt gezegd tijdens het gesprek door het kabinet?
Minister Veldkamp:
Ik heb de premier dat niet horen zeggen tijdens het gesprek, in ieder geval niet op de manier zoals door een vertegenwoordiger van een van de maatschappelijke organisaties is gesteld. Ik kijk naar wat ik wel heb gezegd. Voor mij is het internationaal humanitair recht leidend. Ik zie het Israëlisch oorlogshandelen in de Gazastrook op dit moment als disproportioneel en op veel punten indruisen tegen het internationaal humanitair recht. Als ik kijk naar welke stappen Nederland neemt en wat Nederland doet, ook als het gaat om hoven en tribunalen, zie ik wel waar Nederland staat. Zo is er de zogeheten "Noorse resolutie" ingebracht in de Algemene Vergadering van de VN, afgelopen december. De resolutie verzoekt het Internationaal Gerechtshof om een adviesopinie over humanitair handelen in de Gazastrook. Nederland heeft die niet alleen gesteund, maar Nederland heeft ook, als enige EU-lidstaat, bij het Internationaal Gerechtshof een schriftelijke inbreng verleend. Dat is iets dat ook moet worden meegewogen in het beeld dat bestaat van het Nederlandse kabinetsbeleid.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Mag ik het nog één keer proberen? In januari 2024 is er al een uitspraak geweest van het Internationaal Gerechtshof. Het Internationaal Gerechtshof heeft toen al de uitspraak gedaan dat er een plausibele … Ja, hoe zeg je dat in het Nederlands? Het heeft de uitspraak gedaan dat het aannemelijk is dat er genocide plaats vindt in Gaza, door de handelingen van Israël. Het is geen natuurramp. Waarom kan de minister deze woorden niet in de mond nemen?
De voorzitter:
De minister.
Minister Veldkamp:
We houden ons aan de uitspraken van het Internationaal Gerechtshof. Ik ben geen jurist, die de uitspraken precies kan wegen. Ik zie wel dat als het Internationaal Gerechtshof uitspraken doet, Nederland zich daaraan houdt. Dat geldt ook voor het Internationaal Strafhof, bijvoorbeeld. Over de internationale arrestatiebevelen van het Internationaal Strafhof, inclusief het arrestatiebevel dat op 21 november is uitgevaardigd jegens twee Israëlische regeringsgezagdragers, hebben wij gezegd: we voeren dat uit.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, minister. Nee, mevrouw Karimi, drie vragen.
Minister Veldkamp:
De heer Van Apeldoorn vroeg naar de bezuinigingen op de diplomatie.
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn heeft nu al een korte verhelderende vraag in dit blokje.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik ben eigenlijk verbaasd dat het vorige blokje kennelijk is afgesloten. Begrijp ik goed dat de minister alle vragen beantwoord meent te hebben over Gaza en de genocidale oorlog van Israël tegen de Palestijnen? Ik heb de minister namelijk ook nog gevraagd of hij een reactie heeft op twee recente VN-rapporten. In een ervan is vastgesteld dat er sprake is van systematisch seksueel en gendergerelateerd geweld, wat ook als genocidale daad is aan te merken, volgens die onafhankelijke VN-commissie. Ik had gevraagd of hij daar een reactie op kan geven. Ik heb ook gevraagd naar het Genocideverdrag en wat de minister op basis van dit verdrag heeft gedaan om te voorkomen dat Israël genocide pleegt. Ik heb hem daar niet over gehoord. Ik kan ook inschrijven voor een lange tweede termijn, maar misschien kan de minister de vragen nog proberen te beantwoorden.
Minister Veldkamp:
Dan moet ik echt even verder in mijn papieren kijken. Dergelijke rapporten en alle rapporten die wijzen op de verschrikkingen die in de Gazastrook plaatsvinden, neemt het kabinet buitengewoon serieus. Het kabinet bestudeert ze buitengewoon goed. Dat geldt ook voor rapporten die van diverse maatschappelijke organisaties zijn gekomen, eind afgelopen jaar, in relatie tot de term genocide. Op 21 januari — zeg ik uit mijn hoofd — is daar een uitgebreide kabinetsreactie op gevolgd, die in de Tweede Kamer in twee debatten uitgebreid is besproken. Zoals bekend, is het kabinet traditioneel zeer terughoudend met het zelf benoemen van die term. Dat is echt aan rechters en juristen voorbehouden. Daar is ook in dit geval sprake van.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Is het wat de minister betreft altijd aan juristen voorbehouden om termen als "genocide" of "oorlogsmisdaden" of "misdaden tegen de menselijkheid" te gebruiken? Geldt in het algemeen dat als er ergens in de wereld iets gebeurt, we dan moeten wachten tot de rechter daar een uitspraak over heeft gedaan? Is dat het kabinetsbeleid of geldt dat kabinetsbeleid alleen voor Israël?
Minister Veldkamp:
Ik wijs wel op de woorden van een van uw voorgangers hier in de Kamer: de heer Nico Schrijver. Hij is van mening, en publiceerde daar ook over in juni vorig jaar, dat bij het Genocideverdrag en de hartverscheurende actualiteit, het niet aan politici is en zelfs niet aan nationale rechters om daar hele ferme uitspraken over te doen. Vaak is dat op zich ook niet nodig, omdat heel goed op andere gronden afschuw over bepaalde gedragingen in een situatie kan worden uitgesproken. Dat is een algemene houding die ik onderschrijf, niet alleen ten aanzien van Israël en Gaza, maar ook ten aanzien van Sudan en dergelijke. Het is heel moeilijk om puur beleidsmatig van een afstand of vanuit deze Kamer te beoordelen of iets een weergave is van die terminologie of niet.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot. Ik zie de heer Schrijver niet als mijn voorganger. Ik laat die woorden verder aan hem. Ik ben overigens ook van een andere partij, maar daar kan mevrouw Karimi op reageren. Mijn vraag was of dit beleid in het algemeen is. Als er ergens genocide plaatsvindt en daar zijn heel veel bewijzen voor, geldt dan voor de minister dat wij moeten wachten op een oordeel van een rechter, dat misschien jaren later pas komt? Of zijn wij dan bijvoorbeeld op basis van het Genocideverdrag verplicht om actie te ondernemen om dat te veroordelen of het in ieder geval te voorkomen? Het Internationaal Hof van Justitie heeft in januari vorig jaar vastgesteld — mevrouw Karimi verwees daar net al naar — dat het aannemelijk is dat daar genocide plaatsvindt. Als het aannemelijk is, dan zou je dus al tot actie moeten overgaan — dat heeft het Hof van Justitie ook gesteld — om dat te voorkomen. Mijn vraag is: wat heeft deze regering eraan bijgedragen om dat te voorkomen?
Minister Veldkamp:
Deze regering wacht niet. Deze regering heeft al langer vastgesteld dat ze buitengewone zorg heeft over de ontwikkelingen en over de gebeurtenissen in de Gazastrook, zowel waar het gaat om de Israëlische gijzelaars alsook om de verschrikkingen die de Gazanen, de inwoners van Gaza, de Palestijnen daar worden aangedaan. Ik heb net een aantal veroordelingen genoemd die het kabinet duidelijk heeft uitgesproken. Ik zeg er ook bij dat juist die verschrikkingen mij aanmoedigen om niet alleen over te gaan tot veroordelingen en verklaringen, maar ook om te proberen om diplomatie achter de schermen te blijven betrachten. Zo doet dat ook een aantal van de Arabische landen. Ik denk aan de premier van Qatar, waarmee je en detail kunt doornemen wat er in de onderhandelingen speelt. Ik denk ook aan de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken en anderen. Tot nu toe is gebleken dat de beste manier, zo zeggen ook veel Israëlische staatsburgers die momenteel demonstreren tegen hun eigen regering, om de nog levende en de overleden, de vermoordde gijzelaars vrij te krijgen, toch via onderhandelingen en niet via geweld is. Ik maak mij buitengewoon veel zorgen over de geweldsescalatie.
De voorzitter:
U gaat in hetzelfde blokje weer … Dan krijgen we een treintje. Eén vraag, mevrouw Karimi. Dan wil de minister echt door. We krijgen nog een tweede termijn van de Kamer én van de regering.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Mijn enige vraag is waarom de minister een tegenstelling ziet tussen helder en duidelijk bepaalde misdaden veroordelen en tegelijkertijd proberen diplomatieke oplossingen te vinden. Waar zit die tegenstelling dan?
Minister Veldkamp:
Ik zeg niet dat er een tegenstelling is. Ik zeg wel dat er een verhouding is tussen die twee. Wij veroordelen ook duidelijk. Maar het gaat ook niet helpen als je op dit moment Israël de rug zou toekeren, een land waarvan de samenleving toch al getraumatiseerd is sinds de verschrikkingen van 7 oktober. Dat gaat ook de Palestijnen in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever niet helpen. Wij spreken dus wel degelijk veroordelingen uit, maar proberen ook de deur open te houden voor contact. Ik zie dat er in Europa ook landen zijn, zeer met ons bevriende landen, die zich anders opstellen en met alle respect een andere koers kiezen en vooral uit zijn op het publiekelijk veroordelen van bepaalde gebeurtenissen en het daarbij laten. Ik probeer toch ook ruimte te houden voor het diplomatieke contact en voor het gesprek, juist om te trachten openingen te zoeken voor humanitaire hulp, juist om te trachten een einde te helpen brengen aan dat geweld. Daar is Nederland geen hoofdrolspeler in. Dat zijn anderen. Maar het is ook van belang om contact te hebben met landen als Qatar, Egypte, met het team van de VS dat zich hiermee bezighoudt. En denk ook aan een land als Turkije, dat banden heeft, helaas, met organisaties als Hamas en dat misschien ook bepaalde boodschappen kan overbrengen of versterken.
Voorzitter. Er is ook gesproken over de bezuinigingen op diplomatie en op het zogeheten postennet. Deze bezuinigingen waren niet te voorkomen. We zien dat het belang van diplomatie groot is. Ik heb me er wel voor ingezet, al bij de formatie en bij mijn aantreden, dat de bezuinigingen werden teruggebracht van een budgettaire taakstelling van 22% naar 10%; mevrouw Belhirch gaf dat ook aan. Maar ook die 10% blijft stevig. We hebben getracht die zo gericht, efficiënt en effectief mogelijk in te vullen. Het is in iedere organisatie nodig om bij tijd en wijle tegen het licht te houden: hoeveel mensen heb je waar, hoeveel budget kost dat? De belangen van Nederland en Nederlanders zijn hierbij leidend gebleven, ook bij de inschatting in welk land je bepaalde verschillen kan maken. Uiteraard spelen de kosten mee. Ik wijs erop dat ook als wij nu de sluitingen doen die vorige week donderdag zijn aangekondigd, Nederland een heel stevig diplomatiek netwerk overhoudt. Het is een groter netwerk dan van landen als Zweden, België, Denemarken of Noorwegen, maar ook een groter netwerk aan ambassades dan van een aantal landen dat duidelijk meer inwoners heeft dan Nederland. Het is duidelijk groter dan van Canada, Australië en Polen. Ik zet me ervoor in dat Nederland een stevig postennet houdt. Dat kan ik daarover zeggen. Ik zal me er echt stevig voor inzetten dat er een toekomstbestendig Buitenlandse Zaken blijft met een actieve diplomatie en een actieve rol in de wereld, maar gerichter, efficiënter en effectiever.
Voorzitter. Mevrouw Belhirch bracht ook het Mensenrechtenfonds op. Het is terecht dat zij dat opbrengt, want het Mensenrechtenfonds is mij dierbaar. Nederland blijft actief bijdragen aan mensenrechten. Of het nou gaat om asieldeals of conflictgebieden, het zal altijd goed worden meegewogen in besluitvorming. De nota over mensenrechten uit het vorige kabinet voeren wij onverkort uit. Het blijft onverkort onderdeel van ook mijn beleid, inclusief de inzet van mensenrechtenverdedigers, vrouwen en meisjes in de wereld, lgbtiq+, vrijheid van meningsuiting, geloof en levensovertuiging en ook accountability. Ja, we hebben op de non-ODA-bestedingen moeten bezuinigen, maar als u goed in de begroting kijkt, dan ziet u dat we het Mensenrechtenfonds relatief zo veel als mogelijk vrij gehouden. Nogmaals, mensenrechten is niet alleen een kwestie van het chequeboek, maar is ook een kwestie van zaken in een vroeg stadium benoemen. Na de val van Assad en bij de omwenteling van Syrië hebben we continu benoemd en ook in EU-verklaringen opgenomen gekregen dat in de politieke transitie die het land moet doorgaan Nederland zorg heeft over de diverse gemeenschappen en groepen in dat land: christenen, Koerden, alawieten, druzen, jezidi's en anderen. Een andere categorie is de rechten van vrouwen in dat land. Wij zetten ons ook in voor bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting. Op dit moment kijken we bijvoorbeeld naar Radio Free Europe en Radio Liberty. We hebben meteen de Tsjechische verklaring wat dat betreft ondertekend na de voorgenomen Amerikaanse kortingen en we zijn actief op zoek naar financiële steun hiervoor.
Mevrouw Belhirch maakte nog een opmerking over het feministisch buitenlandbeleid. We hebben sinds het vorige kabinet met het feministisch buitenlandbeleid een slinger gegeven aan het centraal stellen van de rechten van vrouwen en meisjes. Dat is in voldoende mate ingedaald in de organisatie, maar ik blijf eraan herinneren. We hebben meegedeeld dat we op dit moment eindigen met de prioriteit voor het element feministisch buitenlandbeleid. Maar het betekent niet dat we ons niet blijven inspannen, bijvoorbeeld voor vrouwen, vrede en veiligheid, mede naar aanleiding van het nationaal actieplan voor resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad, waar mevrouw Belhirch ook op wees.
Mevrouw Belhirch (D66):
Het is nogal kort en onvoldoende gemotiveerd waarom de minister wil stoppen met het feministisch buitenlandbeleid. In de beantwoording van de Kamervragen stond één zinnetje en nu is het eigenlijk ook vrij kort. Ik zou de minister dus willen vragen om deze Kamer toch meer gemotiveerd een uitgebreide brief te sturen over waarom hij dit wil stoppen en ook hoe hij het dan precies anders gaat aanpakken, met daarbij ook hoe hij gaat voldoen aan de verplichting om te rapporteren over de verplichting voor Nederland onder het EU Gender Action Plan III vanuit de EU.
Minister Veldkamp:
Zoiets kan ik doen, maar ik wil mevrouw Belhirch er echt van verzekeren dat ook ik in mijn beleidskoers blijf staan voor die rechten van vrouwen en meisjes en dat ik die blijf incorporeren in beleid waar dat nuttig, nodig, gepast is et cetera. Dat is niet weg. Het is niet zo dat als wij dat niet expliciet benoemen als een prioriteit, de inzet op dit gebied weg is. We hebben echter ook te maken met een taakstelling, zoals alle departementen, op ons departement van 22% budgettair, wat zich ook gaat vertalen in functies, in fte's. En dan moet je echt vrij strak je prioriteiten stellen en zul je ook posterioriteiten moeten stellen en dat is hierbij in een afweging het geval geweest.
Mevrouw Belhirch (D66):
Ik zou het heel erg waarderen als de minister ons toch een brief wil doen toekomen, omdat ik me afvraag welke financiële consequenties het heeft, waar de minister dan op kan bezuinigingen, als het feministische buitenlandbeleid niet meer wordt uitgevoerd.
Minister Veldkamp:
Ja, ik kan een brief toezeggen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Veldkamp:
Mevrouw Belhirch vroeg ook naar Women, peace and security in dit kader en de NAVO-top. Ik ben haar ervoor erkentelijk dat zij dit heeft opgebracht, want ik zie dit als steun voor de inzet om wel degelijk toch ergens in of rond de NAVO-top iets op dit gebied te organiseren. Een manier om dat te doen, is bijvoorbeeld middels het publieksforum, het publieksevenement, van de NAVO of om het ergens te weven in een van de overleggen die er in de NAVO en op de NAVO-top toch plaatsvinden. De agenda van de NAVO-top is nog volop in beweging. Daar gaat Nederland als gastland niet over. Daar gaat de secretaris-generaal van de NAVO over. Maar ik zie haar opmerkingen toch als een aanmoediging om dit specifiek met de secretaris-generaal van de NAVO op te nemen. Die weet ook dat ik aan dit thema hecht.
Dan moet ik mijn papieren iets ordenen, voorzitter. Het spijt me. Ik kom dan op de volgende punten die nog aan de orde zijn gesteld. Mevrouw Visseren-Hamakers vroeg, ik geloof net als mevrouw Karimi, naar conflictpreventie. Dat is een onderwerp waar we aandacht aan blijven besteden in de beleidsinzet. Dat doen we in diverse regio's, ook die waar ontwikkelingshulp wordt ingezet: West-Afrika, de Hoorn van Afrika, Noord-Afrika, het Midden-Oosten. Daar zetten we in op water, voedselzekerheid, gezondheid om stabiliteit en veiligheid te bevorderen. We zetten ook in op de versterking van de rechtsketen, met een specifieke inzet op conflictpreventie en vredesopbouw. Daar is op dit moment 180 miljoen euro voor beschikbaar voor dit jaar, maar dat gaat oplopen tot uiteindelijk meer dan 280 miljoen in 2030. Dan gaat het over inzet tegen verspreiding van kleine wapens in VN-kader, inzet op het gebied van wapenhandel, het Arms Trade Treaty, vergunningen voor wapenexport, Nederlandse steun aan wapenembargo's — denk bijvoorbeeld aan Sudan — een actieve diplomatie, bijvoorbeeld op het gebied van cyber en artificial intelligence en ook door middel van vredesmissies en dergelijke. Laat ik er één ding uit lichten, één typisch iets waar we proberen conflicten te helpen oplossen, om dat te bevorderen. Dat is het Nederlandse initiatief, mede aangemoedigd vanuit de SP-fractie in de Tweede Kamer, door mevrouw Dobbe, om een Nederlandse kerngroep op te richten in de EU die zich met Sudan bezighoudt en specifiek ook de EU-gezant voor Sudan, mevrouw Weber, daadwerkelijk ondersteunt. Dat is een initiatief dat daadwerkelijk is gaan lopen.
Voorzitter. De heer Van den Oetelaar vroeg naar reflectie op de NAVO-top en de begroting van de NAVO-top. Ik kan de heer Van den Oetelaar zeggen dat de NAVO misschien wel de belangrijkste verzekeringspolis is en blijft die we met z'n allen hebben in Nederland. Dit wordt een van de belangrijkste NAVO-toppen in die 76 jaar geschiedenis van de NAVO. Het is voor het eerst in die 76 jaar dat er een NAVO-top in Nederland plaatsvindt. Het rouleert. Het is iedere keer in een ander land, zodat de lasten gelijkmatig worden gedragen. Het is niet de makkelijkste top. Het is een top die veel veiligheidsvoorzieningen en dergelijke vereist, maar het is echt wel een buitengewoon belangrijke top. Ik zie ook wel dat die ongemakken veroorzaakt, ook voor de mensen, buurtbewoners en anderen, vanwege wegen die moeten worden afgesloten en dergelijke. Maar in een tijdperk waarin de veiligheid van Europa weer ter discussie staat, is het een buitengewoon belangrijke top voor hele grote … De veiligheid van Europa willen we ook bevorderen en mede daarom willen we de last van die NAVO-top ook dragen.
Voorzitter. De heer Hartog vroeg naar een aantal dingen op het gebied van de Europese Unie in relatie tot de begroting, met name over artikel 3 en het juridisch verplichte karakter daarvan. Op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken staan inderdaad de afdrachten aan de EU. Dat is een beleidsneutrale post. Die wordt jaarlijks begroot op basis van de ramingen van het Centraal Planbureau en de Europese Commissie. Die EU-afdracht betreft bijdragen die Nederland verplicht is te betalen aan de EU-begroting. Dat is gebaseerd op afspraken tussen de EU-lidstaten. Daarmee worden uitgaven gedaan, mede in het kader van het Meerjarig Financieel Kader, aan bijvoorbeeld onderzoek en innovatie, klimaatbeleid, regionale ontwikkeling, gemeenschappelijk landbouwbeleid en dergelijke. Via het aanstaande Meerjarig Financieel Kader, vanaf 2028, zal de regering in afstemming met het parlement invloed uitoefenen op de keuzes die voor de EU-begroting zullen worden gemaakt. We verwachten deze zomer het voorstel van de Europese Commissie.
Wat is de verwachte impact van hogere importheffingen op de eigen inkomsten voor de EU-begroting? Ik heb getracht dat na te gaan, maar op dit moment gelden natuurlijk nog geen extra Europese importheffingen op Amerikaanse goederen. Hoe die impact van dergelijke importheffingen uiteindelijk zal uitpakken, hangt van allerlei factoren af, zoals de omvang van de import. In het kader van de huidige onzekerheid is heel erg moeilijk in te schatten en te voorspellen hoe dit precies zal uitpakken.
Hoe staat het met de zogeheten perceptiekosten in relatie tot de operationele kosten van de Douane? De operationele kosten van de Douane zijn voor 2025 begroot op 837 miljoen euro. De Douane heft en int voor een groter bedrag dan dat aan middelen voor de EU in Nederland. Als ik kijk naar de realisatie van 2024, dan zie ik dat douanerechten daar slechts een klein deel van zijn. De Douane voert voor talloze, voor tientallen, opdrachtgevers, de ministeries en de EU, taken uit op gebied van veiligheid, gezondheid, economie en milieu. Hiervan kan een beeld worden gekregen via het Douane Jaarplan 2025.
De heer Hartog i (Volt):
Ik kan op een bierviltje uitrekenen wat 20% van 60 miljard is en waaraan Nederland 6% bijdraagt. Maar goed, ik laat dat eerste punt van de douanerechten even liggen.
De vraag gaat meer over de perceptiekosten. Begrijp ik dan goed dat er dus een meeropbrengst is van ongeveer 150 miljoen euro en dat de Europese Unie dan ook nog alle andere douaneactiviteiten van Nederland subsidieert? Begrijp ik dat goed? Is de 835 miljoen waarover u schrijft alleen aan de Europese Unie gelieerd of is dat de hele Douane-uitgave? Dus in feite is er dan een subsidie van de EU voor alle andere douaneactiviteiten die niet EU-gerelateerd zijn. Is dat een juiste constatering?
Minister Veldkamp:
Ik denk dat als je terugkijkt naar hoe het met de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader is gegaan, ook in de tijd dat ze Financiële Perspectieven onderhandelingen heetten — in 1999, bij Agenda 2000, is het inningspercentage, het perceptiekostenpercentage, voor Nederland verhoogd — je dat ook vooral moet zien in relatie tot het feit dat Nederland toch wel een vrij forse nettobetaler is en dat dit een van de manieren is van de EU om dat enigszins in balans te brengen. Dus die inningskosten hangen ook samen met de totale nettobetalerspositie die Nederland heeft en niet alleen met de daadwerkelijke operationele kosten van de Douane.
De heer Hartog (Volt):
Dus het antwoord is ja. Het antwoord is: de EU financiert alle activiteiten van de Douane. Dat hebben we eigenlijk mede onderhandeld om dan ook een stukje terug te krijgen uit de EU, wat eigenlijk nooit bij de nettobijdrage wordt meegerekend.
Minister Veldkamp:
Ja. Het blijft wel heel moeilijk om het uit te splitsen, zeg ik daarbij.
Voorzitter. De heer Hartog wilde ook naar de uitgavenkant van de EU en de onderuitputting op de EU-begroting kijken. Op dit moment kunnen we nog geen inschatting maken van de onderuitputting van het huidige Meerjarig Financieel Kader. De kasschuif waaraan de heer Hartog refereert, betreft de schuif in betalingen. Het Meerjarig Financieel Kader maakt onderscheid tussen vastleggingen en betalingen. Hoewel budgetten worden vastgelegd en gecommitteerd voor een bepaald jaar, kunnen de daadwerkelijke uitbetalingen, de uitgaven, bij sommige fondsen in latere jaren plaatsvinden. Dat is een gebruikelijke werkwijze binnen het Meerjarig Financieel Kader.
De heer Hartog (Volt):
Ik heb de antwoorden op de vragen van het Europees Parlement zelf bekeken. Normaal wordt 10% niet uitgegeven via het cohesiefonds. Daar hebben ze geen contracten voor; die kunnen ze niet vinden. Waar ze nu mee bezig zijn, is dus het opvullen daarvan met defensie-uitgaven en huisvesting. Dat betekent dat de 10% die normaal niet zou worden uitgegeven, nu wel wordt uitgegeven en dus terugkomt op de Nederlandse begroting. We gaan nog een BNC-fiche ontvangen. Mag ik de minister dan op z'n minst vragen om dat element van opvulling achteraf van de cohesiefondsen mee te nemen in het BNC-fiche?
Minister Veldkamp:
Dit verzoek neem ik natuurlijk graag mee. Het BNC-fiche zal spoedig naar de Kamer worden gestuurd. Het kabinet is momenteel namelijk bezig om zijn positie te bepalen ten aanzien van de Commissievoorstellen hierover.
De heer Hartog vroeg ook naar de indexatie van de zogeheten non-ODA-budgetten. ODA- en non-ODA-budgetten kennen verschillende wijzes waarop bijstellingen plaatsvinden. Over ODA is het volgens mij uitgebreid gegaan in de behandeling van de begroting van BHO. Het non-ODA-budget op de BZ-begroting wordt tot en met 2025 bijgesteld op basis van het prijspeil bbp, waarbij compensatie voor het loonelement tot nu toe ontbrak. Met ingang van 2026 stappen we over naar de reguliere, rijksbreed geldende systematiek voor loon- en prijsontwikkeling, de lpo. Dat biedt voldoende ruimte voor de non-ODA-budgetten in de HGIS om mee te groeien met de loon- en prijsontwikkeling, inclusief de non-ODA-budgetten die via HGIS zijn opgenomen in de begroting van andere departementen, zoals Handel, dat op de BHO-begroting staat. De ODA-middelen kennen dus een eigen systematiek. Voor de non-ODA-middelen is er altijd een andere systematiek geweest.
Voorzitter. De heer Hartog vroeg ook nog naar doublures in de buitenlandse dienst van de Europese Unie. Nederland werkt op verschillende terreinen samen met die EU-vertegenwoordigingen. Dat zit buiten de EU-lidstaten ook anders in elkaar dan binnen de EU-lidstaten. Buiten de EU-lidstaten is er een EU-vertegenwoordiging, waarbij de EU-vertegenwoordiger, de ambassadeur van de EU, ook standaard alle EU-overleggen van de EU-ambassadeurs en dergelijke voorzit en daar ook een bindende rol in speelt. Het is dus eigenlijk de gezant ter plaatse van Kaja Kallas als Hoge Vertegenwoordiger. We kunnen dus in tal van landen zien dat de EU die rol speelt, op talloze plaatsen waar we bilateraal misschien geen ambassade hebben. Maar er zijn ook plaatsen in de wereld waar de EU geen vertegenwoordiger heeft en waar die rol rouleert tussen de aanwezige EU-lidstaten. Ik noem bijvoorbeeld Muscat in Oman: daar is geen EU-vertegenwoordiging. Nederland komt dus regelmatig aan de beurt om daar ter plaatse zorg te dragen voor het roulerend EU-voorzitterschap. Er zou meer kunnen, gaf de heer Hartog aan; dat wil ik onderschrijven.
De voorzitter:
Meneer Hartog, u krijgt straks ook een tweede termijn, waarin u kunt reageren op alle antwoorden, maar gaat uw gang als u het kort kunt houden.
De heer Hartog (Volt):
Voorzitter, ik heb een korte vraag. Dank aan de minister voor het antwoord. U heeft gelijk: bij de buitenlandse diensten is er al een zekere synergie. Ter verduidelijking: dat geldt niet alleen voor mevrouw Kallas maar ook voor mevrouw Von der Leyen; het is voor de Commissie én voor de EEAS. U zegt dat er iets binnen de diensten zou kunnen. Er wordt een krant gelezen op uw departement en diezelfde krant wordt gelezen in 27 andere departementen van Buitenlandse Zaken én in Brussel. Is er een mogelijkheid om dat soort analyses synergetischer te laten verlopen, waardoor je eigenlijk minder mensen nodig hebt om het thuiswerk te doen? Dat is eigenlijk mijn vraag. De vraag is of u daar iets meer over kunt zeggen of eventueel iets meer aan kunt doen.
Minister Veldkamp:
De heer Hartog corrigeert mij terecht: de EU-vertegenwoordiger treedt inderdaad voor de gehele Europese Commissie op. Op veel terreinen is het ook de Europese Investeringsbank die daar zijn vertegenwoordiging in huis heeft. Er kan meer synergie plaatsvinden op het gebied van gezamenlijke analyses en dergelijke. Je ziet ook dat dat al vaker gebeurt, of dat Europese ambassadeurs wordt gevraagd om gezamenlijk een rapport te schrijven. Desalniettemin hechten veel lidstaten, zeker ook de grote lidstaten, er wel aan om ook een eigen analyse te hebben, zeker daar waar ze specifieke belangen hebben. Zeker op het gebied van economische belangen zie je dat ze echt wel separaat gaan. Wat in mijn optiek meer zou kunnen gebeuren, maar waar de handen heel moeilijk voor op elkaar te brengen zijn, is veel meer samen doen op het gebied van consulaire dienstverlening. Er gaat natuurlijk het een en ander samen, via Schengen, maar er zou eigenlijk veel meer kunnen in de gemeenschappelijke consulaire dienstverlening.
Voorzitter. De heer Hartog vroeg ook naar de Benelux. We kennen ook de belangenbehartigingsverdragen uit 1964 met België en Luxemburg. Daar waar België, Luxemburg of Nederland niet vertegenwoordigd is, neemt de ander daarin een rol op zich. Ik heb dat bijvoorbeeld in Israël vele malen meegemaakt, waar Luxemburg geen ambassade heeft, en Nederland en België wel. België behartigde dan de consulaire en economische belangen van Luxemburg en Nederland deed de buitenlandse politiek. Er wordt ook heel pragmatisch mee omgegaan. Als een Luxemburgse minister op bezoek is en de Nederlandse ambassade tegelijkertijd een aantal andere taken te doen heeft, wordt er heel pragmatisch uitgeruild. Binnen het Benelux-kader zie je dat er wat dat betreft meer gebeurt. Daar kunnen we op voortbouwen.
Ik heb overigens ook met de Benelux-collega's afgesproken dat we het initiatief voortzetten om soms gemeenschappelijke overleggen en reizen te hebben. We hebben bijvoorbeeld als Benelux overlegd met de Gulf Cooperation Council-landen. Dat was waardevol. Maar we willen ook gezamenlijke bezoeken brengen. Dat is overigens iets wat zich niet alleen tot de Benelux beperkt. Ik wil ook samen met andere Europese collega's naar bijvoorbeeld Moldavië gaan, zoals we dat afgelopen september ook hebben gedaan.
Voorzitter. De heer Hartog vroeg nog naar inkomsten via medeoverheden en universiteiten in de begroting Buitenlandse Zaken. Het gaat daarbij, antwoord ik aan de heer Hartog, over data die door de Europese Commissie worden bijgehouden en gepubliceerd worden op de website van de Commissie. Op de pagina over financiële transparantie kan men de eindbegunstigden per land vinden, inclusief medeoverheden en bijvoorbeeld universiteiten. De middelen die vanuit de EU-begrotingen in lidstaten worden uitgegeven, lopen overigens niet via de nationale begroting van lidstaten maar gaan direct naar de nationale beheersautoriteiten of eindbegunstigden. Er is dus geen sprake van EU-middelen die via de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken worden uitgegeven. Dat is waar ik op doel.
De voorzitter:
Hoever bent u inmiddels, minister? We hebben zo meteen ook nog commissies. Anders moeten we na de dinerpauze verder.
Minister Veldkamp:
Ik begin aan het setje overige, voorzitter, dus ik ben een heel eind opgeschoten. Ik aarzel wel altijd om het woord "overige" te gebruiken, want het kan zeker over heel belangrijke zaken gaan. Het is dus niet dat ze minder van belang zijn, maar omdat ik ze niet in een ander mapje kon ordenen.
Mevrouw Belhirch vroeg wat de minister concreet doet om Nederlanders op sleutelposities in multilaterale fora te krijgen. Wij houden actief bij waar functies vrijkomen in multilaterale fora, of het nu gaat om internationale financiële instellingen of om de VN en andere organisaties. Op basis van de prioriteiten uit het regeerprogramma wordt gekozen voor welke posities we geïnteresseerd zouden kunnen zijn in een Nederlandse kandidaat. Na het selecteren van de positie wordt er gezocht naar een geschikte kandidaat en wordt er ook een lobbyproces gestart via het postennet. In de EU is Nederland ondervertegenwoordigd als het gaat om vaste medewerkers bij EU-instellingen, maar gelukkig niet ten aanzien van topfuncties. Maar we blijven ons er strategisch voor inzetten, ook ten aanzien van topbenoemingen en het detacheren van Nederlandse ambtenaren.
De heer Hartog, en ik dacht ook mevrouw Belhirch, vroeg naar Nederlanders in het buitenland. Welke problemen ondervinden ze en wat wordt daaraan gedaan? Er zijn regelmatig contacten van het ministerie van Buitenlandse Zaken met vertegenwoordigende organisaties van Nederlanders die in het buitenland wonen en werken. Zo zijn onlangs vertegenwoordigers van de Stichting GOED en de Vereniging Belangenbehartiging Nederlandse Gepensioneerden in het Buitenland op het ministerie uitgenodigd. Met hen is gesproken over dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland met betrekking tot bijvoorbeeld reisdocumenten. Ook met de Stichting Nederlanders Buiten Nederland is bijvoorbeeld vorige maand door medewerkers van Buitenlandse Zaken nog contact geweest op de Emigratiebeurs in Houten. Op 4 juni is een volgend gesprek ingepland met vertegenwoordigers van belangenverenigingen om te spreken over ontwikkelingen op het vlak consulaire dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland. U zult begrijpen dat ik, aangezien ik ook zelf ook regelmatig in het buitenland werkzaam ben geweest, daar ook persoonlijk aan hecht omdat ik me heel goed kan indenken hoe het als Nederlander in het buitenland is. Je hebt bepaalde stukken en bepaalde papieren nodig. Naar mijn ervaring kan Nederland daarin qua digitalisering overigens nog wel eens wat leren van enkele andere landen.
Voorzitter. Tot slot. Mevrouw Karimi vroeg naar het lekken van data door ambtenaren op het departement. Het lekken van vertrouwelijke informatie blijf ik onacceptabel vinden en er wordt altijd intern onderzoek naar gedaan. In het specifieke geval waar mevrouw Karimi op doelde, is er ook aangifte gedaan. Ik zie dat als iets heel anders, echt iets heel anders, dan protest of uitingen in de publieke sfeer door ambtenaren of oud-ambtenaren. Dat laatste staat hen namelijk vrij, ook conform de Ambtenarenwet. Als burgers van Nederland hebben we recht op vrije meningsuiting. Ja, dat geldt ook binnen het ministerie. Binnen het ministerie is er in zekere mate een weerslag van de opvattingen in de samenleving, en dat is goed. Er vinden ook discussies en soms tegendiscussies plaats, maar lekken is niet goed. Daar blijven we dus ook tegen optreden.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, nog een korte vraag?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
De combinatie die de minister maakt, moet ik rechtzetten. Natuurlijk ben ik het ermee eens dat die ambtenaren vrijheid van meningsuiting hebben. Natuurlijk vind ik het ook buitengewoon moedig van die ambtenaren dat ze die protesten organiseren en die ook nog zo lang volhouden. Mijn vraag was eigenlijk hoe de minister daarmee omgaat. Want het is een teken van een groot verschil van mening over het beleid ten opzichte van Israël tussen deze minister en zijn eigen ambtenaren. Dat was eigenlijk de kern van mijn vraag.
Minister Veldkamp:
Ik ga telkens uit van de professionaliteit van de ambtenaren. Ik vind dat ik buitengewoon professionele bediening krijg, waarin wel degelijk hoor en wederhoor worden toegepast. Maar ik ga telkens in de eerste plaats uit van de professionaliteit van de lijnambtenaren en dergelijke die op een bepaald terrein verantwoordelijk zijn en dat terrein ook bedienen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik ga ook uit van de professionaliteit van uw ambtenaren. Sterker nog, ik ga er ook van uit dat ze een heel hoog moreel besef hebben en een heel sterk besef van de verplichting van Nederland om het internationale recht te waarborgen de internationale rechtsorde te bevorderen. Het gaat er juist om dat er een conflict is tussen de eigen ambtenaren van de minister en de politieke leiding. De politieke leiding doet iets waarvan de ambtenaren zeggen: dat is niet zoals wij altijd gezegd hebben dat wij staan ten opzichte van het internationaal recht en van het internationale humanitaire recht. Nogmaals, de vraag is: hoe gaat de minister om met deze kloof?
De voorzitter:
De minister, tot slot.
Minister Veldkamp:
In het dagelijks werken op het departement ervaar ik geen kloof, in de eerste plaats omdat ik me kan verlaten op de professionele bediening die ik daadwerkelijk echt krijg. Ik zie dat er ambtenaren demonstreren voor de deur van het departement. Nogmaals, ze hebben daartoe het recht als ze dat in hun eigen vrije tijd doen. Maar ik ervaar zelf geen kloof omdat ik staatsrechtelijk verantwoording afleg in uw Kamer en in de Tweede Kamer. Dat is waar het om draait. Het gaat er mij om of ik daar een meerderheid zie voor het beleid dat we voeren. Nogmaals, ik heb al eerder uitgelegd dat ik een gevoerd beleid zie dat misschien meer nuance kent dan zichtbaar is in het beeld dat er soms van ontstaat en dat ervan wordt geschapen. Maar ik leg hier verantwoording af en ik leg in de Tweede Kamer verantwoording af. Dat doe ik vaak en dat doe ik relatief vaker dan de meeste Europese collega's. Ik doe dat ook graag. Dat zijn ook sessies waar ik zelf altijd weer wat van opsteek. Dat blijf ik doen. Dat laat de professionaliteit van de ambtenaren die ik ervaar onverlet.
Voorzitter. Misschien kan ik afronden met een algemene opmerking. We leven in een nieuwe complexe tijd met complexe conflicten. Die nieuwe tijd vraagt telkens weer om het zoeken van de balans tussen welvaart en weerbaarheid, de waarden die ook in het recente WRR-rapport worden weergegeven. We hebben het ook gehad over bezuinigingen. Nederland kan niet alles, niet alles altijd en niet alles overal, zeg ik weleens. Willen we alles kiezen, dan krijgen we niks. We moeten keuzes maken, ook in het kader van de beperkte middelen die we hebben, die overigens in vergelijking met andere landen nog steeds vrij ruimhartig zijn, zowel ODA als non-ODA als het postennet. De lastige keuzes die we wel moeten maken gaan over waar we de prioriteiten leggen. Die vereisen draagvlak, dus ook politieke dialoog, zeker ook met deze Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Dan had mevrouw Visseren nog één vraag. Ik geloof dat de heer Hartog ook nog een vraag had net, dus die geef ik nog even de kans. Mevrouw Visseren.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Ik heb geduldig zitten wachten op het blokje overig, omdat mijn vragen in veel debatten in het blokje overig terechtkomen. Maar ik heb helaas op heel veel van mijn vragen in eerste termijn geen antwoord gekregen. Ik ga ze als één vraag nog een keer stellen, omdat ik niet wil wachten tot de tweede termijn. Het gaat namelijk echt over wezenlijke zaken. De minister heeft in zijn inleiding hier en daar wat verwezen naar m'n vragen, maar ik heb geen helder antwoord gekregen.
Ik heb aan de minister gevraagd of hij wil reflecteren op het feit dat veel deskundigen zeggen dat we als Europese NAVO-lidstaten met de huidige militaire middelen in staat zijn om ons te verdedigen tegen een eventuele niet-waarschijnlijke inval van Rusland in Europees NAVO-gebied. Ik vroeg hem ook te reflecteren op het gevaar van een wapenwedloop. Als we alleen investeren in onze militaire capaciteit, heeft dat ook consequenties. Dat betreft niet alleen een verdediging, maar heeft ook consequenties voor onze relatie met Rusland. Daarnaast heb ik aandacht gevraagd voor de hybride dreigingen, die veel wezenlijker zijn, en de visie van het kabinet op deze brede veiligheid. Ik heb gevraagd wat het kabinet doet op het gebied van brede veiligheid. Daarnaast heb ik gevraagd wat het kabinet proactief doet om een staakt-het-vuren in Oekraïne te bewerkstelligen, wat de minister vindt van uitbreiding van de sancties, van het feit dat Nederland voor 2 miljard zakendoet met Rusland, terwijl het zegt Oekraïne te steunen en wat de minister vindt van het idee om rondom de NAVO-top het gesprek te beginnen over een vredesconferentie over Europese vrede. Dit zijn allemaal vragen die niet zijn beantwoord door de minister. Ik kijk alsnog uit naar zijn beantwoording.
De voorzitter:
Maar ik moet de minister helaas wel oproepen om dat kort te houden of om er in zijn tweede termijn op in te gaan, want we moeten voort.
Minister Veldkamp:
Ik zal het proberen staccato af te doen.
De voorzitter:
Ik sta ook geen interrupties meer toe in deze termijn.
Minister Veldkamp:
Brede veiligheid en hybride dreigingen, nationale weerbaarheid tegen militaire hybride dreigingen, is een belangrijke prioriteit van het kabinet. Een weerbare samenleving draagt ook bij aan afschrikking tegen kwaadwillende actoren. Het is een complex beleidsveld. De primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt overigens bij de NCTV en het ministerie van Defensie. Ik verwijs graag naar de Kamerbrief over militaire en hybride dreigingen van de minister van Justitie en Veiligheid, de minister van Defensie en de staatssecretaris van Defensie van afgelopen december. Een vervolg op die brief komt binnenkort ook naar deze Kamer.
Er werd gezegd dat een inval van Rusland niet waarschijnlijk is. Die lezing onderschrijf ik niet. Ik zie wel degelijk het risico dat Rusland, het Rusland van Poetin, in staat is om binnen een aantal jaren de collectieve verdediging van de NAVO te testen. Dat kan bijvoorbeeld in de Baltische Staten of elders zijn. Er hoeft er maar één ergens iets te doen. De Duitse hoogleraar Carlo Masala — zijn boek is net in het Nederlands vertaald — wijst op het risico dat zodra een stad als Narva in Estland, waar 88% van de bevolking etnisch Russisch is, wordt binnengevallen en bezet door het Russische leger, en we hen daar niet heel snel uitkieperen, de geloofwaardigheid van artikel 5 voor het hele NAVO-gebied, van Zuidoost-Turkije tot Zuidwest-Portugal en Noorwegen, wordt geschaad. Dat willen we niet laten gebeuren. Ik zie daarin dan ook een grote zorg. Het is daarom zaak om de afschrikking te versterken. Dat zal een inspanning vergen: we moeten onze krijgsmacht versterken. Dat is niet alleen een financiële opgave, maar betekent ook dat we de efficiëntie en effectiviteit moeten vergroten, en de interoperabiliteit moeten versterken. Op dit moment zijn er in Europa nog altijd meer programma's voor tanks en pantserwagens dan in de rest van de wereld bij elkaar. Daar valt dus echt wat te verbeteren.
Als het gaat om sancties tegen Rusland, dan wil ik deze juist versterken. Ik wil een zeventiende sanctiepakket, terwijl we Oekraïne blijven steunen. Nederland ondersteunt, bovenop de toegezegde 17,1 miljard, nog eens met 3,5 miljard euro extra aan militaire en niet-militaire steun voor Oekraïne.
Wat betreft een vredesconferentie: we zien nu dat de VS met Rusland onderhandelen. Dat vlot niet. Dat gaat niet snel. Onder alle Europese bondgenoten leeft het beeld dat Rusland die onderhandelingen bewust vertraagt. Het gaat niet snel, maar ik ben wel voorstander van vrede en van een einde aan deze verschrikkelijke oorlog. Maar dat einde moet wel door Oekraïne gedragen kunnen worden, en het mag niet funest zijn voor de Europese veiligheid als geheel. Geen van de scenario's die tot vrede leiden, zal mooi zijn. Dat is helaas vaker zo bij oorlogen. Ik zie de NAVO-top als een belangrijke top, maar ik zie niet dat we die kunnen maken, of parallel daaraan een vredestop. De inzet van de VS om te komen tot vrede wordt gesteund, maar tegelijkertijd maken wij ons zorgen over de vraag of dat dit niet te gehaast en onzorgvuldig tot stand komt.
De voorzitter:
Mevrouw Visseren, ik sta u één vraag toe. Dat is het echt. Het spijt me. Mijn taak is om toe te zien op de voortgang van het debat. Of we gaan nu een uur schorsen voor de dinerpauze en dan maken we er een avonddebat van. U krijgt nu één vraag.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de zeer korte beantwoording van mijn vragen. Ik zal daar in tweede termijn nog uitvoerig op doorgaan. De minister zegt dat er aanvullende investeringen nodig zijn in Europese militaire paraatheid. Er zijn deskundigen die daar verschillend over denken. Sommigen zeggen dat het binnen de huidige budgetten kan, door efficiënter en effectiever samen te werken en gezamenlijk in te kopen. Dus die hele discussie rond die investering van 800 miljard staat ter discussie. In eerste termijn wilde ik door de mantra van het huidige debat prikken, om dat mainstream discours ter discussie te stellen. Dank voor uw flexibiliteit, voorzitter. Maar mijn meest prangende vraag aan de minister is: kan het binnen de huidige militaire budgetten?
De voorzitter:
De minister, tot slot.
Minister Veldkamp:
Dat laatste niet, vrees ik. De Kamer zal binnenkort een brief ontvangen van de minister van Defensie over wat de NAVO, op basis van het geldende dreigingsbeeld en de NAVO-capaciteitsvereisten, betekent voor de Nederlandse krijgsmacht, en welk prijskaartje daaraan hangt. Op grond van die studies — die Kamerbrief ontvangt u dus binnenkort — verwacht ik dat er méér nodig zal zijn dan de 2% die nu het doel is en de realiteit is voor Nederland volgens de NAVO-berekeningen. Ik verwacht dat de NAVO-top voor een groot deel zal gaan over welk tandje erbij moet, op welke termijn, en met welke tussendoelen als het gaat over de verhoging van de defensiebestedingen door Europese NAVO-bondgenoten.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Daarmee bent u aan het einde van de eerste termijn. We komen dan bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Karimi namens GroenLinks–Partij van de Arbeid.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, mag ik twee minuten schorsing?
De voorzitter:
Dan ga ik, als u het goedvindt, beginnen met de heer Van Apeldoorn als eerste spreker.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, twee minuten, omdat er nu even een motie ondertekend moet worden.
De voorzitter:
Dan schorsen wij tot 17.53 uur.
De vergadering wordt van 17.51 uur tot 17.56 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Thans komen we bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Karimi namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister voor de antwoorden. Ik ga me in de tweede termijn focussen op één onderdeel van mijn bijdrage. Dat betreft het Israël-Palestinabeleid van de minister. Ik vat zijn beantwoording even kort samen: de beeldvorming over zijn beleid komt niet overeen met zijn beleid. Dat was kort gezegd zijn betoog. Daarbij merk ik op dat het in ieder geval duidelijk is dat het tot nu toe gevoerde beleid geen enkele positieve impact heeft gehad, want de minister zegt zelf "de remmen bij Israël zijn helemaal los; het was al eerder vreselijk en het is nog vreselijker geworden". Om de minister te helpen om de beeldvorming in overeenstemming te brengen met zijn beleid, dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Israëlische aanval op Gaza inmiddels meer dan 51.000 doden heeft geëist, onder wie tienduizenden kinderen, en dat Israël doelbewust honger inzet als oorlogswapen, humanitaire hulp blokkeert en systematisch het humanitair recht schendt;
constaterende dat het Internationaal Gerechtshof waarschuwt voor een dreigende genocide, het Internationaal Strafhof arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd wegens oorlogsmisdaden en mensenrechtenorganisaties spreken van etnische zuivering en genocide in Gaza;
van mening dat hiermee de rode lijn ruimschoots is overschreden en Nederland verplicht is tot ondubbelzinnige actie;
verzoekt de regering, in lijn met artikel 90 van de Grondwet, per direct:
-
-een wapenembargo tegen Israël in te stellen en te stoppen met wapenimport uit Israël;
-
-politieke en economische sancties te treffen;
-
-zich in te zetten voor een permanent staakt-het-vuren, opheffing van de blokkade van Gaza, hervatting van humanitaire hulp, vrijlating van gijzelaars, beëindiging van de bezetting en de apartheid, en de erkenning van Palestina als staat;
en voorts:
-
-deze mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden onomwonden te veroordelen;
-
-actief bij te dragen aan de berechting van alle verantwoordelijken;
-
-onvoorwaardelijke steun te geven aan VN-organisaties die het internationaal recht in Gaza en de bezette gebieden handhaven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karimi, Van Apeldoorn, Visseren-Hamakers en Kluit.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter I (36600-V).
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik moet wel zeggen dat niet alle vragen even goed zijn beantwoord, maar ik zal mij in de tweede termijn beperken tot het beleid van de minister en het kabinet ten opzichte van Israël en Palestina.
Ook ik heb geconstateerd dat de minister opnieuw zegt dat er een karikatuur wordt gemaakt van zijn beleid. Ik constateer opnieuw dat het Internationaal Hof van Justitie al in januari vorig jaar heeft gesteld dat het aannemelijk is dat er genocide gepleegd wordt, of gepleegd dreigt te worden, van de kant van Israël op de Palestijnen in Gaza. Ik constateer tevens dat het Genocideverdrag vraagt om het voorkomen en, als het plaatsvindt, stoppen van genocide en het bestraffen van de daders. Dat vraagt om een actieve houding van de lidstaten. Nu zegt de minister: het woord "genocide" gaan en willen we niet gebruiken; dat is kabinetsbeleid. Politici zouden dat woord niet in de mond moeten nemen en dat is ook niet nodig, want dat is uiteindelijk aan de rechter. Is het kabinetsbeleid nu dat pas als de rechter — ik weet niet welke rechter dat dan moet zijn, misschien een rechter van het Internationaal Hof van Justitie — heeft vastgesteld dat er sprake is van genocide, het kabinet overgaat tot het gebruik van die woorden? Die vraag wil ik toch nog een keer herhalen.
Op 23 juni 2023 schreef toenmalig minister van Justitie Yeşilgöz van het vorige kabinet: "Het kabinet is van oordeel dat er voldoende feiten zijn vastgesteld om te kunnen stellen dat IS zich hoogstwaarschijnlijk schuldig heeft gemaakt aan genocide". Dat ging over IS tegenover de jezidi's. Bij mijn weten was er toen ook geen uitspraak van de internationale rechter dat dat vaststond. Er waren wel uitspraken van verschillende VN-commissies, maar die zijn er nu ook. Voert dit kabinet een ander beleid ten opzichte van het vorige kabinet als het gaat om het gebruik van dit soort woorden? Of is de minister van mening dat er nu nog onvoldoende feiten zijn om dit vast te kunnen stellen? Welke feiten heeft de minister dan nog meer nodig? Ik verwijs ook naar de rapporten waarnaar ik heb verwezen in mijn eerste termijn en waarover ik een reactie heb gevraagd van de minister. Die reactie heb ik overigens maar in zeer beperkte mate gekregen. Ik zou met name graag een reactie van de minister horen op het rapport van de onafhankelijke VN-commissie van vorige maand — van maart — waarin het ook ging over seksueel geweld en gendergerelateerde misdaden die als genocidemisdaden gekenmerkt zouden kunnen worden. Hij kan dat eventueel ook per brief doen.
Nu wil de minister niet het woord "genocide" gebruiken — ik verwacht ook niet dat hij dat in tweede termijn alsnog zal doen — maar kan hij wel spreken van "oorlogsmisdaden"? Of geldt hiervoor ook het beleid dat de rechter dat moet hebben vastgesteld voordat deze regering het woord "oorlogsmisdaden" in de mond neemt? Heeft Israël volgens de minister oorlogsmisdaden gepleegd sinds 7 oktober, ja of nee? Tot nog toe heb ik hem dat niet horen zeggen. Dat is die dubbele standaard waar ik op gewezen heb. Ik heb hem gevraagd of hij zich in ieder geval kan voorstellen dat dat leidt tot de kritiek dat dit het internationale recht ondermijnt, de internationale rechtsorde ondergraaft en artikel 90 tot een holle frase dreigt te maken. Kan hij ook nog reageren op mijn vraag over de open brief van verschillende van zijn voorgangers en allerlei oud-ambassadeurs en oud-ministers, die stellen dat de minister en dit kabinet met dit Israëlbeleid wegkijken van de genocide die plaatsvindt en daarmee aan de verkeerde kant van de geschiedenis dreigen te komen staan?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan de heer Hartog namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Dank u, voorzitter. Dank aan de minister voor het verduidelijken van een aantal feitelijkheden. Ik heb nog twee vragen op dit moment. Een. Dat is de vraag over de inkomsten van medeoverheden en universiteiten. U gaf als antwoord dat je dat kunt opzoeken op het internet. Ja, dat geldt voor heel veel vragen die we aan de regering stellen, ook vanuit deze Kamer. Ik zou het toch op prijs stellen als de minister op een of andere manier het nazoekwerk voor de Kamer zou willen doen en daar, bijvoorbeeld bij het Verantwoordingsdebat of op een ander moment via een aparte brief, op terug zou willen komen. Ik zou de minister willen vragen om dat toch te doen, met name omdat hij het heel nadrukkelijk had over de nettobijdrage van Nederland. Daar is dit onderdeel van.
Mijn tweede vraag is een nieuw onderwerp. Ik wil de minister naar aanleiding van de debatten die we daarover hebben gehad, vragen naar de relatie tussen Nederland en het VK. Hij noemt het VK terecht een belangrijke partner, maar het VK is geen lid van de EU. Het VK heeft ook een eigen belang, eigen dingen, staatsbezoeken, uitnodigingen — ik denk niet dat wij dat op dit moment zouden doen — en neemt Amerikaanse regelgeving over om handelsakkoorden te kunnen sluiten. Dat zijn een aantal dingen waarvoor het VK, ook op het gebied van intelligence, wat nadrukkelijker tegen de Amerikanen zal moeten aanschurken. Wij moeten ons de vraag stellen of het Europese Unie of Amerikaans is. Deze fundamentele vragen, over onze relatie met het VK en de Verenigde Staten van Amerika, zullen we ons op termijn moeten gaan stellen. Mijn vraag aan de minister is of hij daar een beetje op kan reflecteren. We vertrouwden er bij de Russen en Amerikanen op dat het niet zou gebeuren. We willen uiteindelijk niet ook een element van teleurstelling tegemoetzien met het Verenigd Koninkrijk. Kan de minister iets zeggen over die balans, over die verhouding? In hoeverre kunnen wij het Verenigd Koninkrijk nadrukkelijk bij de Europese Unie betrokken houden?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hartog. Dan is het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank, voorzitter. Ten eerste dank aan de minister voor de reflecties op de huidige geopolitieke ontwikkelingen en de, zij het beknopte, beantwoording van sommige van de vragen.
De fractie van de Partij voor de Dieren heeft dit debat aangegrepen om het mainstream discours ter discussie te stellen. Want er is discussie over het Europese vrede- en veiligheidsbeleid, maar die discussie bereikt het mainstream debat niet. Laat er geen misverstand over bestaan: mijn fractie ondersteunt de hulp aan Oekraïne. Onze kritiek gaat over het huidige debat over Europese veiligheid. Daar is debat over, maar het bereikt onze Kamer dus nauwelijks. Tot vandaag.
Ten eerste. De Russische dreiging voor de NAVO. Daar is debat over. Ik raad alle partijen, alle collega's aan zich te verdiepen in de grondslag van het debat over die dreiging. Er is echt debat over de bewijslast voor het feit dat die dreiging er is dat Rusland van plan is om artikel 5 van de NAVO te testen, en ook in staat is om dat te doen. Ten tweede. De militaire middelen van de Europese NAVO-landen voor het geval dat zo'n dreiging toch plaatsvindt. Ook daar is debat over. Als we ons focussen op de samenwerking tussen Europese NAVO-lidstaten voor hun verdediging en als we gezamenlijk die middelen aanschaffen, kan dat binnen de bestaande militaire begrotingen. Dat zeggen verschillende deskundigen.
In het mainstream debat is er een soort calimerohouding over hoe weinig militaire middelen de Europese NAVO-lidstaten hebben, maar het tegendeel is waar. Er wordt verwezen naar de Europese oorlogseconomie, terwijl de grootte van de Russische economie vergelijkbaar is met die van sommige Europese landen. Er wordt niet stilgestaan bij de gevaren van een wapenwedloop. Wat is het gevaar van de oorlogsretoriek? Het kan gevaar opleveren in plaats van dat het ons beschermt.
Wat is de verhouding tussen onze aandacht voor militaire capaciteit versus het aanpakken van de hybride dreigingen en brede veiligheid in het algemeen? Al die aspecten zijn geen onderdeel van het mainstream debat, terwijl ze hier wel onderdeel van dienen uit te maken.
Wat is de verhouding tussen de verdere bewapening en andere middelen voor Europese vrede en veiligheid? Ik vraag de minister: wat doet het kabinet om een staakt-het-vuren in Oekraïne te bewerkstelligen? Wat doet het kabinet proactief om vrede te bewerkstelligen? De minister heeft het gehad over "conflictpreventie", maar: allemaal ver weg van Europa en niet in Europa.
Voorzitter. Dan de sancties. De minister stelde dat de uitspraak "tijd en geduld zijn mijn oorlogswapen" van toepassing kan zijn op Poetins houding in de oorlog in Oekraïne. Dat geduld wordt mede mogelijk gemaakt door het feit dat er nog steeds op grote schaal handel wordt gedreven met Rusland. De minister heeft gezegd dat er nieuwe pakketten met sancties worden voorbereid, maar hij heeft het alleen maar over Europees en internationaal verband. De Partij voor de Dieren wil graag inzoomen op de rol van Nederland hierin, gezien de grootschalige Nederlandse handel met Rusland.
Daarover hebben wij een motie voorbereid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland nog altijd op grote schaal handeldrijft met Rusland en zo de sancties onvoldoende kracht geeft;
constaterende dat zowel de import als de export tussen Nederland en Rusland elk meer dan 2 miljard dollar betrof in 2024;
verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre dit van invloed is op de Russische oorlogseconomie en de invloed daarvan op de positie van Oekraïne,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Koffeman, Nicolaï, Karimi en Van Apeldoorn.
Zij krijgt letter J (36600-V).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ten slotte diplomatie. We kunnen niet wachten op de Amerikaanse initiatieven voor een vredesconferentie en wij zien kansen om informeel of formeel rondom de NAVO-top het gesprek te beginnen over een vredesconferentie. Ook daarover willen wij graag een motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de eerstvolgende NAVO-top op 24 en 25 juni plaatsvindt in Den Haag;
overwegende dat de onderhandelingen tussen Oekraïne, de VS en Rusland uiterst moeizaam verlopen;
overwegende dat het organiseren van een internationale vredesconferentie een manier is om het geweld te stoppen en een duurzame vrede in Europa te bewerkstelligen;
verzoekt het kabinet de mogelijkheden te onderzoeken om als gastland van de NAVO-top het initiatief te nemen voor een internationale vredesconferentie over vrede en veiligheid in Europa, bij voorkeur in Den Haag, de stad waar de eerste grote internationale vredesconferentie werd gehouden, die leidde tot de oprichting van het Vredespaleis,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Koffeman, Nicolaï en Van Apeldoorn.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter K (36600-V).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren. Dan is het woord aan de heer Van den Oetelaar namens Forum voor Democratie.
De heer Van den Oetelaar i (FVD):
Dank u, voorzitter. De minister spreekt over the unknown unknown, een wereld in transitie waarin Nederland volgens hem gedoemd is om economisch te worden ingehaald, met name door Azië. Dit wordt gepresenteerd als een onvermijdelijk feit, en juist daarin ligt de kern van het probleem: een kabinet dat zich neerlegt bij deze zogenaamde onvermijdelijkheid, dat kiest voor passiviteit en afhankelijkheid in plaats van ambitie en slagkracht. Dit is geen visie, dit is capitulatie. Een kabinet dat de mondiale ontwikkelingen als een toeschouwer beschouwt, in plaats van Nederland te positioneren als een speler die zijn toekomst zelf vormgeeft.
Wat wij vandaag hoorden, was een pleidooi voor het voortzetten van falend beleid, een beleid dat ons afhankelijk houdt, onze economie verzwakt en onze burgers in de kou laat staan. De minister spreekt van inspanningen om onze concurrentiepositie te versterken en duurzame veiligheid te waarborgen. Maar hoe rijmen deze woorden met zijn eigen inleiding? Hoe kan Nederland concurreren in een wereld waarin wij, via de EU en de Verenigde Naties, onze economie opofferen aan utopisch klimaatbeleid en gelijkheidsdoelen? Hoe kunnen we onze welvaart veiligstellen als we onze energievoorziening afhankelijk maken van buitenlandse machten en onze industrieën belasten met regels die onze concurrenten niet kennen?
De BRICS-landen en steeds nadrukkelijker ook de Verenigde Staten kiezen voor economische slagkracht. De VS zien nu hun kans om hun positie te versterken, vaak ten koste van Europa. En wat doet Nederland? In plaats van strategisch mee te bewegen met deze mondiale verschuivingen, laten we ons via de EU meeslepen in een handelsoorlog die onze economie wurgt. Alles om de zogenaamde waarden te verdedigen, maar wat zijn die waarden waard als onze burgers hun boodschappen niet meer kunnen betalen? Wat hebben Nederlanders aan abstracte ideeën als ze hun energierekening niet kunnen voldoen?
De minister spreekt over een weerbare samenleving en bestaanszekerheid, terwijl hij tegelijkertijd toegeeft dat Nederland afhankelijk is van het buitenland. Dit is geen visie voor een soeverein en welvarend Nederland, dit is een recept voor kwetsbaarheid. Geen enkel element in de woorden van deze minister biedt ook maar een sprankje hoop of een concrete oplossing die de Nederlander geruststelt. Als de uitkomsten van dit beleid zo diametraal tegenover de gestelde doelen staan, dan moeten we ons afvragen: wat is hier werkelijk aan de hand? Is dit een bewuste keuze om Nederland onomkeerbaar te binden aan een steeds centralistischere EU? Is het een poging om via de NAVO de VS te binden aan geopolitieke verplichtingen die onze belangen niet dienen? Of is het simpelweg een gebrek aan moed om te breken met een ideologie die ons land economisch en geopolitiek ondermijnt?
Tot slot nog de NAVO-top. In 2017 is het nieuwe NAVO-hoofdkantoor in Brussel geopend: kosten 1,1 miljard. De minister geeft aan dat de aankomende top de belangrijkste is in de geschiedenis van de alliantie. Voor ons is nog steeds niet duidelijk waarom deze top koste wat kost hier in Den Haag moet plaatsvinden, wanneer dit ook prima in Brussel zou kunnen. Het Nederlandse visitekaartje, Mark Rutte, is immers al aanwezig en dat was al duur genoeg.
Voorzitter. Deze begroting is, nogmaals, geen blauwdruk voor een sterk Nederland. Het is een routekaart naar zelfverlies, een Nederland dat zijn boeren, burgers en belangen opoffert aan internationale dogma's. Forum voor Democratie verzet zich hier met klem tegen. Wij roepen deze Kamer op: verwerp deze prioriteiten. Kies voor een buitenlandbeleid dat onze economie versterkt, onze soevereiniteit waarborgt en de welvaart van onze burgers vooropstelt. Om die reden stemmen wij nog altijd tegen deze begroting.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van den Oetelaar. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval … Dat is wel het geval. Meneer Petersen, u krijgt één minuut.
De heer Petersen i (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan alle Kamerleden die een bijdrage hebben geleverd, dank aan de minister voor zijn beantwoording en ook dank voor alle moties, waar we natuurlijk met nieuwsgierigheid naar gaan kijken.
Ik vind het belangrijk om vanuit de VVD-fractie te benadrukken dat wij het vooral belangrijk vinden dat Nederland in internationale verbanden opereert en daar ook kracht uit ontwikkelt. In het bijzonder werden we getriggerd door de motie die is ingediend door de Partij voor de Dieren over de internationale vredesconferentie. Wij geloven heel erg dat dat soort zaken in NAVO-verband zouden moeten worden georganiseerd of in verbanden die al binnen de Europese Unie worden ontplooid. Om die reden zouden wij ervoor willen pleiten om het niet verwarrender te maken door dat initiatief ook nog een keer in soloverband te nemen. Ik wilde dat graag nog meegeven aan de Kamer om aan te geven vanuit welk perspectief de VVD-fractie naar dat initiatief kijkt.
De voorzitter:
Bent u daarmee aan het eind van uw inbreng?
De heer Petersen (VVD):
Ja.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Ik vind het toch een vreemde gang van zaken dat de VVD-fractie het nodig vindt om een stemverklaring te geven over een motie voordat het kabinet daarop heeft gereageerd in een tweede termijn die achter aan een debat wordt geplakt. Ik zou de collega's willen vragen om eerst het kabinet aan het woord te laten om de motie te duiden. Dan kunnen we daarover een debat voeren. Ik vind dit echt een vreemde gang van zaken.
De heer Petersen (VVD):
Waarvan akte. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Veldkamp i:
Voorzitter. Ik dank de leden van uw Kamer voor het debat, waar ik zeker het een en ander van meeneem ten behoeve van het beleid. Ik begrijp dat ik nu in de eerste plaats de moties apprecieer.
De motie met letter I van mevrouw Karimi en anderen ontraad ik onder verwijzing naar het debat.
De heer Van Apeldoorn wilde nog terugkomen op enkele zaken. Ik kan hem zeggen dat Nederland alle schendingen van het internationaal recht, door welke partij dan ook, veroordeelt. Alle partijen dienen zich te houden aan het internationaal humanitair oorlogsrecht. Daar roept Nederland ook consequent toe op. Het is in het algemeen aan een rechter om vast te stellen of er sprake is van een schending van het recht. Daar is grondig onafhankelijk onderzoek voor nodig. Het kabinet beschikt doorgaans niet over voldoende informatie, maar daarom steunt Nederland dat actief, bijvoorbeeld via extra financiële bijdragen aan het Internationaal Strafhof en het bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN in de Palestijnse gebieden.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
De voorzitter houdt van korte vragen. Heeft Israël sinds 7 oktober oorlogsmisdaden gepleegd in Gaza?
Minister Veldkamp:
Bij evidente schendingen van het internationaal humanitair recht spreekt Nederland zich wel direct uit. Zo heeft het kabinet de Israëlische aanval op hulpverleners in de Gazastrook in maart veroordeeld, net als dat het kabinet de blokkade van humanitaire hulp en de blokkade van het leveren van elektriciteit heeft veroordeeld. Zo hebben we ook het geweld gebruikt door gewelddadige kolonisten op de Westelijke Jordaanoever veroordeeld alsmede het legaliseren van dertien outposts. Dus over stappen die indruisen tegen het internationaal recht en internationaal humanitair recht spreekt het kabinet zich wel degelijk uit.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Vindt de minister het blokkeren van alle humanitaire hulp en het inzetten van honger als oorlogswapen door Israël een oorlogsmisdaad?
Minister Veldkamp:
Zoals ik in het debat ook al heb aangegeven, zie ik stappen en maatregelen van Israël die indruisen tegen het internationaal humanitair recht en dat vind ik buitengewoon ernstig. Nederland, het kabinet, laat het niet alleen bij een verklaring op sociale media, maar heeft ook daadwerkelijk contact opgenomen met Israël om zich daarover uit te spreken en daarover verder het gesprek aan te gaan.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot, voorzitter. Ik constateer opnieuw dat deze minister het woord "oorlogsmisdaad" niet wil gebruiken ten aanzien van Israël en er, net als zijn voorgangers, geen enkele moeite mee heeft om dat woord te gebruiken ten aanzien van Rusland in Oekraïne. Dat noem ik: met twee maten meten.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, minister.
Minister Veldkamp:
Ik meet niet met twee maten. De heer Van Apeldoorn vroeg nog naar de open brief die een aantal voorgangers heeft gestuurd. Daar heb ik kennis van genomen. Daaruit zijn mij geen nieuwe feiten gebleken, maar tegelijkertijd gaat een dergelijke brief, zeker ook van deze voorgangers, natuurlijk niet aan mij voorbij.
Voorzitter. De heer Hartog vroeg naar de Nederlands-Britse relatie en naar de Europees-Britse relatie. Er komt een EU-VK-top op 19 mei. Die gaat over zaken uiteenlopend van visserij en energie tot veiligheid en defensie. Daarmee zijn hele grote belangen gemoeid. Denk ook even aan de Nederlandse visserij en in welke mate die zijn vis vangt in de Britse wateren. Daar zijn echt grote belangen mee gemoeid. Gezien de internationale context en gezien de onzekerheden die momenteel ook hun opgeld doen, is het tegelijkertijd heel belangrijk om zo dicht mogelijk bij het VK te staan. Dus als we van een afstand kijken, bijvoorbeeld vanaf bij wijze van spreken San Francisco of Shanghai, zijn wij "de Europeanen" en doen de precieze institutionele arrangementen waarmee Europese landen samenwerken er iets minder toe. Ik ben er ook wel blij om — dat zeg ik juist ook tegen de heer Hartog van de partij Volt — dat deze keer voor het eerst sinds lange tijd in de Europese samenwerking eens niet die institutionele arrangementen, die ons als Europeanen zo eindeloos kunnen interesseren, vooropstaan. Vooropstaat: wat kunnen we doen, wat kunnen we leveren en hoe gaan wij straks om met de Amerikaanse houding jegens Rusland en Oekraïne? Ik vind dat winst. Daarmee houden we natuurlijk nog specifieke eigen belangen. Die hebben we ook te verdedigen. Maar ik vind het winst dat een premier als Starmer, een Franse president als Macron, en straks een Duitse bondskanselier als de heer Merz en ook anderen — dat gaat van de Nederlandse premier en de Benelux-premiers tot de noordelijke landen en mevrouw Meloni — elkaar opzoeken om te bekijken: welke oplossing kunnen wij in Europa op tafel leggen, ook als het gaat om ondersteuning van Oekraïne en druk op Rusland?
Voorzitter. Dan werd door mevrouw Visseren-Hamakers nog gereflecteerd op steun en hulp aan Oekraïne. Zij diende ook twee moties in. Ik heb de laatste motieteksten hier: verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre dit van invloed is op de Russische oorlogseconomie en de invloed daarvan op de positie van Oekraïne. Ik zou er het een en ander over kunnen zeggen, maar ik kan deze motie, met letter J, oordeel Kamer geven, onder verwijzing naar het debat.
De laatste motie die mevrouw Visseren-Hamakers indiende, met letter K, verzoekt het kabinet de mogelijkheden te onderzoeken om als gastland van de NAVO-top, enzovoorts. Deze ontraad ik, ook onder verwijzing naar het debat. Ik denk dat we in de eerste plaats moeten kijken wat er uit het overleg tussen de VS en Rusland komt. De heer Petersen verwees er al naar. Ik heb daar soms zorgen over, maar dat is op dit moment the only show in town. Dat is waar het op dit moment om gaat. Het is nu nog niet aan een Europees land als Nederland om zelf een heel nieuw initiatief op tafel te leggen. Laten we richting de NAVO-top ook zo veel mogelijk als NAVO-bondgenoten met elkaar optrekken, zeg ik hierbij.
Ik hoop dat ik hiermee voldoende antwoord heb gegeven op de gestelde vragen, naast een appreciatie van de betrokken moties.
De voorzitter:
De heer Hartog heeft nog een korte, aanvullende, verhelderende vraag.
De heer Hartog i (Volt):
Ik denk dat het misschien in het papierwerk verloren is gegaan, maar ik had gevraagd of u op de een of andere manier, via een brief, iets meer zou kunnen doen om inzichtelijk te maken wat vanuit de EU de inkomsten zijn van gemeenten, provincies en universiteiten.
Minister Veldkamp:
Daar kan ik een brief over toezeggen.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Ik sluit de beraadslaging en kom tot afhandeling van het wetsvoorstel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor dat er zo dadelijk aan het einde van de vergadering over het wetsvoorstel wordt gestemd. Ik stel voor om dan ook over de drie ingediende moties te stemmen. Mevrouw Belhirch.
Mevrouw Belhirch i (D66):
Voorzitter. Ik zou graag de stemming over de moties willen uitstellen tot na het reces, omdat ik die graag met mijn fractie wil bespreken.
De voorzitter:
Ik kijk even rond of de Kamer zich kan vinden in het ordevoorstel om de drie moties over drie weken in stemming te brengen. Dat is het geval. Dan is aldus besloten. Dan stemmen wij aanstonds over het wetsvoorstel en over drie weken over de drie ingediende moties.
Dan schors ik nu de vergadering voor hoelang? Tien minuten? Of is er al een stemmingslijst? Dan schors ik de vergadering niet, tenzij een van de leden schorsing wenst om nog even met de fractie te overleggen over of u voor of tegen het wetsvoorstel stemt. Dat is niet het geval.