26.940

Onbehoorlijke praktijkuitoefening advocaat



Dit wetsvoorstel introduceert in de Advocatenwet een aparte procedure op grond waarvan het mogelijk wordt om een advocaat die zijn praktijk niet behoorlijk uitoefent op korte termijn te schorsen of een andere voorziening voor de praktijkuitoefening te treffen.

Hiermee worden zowel de belangen van de cliënten, van de betreffende advocaat als de openbare belangen gediend. Verder wordt op verzoek van de Nederlandse Orde van Advocaten een aantal verduidelijkingen en vereenvoudigingen doorgevoerd.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 8 februari 2001 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 26 maart 2002 als hamerstuk afgedaan.

De wet is opgenomen in Staatsblad 184 van 11 april 2002.

De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 271 van 11 juni 2002.


Kerngegevens

ingediend

2 december 1999

titel

Opneming in de Advocatenwet van enkele bepalingen over het onderzoek naar de toestand van de praktijk van een advocaat en wijziging van een aantal artikelen van deze wet

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip


Documenten